×

We gebruiken cookies om LingQ beter te maken. Als u de website bezoekt, gaat u akkoord met onze cookiebeleid.


image

Kruistocht in Spijkerbroek by Beckman Thea, 4 De koning van Jeruzalem

4 De koning van Jeruzalem

De koning van Jeruzalem deel 1

Traag trok het reusachtige kinderleger langs de oever van de Rijn, over een oude heerweg in de richting van Basel. Leonardo, Mariecke en Dolf bevonden zich in de achterhoede. Hoewel ze zich fit genoeg voelden en best in de voorhoede hadden kunnen meekomen, verdacht Dolf de student ervan dat hij met opzet talmde, om hier en daar uitgeputte en neergezonken kinderen te kunnen oppikken en voor een paar uur een lift op de ezel te kunnen geven. Ze hadden het dier ontlast van de bagage en die op hun eigen ruggen gehesen. Het kwam niet zelden voor dat de trouwe ezel, die niet half zo koppig bleek als Dolf zelf, voortstapte met drie of vier kindertjes op zijn rug. Twee van hen waren echt ziek. Ze zongen niet, weigerden te eten van het brood dat Dolf hun aanbood en staarden met koortsige ogen voor zich uit. Dolf was ervan overtuigd dat als hij ze langs de kant van de weg neerlegde, ze daartegen niet eens zouden protesteren, maar stil zouden blijven liggen tot de dood een einde maakte aan hun lijden.

Hij was voorlopig ermee opgehouden vragen te stellen. Het ritme van de tocht, het gestage voorttrekken over de slechte, hete weg en het eentonige gezang om hem heen veroorzaakten een soort verdoving die alle nieuwsgierigheid deed verstommen. Hoewel de hitte minder drukkend was dan de dag tevoren, zweette hij erg in zijn winterkleren. Zijn windjack had hij uitgetrokken en op zijn rug gebonden. Na een uur lopen trok hij ook zijn trui uit, maar zijn winterhuidje dreigde onmiddellijk te verbranden onder die felle julizon en er zat niets anders op dan de veel te dikke trui weer aan te doen. Zijn gebeukte schouder deed al minder pijn en zijn voeten, in de dikke winterschoenen, konden de slechte weg wel verdragen. Maar hoe die talloze barrevoets gaande kinderen het uithielden op de puntige stenen, was hem een raadsel.

De hele stoet, kilometers lang, bestond voor Dolf uit een golvende, anonieme massa. Behalve Mariecke kende hij er nog niet één van. Wel ving hij soms een glimp op van de prachtig geklede kleine jongen die hij de vorige dag ook al had opgemerkt. Heen en weer schoot hij door de rijen kinderen, hij scheen het vreselijk druk te hebben en zijn lichte stem sneed soms dwars door het gezang heen. Telkens als Dolf hem zag dacht hij: Zo'n kleine bemoeial. Maar daarna vergat hij het joch meteen weer. Hij maakte zich ongerust over de twee kleintjes die zwijgend en ziek op de ezelsrug zaten.

Opeens stond heel die geweldige stoet stil. In de verte luidden kerkklokken en de kinderen reageerden daar automatisch op. Ze lieten zich neervallen of verspreidden zich langs de bermen in het gras. Als gewaarschuwd door een onzichtbaar bevel zonken ze op de knieën en begonnen te bidden. Ook Mariecke. Zelfs Leonardo. Dolf bedacht dat hij hun voorbeeld maar moest volgen, dit scheen erbij te horen. Een steelse blik op zijn onverwoestbare horloge vertelde hem dat het twintig over twaalf was. Blijkbaar luidden die klokken de noen in en een soort middagpauze.

Voor hem knielde Mariecke en Dolf keek recht tegen haar voetzolen aan. Hij kon de verleiding niet weerstaan en betastte ze voorzichtig. Ze merkte het niet eens. Wat zijn vingertoppen ontmoetten was eelt, een korst vuil, de bloedige korst van een pas genezen wond, ook ingebed tussen eelt. Hoe kon het kind daarop lopen? Maar ze scheen er weinig last van te hebben. Misschien had ze haar leven lang op blote voeten gelopen, ook in de morsige straten van het oude Keulen, zelfs in de winter.

Na het gebed installeerden de kinderen zich zo gemakkelijk mogelijk en begonnen de resten van hun voedsel op te eten. En wie niets meer had, of al klaar was, leunde met gesloten ogen achterover om krachten te verzamelen voor de komende uren. Opeens zag Dolf weer een van de monniken die hij in de ochtend ook al had opgemerkt. In zijn donkere pij, op sandalen en met een hard, onbewogen gezicht schreed de man langs de rustende kinderen. Zijn stekende donkere ogen gleden onderzoekend over hun rijen.

Telde hij ze?

Is dat een van de leiders? vroeg Dolf zich af. Wie heeft deze waanzinnige kruistocht eigenlijk georganiseerd? Vanmorgen heb ik twee monniken gezien, met die merkwaardige, in het wit geklede jongen. Nu loopt een van hen hier langs onze kilometerslange rij en kijkt naar ons als een generaal die zijn troepen inspecteert. Toen gistermiddag dat kind dood op de weg neerviel, heb ik hem niet gezien. Toen had-ie er moeten zijn!

Nu hij zat en niet langer verdoofd werd door het eindeloze voet-voor-voet-zetten, slof, slof, slof, kwamen de vragen weer bij hem opwellen. Hij verlangde ernaar het geheim van deze Kinderkruistocht te doorgronden. En wie zou hem beter kunnen inlichten dan Mariecke, die er blijkbaar van begin af aan bij was geweest?

Zodra ze weer op pad gingen, nam hij haar bij de hand en begon; ‘Wanneer zijn jullie uit Keulen vertrokken?' Hij moest zijn vraag driemaal herhalen voordat ze begreep wat hij bedoelde. Ze giechelde, als een meisje dat in de schoolklas de onderwijzer iets geks hoort zeggen.

