×

We gebruiken cookies om LingQ beter te maken. Als u de website bezoekt, gaat u akkoord met onze cookiebeleid.


image

Dutchies to be, The Dutch verb ZIJN: learn all forms + functions! (NT2 A1/A2) #learndutch

Wij/we zijn klaar met de les.

Mijn haar was vroeger blond.

Jij/u bent vroeger bij mij student geweest, toch?

Wat ben je aan het doen?

De winkels waren vorige week gesloten.

Wees maar niet bang!

Hallo allemaal Dutchies to be.

De video van vandaag gaat over een van de meest gebruikte werkwoorden

- of misschien is het het meest gebruikte werkwoord in het Nederlands -

en dat is ZIJN.

En ik wil jullie alvast informeren dat deze video in het Nederlands is.

Dus als je nog een beginner bent en je wilt alles over ZIJN leren

maar je hebt er nog een beetje moeite mee dat deze video in het Nederlands is

weet dan dat je de ondertiteling kan activeren (in het Engels of Nederlands)

en dat je ook de afspeelsnelheid langzamer of sneller kan maken.

En ook voor degenen die nieuw zijn:

"Hoi, ik ben Kim en ik ben jouw nieuwe docent Nederlands!"

Als je dus meer Nederlands wilt leren, abonneer je dan op mijn kanaal en blijf kijken!

En ja, dan nu in het Nederlands.

Deze video gaat dus over het werkwoord ZIJN.

Je kan ZIJN vertalen naar "to be" in het Engels

naar "ser" en "estar" in het Spaans

en naar "sein" in het Duits

en naar.....???

Ja, andere talen ken ik niet...

Dus als jij een andere taal spreekt en mij wilt vertellen wat ZIJN in jouw taal is,

laat het me weten in de reacties!

Het werkwoord ZIJN kan als koppelwerkwoord en als hulpwerkwoord gebruikt worden.

Nou wat betekent dat?

Als ZIJN functioneert als het koppelwerkwoord in de zin

dan koppelt het het onderwerp/subject aan een ander deel in de zin

en dat noemen we ook wel het "naamwoordelijk deel" of "het naamwoordelijk gezegde".

En dit is dan vaak een bijvoeglijk naamwoord

of een zelfstandig naamwoord

of een zinsdeel.

We gaan daar zo naar kijken.

En als ZIJN een hulpwerkwoord is

dan helpt het een ander werkwoord in de zin.

Dus dan zijn er twee of meer werkwoorden.

In deze video gaan we dus kijken naar ZIJN in deze twee verschillende functies

en natuurlijk ook naar alle vormen in de tegenwoordige tijd (presens)

de verleden tijd (imperfectum)

het voltooid deelwoord (participium)

en de imperatief (gebiedende wijs).

Nou ZIJN als koppelwerkwoord.

Ik zei het al: het koppelt het onderwerp aan een ander deel in de zin.

Ik zal wat voorbeelden geven vanuit IK.

"Ik ben Kim."

"Ik ben een vrouw."

"Ik ben 36 jaar."

En "Ik ben jouw docent Nederlands."

Dus BEN koppelt hier "ik"

(en "ik" is het onderwerp/subject)

aan het zelfstandig naamwoord "een vrouw"

aan "36 jaar" (dat is een zelfstandignaamwoordgroep)

of aan "jouw docent Nederlands" (ook een zelfstandignaamwoordgroep)

en aan mijn naam "Kim".

Je kan ook zeggen: "Ik ben lief."

"Ik ben moe."

"Ik ben blij."

En "Ik ben jong."

Ja toch? 36 jaar is jong...

Hier koppelt BEN "ik" aan bijvoeglijke naamwoorden

zoals "lief", "moe", "blij" en "jong".

We hebben nu alleen gekeken naar de vorm voor "ik"

maar wat zijn de andere vormen?

Nou we beginnen met "jij/je".

"Jij/je bent student."

Dus voor "jij/je" gebruiken we BENT.

Ook voor "u": "U bent student."

Nou is er één belangrijk ding en dat is dat als "jij" of "je" en het werkwoord omdraaien/omwisselen

- dus je krijgt dan eerst het werkwoord en daarna "jij" of "je" -

dan gaat de T weg!

Ja dan krijg je dezelfde vorm die je hebt bij "ik".

We noemen dit ook de "ik-vorm" (of de stam).

Dus: "Ik BEN een vrouw", "Ik BEN 36", etc.

En dan "Jij/je BENT student."

Maar draai ze om, dan is het: "BEN jij/je student?"

De T gaat weg. Maar niet bij "u"!

De derde persoon enkelvoud krijgt altijd IS.

Dus dat zijn "hij", "zij/ze" en "het".

Bijvoorbeeld: "Frits is lui. Hij is lui."

Julieta is Mexicaans."

Dus Julieta is "zij/ze": "Zij/ze is Mexicaans."

Dat is haar nationaliteit.

En: "Mijn haar is rood. Het is rood."

Het is "het haar" dus: "HET is rood."

En dan voor het meervoud.

In het Nederlands is dat: "wij/we", "jullie" en "zij/ze" (meerdere mensen/dieren/dingen).

Dus belangrijk! "Zij" en "ze" kan voor één vrouw zijn, zoals Julieta.

