×

Usamos cookies para ayudar a mejorar LingQ. Al visitar este sitio, aceptas nuestras politicas de cookie.


image

Don Quichot van La Mancha, Don Quichot VII - HOE DON QUICHOT MET PAARDENHOEDERS TWIST KRIJGT EN WAT HEM IN

Don Quichot VII - HOE DON QUICHOT MET PAARDENHOEDERS TWIST KRIJGT EN WAT HEM IN

HOOFDSTUK VII.

HOE DON QUICHOT MET PAARDENHOEDERS TWIST KRIJGT EN WAT HEM IN DE HERBERG OVERKOMT.

Op hun verderen weg kwamen Don Quichot en Sancho Panza in een bosch, waarin zij verscheiden uren lang voortreden.

Eindelijk hielden zij stil op eene open plek, die met geurig gras begroeid was. Eene heldere, liefelijk murmelende beek stroomde voorbij en ettelijke boomen gaven verkoelende schaduw, zoodat onze beide helden weldra lust gevoelden eene korte middagrust te houden. Zij stegen van hunne dieren, lieten Rocinante en grauwtje vrij rondloopen en zich op het groene gras vergasten, vlijden zich onder een boom neer, openden hun knapzak en verteerden in vrede en eensgezindheid, wat daar in te vinden was.

Sancho Panza had verzuimd beide dieren de voorpooten te koppelen, daar hij ook niet verwachtte, dat Rocinante uit lust en moedwil de vette weide verlaten zou. Het trof nu echter, dat toevallig eene kudde Galicische paarden door het dal werd gedreven. De hoeders kwamen aan de plaats, waar Don Quichot zich reeds gelegerd had, en daar die plek hun beviel, besloten zij, daar met hunne dieren insgelijks middagrust te houden.

De paarden verstrooiden zich over de weide en het duurde niet lang, of eenige dartele veulens begonnen den ouden Rocinante het leven lastig te maken. De dieren werden wild en gingen hem met hunne tanden en hoeven zoo ongenadig te lijf, dat zij hem al spoedig den gordel losgemaakt en den zadel van den rug gehaald hadden. Op het gerucht, dat dit veroorzaakte, kwamen toen ook de hoeders met hunne knuppels en zweepen toe en ranselden den armen Rocinante zoo erg, dat hij eindelijk neerstortte en onder de hoeven der overige viervoeters den geest scheen te zullen uitblazen.

De ridder en zijn schildknaap ontdekten spoedig, op wat wijze het arme dier mishandeld werd, en schoten hijgend toe. Onder weg zeide Don Quichot tot zijn dienaar:

"Hoor, vriend Sancho: naar ik zie, zijn dat geen ridders en helden, maar ze behooren tot het gemeene volk, en dus kunt gij mij zonder bedenking bijstaan, als ik voor de beschimping, Rocinante hier voor mijne oogen aangedaan, bloedig wraak neem. " "Maar hoe drommel wilt gij hier wraak nemen, gestrenge heer?" vroeg Sancho.

"Zij zijn meer dan twintig sterk, en wij maar met ons tweeën. " "Ik tel voor honderd," antwoordde de ridder en trok meteen zijn zwaard. Met onstuimigheid greep hij de hoeders aan en Sancho Panza, hierdoor krachtig aangemoedigd, volgde wakker zijn voorbeeld.

Den eersten hoeder bracht Don Quichot een houw toe, die door 's mans lederen wambuis ging en hem nog buitendien diep in den schouder drong. Toen de herders zich op die wijze door slechts twee mannen zagen aangetast, werden ook zij verstoord, namen onze beide helden in hun midden, pakten hunne knuppels en lieten eene hagelbui van forsche slagen op hen neervallen. Deze begroeting had ten gevolge, dat Sancho Panza al spoedig luid huilend op zijn dikken buik lag. Terstond daarna volgde ook zijn meester dit voorbeeld, niettegenstaande hij zich met veel kracht en vlugheid een tijdlang manmoedig verweerd had; en het toeval wilde, dat hij midden tusschen de beenen van zijn Rocinante neertuimelde, die daar nog altijd, door de vreeselijke slagen en trappen bedwelmd, als een blok neerlag en geen lid verroerde.

Nadat de hoeders nog een poosje op ridder en knecht losgebeukt hadden, dreven zij met den meest mogelijken spoed hunne paarden te hoop, vervolgden hun weg en lieten de arme afgeroste helden in zeer slechten staat en in nog slechter gemoedsstemming achter. Sancho was de eerste, die weer bijkwam. Hij richtte zich met moeite en onder veel steenen en kreunen overeind, keek naar zijn heer om en zei met matte, klagende stem:

"Och, och, dat hebben wij er nu van, gestrenge heer! " "Wat wilt gij van mij, Sancho?" vroeg Don Quichot op even flauwen en klagenden toon.

"Ach, ach, wat hebben we daar een pak gekregen!" kreunde Sancho Panza. "Ik ben heelemaal tot stokvisch gebeukt. " "Ja, wel een pak!" stemde de ridder toe. "Als ik ongelukkige nu maar den wonderdrank van Fierabras had! Twee druppels daarvan zouden ons gezond maken, onze builen genezen en alle pijn wegnemen. " "Is er dan geen kans, dat gij dien drank krijgt, edele ridder?" vroeg Sancho.

"Jawel," antwoordde Don Quichot; "ik zweer u, bij onze dolende-riddereer, dat ik niet rusten zal, voordat het geluk mij hem in handen speelt. " "Wie was dan die Fierabras, die dien drank heeft uitgevonden? " "Dat was een beroemd toovenaar, zooals in een heerlijken ridderroman beschreven staat," antwoordde Don Quichot. "Wij moeten opbreken en hem opsporen. Zoodra wij hem vinden, zal ik hem door mijne dapperheid dwingen, ons den kostelijken balsem af te staan. " Onderwijl kwamen de beide deerlijk toegetakelde helden overeind en hielpen ook den armen Rocinante weer op de been. Met gekromden rug, want zich recht oprichten kon hij nog niet, tuigde de schildknaap zijn ezel op en drong zijn meester, op diens zadel plaats te nemen, daar het paard in zijn tegenwoordigen toestand onbekwaam was om eenigen last, hoe licht ook, op zijn gewonden rug te torsen. Don Quichot steeg op, Sancho Panza leidde den ezel bij den halster, Rocinante bij den teugel, en de avontuurzoekende helden gingen langzaam op weg. Na korte wandeling kwamen zij aan eene herberg, welke de ridder terstond weer voor een adellijken burcht aanzag, terwijl zijn metgezel strijk en zet volhield, dat het een gewone kroeg was. De strijd duurde voort totdat zij voor de deur kwamen en Sancho de dieren zonder omstandigheden in den stal bracht.

Toen de waard, die dadelijk buiten trad, om zijne gasten te ontvangen, Don Quichot in zoo jammerlijken staat op den ezel meer hangen dan zitten zag, vroeg hij aan Sancho, wat zijn heer toch wel scheelde. Sancho antwoordde, dat de arme man van eene rots was gevallen en zich daarbij de ribben wat had bezeerd. Deze mededeeling wekte het medelijden van den waard en nog meer van zijne vrouw op, die dadelijk met hare dochter aankwam, om den ongelukkige de noodige hulp te verleenen. De ridder werd, daar hij nog niet gaan kon, in huis gedragen, verbonden en toen te bed gebracht.

In de kamer, waar Don Quichot, over zijn geheele lichaam met pleisters beplakt, slapen zoude, was wat meer naar achteren een tweede bed, waarvan een stevige muilezeldrijver bezit had genomen.

Het werd avond en nacht; maar Don Quichot voelde zich zoo ellendig, dat hij onmogelijk slapen kon. Hij kermde en kreunde zoo luid en aanhoudend, dat de muilezeldrijver daar eindelijk door wakker werd en hem met barsche woorden verzocht, zich stil te houden en niet andere menschen in hun slaap te storen. Don Quichot antwoordde alleen met een nieuw dof gekreun, waardoor de ezeldrijver zoo boos werd, dat hij opsprong en den armen lijder zulk een duchtigen vuistslag op zijne dorre kinnebakken gaf, dat het bloed hem terstond uit den mond liep. Hiermede nog niet tevreden, stapte hij op zijn mager lichaam, trappelde daar met de voeten op, en deed hem al de ribben in het lijf kraken. Don Quichots bed, dat buitendien al op zwakke, tuitelige beenen stond, stortte in en dit veroorzaakte zulk een geraas, dat de waard wakker werd en vol schrik kwam toesnellen. Onderwijl kwam ook Sancho Panza, die aan de voeten zijns meesters sliep, op de been, en sloeg, slaapdronken, als dol en bezeten links en rechts. Zijne vuistslagen troffen de meid van het huis, Maritornes geheeten, die insgelijks op het verontrustend rumoer was toegekomen. De meid stelde zich te weer, de waard gebruikte niet minder wakker zijne knuisten, en zoo ontstond een alarm en een spektakel, waarvan men zich onmogelijk een denkbeeld kan maken. De muilezeldrijver, nog altijd op den kermenden ridder omtrappelende, sloeg op Sancho los, Sancho roste de meid, de meid roste hem, de waard roste allen zonder onderscheid, en dat alles gebeurde met zoo blinden ijver en dolle drift, dat geen een er ook maar een oogenblik mee ophield. In de donkerheid vielen allen over elkaar heen en deelden rechts en links zulke zwaarwichtige stompen en slagen uit, dat, waar een vuist trof, zeker ook een blauwe plek te zien was.