‘Je praat zo raar,' ving hij op. ‘Ik kom toch uit een ander land.' ‘Dat is waar.' Marieckes Keulse dialect leek eigenlijk nog meer op Nederlands dan het deftige Diets dat Leonardo tegen hem sprak. Maar ze sprak haar woorden uit met een soort kikkergekwaak waaraan Dolf eerst moest wennen. Maar hij nam dat snel van haar over, en toen vlotte de conversatie redelijk goed.

‘Wanneer vertrokken jullie uit Keulen?' ‘Tien dagen voor Pinksteren.' ‘Waarom gingen jullie op reis?' ‘Nicolaas bracht ons de boodschap. Hij sprak voor de nieuwe kerk. O, hij sprak zo mooi. Niemand kon hem weerstaan.' ‘Nicolaas?' Hij had die naam al eerder horen noemen. Mariecke wees voor zich uit, naar de onafzienbare stroom kinderen.

‘Nicolaas heeft Gods engelen gehoord,' vertelde ze geestdriftig. ‘Ze hebben hem toegesproken en hem Gods wil overgebracht.' ‘Gaven de engelen aan Nicolaas de opdracht om een kinderleger bijeen te brengen?' vroeg Dolf ongelovig.

Mariecke knikte.

‘Het was een wonder,' deelde ze opgewekt mee. ‘Een echt wonder. En ik was erbij.' ‘Toen de engelen tot Nicolaas spraken?' ‘Nee, later. Toen Nicolaas preekte op het kerkplein. In Keulen.' ‘En toen?' ‘Toen namen we het kruis op en volgden hem. Vele kinderen uit de stad. Vele kinderen van het land. Het was zo mooi...' ‘Is het nu niet mooi meer?' vroeg Dolf nuchter.

Vragend keek het meisje naar hem op.

‘Vind je het nu niet mooi meer?' herhaalde hij. ‘Is het je tegengevallen? Heb je er spijt van dat je van huis bent weggelopen?' Ze scheen alleen de laatste woorden begrepen te hebben.

‘Ik heb geen huis.' ‘Maar in Keulen.' ‘In Keulen ook niet. Ik ben toch wees...' Dolf was verbijsterd. Kon een fijn poppetje als dit kind, met haar gave gezichtje, een weesje zijn, een verschoppeling, zwervend door de straten van een grote stad, door niemand verzorgd, levend van aalmoezen? Dolf kon het zich nauwelijks voorstellen.

‘Heb je dan geen vader, geen familie?' Mariecke schudde het hoofd.

‘En geen moeder?' ‘Die is dood.' Dus toch een wees. Niemands kind. Geen wonder dat zij zich had aangesloten bij Nicolaas, die de kinderen blijkbaar gouden bergen had beloofd.

‘Wat hebben de engelen tegen Nicolaas gezegd?' informeerde hij verder.

‘God wilde dat Nicolaas zoveel kinderen verzamelde als hij maar vinden kon. Ze moesten allemaal nog maagd zijn. Dan zou God hen naar het Heilige Land leiden, eerst over de bergen en dan naar de zee. En de zee zou wijken als Nicolaas de handen ernaar uitstrekte. Zo zouden we dan naar het Heilige Land kunnen lopen, zonder nat te worden of te verdrinken. Nicolaas zou ons dan bij Jeruzalem brengen en...' ‘Maar daar zitten de Turken!' ‘God heeft ons gestuurd, God zal ons beschermen. Hij zal de Saracenen met blindheid slaan en verzengen met Zijn bliksem. Hij zal de aarde doen splijten om hen te verzwelgen, want zij zijn duivels en kinderen van de Duivel. En wij zullen altijd in dat mooie, witte Jeruzalem mogen wonen en nooit meer honger en kou lijden. En we zullen altijd gelukkig zijn. We zullen bloemen planten op Jezus' graf en de heilige plaatsen verzorgen. We zullen de pelgrims ontvangen en te eten geven...' Zo ongeveer luidde het verhaal van Mariecke. Het was duidelijk dat ze woorden herhaalde die haar tot in den treure waren voorgezegd. Dolf knipperde met de ogen. Wat waren dit voor kinderen die men zulke baarlijke nonsens kon wijsmaken? Wie had Nicolaas die krankzinnige onderneming ingefluisterd? Was Nicolaas een bedrieger, of een waanzinnige die stemmen meende te horen en aan hallucinaties leed?

‘Wie zijn de monniken?' vroeg hij streng.

‘Dom Anselmus en Dom Johannis. Twee heilige mannen die met Nicolaas naar Keulen kwamen. Zij zeiden dat Nicolaas een heilige jongen was en Gods boodschap had gehoord. Ze vertelden dat Nicolaas, toen hij op een dag in de lente over de schaapskudde waakte, een groot schitterend kruis had gezien, hoog in de lucht. Uit het kruis klonken de stemmen van de engelen. Dat hebben ze ons verteld, dus is het waar.' ‘Is het waar omdat ze het zéggen?' vroeg Dolf dwingend.

Verwonderd keek Mariecke hem aan. ‘Zij zijn gewijde priesters... die kunnen niet liegen!' ‘Nee, natuurlijk niet,' prevelde Dolf haastig. Hij dacht aan de stekende ogen van de monnik die tijdens de middagpauze de troepen had geïnspecteerd.

‘Wie was hij?' vroeg hij aan Mariecke.

‘Dat was Dom Anselmus. Wij houden het meest van Dom Johannis.' ‘Zorgen die monniken goed voor jullie?' ‘Ik begrijp je niet.' ‘Zorgen ze dat jullie goed te eten krijgen? Dat de zieken verpleegd worden? Dat de achterblijvers niet verdwaald raken?' Mariecke knipperde met de ogen.

‘Wie kijkt naar al die duizenden kinderen om?' bleef Dolf aandringen. ‘God zorgt toch voor ons,' riep Mariecke uit, toen eindelijk tot haar doordrong wat hij bedoelde. ‘Altijd?' vroeg Dolf sceptisch.