Maar "zij" en "ze" kan ook naar meer mensen/dieren/dingen verwijzen, dus derde persoon meervoud.

En in het Nederlands krijg je altijd het hele werkwoord voor het meervoud in de tegenwoordig het tijd (de infinitief).

Dus gewoon ZIJN!

Bijvoorbeeld: "Wij zijn klaar met de les."

Nee nog niet! We zijn nog niet klaar eigenlijk...

Dus: "Wij zijn niet klaar met de les."

"Jullie zijn mijn studenten."

En: "Mijn ouders zijn in Griekenland. Ze/zij zijn in Griekenland."

Dus je kan ook iets zeggen over een plaats.

Oké! Dus dit zijn de vormen.

Ik BEN.

Jij/je en u BENT.

Maar: BEN jij/je.

Hij, zij/ze, het IS.

Wij, jullie, zij/ze ZIJN.

Voor de verleden tijd (de onvoltooid verleden tijd/het imperfectum) hebben we maar twee vormen

namelijk WAS voor het enkelvoud en WAREN voor het meervoud.

Nou een paar voorbeelden.

"Ik was vorig jaar 35."

"Nu BEN ik 36. Vorig jaar WAS ik 35."

"Jij was vroeger dokter, toch?"

"Frits was gisteren bij zijn oma."

"Julieta was eergisteren heel moe."

Ja, "gisteren" is "yesterday" en "eergisteren" is "the day before yesterday".

"Mijn haar was vroeger blond."

"Nu IS het rood. Vroeger WAS mijn haar blond."

Dus dat was het enkelvoud, nu naar het meervoud en dat is dus WAREN.

"Wij waren op zaterdag vroeg klaar met de les."

"Jullie waren eerst nog niet mijn studenten, maar nu zijn jullie dat wel!"

En: "Mijn ouders waren vorige maand in Griekenland."

Dan het voltooid deelwoord (het participium) en dat is GEWEEST.

Je gebruikt een voltooid deelwoord in de voltooide tijd, we noemen dit ook wel "het perfectum".

En belangrijk is dat je in de voltooide tijd (in het perfectum) altijd ook een hulpwerkwoord gebruikt

en dat is ook een vorm van ZIJN!

Kijk maar:

"Ik BEN vroeger PhD student GEWEEST."

Ja, "Ik BEN PhD student GEWEEST."

Dus GEWEEST is het voltooid deelwoord van ZIJN

+ we hebben BEN als hulpwerkwoord van ZIJN.

Dan 2: "Jij/je/u bent vroeger bij mij student geweest, toch?"

"Frits is gisteren bij zijn oma geweest."

En: "Mijn ouders zijn in Griekenland geweest."

Of in het plusquamperfectum (dat is de voltooid verleden tijd)

en dat is: "Mijn ouders WAREN in Griekenland geweest."

Ja, dus hier zien we alvast dat ZIJN ook een hulpwerkwoord is in het perfectum of in het plusquamperfectum (met "was" of "waren".)

Nou we gebruiken niet altijd ZIJN in het perfectum, want vaak gebruiken we HEBBEN als hulpwerkwoord.

Als je wilt weten wanneer je nou precies ZIJN of HEBBEN gebruikt in het perfectum, kijk dan deze video.

De laatste vorm voor ZIJN als koppelwerkwoord is die voor de imperatief-vorm.

En de imperatief (de gebiedende wijs) gebruik je voor instructies of suggesties; wat iemand moet doen.

Normaal is dat altijd de "ik-vorm"

maar voor ZIJN is het niet BEN.

Nee, voor ZIJN is het WEES.

Ja, dat lijkt ook op GEWEEST!

GEWEEST - WEES!

Bijvoorbeeld: "Wees eens wat liever voor elkaar!"

Of: "Wees maar niet bang!"

Nou, en natuurlijk heb ik ook al een video gemaakt over WEES, ja over deze vorm.

Als je die wilt zien, kijk dan deze video.

Nou, als laatste ZIJN als hulpwerkwoord, dus als het een ander werkwoord in de zin helpt.

En we zagen net al: dat kan in het perfectum.

En je gebruikt ZIJN dus in het perfectum met ZIJN (dus GEWEEST).

Maar je gebruikt ZIJN ook met andere werkwoorden, maar niet met alle, zoals ik al zei!

Een paar voorbeelden waarbij je ZIJN wel gebruikt:

"Ik ben vanochtend om 7 uur wakker geworden."

Dus bij "worden" of hier "wakker worden" gebruik je ZIJN.

"Ik ben om 7 uur wakker GEWORDEN."

Of met "gaan".

"Jij bent vandaag naar de supermarkt gegaan."

"Jij bent naar de supermarkt GEGAAN."

En ook bij "slagen" gebruik je ZIJN.

"Tommy is for zijn examen geslaagd."

"Hij is GESLAAGD."

En bijvoorbeeld ook bij "blijven" of "thuisblijven".

"Zijn jullie gisteren thuisgebleven?"

Dus: "Zijn jullie THUISGEBLEVEN?"

Nou nogmaals: we gebruiken vaak ook HEBBEN voor het perfectum.

Als je wilt weten wanneer je HEBBEN of ZIJN gebruikt, kijk dan deze video.

