AFLEIDINGEN #1: zelfstandige naamwoorden van WERKWOORDEN
Nou, vandaag kijken we dus naar zelfstandige naamwoorden gemaakt van werkwoorden.
"Wat willen jullie ETEN?"
Van het werkwoord ETEN in deze zin kunnen wij zelfstandige naamwoorden maken
bijvoorbeeld: "Van wat voor ETEN houd jij?"
Of: "We krijgen vanavond ETERS."
Of een ander voorbeeld:
"Waar WERK jij?"
"Ik vind HET WERK dat ik doe heel leuk."
Of: "Kurkuma heeft een heilzame WERKING."
[Muziek]
Hallo allemaal, Dutchies to be!
Welkom bij deze video waarin we gaan kijken naar afgeleide zelfstandige naamwoorden.
Als je me al een tijdje volgt
dan is je wellicht opgevallen dat ik al een aantal video's heb gemaakt
over een beetje meer complexere grammatica
of over woordvormingsprocedés (dus hoe je bepaald soort woorden maakt)
en deze video hoort daar dus ook bij.
We hebben al gekeken naar afgeleide bijvoeglijke naamwoorden
we hebben gekeken naar samenstellingen
- dat zijn zelfstandige naamwoorden die gemaakt zijn op basis van twee of meer woorden -
en vandaag gaan we dus kijken naar afleidingen.
Afgeleide zelfstandige naamwoorden.
Dit is deel 1.
Want vandaag kijken we naar zelfstandige naamwoorden die gemaakt zijn op basis van een werkwoord.
En in een tweede video die ook snel zal komen
gaan we kijken naar zelfstandige naamwoorden gemaakt op basis van een bijvoeglijk naamwoord.
Nou, en je raadt het misschien al: deze video hoort ook bij de "Dutch for higher intermediates" cursus.
En als je dus meer wilt leren en meer wilt oefenen, check dan deze link
(die staat in de beschrijving)
en dan kun je dus het curriculum van de cursus online bekijken.
Nou, vandaag kijken we dus naar zelfstandige naamwoorden gemaakt van werkwoorden.
Laten we eerst kijken naar wat voorbeelden.
"Wat willen jullie ETEN?"
Van het werkwoord ETEN in deze zin kunnen wij zelfstandige naamwoorden maken, bijvoorbeeld:
"Van wat voor ETEN houd jij?"
Ja, nu is ETEN geen werkwoord meer maar een zelfstandig naamwoord.
Of: "We krijgen vanavond ETERS."
Ja, dus ETERS is ook gemaakt op basis van ETEN.
Of een ander voorbeeld:
"Waar WERK jij?"
WERK is hier het werkwoord, daar kunnen we weer zelfstandige naamwoorden van maken, bijvoorbeeld:
"Ik vind HET WERK dat ik doe heel leuk!"
Ja, nu is het een zelfstandig naamwoord: HET WERK.
Of: "Kurkuma heeft een heilzame WERKING."
Dus in deze voorbeelden zagen we al dat soms het zelfstandig naamwoord dezelfde vorm heeft als het werkwoord
zoals HET ETEN heeft dezelfde vorm als de infinitief ETEN.
HET WERK heeft dezelfde vorm als de stam of de ik-vorm van WERK:
"Ik WERK" maar "HET WERK".
En soms hebben we afleidingen met achtervoegsels
(of met voorvoegsels, dat kan ook)
zoals ETER: hier heb je het achtervoegsel -ER achter EET: ETER.
Of WERKING, dan krijg je het achtervoegsel -ING achter WERK.
We kijken in deze video eerst kort naar wat voorbeelden waarbij de zelfstandige naamwoorden
dezelfde vorm hebben als de infinitief of als de stam
en daarna kijken we uitgebreider naar de verschillende achtervoegsels
(en het voorvoegsel GE-)
waarmee je dus ook zelfstandige naamwoorden kunt maken.
