×

我们使用cookies帮助改善LingQ。通过浏览本网站,表示你同意我们的 cookie 政策.


image

DE KLEINE ZIELEN [tweede deel], Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2

Adolfine genoot ervan Cateau te toonen de stapels linnengoed van het uitzet van Floortje. Het meest van alle dingen ter wereld stelde Adolfine belang in haar eigen huis, in haar eigen kinderen, haar eigen meubels, in haar eigen zaken, aangelegenheden en dingen. Zij was altijd onvermoeid aan een zuster of vriendin, die haar eens kwam opzoeken, te toonen en te doen bewonderen de dikte van haar tapijt, de zwaarte van haar gordijnen, de sierlijkheid, waarmede zij hare ornamenten in den salon had geschikt en zij prees al haar eigen hoog, vijzelde het op, als voor een verkooping, ontlokkende waardeering aan de zuster of de vriendin. Zij was in haar hart altijd bang de mindere te zijn en om die vrees te verbergen voor het oog van een ander, stofte zij en pochte zij altijd op wat van hàar was. Dat zij wel een Van Lowe was uitte zich hierin, dat zij haar man en hare kinderen meê opvijzelde in hare algemeene zelfverheerlijking. Heel licht was er dan in al hare pocherijen een schaduw van verwijt, tegen de familie, de kennissen, Den Haag - dat zij niet gewaardeerd werd, haar man niet, haar kinderen niet, haar huis niet, haar meubels niet, haar ideeën niet en haar straat niet. En zij legde breedvoerig vriendin of zuster uit hoe zij dacht, hoe zij rekende, hoe zij beschouwde, hoe zij opvoedde, hoe zij meubeleerde, hoe zij diners gaf, hoe zij een japon bestelde - als was dat alles voor de vriendin of de zuster van een belang, zoo hoog, dat er geen hooger boven te denken was. Zoo de vriendin of de zuster - ter conversatie wille - dan vertelde hoe ZIJ beschouwde, rekende of een diner gaf - kon Adolfine daar onmogelijk naar luisteren en toonde zij heel duidelijk, dat de zaken van zuster of vriendin haar totaal niet interesseerden, en dat, bij voorbeeld, de degelijkheid, van het bekleedsel van hare - Adolfine's - stoelen, of de frissche lucht van de straat, waarin zij - Adolfine - woonde, of het fluweel van den kraag van de overjas van Van Saetzema - Adolfine's man - van veel hooger belang was. Toch vooral wilde zij doen uitkomen aan de zuster of de vriendin, dat in haar - Adolfine's - leven alles van het eerste en het beste was: zoowel het levende als het niet-levende, het roerende als het onroerende... Adolfine's keukenmeid kookte - voor de zuster en de vriendin - het beste van alle keukenmeiden, vooral beter dan die van Bertha; Adolfine's hondje, een puck, was het aardigste puckje van alle puckjes ter wereld. Terwijl zij zoo pochte, vreesde zij, heel diep, bijna onbewust in zichzelve, zoû mijn keukenmeid wel wat kunnen kooken, en mijn puckje... is het eigenlijk niet een nijdig beest?