Verder gebruiken we ZIJN ook vaak in de lijdende vorm, in de passieve vorm (en dan de passivum in het perfectum).

Een zin is passief als het onderwerp van de zin niet handelt, niet handelend is.

Bijvoorbeeld: "Ik ben door de masseur gemasseerd."

Dus een actieve vorm is: "De masseur heeft mij gemasseerd."

Dus "de masseur" is hier het onderwerp en die is actief, die handelt.

Die masseert mij, of heeft mij gemasseerd.

Maar in de passieve zin zeg je: "Ik ben door de masseur gemasseerd."

Nu is het onderwerp "ik" passief. Ik doe niets!

Nee! Ik lig op de tafel, of ik lag op de tafel, en "ik BEN gemasseerd."

Of: "Mijn fiets is gestolen." Passief.

"Mijn fiets" is passief in deze zin.

En die "is gestolen (door een dief)".

Dat is in het normale perfectum (de VOLTOOID TEGENWOORDIGE tijd!!).

Je kan ook een passivum hebben in de voltooid verleden tijd (in het PLUSQUAMPERFECTUM).

Bijvoorbeeld: "De winkels WAREN vorige week gesloten."

Ja, "De winkels waren gesloten (door de eigenaren)".

Nou dit is ook weer een heel onderwerp op zich

en we gebruiken niet altijd ZIJN in de passieve vorm; we gebruiken ook vaak WORDEN.

Dus als je meer wil leren over de passieve vorm en over wanneer je ZIJN of WORDEN gebruikt, kijk dan deze video.

Veel video's die jullie moeten kijken hierna! Mijn god... Zo!

De laatste vorm waarin ZIJN als hulpwerkwoord wordt gebruikt is het duratief.

Dat is als je iets "aan het doen bent".

Dus: "Wat ben je aan het doen?" (What are you doing?)

Of: "Wat zijn jullie aan het doen?"

Dat is in de tegenwoordige tijd, het kan ook in de verleden tijd (imperfectum).

"Wat was jij aan het doen?"

Of: "Wat waren jullie aan het doen?"

"Nou, ik ben aan het koken."

Of: "Ik was aan het koken."

"En Marja is aan het schoonmaken."

Of: "Marja was aan het schoonmaken."

Of: "Jullie zijn aan het studeren."

Of: "Jullie waren aan het studeren."

Ja, dus hier is ZIJN ook weer een hulpwerkwoord.

Het helpt het andere werkwoord: "doen", "studeren", "koken" en "schoonmaken".

Juist!

Ja, en als je meer wilt leren over het duratief, dan kan dat ook!

Kijk dan deze video.

Ja dat waren alle voorbeelden voor het werkwoord ZIJN als koppelwerkwoord en als hulpwerkwoord.

En ik heb 2,5 jaar geleden ook een video gemaakt over HEBBEN en ZIJN en die hoort bij de beginnerscursus.

En de video die is hier.

Ja, de laatste videoreferentie van vandaag!

Dus die kun je ook nog kijken als je wilt.

Ja, en voor nu nog een beetje huiswerk voor hier.

Ik heb 4 zinnen voor jullie en vul de juiste vorm van ZIJN in, en zet dat dan in de reacties.

Nummer 1: " deze les moeilijk?"

Zet die in het imperfectum (in de onvoltooid verleden tijd).

Zin 2: "Wanneer JIJ jarig?"

Zet die in de tegenwoordige tijd.

Nummer 3: " eens stil!"

Ja dat is de imperatief (gebiedende wijs).

En de laatste: "Door wie deze soep gemaakt?

Dat is een passieve zin. Dus wat zet je daar?

"Door wie deze soep gemaakt?"

Ja... Nou fantastisch weer Dutchies to be!

Hartstikke goed dat jullie deze les vandaag weer bij mij hebben gevolgd!

Ik hoop dat jullie weer veel hebben geleerd!

Als je veel hebt geleerd, geeft deze video alsjeblieft een like.

En als je nog niet bent/was geabonneerd, dan kun je dat nu doen.

Als je denkt dat iemand anders ook veel Nederlands met mij kan leren, deel mijn video of mijn kanaal.

En verder wens ik jullie allemaal een heel fijne dag!

Tot heel gauw in de volgende video!

Doei!


Wij/we zijn klaar met de les. We are done/finished with the lesson. Abbiamo finito la lezione. Mes baigėme pamoką.

Mijn haar was vroeger blond. My hair used to be blonde. Mano plaukai buvo šviesūs.

Jij/u bent vroeger bij mij student geweest, toch? You used to be a student of mine, right? Jūs mokėtės kartu su manimi, tiesa?

Wat ben je aan het doen? What are you doing? Ką darote?

De winkels waren vorige week gesloten. The stores were closed last week. Praėjusią savaitę parduotuvės buvo uždarytos.

Wees maar niet bang! Don't be afraid! Niekada nebijokite!

Hallo allemaal Dutchies to be. Hello y'all, Dutchies to be. Sveiki visi būsimi olandai.

De video van vandaag gaat over een van de meest gebruikte werkwoorden Today's video is about one of the most used verbs Šiandienos vaizdo įraše kalbama apie vieną iš dažniausiai vartojamų veiksmažodžių

- of misschien is het het meest gebruikte werkwoord in het Nederlands - - or maybe it is the most used verb in Dutch - - o gal tai dažniausiai vartojamas veiksmažodis olandų kalboje -

en dat is ZIJN. and that is ZIJN.