We beginnen met de infinitief, want je kunt van veel infinitieven van werkwoorden die een soort "actie" of "proces" aanduiden
daar kun je een zelfstandig naamwoord van maken door er het lidwoord HET voor te zetten.
Ja, drie voorbeeldzinnen:
"Ik vond HET DANSEN gisteren heel erg leuk!"
"HET WANDELEN op het strand vandaag was erg verfrissend."
En: "HET ETEN van sommige wilde paddenstoelen wordt afgeraden."
Dus, HET DANSEN, HET WANDELEN en HET ETEN:
dat zijn dus hier zelfstandige naamwoorden nu en ze verwijzen naar de actie van het werkwoord.
En dit kun je dus met heel veel werkwoorden doen.
Als je je het nog kan herinneren, zagen we net ook een voorbeeld met HET ETEN
en daar betekende het "the food", namelijk:
"Van wat voor ETEN houd je?"
Ja, dus er zijn een aantal zelfstandige naamwoorden die twee betekenissen kunnen hebben
zoals HET ETEN, HET DRINKEN en HET LEVEN, bijvoorbeeld.
HET DRINKEN is ook "the drinking" of "the beverage".
En HET LEVEN kan zijn "the living" maar meestal "the life".
Daarnaast zijn er veel zelfstandige naamwoorden die dezelfde vorm hebben als de stam
(of de ik-vorm) van het werkwoord waar ze aan gerelateerd kunnen worden, bijvoorbeeld:
"Ik ONTBIJT altijd om 8 uur."
"Dus om 8 uur eet ik mijn ONTBIJT."
In zin 1 is ONTBIJT de ik-vorm en in zin 2 is ONTBIJT het zelfstandig naamwoord.
"Morgen REIS ik naar Costa Rica."
"En de REIS duurt 12 uur."
"Ik REIS" hier de stam (de ik-vorm)
en DE REIS is hier het zelfstandige naamwoord.
"Ik HUUR een huisje in Den Haag."
"En gelukkig is MIJN HUUR niet hoog."
"GEDRAAG je eens!"
"Ik vind JOUW GEDRAG niet acceptabel!"
Soms zie je wel dat er een klankverandering kan zijn, zoals hier,
als er een lange klank is in de stam "GEDRAAG je"
dat dan opeens het zelfstandige naamwoord een korte klank heeft: "je GEDRAG".
Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor:
"Ik SPEEL een SPEL met mijn broer."
"Ik SPEEL" = hier een lange EE en SPEL heeft dan opeens een korte E.
Ja, dit gebeurt helaas soms...
Maar ik heb meer voorbeelden opgenomen in de lijst met allemaal voorbeelden in de "Dutch for higher intermediates" course.
Nou, hier is het niet altijd DE en niet altijd HET
zoals bij de infinitief dus wel, dan krijg je altijd HET.
Ja, soms heb je HET, zoals bij: HET ONTBIJT, HET GEDRAG en HET SPEL.
En soms DE, zoals bij DE REIS en DE HUUR.
En was er nog één...?
Uhhh, dat was het!
Nou dan gaan we nu naar de afleidingen
en ik heb ze in een aantal categorieën onderverdeeld.
De eerste is de categorie voor personen
dus hoe maak je van een werkwoord een zelfstandig naamwoord dat een persoon aanduidt
zoals we zagen bij ETEN en ETER?
Nou, dat kan dus met het achtervoegsel -ER.
Het kan ook met het achtervoegsel -AAR.
En soms zijn er ook vrouwelijke varianten (-ERES, -STER, -ARES).
Niet altijd... Maar vaak wel!
En het lidwoord voor dit soort woorden is DE.
We verwijzen naar personen met DE.
"Flavio en Jorinde DANSEN."
"Flavio is een DANSER en Jorinde is een DANSERES."
Ja dus DANSER voor een man en DANSERES voor een vrouw.
Voor ZINGEN geldt hetzelfde:
"Flavio en Jorinde ZINGEN."