Maar dat waren diep verborgen twijfelingen en voor de familie en de kennissen gaf Adolfine hoog op van al de haren en al het hare en dong voor kinderen en meubels een schat- ting van bewondering af. Het was in hare natuur hoog te willen zijn - zij wàs een kind haars vaders - rijk te willen zijn, alles mooi en voornaam en in aanzien om zich te hebben en het was of van hare kinderjaren af een noodlot haar had gedwongen alles, iets, een tikje, minder te hebben dan hare familie en kennissen. Werkelijk was zij nooit tevreden, hoe zij ook pochte. Werkelijk verweet zij het leven zijne gruwelijke onrechtvaardigheid. Als kind was zij een leelijk onbehagelijk meisje geweest, terwijl Bertha ten minste passabel en Constance bepaald mooi was. Dat Dorine nu ook niet mooi was, troostte haar niet, lette zij zelfs niet op. Bertha en Constance waren, de een als jonge vrouw, de ander als jong meisje, geprezenteerd aan het Hof; na Constance's huwelijk was er echter als eene moêheid voor wereldschheid geweest bij haar vader en hare moeder en als mama wel eens ter sprake had gebracht, dat ook zij, Adolfine, geprezenteerd nu moest worden, had papa gezegd: ach, de andere meisjes hebben er zoo weinig aan gehad... en, hoe dan ook, Adolfine was er niet gekomen, aan het Hof. Dat had zij hare ouders en... hare zusters nooit vergeven, maar zij had altijd gezegd, dat zij niets gaf nietsom al die drukte van het Hof. Zij was vroeg getrouwd, twintig jaar; zij had Van Saetzema aangenomen, bijna uit angst, dat, zoo zij weigerde, het leven weêr onrechtvaardig zoû zijn. En Van Saetzema had haar gevraagd, zoo als honderde mannen honderde vrouwen ten huwelijk vragen, om van die heel kleine redentjes van kleine menschen, die als minieme radertjes diep in de kleine zielen voortwerken - en die anderen weêr niet begrijpen, zoodat zij zich, verbaasd, afvragen: waarom dan toch, waarom heeft die dat en dat gedaan; waarom is er bij die dat en dat gebeurd; waarom heeft die, die en die getrouwd... Van Saetzema had een goeden naam, was meester-in-de-rechten, had iets van fortuin: Adolfine had het maar geprobeerd. Maar terwijl Van Naghel, na advocaat in Indië te zijn geweest, door tactvolle relatie's, door politieke handigheid, door invloed van papa Van Lowe, wien Van Naghel sympathiek was, carrière maakte, gekozen werd in allerlei commissie's, die hem telkens weêr een sport hooger voerden in de Haagsche bureau-wereld, tot hij, eerst gekozen in de Tweede Kamer, zich eindelijk de portefeuille van Koloniën zag aangeboden - was Van Saetzema aan het Departement van Justitie rustigjes weg, blijven voortsjokken, zonder een enkelen keer een bizondere promotie te maken zonder ooit een bizondere kans te hebben, zonder ooit door papa Van Lowe heel veel vooruit te worden gebracht - alsof papa dit evenmin de moeite waard had gevonden - in een soort van stiefvaderlijke minachting, - als om Adolfine te prezenteeren aan het Hof. Van Saetzema, nu hoofdcommies, was wel een geacht ambtenaar, die nauwgezet zijn werk deed, die zelfs geapprecieerd werd door den Secretaris-Generaal, maar meer ook niet... En dit