En ik wil jullie alvast informeren dat deze video in het Nederlands is. And I would like to inform you in advance that this video is in Dutch. Iš anksto noriu pranešti, kad šis vaizdo įrašas yra olandų kalba.

Dus als je nog een beginner bent en je wilt alles over ZIJN leren So if you are still a beginner and you want to learn everything about ZIJN Taigi, jei vis dar esate pradedantysis ir norite sužinoti viską apie HIS

maar je hebt er nog een beetje moeite mee dat deze video in het Nederlands is but you still have a bit of trouble with the fact that this video is in Dutch,

weet dan dat je de ondertiteling kan activeren (in het Engels of Nederlands) know that you can activate the subtitles (in English or Dutch) tada žinokite, kad galite įjungti subtitrus (anglų arba olandų kalba).

en dat je ook de afspeelsnelheid langzamer of sneller kan maken. and that you can also adjust the playback speed to make it a bit slower or faster.

En ook voor degenen die nieuw zijn: And also for those who are new: Taip pat tiems, kurie yra nauji:

"Hoi, ik ben Kim en ik ben jouw nieuwe docent Nederlands!" "Hi, I'm Kim and I'm your new Dutch teacher!" "Sveiki, aš esu Kim ir esu jūsų naujoji olandų kalbos mokytoja!"

Als je dus meer Nederlands wilt leren, abonneer je dan op mijn kanaal en blijf kijken! So if you want to learn more Dutch, subscribe to my channel and keep watching! Taigi, jei norite išmokti daugiau olandų kalbos, prenumeruokite mano kanalą ir žiūrėkite toliau!

En ja, dan nu in het Nederlands. And yes, now in Dutch. Taip, dabar ir olandų kalba.

Deze video gaat dus over het werkwoord ZIJN. So this video is about the verb ZIJN.

Je kan ZIJN vertalen naar "to be" in het Engels You can translate ZIJN to "to be" in English HIS galite išversti į anglų kalbą kaip "to be"

naar "ser" en "estar" in het Spaans to "ser" and "estar" in Spanish į "ser" ir "estar" ispanų kalba

en naar "sein" in het Duits and to "sein" in German ir "sein" vokiečių kalba

en naar.....??? and to.....??? ir.....????

Ja, andere talen ken ik niet... Yes, I don't know other languages... Taip, kitų kalbų nemoku...

Dus als jij een andere taal spreekt en mij wilt vertellen wat ZIJN in jouw taal is, So if you speak another language and want to tell me what ZIJN is in your language, Taigi, jei kalbate kita kalba ir norite man pasakyti, kas jūsų kalba yra HIS,

laat het me weten in de reacties! let me know in the comments! Praneškite man komentaruose!

Het werkwoord ZIJN kan als koppelwerkwoord en als hulpwerkwoord gebruikt worden. The verb ZIJN can be used as a linking verb and as an auxiliary verb. Veiksmažodis HIS gali būti vartojamas kaip jungiamasis veiksmažodis ir kaip pagalbinis veiksmažodis.

Nou wat betekent dat? Well, what does that mean?

Als ZIJN functioneert als het koppelwerkwoord in de zin When ZIJN functions as the linking verb in the sentence

dan koppelt het het onderwerp/subject aan een ander deel in de zin then it links the subject to another part of the sentence tada jis susieja subjektą su kita sakinio dalimi.

en dat noemen we ook wel het "naamwoordelijk deel" of "het naamwoordelijk gezegde". and we call that the "nominal part" or "the noun phrase" (predicat). taip pat vadiname daiktavardžio dalimi arba daiktavardžio fraze.

En dit is dan vaak een bijvoeglijk naamwoord And this is often an adjective Ir tai dažnai būna būdvardis

of een zelfstandig naamwoord or a noun arba daiktavardis

of een zinsdeel. or a phrase. arba frazę.

We gaan daar zo naar kijken. We're going to look at that in a minute. Tuoj tai aptarsime.

En als ZIJN een hulpwerkwoord is And if ZIJN is an auxiliary verb, O jei JIS yra pagalbinis veiksmažodis

dan helpt het een ander werkwoord in de zin. then it helps another verb in the sentence. tada jis padeda kitam sakinio veiksmažodžiui.

Dus dan zijn er twee of meer werkwoorden. So then there are two or more verbs. Taigi yra du ar daugiau veiksmažodžių.

In deze video gaan we dus kijken naar ZIJN in deze twee verschillende functies So in this video, we are going to look at ZIJN in these two different functions Taigi šiame vaizdo įraše apžvelgsime HIS šias dvi skirtingas funkcijas

en natuurlijk ook naar alle vormen in de tegenwoordige tijd (presens) and of course also at all forms in the present tense, ir, žinoma, visoms esamojo laiko formoms (presens)

de verleden tijd (imperfectum) the past tense (imperfectum)

het voltooid deelwoord (participium) the past participle (participium) praeities dalyvis (dalyvinis)

en de imperatief (gebiedende wijs). and the imperative. ir imperatyvas (įsakomasis).

Nou ZIJN als koppelwerkwoord. Well, ZIJN as a linking verb. Gerai JIS kaip jungiamasis veiksmažodis.