"Flavio is een ZANGER."
Let op! Hier is het opeens met een A!
Niet ZINGER (=fout!). ZANGER!
"En Jorinde is een ZANGERES."
"Ik HUUR dit huis, dus ik ben de HUURDER."
Niet HUURER/HURER (=FOUT!).
Als de stam eindigt op een R, dan voegen we een extra D toe!
Dus: "Ik ben de HUURDER."
"Kan hij goed LEIDEN?"
"Is hij een goede LEIDER?"
En voor een vrouw kun je zeggen:
"Is zij een goede LEIDSTER?"
Ja, dus soms krijg je vrouwelijke varianten die eindigen dan op -ERES en soms op -STER.
Nou soms wordt er -AAR toegevoegd, bijvoorbeeld:
"Hoeveel mensen LUISTEREN naar de podcast?"
"Hoeveel LUISTERAARS heeft de podcast?"
Hier is geen vrouwelijke variant voor.
"Wie heeft er GEWONNEN?"
"Wie is de WINNAAR?"
Dat is voor mannen en vrouwen.
Of alleen voor vrouwen: "Wie is de WINNARES?"
Dus dan -ARES.
En de laatste:
"Ik LEER jullie een taal, dus ik ben jullie LERARES."
Voor een man zeg je dan LERAAR.
"Hij is een LERAAR."
"En ik ben een LERARES."
Ja, dus dit zijn de twee mogelijkheden voor personen -ER en -AAR.
Of -ERES of -STER voor vrouwen of -ARES voor vrouwen.
Categorie 2 is als je wilt verwijzen naar een ding of een concept.
En de twee meest voorkomende achtervoegsels zijn -ING en -ATIE.
En de woorden die hierop eindigen krijgen ook altijd het lidwoord DE.
Nou, een paar voorbeelden:
"Heb je je AANGEMELD?"
"Is de AANMELDING gelukt?"
Ja, dus AANMELD + ING = AANMELDING.
"Ik heb online iets BESTELD."
"En mijn BESTELLING wordt morgen bezorgd."
En de laatste met -ING:
"Ik HERINNER me weinig van vroeger."
"Ik heb weinig HERINNERINGEN."
Dus de stammen van deze werkwoorden waren:
BESTEL > BESTELLING,
AANMELD > AANMELDING
HERINNER > HERINNERING.
Als de stam eindigt op -EER dan wordt -EER vaak vervangen door -ATIE.
"Mensen kunnen zich steeds minder goed CONCENTREREN."
Dus de stam is CONCENTREER en dan het zelfstandig naamwoord:
"De CONCENTRATIE is dus slecht."
CONCENTREER > CONCENTRATIE.
Het tweede voorbeeld:
"Tijdens mijn studie SPECIALISEERDE ik me in historische taalkunde."
Nou, de stam is SPECIALISEER en dat wordt dan SPECIALISATIE.
"Mijn SPECIALISATIE was historische taalkunde."
Dit waren dus twee voorbeelden, zo zie je hoe het procedé werkt, en in online cursus staan veel meer woorden natuurlijk!
In categorie drie kijken we naar woorden op -SEL en -ST.
Meestal is dat dan het resultaat van iets
(het resultaat van iets creatiefs)
bijvoorbeeld op -SEL:
"Ik heb vandaag iets GESCHREVEN."
"Zou je naar mijn SCHRIJFSEL kunnen kijken?"
Dus GESCHREVEN is het voltooid deelwoord van SCHRIJVEN
en de stam is SCHRIJF + -SEL = SCHRIJFSEL.
"Wat dat is...?"
"Ja, ik heb maar iets GEPROBEERD..."
"Het is maar een PROBEERSEL."
Ja, dus je hebt iets gemaakt maar het is een soort experiment
dan kun je zeggen in het Nederlands: "Het is een PROBEERSEL."