Toevallig had voor dien nacht ook een gerechtsdienaar zijn intrek in de herberg genomen en sliep in eene andere kamer. Het vreeselijk gerucht, dat de algemeene kloppartij veroorzaakte, schrikte ook hem uit den slaap wakker; hij sprong met beide voeten uit zijn bed, greep zijn ambtsstaf en eene blikken doos, waarin hij zijne aanstelling als koninklijk ambtenaar bewaarde, kwam in het donker in de kamer en riep met donderende stem: "Vrede in naam van de overheid! Vrede en rust! " De eerste, dien hij met de handen grijpen kon, was Don Quichot, die bewusteloos in zijn neergetrapt bed lag. Hij pakte hem bij den baard, trok hem daarbij en hield niet op te roepen: "Achting en ontzag voor de hooge overheid! " Al spoedig bemerkte hij echter, dat de man, dien hij gepakt had, geen lid verroerde, en geloofde nu, dat die dood en door de anderen in de kamer vermoord was. Nu brulde hij: "De deuren toe! Alle deuren in het huis gesloten! Geen sterveling mag in of uit, want hier is een mensch vermoord. " Deze woorden verwekten een algemeenen schrik en deden het gevecht staken. De waard sloop stilletjes weer de kamer uit, de muilezeldrijver kroop op zijn bed en hield zich slapend, de dienstmeid maakte, dat zij wegkwam, en alleen Don Quichot en Sancho Panza konden geen ander heenkomen zoeken. Onderwijl zocht de gerechtsdienaar al tastend de keuken te vinden en daar licht aan te krijgen.

Terwijl de gerechtsdienaar buiten was, kwam Don Quichot weer tot bewustzijn en riep klagend: "Sancho Panza, slaapt gij? Slaapt gij, Sancho Panza? " "'t Mocht wat, slapen!" bromde de schildknaap. "Ik wou maar, dat ik sliep. Al de duivels uit de hel zijn los en hebben dezen nacht een aanval op mij, armen, ongelukkigen kerel gedaan. " "Neen, gij vergist u, vriend!" antwoordde Don Quichot. "Wij zijn in een betooverd slot; want weet, toen ik op mijn bed lag te kreunen, kwam onvoorziens, zonder dat ik wist waar vandaan, eene hand, die zeker aan den arm van een ontzettenden reus vastzat, en bracht mij een zoo geduchten slag op mijne kinnebakken toe, dat mijn aangezicht terstond één bloed was en ik bijna mijne kennis verloor. Toen stampte en beukte de reus mij met handen en voeten, en ik maak daaruit op, dat hij een allergruwelijkst en meedoogenloos monster en wangedrocht moet wezen. " "Ik heb er nog erger van gelust," zeide Sancho Panza; "mij hebben vier- of vijfhonderd Mooren zoo onbarmhartig onder handen genomen, dat de portie slaag, waarop ons gisteren de paardenhoeders onthaalden, daar als honig en zoete koek bij was. O wee, o wee! Ik ben geen dolend ridder en toch krijg ik van alle ongeluk, dat ons overkomt, altijd dubbel en dwars mijn part. " "Dus hebben ze u ook gemolesteerd, vriend?" vroeg de ridder meelijdig.

"Bont en blauw geslagen hebben ze me!" antwoordde Sancho Panza op grimmigen toon. "Geen lid aan mijn lijf, dat niet zeer doet! " "Wees maar bedaard, vriend!" troostte Don Quichot; "ik zal u den kostelijken balsem van Fierabras bereiden, die in eene minuut tijds alle pijnen en smarten wegneemt. " Hier werd hun gesprek door den gerechtsdienaar afgebroken, die met licht kwam, om den vermeenden doode nader te bezichtigen. Hij trad voor het bed en was zeer verwonderd, toen hij onze helden daar bedaard hoorde praten. Don Quichot lag nog wel altijd op den rug en kon zich van pijn en pleisters niet bewegen; maar toch scheen hij zoo goed bij zijne kennis als de beste. De gerechtsdienaar liet het licht van zijne lamp op hem vallen en vroeg deelnemend: "Nu, hoe gaat het je, goede vriend? " "Ik zou toch wat beleefder spreken," antwoordde Don Quichot op hoogen toon. "Spreekt men dolende ridders met je en jij aan, lompe vlegel? " Toen de ambtenaar zich door iemand van zulk een jammerlijk uitzicht zoo barsch behandeld zag, werd hij driftig, nam de lamp en wierp haar Don Quichot met zooveel geweld naar het hoofd, dat men een harden bons hoorde. Vervolgens liet hem in het donker liggen en ging brommend en pruttelend heen.

"Ei," sprak Sancho Panza, "als dat geen lomperd is, dan laat ik mij hangen. Die gooit iemand met de dingen naar den kop, alsof 't maar een aardigheid was. " "Ja, ja," kreunde Don Quichot, wien zijn hoofd bitter zeer deed; "maar sta op, Sancho, laat u door den burgtvoogd van dit slot wat olie, azijn, zout en rosmarijn geven en breng mij dat alles hier, om er den kostelijken balsem uit te bereiden, die spoedig al onze pijnen verzachten zal. " Sancho stond op, niettegenstaande al zijne ledematen geradbraakt schenen, hinkte al tastend naar de kamer van den waard, en ontmoette onder weg den gerechtsdienaar, die voor de deur stond te luisteren.

"Wie gij ook zijn moogt, waarde heer," zeide hij, "bezorg ons een weinig olie, azijn, zout en rosmarijn, om den besten dolenden ridder, dien de aarde ooit gedragen heeft, van zijn lijden te bevrijden en van den dood te redden. Hij ligt zwaar gekwetst door de hand van een betooverden Moor op zijn bed. " De gerechtsdienaar hield Sancho Panza, nu hij zoo sprak, voor stapelgek. Daar de morgen nu echter reeds begon te lichten, riep hij den herbergier en zeide dien, den knaap het verlangde te geven. De waard deed dat bereidwillig en Sancho bracht alles aan zijn heer, die van pijn lag te krimpen en zijn hoofd met beide handen vasthield. Hij nam de verschillende stoffen, mengde ze duchtig door elkaar en kookte ze toen op een komfoor, dat men hem brengen moest, tot hij dacht, dat alles goed gaar was. Hierop verlangde hij eene flesch; doch toen die in de herberg niet te vinden was, vergenoegde hij zich met eene oude blikken oliekan, goot den drank daarin en zegende hem. Nu draalde hij niet om van de kracht van dit kooksel op zichzelf de proef te nemen, en dronk er wel bijkans de helft van. Nauwelijks had hij het mengelmoes binnen, of hij begon schrikbarend over te geven. De inspanning, de angst en het gruwelijke braken brachten hem geducht aan het zweeten, en hij verzocht, dat men hem goed toedekken en alleen laten mocht. Men voldeed aan zijn verlangen, en Don Quichot viel nu in een zachten slaap, die wel ruim drie uren aanhield. Bij zijn ontwaken voelde hij zich merkbaar verlicht en deden zijne wonden en builen hem bijna geen pijn meer. Hij achtte zichzelf dus weer ten volle hersteld, kwam tot de vaste overtuiging, dat hij werkelijk den wonderbalsem van den toovenaar Fierabras ontdekt had, en leefde in de hoop, dat hij, in 't bezit van dit middel, in 't vervolg alle kampen, tweestrijden en gevechten, hoe gevaarlijk die ook schijnen mochten, geheel onbezorgd te gemoet kon gaan. Zoodra Sancho Panza zijn heer zooveel beter zag, verzocht hij dringend, het overschotje van den drank te mogen opdrinken. De ridder, altijd grootmoedig, stond hem dat toe, en Sancho pakte de blikken kan met beide handen, dronk met volle teugen en liet er geen enkel droppeltje in.

