Jan wil een nieuwe baan.
Hij houdt niet van zijn kantoorbaan.
Hij vindt zijn werk te saai.
Jan wil een spannendere baan.
Hij kijkt op internet naar een nieuwe baan.
Er is veel werk in restaurants.
Er is ook veel werk in winkels.
Jan is niet erg goed in koken.
Maar hij houdt van winkelen en praten met mensen.
Jan hoopt dat hij een baan kan vinden in een winkel.
Hier is hetzelfde verhaal op een andere manier verteld.
Ik wil en nieuwe baan.
Ik houd niet van mijn kantoorbaan.
Ik vind mijn werk te saai.
Ik wil een spannender baan.
Ik kijk op internet naar een nieuwe baan.
Er is veel werk in restaurants.
Er is ook veel werk in winkels.
Ik ben niet erg goed in koken.
Maar ik houd van winkelen en met mensen praten.
Ik hoop dat ik een baan in een winkel kan vinden.
Vragen:
Een : Jan wil een nieuwe baan.
Wil Jan een nieuwe baan?
Ja, Jan wil een nieuwe baan.
Twee : Jan vindt zijn werk te saai.
Houdt Jan van zijn kantoorbaan?
Nee, hij houdt niet van zijn kantoorbaan.
Hij vindt zijn werk te saai.
Drie : Jan wil een spannender baan.
Wil Jan een saaie baan?
Nee, Jan wil een spannendere baan.
Vier : Jan kijkt op internet naar een nieuwe baan.
Kijkt Jan op internet naar een nieuwe baan?
Ja, hij kijkt op internet naar een nieuwe baan.
Vijf : Er is veel werk in restaurants.
Is er veel werk in restaurants?
Ja, er is veel werk in restaurants.
Zes : Jan is niet goed in koken.
Kan Jan goed koken?
Nee, Jan kan niet erg goed koken.
Zeven : Jan houdt van winkelen en met mensen praten.
Houdt Jan van praten met mensen?
Ja, Jan houdt van praten met mensen en van winkelen.
Acht : Jan wil een baan in een winkel vinden.
Wil Jan een baan in een restaurant?
Nee, hij wil geen baan in een restaurant.
Hij wil een baan vinden in een winkel.