Ik zei het al: het koppelt het onderwerp aan een ander deel in de zin. Like I said, it links the subject to another part of the sentence. Jau sakiau anksčiau: jis susieja temą su kita sakinio dalimi.

Ik zal wat voorbeelden geven vanuit IK. I will give some examples from "ik" (=I). Pateiksiu keletą pavyzdžių iš IK.

"Ik ben Kim." "I'm Kim." "Aš esu Kim."

"Ik ben een vrouw." "I am a woman." "Aš esu moteris."

"Ik ben 36 jaar." "I'm 36 years old." "Man 36 metai."

En "Ik ben jouw docent Nederlands." And "I'm your Dutch teacher." Ir "Aš esu jūsų olandų kalbos mokytojas".

Dus BEN koppelt hier "ik" So BEN links "ik" Taigi BEN nuorodos "Aš" čia

(en "ik" is het onderwerp/subject) (and "ik" is the subject) (o "aš" yra subjektas/subjektas)

aan het zelfstandig naamwoord "een vrouw" to the noun "een vrouw" prie daiktavardžio "moteris"

aan "36 jaar" (dat is een zelfstandignaamwoordgroep) to "36 jaar" (that is a noun group) į "36 metai" (daiktavardis)

of aan "jouw docent Nederlands" (ook een zelfstandignaamwoordgroep) or to "jouw docent Nederlands" (also a noun group) arba "jūsų olandų kalbos mokytojui" (taip pat daiktavardinė frazė)

en aan mijn naam "Kim". and to my name "Kim". Ir prie mano vardo "Kim".

Je kan ook zeggen: "Ik ben lief." You can also say, "I'm sweet." Taip pat galite sakyti: "Aš esu saldus."

"Ik ben moe." "I'm tired." "Esu pavargęs."

"Ik ben blij." "I'm happy."

En "Ik ben jong." And "I'm young." Ir "Aš esu jaunas".

Ja toch? 36 jaar is jong... Yes right? 36 years is young... Tiesa? 36 metai yra jauni...

Hier koppelt BEN "ik" aan bijvoeglijke naamwoorden Here BEN links "ik" to adjectives Čia BEN susieja "aš" su būdvardžiais

zoals "lief", "moe", "blij" en "jong". such as "lief", "moe", "blij" and "jong". "saldus", "pavargęs", "laimingas" ir "jaunas".

We hebben nu alleen gekeken naar de vorm voor "ik" We have now only looked at the form for "ik" Dabar apžvelgėme tik "I" formą

maar wat zijn de andere vormen? but what are the other forms? bet kokios yra kitos formos?

Nou we beginnen met "jij/je". Well we start with "jij/je" (=you).

"Jij/je bent student." "You are a student."

Dus voor "jij/je" gebruiken we BENT. So for "you" we use BENT.

Ook voor "u": "U bent student." Also for "u": "You are a student."

Nou is er één belangrijk ding en dat is dat als "jij" of "je" en het werkwoord omdraaien/omwisselen Well there's one important thing and that's that if you swap "jij" or "je" and the verb

- dus je krijgt dan eerst het werkwoord en  daarna "jij" of "je" - - so you get the verb first and then "jij" or "je" -

dan gaat de T weg! then the T disappears!

Ja dan krijg je dezelfde vorm die je hebt bij "ik". Yes, then you get the same form that you have with "ik".

We noemen dit ook de "ik-vorm" (of de stam). We also call this the "ik-vorm" (or the"stam" = root).

Dus: "Ik BEN een vrouw", "Ik BEN 36", etc. So: "Ik BEN een vrouw", "Ik BEN 36", etc.

En dan "Jij/je BENT student." And then "Jij/je BENT student."

Maar draai ze om, dan is het: "BEN jij/je student?" But turn them around and it's: " "BEN jij/je student?"

De T gaat weg. Maar niet bij "u"! The T disappears. But not with "u"!

De derde persoon enkelvoud krijgt altijd IS. The third person singular always gets IS.

Dus dat zijn "hij", "zij/ze" en "het". So those are "hij" (=he), "zij/ze" (=she) and "het" (=it).

Bijvoorbeeld: "Frits is lui. Hij is lui." For example: "Frits is lazy. He is lazy."

Julieta is Mexicaans." Julieta is Mexican."

Dus Julieta is "zij/ze": "Zij/ze is Mexicaans." So Julieta is "zij/ze": "Zij/ze is Mexicaans."

Dat is haar nationaliteit. That's her nationality.

En: "Mijn haar is rood. Het is rood." And, "My hair is red. It is red."

Het is "het haar" dus: "HET is rood." It is "het haar" so: "HET is rood."

En dan voor het meervoud. And then for the plural.

In het Nederlands is dat: "wij/we", "jullie" en "zij/ze" (meerdere mensen/dieren/dingen). In Dutch that is: "wij/we" (=we), "jullie" (=you), and "zij/ze" (= they = several people/ animals/things).

Dus belangrijk! "Zij" en "ze" kan voor één vrouw  zijn, zoals Julieta. So important! "Zij" and "ze" can be used for one woman, like Julieta.

Maar "zij" en "ze" kan ook naar meer mensen/dieren/dingen verwijzen, dus derde persoon meervoud. But "zij" and "ze" can also refer to more people/animals/things, so third person plural.