Maar of nu de schildknaap eene minder gevoelige maag had dan zijn meester, of om wat andere reden ook, genoeg, de drank bekwam hem zoo bitter slecht, dat de arme sukkel ieder oogenblik dacht te moeten sterven. In zijne benauwdheid verwenschte hij het venijnig goed en den spitsboef, die hem dat gegeven had, ja, hij betoonde zelfs grooten lust om zijn eigen meester voor zijne welgemeende bedoeling eens danig af te ranselen. Don Quichot zocht hem echter te troosten en tot bedaren te brengen.

"Hoor, Sancho," zeide hij, "ik geloof, dat de schuld alleen daaraan ligt, dat gij nog niet tot ridder zijt geslagen. De drank kan alleen maar een ridder helpen. " "Wat drommel, als gij dat wist, heer, waarom gaaft gij mij dien dan?" schreeuwde Sancho Panza in zijne benauwdheid.

Voordat Don Quichot antwoorden kon, begon het brouwsel te werken en had bij Sancho Panza niet minder hevige braking ten gevolge dan bij zijn meester. Daarbij geraakte hij in het zweet, lag onrustig op zijn leger te woelen en kermde en jammerde op erbarmelijke manier.

Twee uren lang was hij doodziek, toen die aanval voorbij was, voelde hij zich niet zoo wel en krachtig, als zijn heer, maar zoo flauw, slap en ellendig, dat hij zich nauwelijks op de been kon houden.

Don Quichot liet zich aan den toestand van zijn schildknaap slechts weinig gelegen liggen. Hij zelf was nagenoeg weer hersteld, en de balsem vervulde hem met zulk een heldenmoed, dat hij vuriger dan ooit naar nieuwe avonturen haakte. Hij ging in den stal, zadelde en tuigde met eigen handen Rocinante, maakte ook het grauwtje tot de reis gereed en trad toen weer in huis, om zijn schildknaap bij het aankleeden te helpen. Met veel moeite en getob kreeg hij hem wakker en hielp hem op de beenen. Toen dit beredderd was, pakte hij uit den eersten den besten hoek een staak op, om tot lans te dienen, klom te paard en riep met luider stemme den herbergier, om afscheid van hem te nemen.

"Heer slotvoogd," sprak hij, "gij hebt mij vele en belangrijke diensten bewezen en mij daardoor tot dank verplicht. Indien ooit iemand, hij zij ridder of knecht, u onrecht wil aandoen, roep mij dan en ik wil u wreken. Zoo echter een of ander overmoedige u reeds schade of schande heeft aangedaan, noem mij zijn naam en zijne misdaad, en bij mijne riddereer zij 't gezworen, dat ik niet rusten zal alvorens ik u volkomen voldoening heb verschaft. " "Mijn beste heer ridder," antwoordde de waard doodbedaard, "uwe gestrengheid behoeft de moeite niet te nemen, zich voor mij met wraakneming te belasten; waar dat noodig is, weet ik mijzelf wel recht te verschaffen. Wel echter moet gij zoo goed zijn uw gelag te betalen voor nachtlogies en voêr voor uwe dieren, en 't is daarom, dat ik u met alle beleefdheid verzoek." "Wat!" schreeuwde Don Quichot, "'t was dus een ellendige herberg, waarin ik overnacht heb? " "Eene herberg, ja," antwoordde de waard; "doch niet eene ellendige, maar eene zeer voorname. " "Welnu, dan moet ik bekennen, dat ik in eene groote dwaling verkeerd heb," antwoordde Don Quichot. "Voor 't overige zult gij maar best doen, niet op betaling van het gelag te rekenen; want nog nooit heb ik gehoord of in de boeken gelezen, dat een dolend ridder ooit in eenige herberg ook maar een penning betaald heeft. " "Dat gaat mij niets aan!" riep de waard driftig. "Betaal uwe schuld en leuter me niet met die malle ridderschap om de ooren, of 'k zal weten, wat me te doen staat, zotte kerel! " "O gij domme, ellendige schoelje en schobbejak!" schreeuwde Don Quichot; "gij gemeenste van alle herbergiers, verstout je niet, je onbeschaamde kaken weer open te doen, en maak plaats, als ik je niet onder de hoeven van mijn strijdhengst tot gruizelmenten zal trappen. " En met deze woorden velde de ridder zijne lans, gaf Rocinante de sporen en holde voort, zonder dat iemand hem dorst tegenhouden. Reeds was hij buiten het gezicht en had nog niet eens omgekeken, om zich te overtuigen, dat zijn trouwe schildknaap hem gevolgd was.

De op die manier gefopte waard kwam nu als een brullende beer op Sancho Panza aanschieten en verlangde, dat die hem instaan zou voor de kosten der vertering; doch Sancho van zijn kant antwoordde heel bedaard, dat, als zijn meester niet afdokken wou, hij voor zijn part daar nog veel minder lust toe voelde. Hij was de schildknaap en wapendrager eens dolenden ridders en moest in alle dingen het doorluchtig voorbeeld van zijn heer en toonbeeld volgen.

De waard liet zich nochtans met deze verklaring volstrekt niet paaien; hij werd boos, begon op zijn poot te spelen en dreigde Sancho, dat hij zich alsdan zou laten betalen op eene manier, die dezen zeker bijster weinig bevallen zou. Sancho evenwel hield voet bij stuk en verklaarde, dat hij zelfs niet het tiende part van de helft van een kwartpenning betalen zou.

Nu wou echter het ongeluk, dat juist dien morgen vier lakenscheerders uit Segovia en vier wevers uit Sevilla in de herberg een uurtje waren komen pleisteren. 't Waren vroolijke, jolige, lustige lui, die dus veel van eene grap hielden en dan nu ook terstond op Sancho Panza aanvielen en hem onder groot gejuich van zijn ezel trokken. Een hunner liep in huis, om daar een beddelaken te halen. De overigen pakten den armen schildknaap, legden hem op het beddelaken en begonnen hem in de hoogte te gooien, zooals een oud wijf doet, als ze een pannekoek in de pan 't onderst boven wipt. Hoe harder de sukkel schreeuwde, des te hooger vloog hij in de lucht op en des te grooter was de pret. De arme Sancho meende stellig en vast, dat hij onder een troep booze duivels was vervallen, die hem tot kaatsbal gebruikten.

Intusschen was Don Quichot nog niet zoo ver, dat het brullen van zijn geplaagden knecht niet zijn oor kon bereiken. Hij hield dus stil, luisterde scherp toe en geloofde reeds, dat een nieuw avontuur in aantocht was, totdat hij zich eindelijk overtuigde, dat het de huilende stem van zijn schildknaap was, die hij hoorde. Terstond wierp hij zijn paard om, keerde in strompelenden draf naar de herberg terug en reed, daar hij de hofpoort gesloten vond, rondom het huis, om ergens een ingang te vinden. Daarbij bemerkte hij, wat schandelijk spel daar met zijn schildknaap gedreven werd, en dit gezicht bracht hem in de grimmigste woede. Hij zag Sancho Panza in de lucht op- en neervliegen als een bal, dien een knaap opgooit en weer opvangt, en zou zeker om dit zonderlinge schouwspel hebben moeten lachen, indien de gramschap over zulk eene mishandeling van zijn dienaar niet zoo sterk was geweest.

Daar hij echter niettegenstaande al zijn zoeken geen ingang ontdekte, beproefde hij, van zijn paard op den rand van den muur te klimmen. Evenwel was hij nog altijd zoo zwak, dat hij zijne lange beenen nauwelijks bewegen kon, en dus kon hij zijne woede niet anders koelen, dan door een stroom van scheldwoorden en verwenschingen over den herbergier en zijne gasten uit te storten. Dezen lieten daarom echter den armen Sancho niet los, en beantwoordden elk nieuw schimpwoord, dat Don Quichot tegen hen uitbraakte, met schaterend gelach. Eindelijk, toen hunne armen zoo moe en lam waren, dat zij die niet meer opheffen konden, gaven zij de grap op en lieten Sancho Panza vrij. Zij brachten hem bij zijn ezel, hielpen hem daarop, pakten hem in zijn mantel en joegen hem zoo de poort uit. Zeer tevreden, dat hij er met een blauw oog was afgekomen, reed de schildknaap weg en was zelfs vrij wat trotsch, dat hij toch zijn wil doorgezet en den waard geen penning betaald had.

De arme drommel bemerkte later eerst, dat de slimme herbergier zijn knapzak in beslag gehouden en daardoor de kosten van het gelag dubbel en dwars betaald gekregen had.