was juist de wanhoop van Adolfine, die sedert Van Naghel minister was, haar man ook minister wilde hebben, - waarop nooit het minste uitzicht bestaan zoû. Adolfine, met leede oogen, moest dus al de grootheid van Van Naghel en Bertha aanzien en hoe zij ook pochte op alles, wat van haar, Adolfine, was, - die grootheid, die zij nooit bereiken zoû, was haar een marteling harer ijdelheid. Het was zoo van zelve gekomen in de lijn van het leven van Van Naghel en Bertha - door papa's protectie, door Van Naghels eigen relatie's en Overijselsche familie, die altijd een rol had gespeeld in de politieke geschiedenis van het land - dat Van Naghel niet alleen had bereikt een hoog punt van carrière, maar dat zijn huis ook geworden was een politieke en daarbij aristocratische ‘salon' in Den Haag - alsof door hunne wederzijdsche relatie's, Van Naghel en Bertha, na papa Van Lowe's dood, hadden vervolgd de traditie, die na den gouverneur-generaals-tijd geheerscht had in de Alexanderstraat, waar mama stil rustig achterbleef, in dat na-leven van oude vrouw en weduwe. Terwijl, wat Adolfine ook had gewenscht en gepoogd, haar huis nooit anders was geweest dan een rommel. Zij miste tact en wist niet te onderscheiden. Zij dacht, dat oòk een druk huis te hebben, iets zoû zweemen naar de voornaamheid van Bertha - en nu maakte zij visite's, links en rechts, en had een menigte kennissen, zoo disparaat mogelijk, uit verschillende côterieën: de orthodoxe, de Indische, de officieele bureau-wereld, de militaire - helaas, echter niet uit de Hof-côterie en uit de aristocratische elementen, die - na papa's dood - nog wel éens in het jaar hadden een kaartje gebracht, maar haar langzamerhand hadden overgeslagen. En zoo was het van zelve gekomen in de lijn van HUN leven, van Van Saetzema en Adolfine, dat hun huis steeds was geworden een grootere rommel, wel een druk huis, waar men ‘menschen zag', maar een huis zonder kleur, waar men nooit wist wie men ontmoeten kon, en wat de gastvrouw eigenlijk wilde. Er was iets dwarreligs in Adolfine's manier om haar huis te maken een druk huis, waar veel menschen kwamen. Zij maakte, bijvoorbeeld, het plan een intiem diner te geven over vijf dagen, zij vroeg acht menschen, maar bedacht twee dagen vóor het diner, dat zij er nog wel eenige bij kon vragen: zij zond nog enkele geheel officieele invitaties rond, waarvan de termen niet in overeenstemming waren met de tusschenruimte van invitatie en datum - met dit resultaat, dat zij op hare diners ten eerste den kok in de war stuurde, wel eens een flesch Champagne te weinig had, en dat hare gasten, geregeld, in alle mogelijke schakeeringen van avondtoilet verschenen. Of, zij dacht te geven een groot diner, kreeg vele bedankjes, wist niet wie er in de plaats voor te vragen, vroeg toch maar, intiem, zelfs mondeling - en zij had voor een stuk of zes menschen veel te veel schotels en wijnen en hare heeren waren alweêr, de een in rok en witte das, de ander in zijn huisjasje; hare dames alweêr de een laag, de andere in een blouse: verschil, dat hun telkens over en weêr een schok van ontsteltenis gaf.