Vaak is dit wel een beetje een soort van: "Nou, het is nog niet zo goed..."
"Het is maar een SCHRIJFSEL..."
"Het is maar een PROBEERSEL..."
En deze krijgen altijd HET!
Nou en dan zijn er ook wat zelfstandige naamwoorden die eindigen -ST.
"Heb je vandaag veel vissen GEVANGEN?"
"Hoe was de VANGST?"
Of: "Er KOMT een storm (AAN)."
Ja, AANKOMEN eigenlijk...
"Er KOMT een storm (AAN)."
"Er is een storm op KOMST."
Deze woorden op -ST krijgen altijd DE trouwens: DE VANGST, DE KOMST.
Nou, nog twee categorieën!
Categorie 4 is dat je een verkleinwoord kunt maken met -JE.
Ja, je zult vast wel weten dat je van zelfstandige naamwoorden door er -JE of -TJE of -PJE of whatever achter te plakken
dat je dan een verkleinwoord kunt maken, zoals STOEL > STOELTJE & LAMP > LAMPJE.
Ja, maar je kan ook soms -JE of -TJE achter een werkwoord zetten
(of achter de stam)
en daarmee ook een zelfstandig naamwoord maken.
Bijvoorbeeld van PRAAT kun je PRAATJE maken:
"Mijn vriendin en ik maken een gezellig PRAATJE."
Van KOOP kun je KOOPJE maken, bijvoorbeeld:
"Deze pan was niet duur... Nee, hij was een KOOPJE!"
Of: "Ik wil dit niet doen... Ik MOET dit doen..."
"Dit is een MOETJE..."
En waarschijnlijk weet je ook dat diminutieven altijd het lidwoord HET krijgen.
En de laatste categorie, dat is met het voorvoegsel GE-.
En meestal refereert zo'n zelfstandig naamwoord AAN iets wat je op dat moment aan het doen bent, bijvoorbeeld:
"Waar KLETSEN die vrouwen toch over?"
"Wat een GEKLETS!"
Ja, GE- + de stam: "Wat een GEKLETS."
Dus niet het voltooid deelwoord GEKLETST trouwens!
Nee, dat is het niet, hè!
Het is GE- + de stam.
Bijvoorbeeld ook: "Waar SPREKEN jullie over?"
"Waarover gaat jullie GESPREK?"
Ja, de stam van SPREKEN is SPREEK ("ik spreek")
nou hier verandert opeens weer de lange klank EE in een korte E...
GE + SPREK.
Ja, dus niet het voltooid deelwoord GESPROKEN, nee!
Het is GE + de stam, maar dan met een korte klank: GE+SPREK.
Of de laatste:
"Ik houd niet van HAASTEN."
"Ik houd niet van GEHAAST."
Juist! Oké! Nou er zijn ook nog veel zelfstandige naamwoorden die op een andere manier van een werkwoord worden gevormd
maar dat zijn dan heel sporadische gevallen of gewoon niet onder te verdelen in deze belangrijke categorieën.
Maar dus als je daar wel meer over wilt leren, ga dan naar de "Dutch for higher intermediates" course
en daarin heb ik ook heel veel flashcards opgenomen (en oefeningen)
zodat je zelf aan de slag kunt gaan.
AAN DE SLAG GAAN betekent "beginnen" of "ermee werken".
Ja, dus dat kan in de cursus.
Maar natuurlijk ook een beetje huiswerk voor hier!
Ik heb drie zinnen met drie werkwoorden
en jullie mogen daarvan zelfstandige naamwoorden maken en die in de reacties zetten.
Zin 1: "Heb je al BETAALD?"
"Weet je of de is gelukt?"
Dus hoe maak je een zelfstandig naamwoord van het werkwoord BETALEN?
Zin 2: "Op YouTube VOLGEN ruim 80.000 mensen mij."
"Ik heb dus ruim 80.000 ."
Hoe maak je een zelfstandig naamwoord voor mensen die mij VOLGEN?