‘Jij bent een domme jongen, Rudolf van Amstelveen,' zei Mariecke ongeduldig. ‘Je hebt zelf ook gezien hoe de burgers van Spiers ons vanmorgen eten kwamen brengen. Dat had God hun opgedragen.' ‘En geloof jij, Mariecke, dat de zee voor jullie opzij zal gaan?' ‘Ja. Dom Anselmus zegt dat de zee voor Mozes ook opzij ging. De zee wijkt altijd voor een heilige.' Heilig, dat woord krijg je in elke zin te horen, dacht Dolf plotseling woedend. Daarmee worden die kinderen gelijmd en bedrogen. Want het is toch niet mogelijk dat volwassen mensen het ijlen van een krankzinnige herdersjongen ernstig nemen?

‘De aartsbisschop van Keulen heeft ons zelf uitgeleide gedaan en ons allen gezegend,' vertelde Mariecke dromerig. ‘Dat was zo mooi...' Het wordt steeds gekker, dacht Dolf. Maar ja, dit zijn middeleeuwers. Ze kennen natuurlijk het verhaal over Mozes die de wateren van de Rode Zee deed wijken, opdat de joden veilig de overzijde konden bereiken. Terwijl de golven zich weer sloten boven de cohorten Egyptische krijgers, die de vluchtende joden achtervolgden. Zij geloven onvoorwaardelijk in dat verhaal. Waarom zou een dergelijk wonder zich dan niet kunnen herhalen? De kinderen lopen nu achter Nicolaas aan om dat te zien. Om een hele zee - kunnen ze zich een voorstelling van de zee maken? - om een hele zee te zien splijten, zodat zij over de bodem kunnen lopen naar het Heilige Land, alsof dat een wandelingetje van een half uur is! Maar dat wonder willen zij zien, de hoop daarop houdt hen op de been en geeft hun de kracht om duizenden mijlen te voet af te leggen. Ben ik dan de enige in dit achtduizendkoppige kinderleger die weet dat het niet kan?

Mariecke trok aan zijn arm.

‘Ben je boos op me?' vroeg ze pruilend.

Blijkbaar was ze geschrokken van de uitdrukking die op zijn gezicht was gekomen. Geruststellend drukte hij haar magere schoudertjes. ‘Niet op jou, lieve Mariecke.' ‘Op wie dan?' Dat wist hij zelf niet.

‘Kunnen jullie de kruistochten niet beter overlaten aan iemand als Godfried van Bouillon?' vroeg hij grimmig.

Mariecke kirde, letterlijk. Nooit zou hij iets van dit lieve kind begrijpen!

‘Godfried van Bouillon is toch allang in de hemel!' Bij Dolf kwamen een paar jaartallen opduiken. 1096, eerste kruistocht.

‘Je hebt gelijk, Mariecke, ik ben met de tijd in de war. Ik bedoelde eigenlijk Richard Leeuwenhart.' ‘Die is ook dood, ik heb het horen vertellen,' zei Mariecke bedroefd. ‘Maar er zijn toch anderen als hij: ridders zonder vrees of blaam, met harnassen en goede paarden en boogschutters. Die moeten het Heilige Land gaan bevrijden. Dat is geen werk voor ongewapende kinderen.' Verwijtend keek Mariecke naar hem op.

‘Jij bent de zoon van een edelman, Rudolf. Hoe kun je dan zo praten?' ‘Mijn vader is een klerk en niks anders,' snauwde Dolf, wiens geduld opraakte. Toen hij tranen in haar ogen zag, kreeg hij meteen spijt van zijn uitbarsting.

‘Toe Mariecke, ik bedoelde het niet kwaad. Ik vind jou lief...' En dat troostte haar weer. Mariecke raapte een gevallen kind op waaraan Dolf, diep in gedachten, voorbij zou zijn gelopen. Nu de dag vorderde, begon het aantal achterblijvers en uitvallers weer toe te nemen. Hoeveel kinderlevens zou deze tocht elke dag eisen? vroeg de jongen zich wanhopig af. En wat kon hij doen om hen te helpen? Hij kon ze niet allemaal dragen. Even ving hij weer een glimp op van de watervlugge jongen in mooie kleren. Deze droeg een klein kind op de rug en snelde ermee naar voren. Dat joch moest wel sterk zijn! Leonardo's ezel bezweek bijna onder de zieke en gewonde kleintjes. De student zelf steunde met elke arm een kind dat bijna niet meer vooruit kon. Mariecke paste zorgzaam op de kindertjes die door de ezel werden gedragen en die er telkens dreigden af te glijden. Dolf had vier kinderen op sleeptouw. Om zich heen zag hij vele kinderen die kleintjes droegen of ondersteunden. Ze waren dus niet zo onverschillig voor elkaar als hij gisteren, in zijn eerste verbijstering, had gedacht. Maar dat verhinderde niet dat hij er toch voortdurend een paar zag neerzinken waarnaar niemand omkeek. De hete lange dag begon zijn tol te eisen.

4 De koning van Jeruzalem 4 Der König von Jerusalem 4 Ο βασιλιάς της Ιερουσαλήμ 4 The king of Jerusalem 4 El rey de Jerusalén 4 Le roi de Jérusalem 4 Król Jerozolimy 4 Yeruşalim Kralı 4 耶路撒冷王