Het was altijd een rommel en zooals zij den tact miste een goed diner te geven, zoû zij altijd missen den tact tot de grootheid te komen, waarheen zij verlangde. Ook haar man zelve werkte haar tegen: een eenvoudige man, wat boersch, die iederen dag draafde naar zijn bureau en terug, nauwgezet op zijn werk als maakte hij, schooljongen, thema's af, zonder eenige bizondere bekwaamheid of politieke handigheid. Hij vond goed, wat Adolfine deed, maar begreep niet in haar dat verlangen, die levensbehoefte naar grootheid. Wel had hij overgenomen van zijne vrouw het uitbundig tevreden zijn, hij ook, met ZIJN vrouw, ZIJN huis, ZIJN kinderen, ZIJN meubels en ZIJN kennissen. Ook hij kon pochend spreken over ZIJN jas, ZIJN bureau, zelfs ZIJN Minister en ZIJN Secretaris-Generaal. Al had Adolfine met de zweep achter hem gestaan, zij zoû hem niet hebben kunnen opranselen naar de toppen van aardsche en Haagsche grootheid. Hij was zwaar, nevelig in zijn hersenen, een sleurmensch, die als trek-os zijn gangetje ging, jaren lang, met denzelfden zwaren tred van Hollandsch rund door zware Hollandsche luchten: hij had geheel in zich het element een mindere te zijn, een ondergeschikte, op een achtergrond te blijven en daar nauwgezet en kleinzielig degelijkjes te blijven arbeiden in het kringetje, waarin hij was aangevangen te arbeiden.