Don Quichot VII - HOE DON QUICHOT MET PAARDENHOEDERS TWIST KRIJGT EN WAT HEM IN Don Quijote VII - WIE DON QUICHOT MIT PFERDEN GESCHLOSSEN HAT UND WAS IHM IN Don Quixote VII - HOW DON QUICHOT HAS TWISTED WITH HORSEDOMS AND WHAT HIM IN

HOOFDSTUK VII. KAPITEL VII. CHAPTER VII.

HOE DON QUICHOT MET PAARDENHOEDERS TWIST KRIJGT EN WAT HEM IN DE HERBERG OVERKOMT. HOW DON QUICHOT QUARRELS WITH HORSE HERDERS AND WHAT HAPPENS TO HIM AT THE INN.

Op hun verderen weg kwamen Don Quichot en Sancho Panza in een bosch, waarin zij verscheiden uren lang voortreden. On their way, Don Quixote and Sancho Panza came to a forest in which they continued for several hours.

Eindelijk hielden zij stil op eene open plek, die met geurig gras begroeid was. At last they stopped in a clearing covered with fragrant grass. Eene heldere, liefelijk murmelende beek stroomde voorbij en ettelijke boomen gaven verkoelende schaduw, zoodat onze beide helden weldra lust gevoelden eene korte middagrust te houden. A clear, lovely murmuring brook flowed past and several trees provided cool shade, so that both our heroes soon felt the desire for a short afternoon's rest. Zij stegen van hunne dieren, lieten Rocinante en grauwtje vrij rondloopen en zich op het groene gras vergasten, vlijden zich onder een boom neer, openden hun knapzak en verteerden in vrede en eensgezindheid, wat daar in te vinden was. They dismounted from their animals, allowed Rocinante and Gray to roam freely and feast on the green grass, flattened themselves under a tree, opened their knapsack and consumed in peace and unison, what could be found in it.

Sancho Panza had verzuimd beide dieren de voorpooten te koppelen, daar hij ook niet verwachtte, dat Rocinante uit lust en moedwil de vette weide verlaten zou. Sancho Panza had neglected to pair both animals' forelegs, as he also did not expect Rocinante to leave the fat pasture out of lust and wantonness. Het trof nu echter, dat toevallig eene kudde Galicische paarden door het dal werd gedreven. It struck now, however, that by chance a herd of Galician horses was driven through the valley. De hoeders kwamen aan de plaats, waar Don Quichot zich reeds gelegerd had, en daar die plek hun beviel, besloten zij, daar met hunne dieren insgelijks middagrust te houden. The keepers arrived at the place where Don Quixote had already encamped, and since they liked the place, they decided to take their animals there for lunch as well.

De paarden verstrooiden zich over de weide en het duurde niet lang, of eenige dartele veulens begonnen den ouden Rocinante het leven lastig te maken. The horses scattered across the pasture and it was not long before a few frisky foals began to make life difficult for old Rocinante. De dieren werden wild en gingen hem met hunne tanden en hoeven zoo ongenadig te lijf, dat zij hem al spoedig den gordel losgemaakt en den zadel van den rug gehaald hadden. The animals went wild and attacked him with their teeth and hooves so mercilessly that they soon untied his belt and took the saddle off his back. Op het gerucht, dat dit veroorzaakte, kwamen toen ook de hoeders met hunne knuppels en zweepen toe en ranselden den armen Rocinante zoo erg, dat hij eindelijk neerstortte en onder de hoeven der overige viervoeters den geest scheen te zullen uitblazen. Then, at the rumor this caused, the keepers also arrived with their clubs and whips and whipped the poor Rocinante so badly that he finally crashed and seemed to blow his spirit under the hooves of the other quadrupeds.

De ridder en zijn schildknaap ontdekten spoedig, op wat wijze het arme dier mishandeld werd, en schoten hijgend toe. The knight and his squire soon discovered, in what manner the poor animal was mistreated, and gasped. Onder weg zeide Don Quichot tot zijn dienaar: On the way, Don Quixote said to his servant:

"Hoor, vriend Sancho: naar ik zie, zijn dat geen ridders en helden, maar ze behooren tot het gemeene volk, en dus kunt gij mij zonder bedenking bijstaan, als ik voor de beschimping, Rocinante hier voor mijne oogen aangedaan, bloedig wraak neem. " "Hear, friend Sancho: from what I see, these are not knights and heroes, but they belong to the common people, and so you can stand by me without second thoughts, if I take bloody revenge for the invective, Rocinante here before my eyes. " "Maar hoe drommel wilt gij hier wraak nemen, gestrenge heer?" "But how dost thou seek revenge here, stern lord?" vroeg Sancho. Sancho asked.

"Zij zijn meer dan twintig sterk, en wij maar met ons tweeën. " "They are more than twenty strong, and there are only two of us. " "Ik tel voor honderd," antwoordde de ridder en trok meteen zijn zwaard. "I count to a hundred," the knight replied and immediately drew his sword. Met onstuimigheid greep hij de hoeders aan en Sancho Panza, hierdoor krachtig aangemoedigd, volgde wakker zijn voorbeeld. With impetuosity, he seized the guardians, and Sancho Panza, powerfully encouraged by this, awake followed his example.

Den eersten hoeder bracht Don Quichot een houw toe, die door 's mans lederen wambuis ging en hem nog buitendien diep in den schouder drong. The first guardian delivered a blow to Don Quixote, which went through the man's leather doublet and penetrated his shoulder. Toen de herders zich op die wijze door slechts twee mannen zagen aangetast, werden ook zij verstoord, namen onze beide helden in hun midden, pakten hunne knuppels en lieten eene hagelbui van forsche slagen op hen neervallen. When the shepherds saw themselves thus afflicted by only two men, they too were disturbed, took both our heroes into their midst, took their clubs and let a hailstorm of sharp blows fall upon them. Deze begroeting had ten gevolge, dat Sancho Panza al spoedig luid huilend op zijn dikken buik lag. This greeting resulted in Sancho Panza soon lying on his fat belly crying loudly. Terstond daarna volgde ook zijn meester dit voorbeeld, niettegenstaande hij zich met veel kracht en vlugheid een tijdlang manmoedig verweerd had; en het toeval wilde, dat hij midden tusschen de beenen van zijn Rocinante neertuimelde, die daar nog altijd, door de vreeselijke slagen en trappen bedwelmd, als een blok neerlag en geen lid verroerde. Immediately afterwards his master also followed suit, although he had manfully defended himself with great strength and swiftness for some time; and it so happened that he tumbled down right between the legs of his Rocinante, who was still there, stunned by the terrifying blows and kicks, lying down like a block and not moving a limb.

Nadat de hoeders nog een poosje op ridder en knecht losgebeukt hadden, dreven zij met den meest mogelijken spoed hunne paarden te hoop, vervolgden hun weg en lieten de arme afgeroste helden in zeer slechten staat en in nog slechter gemoedsstemming achter. After the guards had pounded on the knight and servant for a while longer, they hurriedly mounted their horses, continued on their way and left the poor cast-off heroes in a very bad state of mind. Sancho was de eerste, die weer bijkwam. Sancho was the first, who recovered. Hij richtte zich met moeite en onder veel steenen en kreunen overeind, keek naar zijn heer om en zei met matte, klagende stem: He straightened himself up with difficulty and under much stonewalling and groaning, turned to his lord and said in a dull, plaintive voice:

"Och, och, dat hebben wij er nu van, gestrenge heer! " "Och, och, that's what we got from it now, stern lord! " "Wat wilt gij van mij, Sancho?" "What wilt thou want of me, Sancho?" vroeg Don Quichot op even flauwen en klagenden toon. Don Quixote asked in an equally faint and plaintive tone.

"Ach, ach, wat hebben we daar een pak gekregen!" "Ah, ah, what a suit we got there!" kreunde Sancho Panza. groaned Sancho Panza. "Ik ben heelemaal tot stokvisch gebeukt. " "I've been wholly caned. " "Ja, wel een pak!" "Yeah, well a suit!" stemde de ridder toe. agreed the knight. "Als ik ongelukkige nu maar den wonderdrank van Fierabras had! "If only I unfortunate now had the miracle potion of Fierabras! Twee druppels daarvan zouden ons gezond maken, onze builen genezen en alle pijn wegnemen. " Two drops of it would make us healthy, cure our bumps and take away all pain. " "Is er dan geen kans, dat gij dien drank krijgt, edele ridder?" "Is there no chance, then, of thou getting that drink, noble knight?" vroeg Sancho. Sancho asked.