De koning van Jeruzalem deel 1

Traag trok het reusachtige kinderleger langs de oever van de Rijn, over een oude heerweg in de richting van Basel. Leonardo, Mariecke en Dolf bevonden zich in de achterhoede. Hoewel ze zich fit genoeg voelden en best in de voorhoede hadden kunnen meekomen, verdacht Dolf de student ervan dat hij met opzet talmde, om hier en daar uitgeputte en neergezonken kinderen te kunnen oppikken en voor een paar uur een lift op de ezel te kunnen geven. Although they felt fit enough and could have kept up with the vanguard, Dolf suspected the student of delaying on purpose, picking up exhausted and sunken children here and there and giving them a ride on the donkey for a few hours . Ze hadden het dier ontlast van de bagage en die op hun eigen ruggen gehesen. They had relieved the animal of its luggage and hoisted it onto their own backs. Het kwam niet zelden voor dat de trouwe ezel, die niet half zo koppig bleek als Dolf zelf, voortstapte met drie of vier kindertjes op zijn rug. It was not uncommon for the faithful donkey, who turned out to be not half as stubborn as Dolf himself, to walk on with three or four little children on his back. Twee van hen waren echt ziek. Ze zongen niet, weigerden te eten van het brood dat Dolf hun aanbood en staarden met koortsige ogen voor zich uit. Dolf was ervan overtuigd dat als hij ze langs de kant van de weg neerlegde, ze daartegen niet eens zouden protesteren, maar stil zouden blijven liggen tot de dood een einde maakte aan hun lijden. Dolf was convinced that if he laid them down by the side of the road, they would not even protest, but would lie still until death put an end to their suffering. Dolf était convaincu que s'il les déposait au bord de la route, ils ne protesteraient même pas, mais resteraient immobiles jusqu'à ce que la mort mette fin à leurs souffrances.

Hij was voorlopig ermee opgehouden vragen te stellen. Er hatte vorerst aufgehört, Fragen zu stellen. He had stopped asking questions for the time being. Het ritme van de tocht, het gestage voorttrekken over de slechte, hete weg en het eentonige gezang om hem heen veroorzaakten een soort verdoving die alle nieuwsgierigheid deed verstommen. Der Rhythmus der Fahrt, das stetige Vorankommen auf der schlechten, heißen Straße und der eintönige Gesang um ihn herum verursachten eine Art Stumpfsinn, der jede Neugierde unterdrückte. The rhythm of the journey, the steady drag along the bad, hot road, and the monotonous singing around him created a kind of stupor that silenced all curiosity. Hoewel de hitte minder drukkend was dan de dag tevoren, zweette hij erg in zijn winterkleren. Obwohl die Hitze weniger drückend war als am Vortag, schwitzte er in seiner Winterkleidung sehr stark. Although the heat was less oppressive than the day before, he was sweating profusely in his winter clothes. Zijn windjack had hij uitgetrokken en op zijn rug gebonden. Er hatte seine Windjacke ausgezogen und sie sich auf den Rücken gebunden. Na een uur lopen trok hij ook zijn trui uit, maar zijn winterhuidje dreigde onmiddellijk te verbranden onder die felle julizon en er zat niets anders op dan de veel te dikke trui weer aan te doen. Nach einer Stunde Fußmarsch zog er auch seinen Pullover aus, aber seine Winterhaut drohte in der hellen Juli-Sonne sofort zu verbrennen, und es blieb ihm nichts anderes übrig, als den viel zu dicken Pullover wieder anzuziehen. After an hour's walk he also took off his sweater, but his winter skin immediately threatened to burn under the bright July sun and there was nothing for it but to put the much too thick sweater back on. Zijn gebeukte schouder deed al minder pijn en zijn voeten, in de dikke winterschoenen, konden de slechte weg wel verdragen. Seine angeschlagene Schulter schmerzte schon weniger und seine Füße in den dicken Winterschuhen konnten die schlechte Straße ertragen. Maar hoe die talloze barrevoets gaande kinderen het uithielden op de puntige stenen, was hem een raadsel. Aber wie die unzähligen barfuß laufenden Kinder auf den spitzen Steinen aushielten, war ihm ein Rätsel.

De hele stoet, kilometers lang, bestond voor Dolf uit een golvende, anonieme massa. Für Dolf bestand die ganze Prozession, die kilometerlang war, aus einer wogenden, anonymen Masse. For Dolf, the entire procession, kilometers long, consisted of a billowing, anonymous mass. Behalve Mariecke kende hij er nog niet één van. Außer Mariecke kannte er noch keinen einzigen von ihnen. Wel ving hij soms een glimp op van de prachtig geklede kleine jongen die hij de vorige dag ook al had opgemerkt. Gelegentlich erhaschte er einen Blick auf den hübsch gekleideten kleinen Jungen, der ihm auch am Vortag aufgefallen war. Heen en weer schoot hij door de rijen kinderen, hij scheen het vreselijk druk te hebben en zijn lichte stem sneed soms dwars door het gezang heen. Er schlurfte durch die Reihen der Kinder hin und her, schien sehr beschäftigt zu sein und seine helle Stimme durchbrach manchmal den Gesang. Shuffling back and forth through the rows of children, he seemed terribly busy and his light voice sometimes cut right through the singing. Telkens als Dolf hem zag dacht hij: Zo'n kleine bemoeial. Jedes Mal, wenn Dolf ihn sah, dachte er: so ein kleiner Wichtigtuer. Every time Dolf saw him he thought, Such a little busybody. Maar daarna vergat hij het joch meteen weer. Hij maakte zich ongerust over de twee kleintjes die zwijgend en ziek op de ezelsrug zaten. Er machte sich Sorgen um die beiden Kleinen, die stumm und kränklich auf dem Rücken des Esels saßen.

Opeens stond heel die geweldige stoet stil. In de verte luidden kerkklokken en de kinderen reageerden daar automatisch op. Ze lieten zich neervallen of verspreidden zich langs de bermen in het gras. Sie fielen herunter oder verstreuten sich entlang der Ränder im Gras. Als gewaarschuwd door een onzichtbaar bevel zonken ze op de knieën en begonnen te bidden. Wie auf ein unsichtbares Kommando hin sanken sie auf die Knie und begannen zu beten. Ook Mariecke. Auch Mariecke. Zelfs Leonardo. Dolf bedacht dat hij hun voorbeeld maar moest volgen, dit scheen erbij te horen. Dolf dachte sich, dass er einfach ihrem Beispiel folgen sollte, das schien Teil der Abmachung zu sein. Dolf figured he should just follow their example; this seemed to be part of the deal. Een steelse blik op zijn onverwoestbare horloge vertelde hem dat het twintig over twaalf was. Ein verstohlener Blick auf seine unverwüstliche Uhr verriet ihm, dass es 20 nach 12 war. Blijkbaar luidden die klokken de noen in en een soort middagpauze. Offenbar läuteten diese Glocken den Mittag und eine Art Mittagspause ein.