Zij hadden drie jongens en drie meisjes en zij waren geen kwade ouders. Zij hielden, beiden, van hunne kinderen en zij dachten aan hun welzijn. Maar een systeem van opvoeding kenden zij evenmin als een systeem om diners te geven, en wat er nog van opvoeding was in hun huis, was even rommelig als hunne kennissen, hunne kamers, hunne tafels. Vooral voor hare kinderen was in Adolfine die neiging alles voornaam te hebben en te doen, minstens zoo voornaam als Bertha had en deed voor de hare. Daar Adolfine echter de eenige van de Van Lowe's was, die, uitzondering, zuinig was, streed hare zuinigheid dikwijls zwaren strijd met hare zucht tot voornaamheid. En wat dus in het huis en de opvoeding der kinderen van Van Naghel en Bertha als van zelve ging volgens zeer kostbare principes, die zij beiden wel als kostbaar inzagen, maar onmachtig waren door hunne neigingen en de lijn, langs welke zij leefden, voor minder kostbare te verwisselen, ging bij Adolfine alles op een goedkoopje. Waren dus Louise en Emilie en Marianne geweest op heel dure kostscholen bij Londen en Parijs: groote villa's van geraffineerd rijke-meisjesonderwijs - de danslessen in baljaponnetjes, de teeken- en schilder- en muzieklessen gegeven door beroemde artisten, - Adolfine, hoewel verteerd van nijd, vond die kostscholen eenvoudig absurd en onbereikbaar voor hare beurs en had er voor Floortje en Caroline destijds een gevonden bij Kleef: een heel achtenswaardig kostschool, maar waar dochters kwamen van Duitsche winkeliers, en waar dus een geheel andere toon heerschte dan in de villa's bij Parijs en bij Londen - wat echter niet verhinderde, dat Adolfine haàr kostschool hoog ophemelde boven die malle en wufte inrichtingen, waar Bertha haar kinderen heen had gezonden. En wat de jongens betrof, Adolfine verhief hàre jongens - Piet, Chris en Jaap: de oudste zoû Oost-Indiesch ambtenaar worden, de twee anderen waren voor Breda en Willemsoord - hoog boven die twee geldstukslaande studenten van Leiden, die nu weêr voor hunne aanstaande maskerade enkele duizenden noodig hadden, hoog boven dien slungel van een Karel.

Ook tusschen haar Marietje, een zacht blond witvellig meisje, wat onderdrukt in de roezemoes der anderen, en tusschen Bertha's Marietje maakte Adolfine altijd vergelijkingen, die ten gunste waren van haar kind, maar vooral vergeleek zij nu, na het huwelijk van Emilie met Van Raven, dier huwelijkstoebereidselen met wat ZIJ deed voor Floortje en Dijkerhof. En zij had mooi ophemelen en pochen - zij, die uitzondering bij de Van Lowe's, zij, de zuinige, ieder dubbeltje berekenende Adolfine - van wie had zij toch die economie? vroeg mama Van Lowe zich wel eens af - zij kon er eenvoudig niet bij, bij al wat Van Naghel en Bertha en de Van Ravens en hun wederzijdsche vrienden hadden gedaan; zij vond het absurd, zij vond het geld weggooien, zij bromde in zich, dat alles zoo ontzettend werd opgevoerd: een geheime degelijkheid - eigenschap atavistisch, den oorsprong geheim - keurde in haar af die luxe van feesten, van uitzet, van cadeaux, van bloemen, waarvan Emilie's bruiloftsdagen als hadden geschitterd; zij vond het belachelijk, zij wilde alles zuiniger doen, en toch vond zij het niet prettig alles zoo zuinig te doen en het was dus een eeuwige strijd, zoowel met haarzelve, als met Floortje, die ook niet onder wilde doen voor Emilie en aan geld - het was maar dat harer ouders - niet dacht. Maar toch, met een bizondere gave van zelfverheerlijking, wist Adolfine nu Floortjes uitzet tegenover Cateau te verheffen boven al die kanten flèbbeldingen van Emilie...

- Veel dégelijker... vind IK , Adòlfine! zeurde Cateau.

- Ja... en kijk eens die hemden, kijk eens die tafellakens en servetten, dat is van een kwaliteit, daar is niets boven, zei Adolfine, de stapels in de kast streelende... - En al die malle cadeaux, die Emilie heeft gekregen, al dat zilver, dat ze toch niet gebruikt - want wat hebben jongelui, die natuurlijk in de eerste jaren geen menschen zien - nu zooveel zilver noodig... Ik ben maar blij, dat ònze kennissen Floortje praktischer hebben bedacht: IK zoû het niet prettig hebben gevonden als Floortje zoo in haar zilverkast werd gezet door, nu ja, kennissen, maar toch eigenlijk vreemden...