"Jawel," antwoordde Don Quichot; "ik zweer u, bij onze dolende-riddereer, dat ik niet rusten zal, voordat het geluk mij hem in handen speelt. " "Yes," replied Don Quixote; "I swear to you, by our wandering knight, that I will not rest until fortune plays into my hands. " "Wie was dan die Fierabras, die dien drank heeft uitgevonden? " "Then who was this Fierabras who invented that drink? " "Dat was een beroemd toovenaar, zooals in een heerlijken ridderroman beschreven staat," antwoordde Don Quichot. "That was a famous magician, as described in a glorious knight's novel," Don Quixote replied. "Wij moeten opbreken en hem opsporen. "We need to break up and track him down. Zoodra wij hem vinden, zal ik hem door mijne dapperheid dwingen, ons den kostelijken balsem af te staan. " As soon as we find him, I will force him by my bravery to give us the precious balm. " Onderwijl kwamen de beide deerlijk toegetakelde helden overeind en hielpen ook den armen Rocinante weer op de been. Meanwhile, both the dejected heroes got up and also helped the poor Rocinante back to his feet. Met gekromden rug, want zich recht oprichten kon hij nog niet, tuigde de schildknaap zijn ezel op en drong zijn meester, op diens zadel plaats te nemen, daar het paard in zijn tegenwoordigen toestand onbekwaam was om eenigen last, hoe licht ook, op zijn gewonden rug te torsen. With his back bent, because he could not yet straighten up, the squire mounted his donkey and urged his master to sit on its saddle, as the horse in its present condition was unable to bear any load, however lightly, on its wounded back. Don Quichot steeg op, Sancho Panza leidde den ezel bij den halster, Rocinante bij den teugel, en de avontuurzoekende helden gingen langzaam op weg. Don Quixote took off, Sancho Panza led the donkey by the halter, Rocinante by the rein, and the adventure-seeking heroes set off slowly. Na korte wandeling kwamen zij aan eene herberg, welke de ridder terstond weer voor een adellijken burcht aanzag, terwijl zijn metgezel strijk en zet volhield, dat het een gewone kroeg was. After a short walk they arrived at an inn, which the knight immediately mistook for a noble fortress, while his companion insisted it was an ordinary tavern. De strijd duurde voort totdat zij voor de deur kwamen en Sancho de dieren zonder omstandigheden in den stal bracht. The fight continued until they arrived at the door and Sancho brought the animals into the stable without conditions.

Toen de waard, die dadelijk buiten trad, om zijne gasten te ontvangen, Don Quichot in zoo jammerlijken staat op den ezel meer hangen dan zitten zag, vroeg hij aan Sancho, wat zijn heer toch wel scheelde. When the innkeeper, who immediately stepped outside to receive his guests, saw Don Quixote hanging rather than sitting on the donkey in such a pitiful state, he asked Sancho what was the matter with his gentleman. Sancho antwoordde, dat de arme man van eene rots was gevallen en zich daarbij de ribben wat had bezeerd. Sancho replied, saying that the poor man had fallen off a cliff and hurt his ribs a little. Deze mededeeling wekte het medelijden van den waard en nog meer van zijne vrouw op, die dadelijk met hare dochter aankwam, om den ongelukkige de noodige hulp te verleenen. This announcement aroused the pity of the innkeeper and even more so of his wife, who immediately arrived with her daughter to give the unfortunate one the necessary help. De ridder werd, daar hij nog niet gaan kon, in huis gedragen, verbonden en toen te bed gebracht. The knight, since he could not go yet, was carried into the house, bandaged and then put to bed.

In de kamer, waar Don Quichot, over zijn geheele lichaam met pleisters beplakt, slapen zoude, was wat meer naar achteren een tweede bed, waarvan een stevige muilezeldrijver bezit had genomen. In the room, where Don Quixote, plastered all over his body, was to sleep, a little further back was a second bed, of which a sturdy mule driver had taken possession.

Het werd avond en nacht; maar Don Quichot voelde zich zoo ellendig, dat hij onmogelijk slapen kon. It became evening and night; but Don Quixote felt so miserable that it was impossible for him to sleep. Hij kermde en kreunde zoo luid en aanhoudend, dat de muilezeldrijver daar eindelijk door wakker werd en hem met barsche woorden verzocht, zich stil te houden en niet andere menschen in hun slaap te storen. He moaned and groaned so loudly and persistently, that the mule driver was finally awakened by it and with harsh words requested him to keep quiet and not disturb other people in their sleep. Don Quichot antwoordde alleen met een nieuw dof gekreun, waardoor de ezeldrijver zoo boos werd, dat hij opsprong en den armen lijder zulk een duchtigen vuistslag op zijne dorre kinnebakken gaf, dat het bloed hem terstond uit den mond liep. Don Quixote only answered with another dull moan, which angered the donkey driver so much that he jumped up and gave the poor sufferer such a fierce punch on his arid chin troughs that the blood immediately ran from his mouth. Hiermede nog niet tevreden, stapte hij op zijn mager lichaam, trappelde daar met de voeten op, en deed hem al de ribben in het lijf kraken. Not yet satisfied with this, he stepped on his lean body, trampled on it with his feet, and made him crack all the ribs in the body. Don Quichots bed, dat buitendien al op zwakke, tuitelige beenen stond, stortte in en dit veroorzaakte zulk een geraas, dat de waard wakker werd en vol schrik kwam toesnellen. Don Quixote's bed, which was already standing on weak, spindly legs, collapsed, causing such a clamor that the innkeeper awoke and came running in terror. Onderwijl kwam ook Sancho Panza, die aan de voeten zijns meesters sliep, op de been, en sloeg, slaapdronken, als dol en bezeten links en rechts. Meanwhile, Sancho Panza, who slept at the feet of his masters, also got to his feet, and, sleep-deprived, struck like mad and possessed left and right. Zijne vuistslagen troffen de meid van het huis, Maritornes geheeten, die insgelijks op het verontrustend rumoer was toegekomen. His fists struck the maid of the house, named Maritornes, who had also arrived at the disturbing noise. De meid stelde zich te weer, de waard gebruikte niet minder wakker zijne knuisten, en zoo ontstond een alarm en een spektakel, waarvan men zich onmogelijk een denkbeeld kan maken. The maid resisted, the innkeeper no less awake used his fists, and thus an alarm and a spectacle arose, of which it is impossible to imagine. De muilezeldrijver, nog altijd op den kermenden ridder omtrappelende, sloeg op Sancho los, Sancho roste de meid, de meid roste hem, de waard roste allen zonder onderscheid, en dat alles gebeurde met zoo blinden ijver en dolle drift, dat geen een er ook maar een oogenblik mee ophield. The mule driver, still pouncing on the groaning knight, lashed out at Sancho, Sancho roasted the maid, the maid roasted him, the innkeeper roasted all indiscriminately, and all this was done with such blind zeal and madness that no one stopped for an instant. In de donkerheid vielen allen over elkaar heen en deelden rechts en links zulke zwaarwichtige stompen en slagen uit, dat, waar een vuist trof, zeker ook een blauwe plek te zien was. In the darkness, all fell over each other and dealt such heavy-handed punches and blows right and left that, where a fist struck, a bruise was sure to be seen as well.

Toevallig had voor dien nacht ook een gerechtsdienaar zijn intrek in de herberg genomen en sliep in eene andere kamer. Coincidentally, for that night, a court official had also taken up residence at the inn and slept in another room. Het vreeselijk gerucht, dat de algemeene kloppartij veroorzaakte, schrikte ook hem uit den slaap wakker; hij sprong met beide voeten uit zijn bed, greep zijn ambtsstaf en eene blikken doos, waarin hij zijne aanstelling als koninklijk ambtenaar bewaarde, kwam in het donker in de kamer en riep met donderende stem: "Vrede in naam van de overheid! The fearful rumor, which caused the general throbbing, startled him too from sleep; he jumped out of his bed with both feet, grabbed his office staff and a tin box, in which he kept his appointment as a royal official, came into the room in the dark and shouted in a thunderous voice, "Peace in the name of government! Vrede en rust! " Peace and rest! " De eerste, dien hij met de handen grijpen kon, was Don Quichot, die bewusteloos in zijn neergetrapt bed lag. The first, whom he could grab with his hands, was Don Quixote, who lay unconscious in his lowered bed. Hij pakte hem bij den baard, trok hem daarbij en hield niet op te roepen: "Achting en ontzag voor de hooge overheid! " He grabbed him by the beard, pulled him with it and did not stop shouting, "Esteem and awe of the high government! " Al spoedig bemerkte hij echter, dat de man, dien hij gepakt had, geen lid verroerde, en geloofde nu, dat die dood en door de anderen in de kamer vermoord was. Soon, however, he noticed that the man he had caught did not move a limb, and now believed he was dead and murdered by the others in the room. Nu brulde hij: "De deuren toe! Now he roared, "The doors! Alle deuren in het huis gesloten! All doors in the house closed! Geen sterveling mag in of uit, want hier is een mensch vermoord. " No mortal shall enter or leave, for here is a manch murdered. " Deze woorden verwekten een algemeenen schrik en deden het gevecht staken. These words created a general terror and caused the fight to cease. De waard sloop stilletjes weer de kamer uit, de muilezeldrijver kroop op zijn bed en hield zich slapend, de dienstmeid maakte, dat zij wegkwam, en alleen Don Quichot en Sancho Panza konden geen ander heenkomen zoeken. The innkeeper quietly crept out of the room again, the mule driver crawled on his bed and kept himself asleep, the maid made her way, and only Don Quixote and Sancho Panza could not find another refuge. Onderwijl zocht de gerechtsdienaar al tastend de keuken te vinden en daar licht aan te krijgen. Meanwhile, the court clerk groped to find the kitchen and get light on there.