En in het Nederlands krijg je altijd het hele werkwoord  voor het meervoud in de tegenwoordig het tijd (de infinitief). And in Dutch you always get the whole verb for the plural in the present tense (the infinitive).

Dus gewoon ZIJN! So just ZIJN!

Bijvoorbeeld: "Wij zijn klaar met de les." For example: "We're done with class."

Nee nog niet! We zijn nog niet klaar eigenlijk... No, not yet! We're not done yet actually...

Dus: "Wij zijn niet klaar met de les." So: "Wij zijn niet klaar met de les."

"Jullie zijn mijn studenten." “You are my students.”

En: "Mijn ouders zijn in Griekenland. Ze/zij zijn in Griekenland." And: “My parents are in Greece. They are in Greece."

Dus je kan ook iets zeggen over een plaats. So you can also say something about a place.

Oké! Dus dit zijn de vormen. Okay! So these are the forms.

Ik BEN. Ik BEN.

Jij/je en u BENT. Jij/je en u BENT.

Maar: BEN jij/je. But: BEN jij/je.

Hij, zij/ze, het IS. Hij, zij/ze, het IS.

Wij, jullie, zij/ze ZIJN. Wij, jullie, zij/ze ZIJN.

Voor de verleden tijd (de onvoltooid verleden tijd/het imperfectum) hebben we maar twee vormen For the past tense (the simple past/imperfectum) we have only two forms

namelijk WAS voor het enkelvoud en WAREN voor het meervoud. namely WAS for the singular and WAREN for the plural.

Nou een paar voorbeelden. Well a few examples.

"Ik was vorig jaar 35." "I was 35 years old last year."

"Nu BEN ik 36. Vorig jaar WAS ik 35." "Now I am 36. Last year I was 35."

"Jij was vroeger dokter, toch?" "You used to be a doctor, right?"

"Frits was gisteren bij zijn oma." "Frits was with his grandma yesterday."

"Julieta was eergisteren heel moe." "Julieta was very tired the day before yesterday."

Ja, "gisteren" is "yesterday" en "eergisteren" is "the day before yesterday". Yes, "gisteren" is "yesterday" and "eergisteren" is "the day before yesterday".

"Mijn haar was vroeger blond." "My hair used to be blond."

"Nu IS het rood. Vroeger WAS mijn haar blond." "Now it is red. My hair used to be blond."

Dus dat was het enkelvoud, nu naar het meervoud en dat is dus WAREN. So that was the singular, now to the plural and that's WAREN.

"Wij waren op zaterdag vroeg klaar met de les." "We finished class early on Saturday."

"Jullie waren eerst nog niet mijn studenten, maar nu  zijn jullie dat wel!" "You weren't my students before, but now you are !"

En: "Mijn ouders waren vorige maand in Griekenland." And: "My parents were in Greece last month."

Dan het voltooid deelwoord (het participium) en dat is GEWEEST. Then the past participle (the participium) and that's GEWEEST ("been" in English).

Je gebruikt een voltooid deelwoord in de voltooide tijd, we noemen dit ook wel "het perfectum". You use a past participle in the past tense, we also call this "the perfectum".

En belangrijk is dat je in de voltooide tijd (in het perfectum) altijd ook een hulpwerkwoord gebruikt And important is that you always use an auxiliary verb in the perfect tense

en dat is ook een vorm van ZIJN! and that is also a form of ZIJN!

Kijk maar: Look:

"Ik BEN vroeger PhD student GEWEEST." "I used to be a PhD student."

Ja, "Ik BEN PhD student GEWEEST." Yes, "Ik BEN PhD student GEWEEST."

Dus GEWEEST is het voltooid deelwoord van ZIJN So GEWEEST is the past participle of ZIJN

\+ we hebben BEN als hulpwerkwoord van ZIJN. \+ we have BEN as the auxiliary verb of ZIJN.

Dan 2: "Jij/je/u bent vroeger bij mij student geweest, toch?" Then 2: "You used to be a student of mine, right?"

"Frits is gisteren bij zijn oma geweest." "Frits went to see his grandmother yesterday."

En: "Mijn ouders zijn in Griekenland geweest." And: "My parents have been to Greece."

Of in het plusquamperfectum (dat is de voltooid verleden tijd) Or in the plusquamperfectum (that's the past perfect tense)

en dat is: "Mijn ouders WAREN in Griekenland geweest." which is: "My parents had been to Greece."

Ja, dus hier zien we alvast dat ZIJN ook een hulpwerkwoord is in het perfectum of in het plusquamperfectum (met "was" of "waren".) Yes, so here we see that ZIJN is also an auxiliary verb in the perfectum or in the plusquamperfectum (with "was" or "waren".)

Nou we gebruiken niet altijd ZIJN in het perfectum, want vaak gebruiken we HEBBEN als hulpwerkwoord. Well we don't always use ZIJN in the perfectum, because often we use HEBBEN as an auxiliary verb.

Als je wilt weten wanneer je nou precies ZIJN of HEBBEN gebruikt in het perfectum, kijk dan deze video. If you want to know exactly when to use ZIJN or HEBBEN in the perfect tense, watch this video.