- Jà...! zeurde Cateau.

Op de receptie... van Emiliètje... leek het wèl... de winkel van Van Kempen... Ik vond het zoo parvenùàchtig...jij ook niet... Adòlfine?

Het woord was voor Van Naghel en Bertha niet bepaald teekenend gekozen en zelfs Adolfine voelde dat, maar zij bewonderde te veel haar eigen inkoopen en de cadeaux van hàre kennissen, om er Cateau opmerkzaam op te maken.

Hoofdstuk 2 Κεφάλαιο 2 Chapter 2

Adolfine genoot ervan Cateau te toonen de stapels linnengoed van het uitzet van Floortje. Adolfine enjoyed showing Cateau the piles of linens from Floortje's trousseau. Het meest van alle dingen ter wereld stelde Adolfine belang in haar eigen huis, in haar eigen kinderen, haar eigen meubels, in haar eigen zaken, aangelegenheden en dingen. Most of all things in the world, Adolfine took an interest in her own home, in her own children, her own furniture, in her own business, affairs and things. Zij was altijd onvermoeid aan een zuster of vriendin, die haar eens kwam opzoeken, te toonen en te doen bewonderen de dikte van haar tapijt,       de zwaarte van haar gordijnen, de sierlijkheid, waarmede zij hare ornamenten in den salon had geschikt en zij prees al haar eigen hoog, vijzelde het op, als voor een verkooping, ontlokkende waardeering aan de zuster of de vriendin. She was always tireless in showing and making a sister or friend who came to see her admire the thickness of her carpet, the heaviness of her curtains, the gracefulness with which she had arranged her ornaments in the parlor, and she praised all her own high, jacked it up, as if for a sale, eliciting appreciation from the sister or friend. Zij was in haar hart altijd bang de mindere te zijn en om die vrees te verbergen voor het oog van een ander, stofte zij en pochte zij altijd op wat van hàar was. She was always afraid in her heart of being the lesser, and to hide that fear from the eye of another, she always dusted and boasted about what was hers. Dat zij wel een Van Lowe was uitte zich hierin, dat zij haar man en hare kinderen meê opvijzelde in hare algemeene zelfverheerlijking. That she was a Van Lowe manifested itself in that she took her husband and her children with her in her general self-glorification. Heel licht was er dan in al hare pocherijen een schaduw van verwijt, tegen de familie, de kennissen, Den Haag - dat zij niet gewaardeerd werd, haar man niet, haar kinderen niet, haar huis niet, haar meubels niet, haar ideeën niet en haar straat niet. Very slightly there was then in all her boasts a shadow of reproach, against the family, the acquaintances, The Hague - that she was not appreciated, not her husband, not her children, not her house, not her furniture, not her ideas and not her street. En zij legde breedvoerig vriendin of zuster uit hoe zij dacht, hoe zij rekende, hoe zij beschouwde, hoe zij opvoedde, hoe zij meubeleerde, hoe zij diners gaf, hoe zij een japon bestelde - als was dat alles voor de vriendin of de zuster van een belang, zoo hoog, dat er geen hooger boven te denken was. And she elaborately explained to friend or sister how she thought, how she calculated, how she considered, how she educated, how she furnished, how she gave dinners, how she ordered a gown - as if all this was of such high importance to the friend or sister that there was no higher thing to think about. Zoo de vriendin of de zuster - ter conversatie wille - dan vertelde hoe ZIJ beschouwde, rekende of een diner gaf - kon       Adolfine daar onmogelijk naar luisteren en toonde zij heel duidelijk, dat de zaken van zuster of vriendin haar totaal niet interesseerden, en dat, bij voorbeeld, de degelijkheid, van het bekleedsel van hare - Adolfine's - stoelen, of de frissche lucht van de straat, waarin zij - Adolfine - woonde, of het fluweel van den kraag van de overjas van Van Saetzema - Adolfine's man - van veel hooger belang was. If the friend or the sister - for the sake of conversation - told her how SHE regarded, calculated or gave a dinner - Adolfine could not possibly listen to it and she showed very clearly that the affairs of sister or friend did not interest her at all, and that, for example, the solidity of the upholstery of her - Adolfine's - chairs, or the fresh air of the street, in which she - Adolfine - lived, or the velvet of the collar of the overcoat of Van Saetzema - Adolfine's husband - was of much higher importance. Toch vooral wilde zij doen uitkomen aan de zuster of de vriendin, dat in haar - Adolfine's - leven alles van het eerste en het beste was: zoowel het levende als het niet-levende, het roerende als het onroerende... Adolfine's keukenmeid kookte - voor de zuster en de vriendin - het beste van alle keukenmeiden, vooral beter dan die van Bertha; Adolfine's hondje, een puck, was het aardigste puckje van alle puckjes ter wereld. Above all, she wanted to make it clear to the sister or friend that in her - Adolfine's - life everything was of the first and the best: the living as well as the non-living, the movable as well as the immovable... Adolfine's kitchen maid cooked - for the sister and the friend - the best of all the kitchen maids, especially better than Bertha's; Adolfine's doggie, a puck, was the nicest puck of all the puckies in the world. Terwijl zij zoo pochte, vreesde zij, heel diep, bijna onbewust in zichzelve, zoû mijn keukenmeid wel wat kunnen kooken, en mijn puckje... is het eigenlijk niet een nijdig beest? As she boasted thus, she feared, very deeply, almost unconsciously within herself, if only my kitchen maid could do some cooking, and my puck... isn't it actually a spiteful beast?