Terwijl de gerechtsdienaar buiten was, kwam Don Quichot weer tot bewustzijn en riep klagend: "Sancho Panza, slaapt gij? While the court official was outside, Don Quixote regained consciousness and cried plaintively, "Sancho Panza, art thou asleep? Slaapt gij, Sancho Panza? " Do ye sleep, Sancho Panza?" "'t Mocht wat, slapen!" "'Tught what, sleep!" bromde de schildknaap. hummed the squire. "Ik wou maar, dat ik sliep. "I only wish I was asleep. Al de duivels uit de hel zijn los en hebben dezen nacht een aanval op mij, armen, ongelukkigen kerel gedaan. " All the devils from hell are loose and have attacked me this night, poor, unfortunate fellow. " "Neen, gij vergist u, vriend!" "Nay, thou art mistaken, friend!" antwoordde Don Quichot. replied Don Quixote. "Wij zijn in een betooverd slot; want weet, toen ik op mijn bed lag te kreunen, kwam onvoorziens, zonder dat ik wist waar vandaan, eene hand, die zeker aan den arm van een ontzettenden reus vastzat, en bracht mij een zoo geduchten slag op mijne kinnebakken toe, dat mijn aangezicht terstond één bloed was en ik bijna mijne kennis verloor. "We are in an enchanted castle; for know, as I lay groaning on my bed, unforeseenly, without knowing from where, came a hand, which was certainly attached to the arm of a dire giant, and dealt me such a tremendous blow on my chin bowls, that my face was at once one blood and I almost lost my knowledge. Toen stampte en beukte de reus mij met handen en voeten, en ik maak daaruit op, dat hij een allergruwelijkst en meedoogenloos monster en wangedrocht moet wezen. " Then the giant stomped and pounded me with his hands and feet, and I infer from this that he must be an utterly cruel and ruthless monster and monstrosity. " "Ik heb er nog erger van gelust," zeide Sancho Panza; "mij hebben vier- of vijfhonderd Mooren zoo onbarmhartig onder handen genomen, dat de portie slaag, waarop ons gisteren de paardenhoeders onthaalden, daar als honig en zoete koek bij was. "I have tasted worse of it," said Sancho Panza; "four or five hundred Moors have dealt with me so unmercifully, that the portion of beating, to which the horse herders welcomed us yesterday, was like honey and sweet cake with it. O wee, o wee! Oh woe, oh woe! Ik ben geen dolend ridder en toch krijg ik van alle ongeluk, dat ons overkomt, altijd dubbel en dwars mijn part. " I am not an errant knight, and yet from all misfortune, which befalls us, I always get double my share. " "Dus hebben ze u ook gemolesteerd, vriend?" "So did they molest you too, friend?" vroeg de ridder meelijdig. asked the knight meekly.

"Bont en blauw geslagen hebben ze me!" "Beat me black and blue!" antwoordde Sancho Panza op grimmigen toon. replied Sancho Panza in a grim tone. "Geen lid aan mijn lijf, dat niet zeer doet! " "Not a member on my body that doesn't hurt! " "Wees maar bedaard, vriend!" "Just be calm, friend!" troostte Don Quichot; "ik zal u den kostelijken balsem van Fierabras bereiden, die in eene minuut tijds alle pijnen en smarten wegneemt. " comforted Don Quixote; "I will prepare you the precious balm of Fierabras, which in a minute takes away all pains and sorrows. " Hier werd hun gesprek door den gerechtsdienaar afgebroken, die met licht kwam, om den vermeenden doode nader te bezichtigen. Here their conversation was broken off by the court official, who came with light, to take a closer look at the cremated dead man. Hij trad voor het bed en was zeer verwonderd, toen hij onze helden daar bedaard hoorde praten. He stepped in front of the bed and was very surprised to hear our heroes there talking calmly. Don Quichot lag nog wel altijd op den rug en kon zich van pijn en pleisters niet bewegen; maar toch scheen hij zoo goed bij zijne kennis als de beste. Although Don Quixote was still lying on his back and could not move from pain and bandages; yet he seemed as good with his knowledge as the best. De gerechtsdienaar liet het licht van zijne lamp op hem vallen en vroeg deelnemend: "Nu, hoe gaat het je, goede vriend? " The court official dropped the light of his lamp on him and asked participantly, "Now, how are you, good friend? " "Ik zou toch wat beleefder spreken," antwoordde Don Quichot op hoogen toon. "I would speak more politely anyway," Don Quixote replied in a haughty tone. "Spreekt men dolende ridders met je en jij aan, lompe vlegel? " "Does one address errant knights with you and you, boorish flail? " Toen de ambtenaar zich door iemand van zulk een jammerlijk uitzicht zoo barsch behandeld zag, werd hij driftig, nam de lamp en wierp haar Don Quichot met zooveel geweld naar het hoofd, dat men een harden bons hoorde. When the official saw himself treated so barbarously by someone of such pitiful appearance, he became enraged, took the lamp and threw her Don Quixote at the head with such violence that a harsh thump was heard. Vervolgens liet hem in het donker liggen en ging brommend en pruttelend heen. Then left him in the dark and went humming and simmering. Luego lo dejó en la oscuridad y se fue refunfuñando y hirviendo a fuego lento.

"Ei," sprak Sancho Panza, "als dat geen lomperd is, dan laat ik mij hangen. "Egg," Sancho Panza spoke up, "if that's not a boor, I'll be left hanging. Die gooit iemand met de dingen naar den kop, alsof 't maar een aardigheid was. " Who throws things at someone's head as if it was just a nice thing. " "Ja, ja," kreunde Don Quichot, wien zijn hoofd bitter zeer deed; "maar sta op, Sancho, laat u door den burgtvoogd van dit slot wat olie, azijn, zout en rosmarijn geven en breng mij dat alles hier, om er den kostelijken balsem uit te bereiden, die spoedig al onze pijnen verzachten zal. " "Yes, yes," groaned Don Quixote, whose head hurt bitterly; "but get up, Sancho, have the governor of this castle give you some oil, vinegar, salt and rosemary, and bring all that to me here, to prepare from it the precious balm, which will soon ease all our pains. " Sancho stond op, niettegenstaande al zijne ledematen geradbraakt schenen, hinkte al tastend naar de kamer van den waard, en ontmoette onder weg den gerechtsdienaar, die voor de deur stond te luisteren. Sancho got up, although all his limbs seemed ragged, limped groping toward the innkeeper's room, and on the way met the court official, who was listening at the door.