Voor hem knielde Mariecke en Dolf keek recht tegen haar voetzolen aan. Vor ihm kniete Mariecke, und Dolf sah ihr direkt auf die Fußsohlen. Hij kon de verleiding niet weerstaan en betastte ze voorzichtig. Er konnte der Versuchung nicht widerstehen und betastete sie vorsichtig. He could not resist the temptation and gently groped them. Ze merkte het niet eens. Wat zijn vingertoppen ontmoetten was eelt, een korst vuil, de bloedige korst van een pas genezen wond, ook ingebed tussen eelt. Was seine Fingerspitzen berührten, waren Schwielen, eine Kruste aus Schmutz, der blutige Schorf einer frisch verheilten Wunde, ebenfalls eingebettet zwischen Schwielen. What met his fingertips was calluses, a crust of dirt, the bloody scab of a newly healed wound, also embedded among calluses. Hoe kon het kind daarop lopen? Maar ze scheen er weinig last van te hebben. Aber das schien sie wenig zu stören. Misschien had ze haar leven lang op blote voeten gelopen, ook in de morsige straten van het oude Keulen, zelfs in de winter.

Na het gebed installeerden de kinderen zich zo gemakkelijk mogelijk en begonnen de resten van hun voedsel op te eten. Nach dem Gebet setzten sich die Kinder so schnell wie möglich hin und begannen, die Reste ihres Essens zu essen. En wie niets meer had, of al klaar was, leunde met gesloten ogen achterover om krachten te verzamelen voor de komende uren. Und diejenigen, die nichts mehr hatten oder schon fertig waren, lehnten sich mit geschlossenen Augen zurück, um Kraft für die nächsten Stunden zu sammeln. Opeens zag Dolf weer een van de monniken die hij in de ochtend ook al had opgemerkt. Plötzlich sah Dolf wieder einen der Mönche, die ihm auch am Morgen aufgefallen waren. In zijn donkere pij, op sandalen en met een hard, onbewogen gezicht schreed de man langs de rustende kinderen. In seinem dunklen Gewand, in Sandalen und mit einem harten, teilnahmslosen Gesicht schritt der Mann an den ruhenden Kindern vorbei. Zijn stekende donkere ogen gleden onderzoekend over hun rijen. Seine stechenden dunklen Augen glitten neugierig über ihre Reihen.

Telde hij ze? Hat er sie gezählt? Did he count them?

Is dat een van de leiders? vroeg Dolf zich af. Wie heeft deze waanzinnige kruistocht eigenlijk georganiseerd? Vanmorgen heb ik twee monniken gezien, met die merkwaardige, in het wit geklede jongen. Heute Morgen sah ich zwei Mönche mit diesem neugierigen, weiß gekleideten Jungen. Nu loopt een van hen hier langs onze kilometerslange rij en kijkt naar ons als een generaal die zijn troepen inspecteert. Jetzt geht einer von ihnen an unserer kilometerlangen Linie hier entlang und schaut uns an wie ein General, der seine Truppen inspiziert. Toen gistermiddag dat kind dood op de weg neerviel, heb ik hem niet gezien. Als das Kind gestern Nachmittag tot auf der Straße lag, habe ich es nicht gesehen. Yesterday afternoon when that child dropped dead on the road, I did not see him. Toen had-ie er moeten zijn! Dann hätte er dabei sein müssen! Then he should have been there!

Nu hij zat en niet langer verdoofd werd door het eindeloze voet-voor-voet-zetten, slof, slof, slof, kwamen de vragen weer bij hem opwellen. Jetzt, wo er saß und nicht mehr von dem endlosen Fuß-für-Fuß, Pantoffel, Pantoffel, Pantoffel betäubt war, kamen ihm die Fragen wieder in den Sinn. Now that he was sitting and no longer stunned by the endless foot-for-foot, slipper, slipper, slipper, the questions came back to him. Maintenant qu'il est assis et qu'il n'est plus étourdi par les interminables pas-à-pas, pas-à-pas, pas-à-pas, pas-à-pas, les questions lui reviennent. Hij verlangde ernaar het geheim van deze Kinderkruistocht te doorgronden. En wie zou hem beter kunnen inlichten dan Mariecke, die er blijkbaar van begin af aan bij was geweest? Und wer könnte ihn besser informieren als Mariecke, der offenbar von Anfang an dabei war?

Zodra ze weer op pad gingen, nam hij haar bij de hand en begon; ‘Wanneer zijn jullie uit Keulen vertrokken?' Sobald sie sich wieder auf den Weg machten, nahm er sie bei der Hand und begann: "Wann bist du aus Köln weggegangen? Hij moest zijn vraag driemaal herhalen voordat ze begreep wat hij bedoelde. Er musste seine Frage dreimal wiederholen, bevor sie verstand, was er meinte. Ze giechelde, als een meisje dat in de schoolklas de onderwijzer iets geks hoort zeggen. Sie kicherte, wie ein Mädchen in der Schulklasse, das den Lehrer etwas Verrücktes sagen hört. She giggled, like a girl in school class hearing the teacher say something crazy.

‘Je praat zo raar,' ving hij op. Du redest so komisch", fing er an. 'You talk so funny,' he caught on. ‘Ik kom toch uit een ander land.' Ich komme sowieso aus einem anderen Land. ‘Dat is waar.' Marieckes Keulse dialect leek eigenlijk nog meer op Nederlands dan het deftige Diets dat Leonardo tegen hem sprak. Marieckes kölscher Dialekt ähnelte dem Niederländischen sogar noch mehr als die vornehmen Diets, die Leonardo mit ihm sprach. Maar ze sprak haar woorden uit met een soort kikkergekwaak waaraan Dolf eerst moest wennen. Aber sie sprach ihre Worte mit einer Art Froschquaken aus, an das sich Dolf erst gewöhnen musste. But she uttered her words with a kind of frog croak that Dolf had to get used to at first. Maar hij nam dat snel van haar over, en toen vlotte de conversatie redelijk goed. Aber er nahm ihr das schnell ab, und dann verlief das Gespräch einigermaßen gut. But he quickly took that from her, and then the conversation flowed fairly well.