De laatste vorm voor ZIJN als koppelwerkwoord is die voor de imperatief-vorm. The last form for ZIJN as a linking verb is that for the imperative form.

En de imperatief (de gebiedende wijs) gebruik je voor instructies of suggesties; wat iemand moet doen. And the imperative you use for instructions or suggestions; what someone should do.

Normaal is dat altijd de "ik-vorm" Normally that is always the "ik-form"

maar voor ZIJN is het niet BEN. but for ZIJN it is not BEN.

Nee, voor ZIJN is het WEES. No, for ZIJN it is WEES.

Ja, dat lijkt ook op GEWEEST! Yes, that also looks like GEWEEST!

GEWEEST - WEES! GEWEEST - WEES!

Bijvoorbeeld: "Wees eens wat liever voor elkaar!" For example: "Be nicer to each other!"

Of: "Wees maar niet bang!" Or: "Don't be afraid!"

Nou, en natuurlijk heb ik ook al een video gemaakt over WEES, ja over deze vorm. Well, and of course, I already made a video about WEES, yes about this form.

Als je die wilt zien, kijk dan deze video. If you want to see it, watch this video.

Nou, als laatste ZIJN als hulpwerkwoord, dus als het een ander werkwoord in de zin helpt. Well, finally ZIJN as an auxiliary verb, so if it helps another verb in the sentence.

En we zagen net al: dat kan in het perfectum. And we just saw: that is possible in the perfectum.

En je gebruikt ZIJN dus in het perfectum met ZIJN (dus GEWEEST). And so you use ZIJN in the perfect tense with ZIJN (with GEWEEST).

Maar je gebruikt ZIJN ook met andere werkwoorden, maar niet met alle, zoals ik al zei! But you also use ZIJN with other verbs, but not with all, as I said!

Een paar voorbeelden waarbij je ZIJN wel gebruikt: A few examples where you do use ZIJN:

"Ik ben vanochtend om 7 uur wakker geworden." "I woke up at 7 this morning."

Dus bij "worden" of hier "wakker worden" gebruik je ZIJN. So at "worden" or here "wakker worden" (=wake up) you use ZIJN.

"Ik ben om 7 uur wakker GEWORDEN." "Ik ben om 7 uur wakker GEWORDEN."

Of met "gaan". Or with "gaan" (to go).

"Jij bent vandaag naar de supermarkt gegaan." "You went to the supermarket today."

"Jij bent naar de supermarkt GEGAAN." "Jij bent naar de supermarkt GEGAAN."

En ook bij "slagen" gebruik je ZIJN. And also with "slagen" (to succeed/pass) you use ZIJN.

"Tommy is for zijn examen geslaagd." "Tommy passed his exam."

"Hij is GESLAAGD." "Hij is GESLAAGD."

En bijvoorbeeld ook bij "blijven" of "thuisblijven". And, for example, also with "blijven" (stay) or "thuisblijven" (stay at home).

"Zijn jullie gisteren thuisgebleven?" "Did you stay home yesterday?"

Dus: "Zijn jullie THUISGEBLEVEN?" So, "Zijn jullie THUISGEBLEVEN?"

Nou nogmaals: we gebruiken vaak ook HEBBEN voor het perfectum. Well again: we often also use HEBBEN for the perfectum.

Als je wilt weten wanneer je HEBBEN of ZIJN gebruikt, kijk dan deze video. If you want to know when to use HEBBEN or ZIJN, watch this video.

Verder gebruiken we ZIJN ook vaak in de lijdende vorm, in de passieve vorm (en dan de passivum in het perfectum). Furthermore, we often use ZIJN in the passive voice (and then the passive voice in the perfectum).

Een zin is passief als het onderwerp van de zin niet handelt, niet handelend is. A sentence is passive if the subject of the sentence is not active/not acting.

Bijvoorbeeld: "Ik ben door de masseur gemasseerd." For example: "I was massaged by the masseur."

Dus een actieve vorm is: "De masseur heeft mij gemasseerd." So an active form is: "The masseur massaged me."

Dus "de masseur" is hier het onderwerp en die is actief, die handelt. So "the masseur" is the subject here and he is active, he is the one who acts.

Die masseert mij, of heeft mij gemasseerd. He massages me, or has massaged me.

Maar in de passieve zin zeg je: "Ik ben door de masseur gemasseerd." But in the passive voice, you say, "I was massaged by the masseur."

Nu is het onderwerp "ik" passief. Ik doe niets! Now the subject "ik" is passive. I'm not doing anything!

Nee! Ik lig op de tafel, of ik lag op de tafel, en "ik BEN gemasseerd." No! I lay on the table, or I laid on the table, and "ik BEN gemasseerd."

Of: "Mijn fiets is gestolen." Passief. Or: "My bike has been stolen." Passive.

"Mijn fiets" is passief in deze zin. "My bike" is passive in this sense.

En die "is gestolen (door een dief)". And that "was stolen (by a thief)".

Dat is in het normale perfectum (de VOLTOOID TEGENWOORDIGE tijd!!). That is in the normal perfect tense (the simple past tense).

Je kan ook een passivum hebben in de voltooid verleden tijd (in het PLUSQUAMPERFECTUM). You can also have a passive in the past perfect tense (in the PLUSQUAMPERFECTUM).