"Wie gij ook zijn moogt, waarde heer," zeide hij, "bezorg ons een weinig olie, azijn, zout en rosmarijn, om den besten dolenden ridder, dien de aarde ooit gedragen heeft, van zijn lijden te bevrijden en van den dood te redden. "Whoever you may be, dear sir," he said, "provide us with a little oil, vinegar, salt and rosemary, to relieve the best wandering knight the earth has ever borne from his suffering and save him from death. Hij ligt zwaar gekwetst door de hand van een betooverden Moor op zijn bed. " He lies heavily hurt by the hand of a bewitched Moor on his bed. " De gerechtsdienaar hield Sancho Panza, nu hij zoo sprak, voor stapelgek. The court clerk, now that he spoke like this, mistook Sancho Panza for bunk. Daar de morgen nu echter reeds begon te lichten, riep hij den herbergier en zeide dien, den knaap het verlangde te geven. However, as the morning was already beginning to rise, he called the innkeeper and told him to give the boy what he wanted. De waard deed dat bereidwillig en Sancho bracht alles aan zijn heer, die van pijn lag te krimpen en zijn hoofd met beide handen vasthield. The innkeeper did so willingly, and Sancho brought everything to his lord, who lay shrinking in pain and held his head with both hands. Hij nam de verschillende stoffen, mengde ze duchtig door elkaar en kookte ze toen op een komfoor, dat men hem brengen moest, tot hij dacht, dat alles goed gaar was. He took the various substances, mixed them together vigorously and then cooked them on a stove, which was to be brought to him, until he thought everything was well cooked. Hierop verlangde hij eene flesch; doch toen die in de herberg niet te vinden was, vergenoegde hij zich met eene oude blikken oliekan, goot den drank daarin en zegende hem. At this he desired a flask; but when it could not be found at the inn, he contented himself with an old tin oil can, poured the drink into it and blessed it. Nu draalde hij niet om van de kracht van dit kooksel op zichzelf de proef te nemen, en dronk er wel bijkans de helft van. Now he did not tarry to sample the power of this boil on himself, and did drink nearly half of it. Nauwelijks had hij het mengelmoes binnen, of hij begon schrikbarend over te geven. Hardly had he ingested the mixture, or he began to vomit alarmingly. De inspanning, de angst en het gruwelijke braken brachten hem geducht aan het zweeten, en hij verzocht, dat men hem goed toedekken en alleen laten mocht. The exertion, fear and horrible vomiting made him sweat formidably, and he requested that he be well covered and left alone. Men voldeed aan zijn verlangen, en Don Quichot viel nu in een zachten slaap, die wel ruim drie uren aanhield. One complied with his desire, and Don Quixote now fell into a gentle sleep, which lasted as long as three hours. Bij zijn ontwaken voelde hij zich merkbaar verlicht en deden zijne wonden en builen hem bijna geen pijn meer. Upon awakening, he felt noticeably relieved, and his wounds and bumps almost stopped hurting him. Hij achtte zichzelf dus weer ten volle hersteld, kwam tot de vaste overtuiging, dat hij werkelijk den wonderbalsem van den toovenaar Fierabras ontdekt had, en leefde in de hoop, dat hij, in 't bezit van dit middel, in 't vervolg alle kampen, tweestrijden en gevechten, hoe gevaarlijk die ook schijnen mochten, geheel onbezorgd te gemoet kon gaan. He thus considered himself fully recovered, came to the firm conviction that he had really discovered the miracle balm of the magician Fierabras, and lived in the hope that, in possession of this remedy, he could henceforth enter all camps, duels and battles, however dangerous they might seem, completely unconcerned. Zoodra Sancho Panza zijn heer zooveel beter zag, verzocht hij dringend, het overschotje van den drank te mogen opdrinken. As soon as Sancho Panza saw his lord so much better, he urgently requested to be allowed to drink the remainder of the drink. De ridder, altijd grootmoedig, stond hem dat toe, en Sancho pakte de blikken kan met beide handen, dronk met volle teugen en liet er geen enkel droppeltje in. The knight, always magnanimous, allowed him to do so, and Sancho grabbed the tin jug with both hands, drank to the fullest and left not a single drop in it.

Maar of nu de schildknaap eene minder gevoelige maag had dan zijn meester, of om wat andere reden ook, genoeg, de drank bekwam hem zoo bitter slecht, dat de arme sukkel ieder oogenblik dacht te moeten sterven. But whether the squire had a less sensitive stomach than his master, or for some other reason, enough, the drink got to him so bitterly bad, that the poor sap thought he must die at any moment. In zijne benauwdheid verwenschte hij het venijnig goed en den spitsboef, die hem dat gegeven had, ja, hij betoonde zelfs grooten lust om zijn eigen meester voor zijne welgemeende bedoeling eens danig af te ranselen. In his distress he cursed the vicious good and the rascal who had given it to him, yes, he even showed great desire to beat up his own master for his good intentions. Don Quichot zocht hem echter te troosten en tot bedaren te brengen. Don Quixote, however, sought to comfort and pacify him.

"Hoor, Sancho," zeide hij, "ik geloof, dat de schuld alleen daaraan ligt, dat gij nog niet tot ridder zijt geslagen. "Hear, Sancho," he said, "I believe the fault lies only in that thou hast not yet been knighted. De drank kan alleen maar een ridder helpen. " Liquor can only help a knight. " "Wat drommel, als gij dat wist, heer, waarom gaaft gij mij dien dan?" "What drommel, if thou knewst that, sir, why givest me that?" schreeuwde Sancho Panza in zijne benauwdheid. shouted Sancho Panza in his distress.

Voordat Don Quichot antwoorden kon, begon het brouwsel te werken en had bij Sancho Panza niet minder hevige braking ten gevolge dan bij zijn meester. Before Don Quixote could answer, the brew began to take effect, and resulted in no less violent braking in Sancho Panza than in his master. Daarbij geraakte hij in het zweet, lag onrustig op zijn leger te woelen en kermde en jammerde op erbarmelijke manier. In the process he became sweaty, lay agitated on his army, and groaned and moaned pitifully.

Twee uren lang was hij doodziek, toen die aanval voorbij was, voelde hij zich niet zoo wel en krachtig, als zijn heer, maar zoo flauw, slap en ellendig, dat hij zich nauwelijks op de been kon houden. For two hours he was deathly ill; when that attack was over, he did not feel as well and vigorous, as his lordship, but so faint, weak and miserable, that he could scarcely keep himself going.

Don Quichot liet zich aan den toestand van zijn schildknaap slechts weinig gelegen liggen. Don Quixote showed little concern for his squire's condition. Hij zelf was nagenoeg weer hersteld, en de balsem vervulde hem met zulk een heldenmoed, dat hij vuriger dan ooit naar nieuwe avonturen haakte. He himself had almost recovered, and the balm filled him with such heroism that he hungered more ardently than ever for new adventures. Hij ging in den stal, zadelde en tuigde met eigen handen Rocinante, maakte ook het grauwtje tot de reis gereed en trad toen weer in huis, om zijn schildknaap bij het aankleeden te helpen. He went into the stable, saddled and harnessed Rocinante with his own hands, also prepared the little grey for the journey and then entered the house again to help his squire dress. Met veel moeite en getob kreeg hij hem wakker en hielp hem op de beenen. With much effort and groping, he got him awake and helped him to his feet. Toen dit beredderd was, pakte hij uit den eersten den besten hoek een staak op, om tot lans te dienen, klom te paard en riep met luider stemme den herbergier, om afscheid van hem te nemen. When this was done, he picked up a stake from the first corner to serve as a lance, climbed on his horse and called out to the innkeeper to say goodbye.