‘Wanneer vertrokken jullie uit Keulen?' ‘Tien dagen voor Pinksteren.' ‘Waarom gingen jullie op reis?' ‘Nicolaas bracht ons de boodschap. Hij sprak voor de nieuwe kerk. Er sprach für die neue Kirche. He spoke before the new church. O, hij sprak zo mooi. Oh, er hat so schön gesprochen. Niemand kon hem weerstaan.' ‘Nicolaas?' Hij had die naam al eerder horen noemen. Er hatte diesen Namen schon einmal gehört. Mariecke wees voor zich uit, naar de onafzienbare stroom kinderen. Mariecke deutete vor sich auf den riesigen Strom von Kindern. Mariecke pointed ahead of her, at the immense stream of children.

‘Nicolaas heeft Gods engelen gehoord,' vertelde ze geestdriftig. Nikolaus hat die Engel Gottes gehört", sagte sie beherzt. ‘Ze hebben hem toegesproken en hem Gods wil overgebracht.' Sie sprachen zu ihm und übermittelten ihm den Willen Gottes. ‘Gaven de engelen aan Nicolaas de opdracht om een kinderleger bijeen te brengen?' Haben die Engel dem Nikolaus aufgetragen, ein Heer von Kindern zu sammeln? vroeg Dolf ongelovig. fragte Dolf ungläubig.

Mariecke knikte.

‘Het was een wonder,' deelde ze opgewekt mee. "It was a miracle," she announced cheerfully. ‘Een echt wonder. En ik was erbij.' And I was there.' ‘Toen de engelen tot Nicolaas spraken?' "When the angels spoke to Nicholas?" ‘Nee, later. Nein, später. Toen Nicolaas preekte op het kerkplein. Als der Nikolaus auf dem Kirchplatz predigte. In Keulen.' ‘En toen?' Und dann? ‘Toen namen we het kruis op en volgden hem. Dann nahmen wir das Kreuz auf uns und folgten ihm nach. “Then we took up the cross and followed him. Vele kinderen uit de stad. Vele kinderen van het land. Het was zo mooi...' ‘Is het nu niet mooi meer?' vroeg Dolf nuchter.

Vragend keek het meisje naar hem op.

‘Vind je het nu niet mooi meer?' herhaalde hij. wiederholte er. he repeated. ‘Is het je tegengevallen? Hat es Sie enttäuscht? Heb je er spijt van dat je van huis bent weggelopen?' Bereust du es, von zu Hause weggelaufen zu sein?' Do you regret running away from home?' Ze scheen alleen de laatste woorden begrepen te hebben. Sie schien nur die letzten Worte verstanden zu haben.

‘Ik heb geen huis.' ‘Maar in Keulen.' ‘In Keulen ook niet. Ik ben toch wees...' Schließlich bin ich ein Waisenkind...' I'm an orphan..." Dolf was verbijsterd. Dolph was stunned. Kon een fijn poppetje als dit kind, met haar gave gezichtje, een weesje zijn, een verschoppeling, zwervend door de straten van een grote stad, door niemand verzorgd, levend van aalmoezen? Could a fine doll like this child, with her fair face, be an orphan, an outcast, wandering the streets of a great city, cared for by none, living on alms? Dolf kon het zich nauwelijks voorstellen.

‘Heb je dan geen vader, geen familie?' Mariecke schudde het hoofd.

‘En geen moeder?' ‘Die is dood.' Dus toch een wees. Niemands kind. Geen wonder dat zij zich had aangesloten bij Nicolaas, die de kinderen blijkbaar gouden bergen had beloofd.

‘Wat hebben de engelen tegen Nicolaas gezegd?' informeerde hij verder.

‘God wilde dat Nicolaas zoveel kinderen verzamelde als hij maar vinden kon. Ze moesten allemaal nog maagd zijn. Sie mussten alle Jungfrauen sein. Dan zou God hen naar het Heilige Land leiden, eerst over de bergen en dan naar de zee. En de zee zou wijken als Nicolaas de handen ernaar uitstrekte. Und das Meer würde nachgeben, wenn Nicholas seine Hände danach ausstreckte. Zo zouden we dan naar het Heilige Land kunnen lopen, zonder nat te worden of te verdrinken. Nicolaas zou ons dan bij Jeruzalem brengen en...' ‘Maar daar zitten de Turken!' ‘God heeft ons gestuurd, God zal ons beschermen. Hij zal de Saracenen met blindheid slaan en verzengen met Zijn bliksem. Hij zal de aarde doen splijten om hen te verzwelgen, want zij zijn duivels en kinderen van de Duivel. En wij zullen altijd in dat mooie, witte Jeruzalem mogen wonen en nooit meer honger en kou lijden. En we zullen altijd gelukkig zijn. We zullen bloemen planten op Jezus' graf en de heilige plaatsen verzorgen. We zullen de pelgrims ontvangen en te eten geven...' Zo ongeveer luidde het verhaal van Mariecke. That's pretty much how Mariecke's story went. Het was duidelijk dat ze woorden herhaalde die haar tot in den treure waren voorgezegd. It was clear that she was repeating words that had been said to her ad nauseam. Dolf knipperde met de ogen. Dolf blinked. Wat waren dit voor kinderen die men zulke baarlijke nonsens kon wijsmaken? What kind of children were these to whom such blatant nonsense could be made to believe? Wie had Nicolaas die krankzinnige onderneming ingefluisterd? Was Nicolaas een bedrieger, of een waanzinnige die stemmen meende te horen en aan hallucinaties leed? Was Nicholas a trickster, or a madman who believed he heard voices and suffered from hallucinations?