Bijvoorbeeld: "De winkels WAREN vorige week gesloten." For example, "The shops were closed last week."

Ja, "De winkels waren gesloten (door de eigenaren)". Yes, "The shops were closed (by the owners)".

Nou dit is ook weer een heel onderwerp op zich Well this is again a whole topic in itself

en we gebruiken niet altijd ZIJN in de passieve vorm; we gebruiken ook vaak WORDEN. and we don't always use ZIJN in the passive form; we also often use WORDEN.

Dus als je meer wil leren over de passieve vorm en over wanneer je ZIJN of WORDEN gebruikt, kijk dan deze video. So if you want to learn more about the passive voice and when to use ZIJN or WORDEN, watch this video.

Veel video's die jullie moeten kijken hierna! Mijn god... Zo! Lots of videos you should watch next! My God... So!

De laatste vorm waarin ZIJN als hulpwerkwoord wordt gebruikt is het duratief. The last form in which ZIJN is used as an auxiliary verb is the durative.

Dat is als je iets "aan het doen bent". That is when you "are doing" something.

Dus: "Wat ben je aan het doen?" (What are you doing?) So, "Wat ben je aan het doen?" (What are you doing? = singular)

Of: "Wat zijn jullie aan het doen?" Or: "Wat zijn jullie aan het doen?"

Dat is in de tegenwoordige tijd, het kan ook in de verleden tijd (imperfectum). That is in the present tense, it can also be in the past tense (imperfectum).

"Wat was jij aan het doen?" "Wat was jij aan het doen?"

Of: "Wat waren jullie aan het doen?" Or: "Wat waren jullie aan het doen?"

"Nou, ik ben aan het koken." "Well, I'm cooking."

Of: "Ik was aan het koken." Or, "I was cooking."

"En Marja is aan het schoonmaken." "And Marja is cleaning."

Of: "Marja was aan het schoonmaken." Or, "Marja was cleaning."

Of: "Jullie zijn aan het studeren." Or, "You are studying."

Of: "Jullie waren aan het studeren." Or, "You were studying."

Ja, dus hier is ZIJN ook weer een hulpwerkwoord. Yes, so here ZIJN is another auxiliary verb.

Het helpt het andere werkwoord: "doen", "studeren", "koken" en "schoonmaken". It helps the other verb: doen", "studeren", "koken" and "schoonmaken".

Juist! Right!

Ja, en als je meer wilt leren over het duratief, dan kan dat ook! Yes, and if you want to learn more about the durative, that's also possible!

Kijk dan deze video. Then watch this video.

Ja dat waren alle voorbeelden voor het werkwoord ZIJN als koppelwerkwoord en als hulpwerkwoord. Yes those were all the examples for the verb ZIJN as a linking verb and as an auxiliary verb.

En ik heb 2,5 jaar geleden ook een video gemaakt over HEBBEN en ZIJN en die hoort bij de beginnerscursus. And about 2.5 years ago I also made a video about HEBBEN and ZIJN, and it belongs to the beginners' course

En de video die is hier. And the video is here.

Ja, de laatste videoreferentie van vandaag! Yes, the last video reference for today!

Dus die kun je ook nog kijken als je wilt. So you can watch that too if you want.

Ja, en voor nu nog een beetje huiswerk voor hier. Yes and for now a little homework for here.

Ik heb 4 zinnen voor jullie en vul de juiste vorm van ZIJN in, en zet dat dan in de reacties. I have 4 sentences for you, and fill in the correct form of ZIJN, and then put that in the comments.

Nummer 1: "________ deze les moeilijk?" Number 1: "________ deze les moeilijk?"

Zet die in het imperfectum (in de onvoltooid verleden tijd). Put it in the imperfectum (in the simple past tense).

Zin 2: "Wanneer ________ JIJ jarig?" Sentence 2: "Wanneer ________ JIJ jarig?"

Zet die in de tegenwoordige tijd. Put it in the present tense.

Nummer 3: "________ eens stil!" Number 3: "________ eens stil!"

Ja dat is de imperatief (gebiedende wijs). Yes, that is the imperative.

En de laatste: "Door wie ________ deze soep gemaakt? And the last one: "Door wie ________ deze soep gemaakt?

Dat is een passieve zin. Dus wat zet je daar? That's a passive sentence. So what do you put there?

"Door wie ________ deze soep gemaakt?" "Door wie ________ deze soep gemaakt?

Ja... Nou fantastisch weer Dutchies to be! Yes... Great job again, Dutchies to be!

Hartstikke goed dat jullie deze les vandaag weer bij mij hebben gevolgd! Thank you very much for following this lesson again with me today!

Ik hoop dat jullie weer veel hebben geleerd! I hope you learned a lot again!

Als je veel hebt geleerd, geeft deze video alsjeblieft een like. If you've learned a lot, please give this video a like.

En als je nog niet bent/was geabonneerd, dan kun je dat nu doen. And if you haven't subscribed yet, you can now.

Als je denkt dat iemand anders ook veel Nederlands met mij kan leren, deel mijn video of mijn kanaal. If you think someone else can also learn a lot of Dutch with me, share my video or my channel.

En verder wens ik jullie allemaal een heel fijne dag! And I wish you all a very nice day!

Tot heel gauw in de volgende video! See you very soon in the next video!

Doei! Doei!