"Heer slotvoogd," sprak hij, "gij hebt mij vele en belangrijke diensten bewezen en mij daardoor tot dank verplicht. "Lord lock guardian," he spoke, "thou hast rendered me many and important services and thereby committed me to thanks. Indien ooit iemand, hij zij ridder of knecht, u onrecht wil aandoen, roep mij dan en ik wil u wreken. If ever anyone, be he knight or servant, wishes to wrong you, call me and I will avenge you. Zoo echter een of ander overmoedige u reeds schade of schande heeft aangedaan, noem mij zijn naam en zijne misdaad, en bij mijne riddereer zij 't gezworen, dat ik niet rusten zal alvorens ik u volkomen voldoening heb verschaft. " If, however, some overconfident has already done you harm or disgrace, call me his name and his crime, and by my knighthood be it sworn, that I will not rest until I have fully satisfied you. " "Mijn beste heer ridder," antwoordde de waard doodbedaard, "uwe gestrengheid behoeft de moeite niet te nemen, zich voor mij met wraakneming te belasten; waar dat noodig is, weet ik mijzelf wel recht te verschaffen. "My dear lord knight," replied the innkeeper dead calmly, "your sternness need not trouble itself with vengeance for me; where it is necessary, I know how to get myself justice. Wel echter moet gij zoo goed zijn uw gelag te betalen voor nachtlogies en voêr voor uwe dieren, en 't is daarom, dat ik u met alle beleefdheid verzoek." However, you should be so good as to pay your ransom for night lodging and fodder for your animals, and 'tis for this reason, that I ask you with all courtesy." "Wat!" "What!" schreeuwde Don Quichot, "'t was dus een ellendige herberg, waarin ik overnacht heb? " shouted Don Quixote, "'t was a miserable inn, then, in which I spent the night? " "Eene herberg, ja," antwoordde de waard; "doch niet eene ellendige, maar eene zeer voorname. " "An inn, yes," replied the innkeeper; "but not a miserable one, but a very distinguished one. " "Welnu, dan moet ik bekennen, dat ik in eene groote dwaling verkeerd heb," antwoordde Don Quichot. "Well then, I must confess that I have been in a great error," replied Don Quixote. "Voor 't overige zult gij maar best doen, niet op betaling van het gelag te rekenen; want nog nooit heb ik gehoord of in de boeken gelezen, dat een dolend ridder ooit in eenige herberg ook maar een penning betaald heeft. " "For the rest, thou shalt but do well not to count on payment of the money; for never yet have I heard or read in the books, that a wandering knight ever paid even a penny in any inn. " "Dat gaat mij niets aan!" "That's none of my business!" riep de waard driftig. cried the innkeeper drily. "Betaal uwe schuld en leuter me niet met die malle ridderschap om de ooren, of 'k zal weten, wat me te doen staat, zotte kerel! " "Pay your debt and don't poke me around the ears with that silly knighthood, or 'I'll know, what to do, silly fellow! " "O gij domme, ellendige schoelje en schobbejak!" "O thou stupid, miserable schoelje and schobbejak!" schreeuwde Don Quichot; "gij gemeenste van alle herbergiers, verstout je niet, je onbeschaamde kaken weer open te doen, en maak plaats, als ik je niet onder de hoeven van mijn strijdhengst tot gruizelmenten zal trappen. " shouted Don Quixote; "thou meanest of all innkeepers, do not mortify yourself to open your insolent jaws again, and make way, if I shall not kick you to gruelment under the hoofs of my fighting stallion. " En met deze woorden velde de ridder zijne lans, gaf Rocinante de sporen en holde voort, zonder dat iemand hem dorst tegenhouden. And with these words the knight felled his lance, spurred Rocinante and ran on, with no one thirsting to stop him. Reeds was hij buiten het gezicht en had nog niet eens omgekeken, om zich te overtuigen, dat zijn trouwe schildknaap hem gevolgd was. Already he was out of sight and had not even looked back yet, to convince himself that his faithful squire had followed him.

De op die manier gefopte waard kwam nu als een brullende beer op Sancho Panza aanschieten en verlangde, dat die hem instaan zou voor de kosten der vertering; doch Sancho van zijn kant antwoordde heel bedaard, dat, als zijn meester niet afdokken wou, hij voor zijn part daar nog veel minder lust toe voelde. The innkeeper, fooled in this way, came running at Sancho Panza like a roaring bear and demanded that he pay for the cost of the meal; but Sancho, for his part, replied calmly that if his master would not pay, he felt even less inclined to do so. Hij was de schildknaap en wapendrager eens dolenden ridders en moest in alle dingen het doorluchtig voorbeeld van zijn heer en toonbeeld volgen. He was the squire and armor-bearer of a wandering knight and in all things was to follow the august example of his lord and paragon.

De waard liet zich nochtans met deze verklaring volstrekt niet paaien; hij werd boos, begon op zijn poot te spelen en dreigde Sancho, dat hij zich alsdan zou laten betalen op eene manier, die dezen zeker bijster weinig bevallen zou. The innkeeper, however, was not appeased by this statement; he became angry, started playing with his paw and threatened Sancho that he would then be paid in a way that would not please him at all. Sancho evenwel hield voet bij stuk en verklaarde, dat hij zelfs niet het tiende part van de helft van een kwartpenning betalen zou. Sancho, however, stood firm and declared that he would not pay even the tenth part of half of a quarter penny.

Nu wou echter het ongeluk, dat juist dien morgen vier lakenscheerders uit Segovia en vier wevers uit Sevilla in de herberg een uurtje waren komen pleisteren. Now, however, the misfortune was that that very morning four cloth shearers from Segovia and four weavers from Seville had come to the inn for an hour's soiree. 't Waren vroolijke, jolige, lustige lui, die dus veel van eene grap hielden en dan nu ook terstond op Sancho Panza aanvielen en hem onder groot gejuich van zijn ezel trokken. They were merry, jolly, lusty people, who loved a joke and therefore immediately attacked Sancho Panza and pulled him off his donkey to great cheers. Een hunner liep in huis, om daar een beddelaken te halen. One of them walked into the house to get a bed sheet. De overigen pakten den armen schildknaap, legden hem op het beddelaken en begonnen hem in de hoogte te gooien, zooals een oud wijf doet, als ze een pannekoek in de pan 't onderst boven wipt. The others grabbed the poor squire, laid him on the bed sheet and began tossing him up in the air, the way an old woman does when she flips a pancake in the pan "bottom up. Hoe harder de sukkel schreeuwde, des te hooger vloog hij in de lucht op en des te grooter was de pret. The louder the sucker yelled, the higher he flew up in the air and the greater the fun. De arme Sancho meende stellig en vast, dat hij onder een troep booze duivels was vervallen, die hem tot kaatsbal gebruikten. Poor Sancho firmly and firmly believed that he had fallen under a troop of evil devils who were using him as a handball.

Intusschen was Don Quichot nog niet zoo ver, dat het brullen van zijn geplaagden knecht niet zijn oor kon bereiken. Meanwhile, Don Quixote had not yet reached the point where the roar of his tormented servant could not reach his ear. Hij hield dus stil, luisterde scherp toe en geloofde reeds, dat een nieuw avontuur in aantocht was, totdat hij zich eindelijk overtuigde, dat het de huilende stem van zijn schildknaap was, die hij hoorde. So he stopped, listening keenly, already believing that a new adventure was imminent, until he finally convinced himself that it was the crying voice of his squire that he heard. Terstond wierp hij zijn paard om, keerde in strompelenden draf naar de herberg terug en reed, daar hij de hofpoort gesloten vond, rondom het huis, om ergens een ingang te vinden. Immediately he bucked his horse, returned to the inn at a stumbling trot and, finding the court gate closed, rode around the house to find an entrance somewhere. Daarbij bemerkte hij, wat schandelijk spel daar met zijn schildknaap gedreven werd, en dit gezicht bracht hem in de grimmigste woede. At this he noticed what shameful game was being played there with his squire, and this sight brought him into the grimmest rage. Hij zag Sancho Panza in de lucht op- en neervliegen als een bal, dien een knaap opgooit en weer opvangt, en zou zeker om dit zonderlinge schouwspel hebben moeten lachen, indien de gramschap over zulk eene mishandeling van zijn dienaar niet zoo sterk was geweest. He saw Sancho Panza fly up and down in the air like a ball, which a boy throws up and catches again, and would certainly have laughed at this peculiar sight, if the anger at such mistreatment of his servant had not been so strong.

Daar hij echter niettegenstaande al zijn zoeken geen ingang ontdekte, beproefde hij, van zijn paard op den rand van den muur te klimmen. However, since he did not find an entrance despite all his searching, he tried to climb from his horse onto the edge of the wall. Evenwel was hij nog altijd zoo zwak, dat hij zijne lange beenen nauwelijks bewegen kon, en dus kon hij zijne woede niet anders koelen, dan door een stroom van scheldwoorden en verwenschingen over den herbergier en zijne gasten uit te storten. However, he was still so weak that he could hardly move his long legs, and so he could not cool his anger other than by pouring out a torrent of insults and curses on the innkeeper and his guests. Dezen lieten daarom echter den armen Sancho niet los, en beantwoordden elk nieuw schimpwoord, dat Don Quichot tegen hen uitbraakte, met schaterend gelach. These, however, did not let go of poor Sancho, and answered every new taunt Don Quixote spat at them with roaring laughter. Eindelijk, toen hunne armen zoo moe en lam waren, dat zij die niet meer opheffen konden, gaven zij de grap op en lieten Sancho Panza vrij. Finally, when their arms were so tired and lame that they could no longer lift them, they gave up the joke and released Sancho Panza. Zij brachten hem bij zijn ezel, hielpen hem daarop, pakten hem in zijn mantel en joegen hem zoo de poort uit. They brought him to his donkey, helped him on it, caught him in his cloak and thus chased him out of the gate. Zeer tevreden, dat hij er met een blauw oog was afgekomen, reed de schildknaap weg en was zelfs vrij wat trotsch, dat hij toch zijn wil doorgezet en den waard geen penning betaald had. Very satisfied that he had gotten away with a black eye, the squire rode away and was even rather proud that he had persevered and had not paid the innkeeper a penny.

De arme drommel bemerkte later eerst, dat de slimme herbergier zijn knapzak in beslag gehouden en daardoor de kosten van het gelag dubbel en dwars betaald gekregen had. The poor bugger first noticed later, that the clever innkeeper had confiscated his knapsack and thus had been paid double and double the cost of the gelag.