‘Wie zijn de monniken?' "Wer sind die Mönche? vroeg hij streng. fragte er ernsthaft.

‘Dom Anselmus en Dom Johannis. Dom Anselmus und Dom Johannis. Twee heilige mannen die met Nicolaas naar Keulen kwamen. Zwei heilige Männer, die mit Nikolaus nach Köln kamen. Zij zeiden dat Nicolaas een heilige jongen was en Gods boodschap had gehoord. Sie sagten, Nikolaus sei ein heiliger Junge und habe die Botschaft Gottes gehört. Ze vertelden dat Nicolaas, toen hij op een dag in de lente over de schaapskudde waakte, een groot schitterend kruis had gezien, hoog in de lucht. Uit het kruis klonken de stemmen van de engelen. Dat hebben ze ons verteld, dus is het waar.' Das haben sie uns gesagt, also ist es wahr. That's what they told us, so it's true. ‘Is het waar omdat ze het zéggen?' Ist es wahr, weil sie es sagen? 'Is it true because they said so?' vroeg Dolf dwingend. fragte Dolf eindringlich.

Verwonderd keek Mariecke hem aan. ‘Zij zijn gewijde priesters... die kunnen niet liegen!' ‘Nee, natuurlijk niet,' prevelde Dolf haastig. Hij dacht aan de stekende ogen van de monnik die tijdens de middagpauze de troepen had geïnspecteerd.

‘Wie was hij?' "Wer war das? vroeg hij aan Mariecke.

‘Dat was Dom Anselmus. Wij houden het meest van Dom Johannis.' Wir lieben Dom Johannis am meisten.' We love Dom Johannis the most. ‘Zorgen die monniken goed voor jullie?' ‘Ik begrijp je niet.' ‘Zorgen ze dat jullie goed te eten krijgen? Dat de zieken verpleegd worden? Dass die Kranken gepflegt werden? That the sick are nursed? Que les malades soient soignés ? Dat de achterblijvers niet verdwaald raken?' That the stragglers don't get lost?' Mariecke knipperde met de ogen.

‘Wie kijkt naar al die duizenden kinderen om?' Wer kümmert sich um all diese Tausende von Kindern? "Who looks after all those thousands of children?" bleef Dolf aandringen. Dolf continued to insist. ‘God zorgt toch voor ons,' riep Mariecke uit, toen eindelijk tot haar doordrong wat hij bedoelde. Sicherlich sorgt Gott für uns", rief Mariecke, als ihr endlich klar wurde, was er meinte. ‘Altijd?' vroeg Dolf sceptisch.

‘Jij bent een domme jongen, Rudolf van Amstelveen,' zei Mariecke ongeduldig. Du bist ein dummer Junge, Rudolf von Amstelveen", sagte Mariecke ungeduldig. ‘Je hebt zelf ook gezien hoe de burgers van Spiers ons vanmorgen eten kwamen brengen. Sie haben selbst gesehen, wie die Bürger von Spiers heute Morgen gekommen sind, um uns Essen zu bringen. Dat had God hun opgedragen.' ‘En geloof jij, Mariecke, dat de zee voor jullie opzij zal gaan?' Und glaubst du, Mariecke, dass das Meer für dich zur Seite gehen wird? ‘Ja. Dom Anselmus zegt dat de zee voor Mozes ook opzij ging. De zee wijkt altijd voor een heilige.' Heilig, dat woord krijg je in elke zin te horen, dacht Dolf plotseling woedend. Heiliger Strohsack, dieses Wort bekommst du in jedem Satz zu hören, dachte Dolf plötzlich wütend. Daarmee worden die kinderen gelijmd en bedrogen. With that, those children are glued and deceived. Want het is toch niet mogelijk dat volwassen mensen het ijlen van een krankzinnige herdersjongen ernstig nemen? Es ist doch nicht möglich, dass Erwachsene das wahnhafte Geschwätz eines verrückten Hirtenjungen ernst nehmen. For it is not possible for grown men to take the deliriousness of a mad shepherd boy seriously, is it?

‘De aartsbisschop van Keulen heeft ons zelf uitgeleide gedaan en ons allen gezegend,' vertelde Mariecke dromerig. Der Erzbischof von Köln persönlich hat uns verabschiedet und uns alle gesegnet", erzählt Mariecke verträumt. ‘Dat was zo mooi...' Het wordt steeds gekker, dacht Dolf. Es wird immer verrückter, dachte Dolf. Maar ja, dit zijn middeleeuwers. Ze kennen natuurlijk het verhaal over Mozes die de wateren van de Rode Zee deed wijken, opdat de joden veilig de overzijde konden bereiken. Natürlich kennen sie die Geschichte von Mose, der das Wasser des Roten Meeres zurückgehen ließ, so dass die Juden das andere Ufer sicher erreichen konnten. Terwijl de golven zich weer sloten boven de cohorten Egyptische krijgers, die de vluchtende joden achtervolgden. Die Wellen schlossen sich wieder über den Kohorten ägyptischer Krieger, die die fliehenden Juden verfolgten. Zij geloven onvoorwaardelijk in dat verhaal. Waarom zou een dergelijk wonder zich dan niet kunnen herhalen? So why couldn't such a miracle repeat itself? De kinderen lopen nu achter Nicolaas aan om dat te zien. Om een hele zee - kunnen ze zich een voorstelling van de zee maken? To a whole sea - can they imagine the sea? - om een hele zee te zien splijten, zodat zij over de bodem kunnen lopen naar het Heilige Land, alsof dat een wandelingetje van een half uur is! Maar dat wonder willen zij zien, de hoop daarop houdt hen op de been en geeft hun de kracht om duizenden mijlen te voet af te leggen. Ben ik dan de enige in dit achtduizendkoppige kinderleger die weet dat het niet kan? Bin ich also der Einzige in dieser achttausendköpfigen Kinderschar, der weiß, dass das nicht geht?

Mariecke trok aan zijn arm.

‘Ben je boos op me?' vroeg ze pruilend.

Blijkbaar was ze geschrokken van de uitdrukking die op zijn gezicht was gekomen. Geruststellend drukte hij haar magere schoudertjes. Rassurant, il serre ses maigres épaules. ‘Niet op jou, lieve Mariecke.' ‘Op wie dan?' Dat wist hij zelf niet.

‘Kunnen jullie de kruistochten niet beter overlaten aan iemand als Godfried van Bouillon?' "Isn't it better to leave the crusades to someone like Godfrey of Bouillon?" vroeg hij grimmig.

Mariecke kirde, letterlijk. Mariecke gluckste buchstäblich. Mariecke gurgled, literally. Nooit zou hij iets van dit lieve kind begrijpen! Niemals würde er etwas von diesem süßen Kind verstehen! Never would he understand anything about this sweet child!

‘Godfried van Bouillon is toch allang in de hemel!' Godfrey von Bouillon ist doch sicher schon lange im Himmel! 'Surely Godfrey of Bouillon has long been in heaven!' Bij Dolf kwamen een paar jaartallen opduiken. Mit Dolf sind ein paar Jahre ins Land gegangen. With Dolf, a few years came up. 1096, eerste kruistocht.

‘Je hebt gelijk, Mariecke, ik ben met de tijd in de war. Du hast Recht, Mariecke, ich bin mit der Zeit durcheinander. Ik bedoelde eigenlijk Richard Leeuwenhart.' ‘Die is ook dood, ik heb het horen vertellen,' zei Mariecke bedroefd. Der ist auch tot, habe ich mir sagen lassen", sagte Mariecke traurig. 'That one is dead too, I heard it told,' Mariecke said sadly. ‘Maar er zijn toch anderen als hij: ridders zonder vrees of blaam, met harnassen en goede paarden en boogschutters. Die moeten het Heilige Land gaan bevrijden. Diese müssen gehen und das Heilige Land befreien. Dat is geen werk voor ongewapende kinderen.' Verwijtend keek Mariecke naar hem op. Mariecke looked up at him reproachfully.

‘Jij bent de zoon van een edelman, Rudolf. Hoe kun je dan zo praten?' ‘Mijn vader is een klerk en niks anders,' snauwde Dolf, wiens geduld opraakte. Mein Vater ist ein Schreiber und sonst nichts", knurrte Dolf, dessen Geduld am Ende war. Mon père est un employé de bureau et rien d'autre", grogne Dolf, dont la patience s'épuise. Toen hij tranen in haar ogen zag, kreeg hij meteen spijt van zijn uitbarsting. Als er die Tränen in ihren Augen sah, bedauerte er seinen Ausbruch sofort.

‘Toe Mariecke, ik bedoelde het niet kwaad. Bitte Mariecke, ich habe es nicht böse gemeint. Ik vind jou lief...' En dat troostte haar weer. Ich liebe dich...' Und das tröstete sie wieder. Mariecke raapte een gevallen kind op waaraan Dolf, diep in gedachten, voorbij zou zijn gelopen. Mariecke hob ein gefallenes Kind auf, an dem Dolf in Gedanken versunken vorbeigelaufen wäre. Mariecke picked up a fallen child that Dolf, deep in thought, would have walked past. Nu de dag vorderde, begon het aantal achterblijvers en uitvallers weer toe te nemen. Im Laufe des Tages nahm die Zahl der Nachzügler und Aussteiger wieder zu. As the day progressed, the number of stragglers and dropouts began to increase again. Au fil de la journée, le nombre de retardataires et d'abandons a recommencé à augmenter. Hoeveel kinderlevens zou deze tocht elke dag eisen? Wie viele Kinderleben würde diese Reise jeden Tag kosten? How many children's lives would this trip claim each day? vroeg de jongen zich wanhopig af. the boy wondered desperately. En wat kon hij doen om hen te helpen? Hij kon ze niet allemaal dragen. He couldn't carry them all. Even ving hij weer een glimp op van de watervlugge jongen in mooie kleren. For a moment he caught another glimpse of the water-flecked boy in fancy clothes. Deze droeg een klein kind op de rug en snelde ermee naar voren. Dieser trug ein kleines Kind auf seinem Rücken und eilte mit ihm vorwärts. This one carried a small child on its back and rushed forward with it. Dat joch moest wel sterk zijn! That kid had to be strong! Leonardo's ezel bezweek bijna onder de zieke en gewonde kleintjes. Leonardo's donkey nearly succumbed to the sick and injured little ones. De student zelf steunde met elke arm een kind dat bijna niet meer vooruit kon. Mariecke paste zorgzaam op de kindertjes die door de ezel werden gedragen en die er telkens dreigden af te glijden. Mariecke kümmerte sich um die kleinen Kinder, die von dem Esel getragen wurden, der immer wieder abzurutschen drohte. Dolf had vier kinderen op sleeptouw. Om zich heen zag hij vele kinderen die kleintjes droegen of ondersteunden. Um ihn herum sah er viele Kinder, die kleine Kinder trugen oder stützten. Around him, he saw many children carrying or supporting little ones. Ze waren dus niet zo onverschillig voor elkaar als hij gisteren, in zijn eerste verbijstering, had gedacht. Sie waren sich also nicht so gleichgültig, wie er gestern in seiner anfänglichen Verblüffung gedacht hatte. So they were not as indifferent to each other as he had thought yesterday, in his initial bewilderment. Maar dat verhinderde niet dat hij er toch voortdurend een paar zag neerzinken waarnaar niemand omkeek. Das hinderte ihn aber nicht daran, immer wieder zu sehen, wie ein paar Dinge untergingen, ohne dass jemand zurückblickte. But that didn't prevent him from constantly seeing a few sink in that no one looked back. De hete lange dag begon zijn tol te eisen. Der lange und heiße Tag begann seinen Tribut zu fordern.