Maar dat waren diep verborgen twijfelingen en voor de familie en de kennissen gaf Adolfine hoog op van al de haren en al het hare en dong voor kinderen en meubels een schat-       ting van bewondering af. But these were deeply hidden doubts, and in front of family and acquaintances Adolfine gave high of all the hair and all hers and dangled before children and furniture a treasure trove of admiration. Het was in hare natuur hoog te willen zijn - zij wàs een kind haars vaders - rijk te willen zijn, alles mooi en voornaam en in aanzien om zich te hebben en het was of van hare kinderjaren af een noodlot haar had gedwongen alles, iets, een tikje, minder te hebben dan hare familie en kennissen. It was in her nature to want to be high - she wаs a child of her fathers - to want to be rich, to have everything beautiful and distinguished around her and it was as if from her childhood a fate had forced her to have everything, something, a little, less than her family and acquaintances. Werkelijk was zij nooit tevreden, hoe zij ook pochte. Truly she was never satisfied, no matter how she boasted. Werkelijk verweet zij het leven zijne gruwelijke onrechtvaardigheid. Truly she reproached life for its heinous injustice. Als kind was zij een leelijk onbehagelijk meisje geweest, terwijl Bertha ten minste passabel en Constance bepaald mooi was. As a child she had been an ugly uncomfortable girl, while Bertha was at least passable and Constance determinedly beautiful. Dat Dorine nu ook niet mooi was, troostte haar niet, lette zij zelfs niet op. That Dorine was not pretty now either did not comfort her, did not even pay attention. Bertha en Constance waren, de een als jonge vrouw, de ander als jong meisje, geprezenteerd aan het Hof; na Constance's huwelijk was er echter als eene moêheid voor wereldschheid geweest bij haar vader en hare moeder en als mama wel eens ter sprake had gebracht, dat ook zij, Adolfine, geprezenteerd nu moest worden, had papa gezegd: ach, de andere meisjes hebben er zoo weinig aan gehad... en, hoe dan ook, Adolfine was er niet gekomen, aan het Hof. Bertha and Constance, one as a young woman, the other as a young girl, had been acclaimed at Court; after Constance's marriage, however, there had been like a tiredness for worldliness on the part of her father and her mother, and if Mama had sometimes brought up the fact that she, Adolfine, should also be acclaimed now, Papa had said: well, the other girls have had so little use for it ... and, anyway, Adolfine had not gotten there, at Court. Dat had zij hare ouders en... hare zusters nooit vergeven, maar zij had altijd gezegd, dat zij niets       gaf nietsom al die drukte van het Hof. She had never forgiven her parents and ... her sisters for that, but she had always said that she didn't care about all the hustle and bustle of the court. Zij was vroeg getrouwd, twintig jaar; zij had Van Saetzema aangenomen, bijna uit angst, dat, zoo zij weigerde, het leven weêr onrechtvaardig zoû zijn. She had married early, twenty years; she had accepted Van Saetzema, almost out of fear that if she refused, life would be unjust again. En Van Saetzema had haar gevraagd, zoo als honderde mannen honderde vrouwen ten huwelijk vragen, om van die heel kleine redentjes van kleine menschen, die als minieme radertjes diep in de kleine zielen voortwerken - en die anderen weêr niet begrijpen, zoodat zij zich, verbaasd, afvragen: waarom dan toch, waarom heeft die dat en dat gedaan; waarom is er bij die dat en dat gebeurd; waarom heeft die, die en die getrouwd... Van Saetzema had een goeden naam, was meester-in-de-rechten, had iets van fortuin: Adolfine had het maar geprobeerd. And Van Saetzema had asked her, just as hundreds of men ask hundreds of women to marry them, for those very small reasons of little people, which work like tiny cogs deep down in little souls - and which others again do not understand, so that they wonder, amazed: why then, why did he do this and that; why did this and that happen to that one; why did this one marry that one... Van Saetzema had a good name, was a master in law, had something of a fortune: Adolfine had tried. Maar terwijl Van Naghel, na advocaat in Indië te zijn geweest, door tactvolle relatie's, door politieke handigheid, door invloed van papa Van Lowe, wien Van Naghel sympathiek was, carrière maakte, gekozen werd in allerlei commissie's, die hem telkens weêr een sport hooger voerden in de Haagsche bureau-wereld, tot hij, eerst gekozen in de Tweede Kamer, zich eindelijk de portefeuille van Koloniën zag aangeboden - was Van Saetzema aan het Departement van Justitie       rustigjes weg, blijven voortsjokken, zonder een enkelen keer een bizondere promotie te maken zonder ooit een bizondere kans te hebben, zonder ooit door papa Van Lowe heel veel vooruit te worden gebracht - alsof papa dit evenmin de moeite waard had gevonden - in een soort van stiefvaderlijke minachting, - als om Adolfine te prezenteeren aan het Hof. But while Van Naghel, after having been a lawyer in the East Indies, through tactful relations, through political skill, through the influence of Daddy Van Lowe, whom Van Naghel liked, made a career, was elected to all kinds of commissions, which each time led him up a rung higher in the office world in The Hague, until he, first elected to the Lower House of Parliament, finally saw himself offered the portfolio of Colonies - Van Saetzema at the Department of Justice had quietly gone away, kept on jogging, without once making a bizarre promotion, without ever having a bizarre chance, without ever being pushed very much forward by Daddy Van Lowe - as if Daddy didn't find this worthwhile either - in a kind of stepfatherly contempt - as to praise Adolfine at Court. Van Saetzema, nu hoofdcommies, was wel een geacht ambtenaar, die nauwgezet zijn werk deed, die zelfs geapprecieerd werd door den Secretaris-Generaal, maar meer ook niet... En dit was juist de wanhoop van Adolfine, die sedert Van Naghel minister was, haar man ook minister wilde hebben, - waarop nooit het minste uitzicht bestaan zoû. Van Saetzema, now chief clerk, was an esteemed civil servant, who did his work conscientiously, who was even appreciated by the Secretary-General, but nothing more... And this was precisely the despair of Adolfine, who, since Van Naghel had been a minister, had wanted her husband to be a minister as well, - for which there would never be the slightest prospect. Adolfine, met leede oogen, moest dus al de grootheid van Van Naghel en Bertha aanzien en hoe zij ook pochte op alles, wat van haar, Adolfine, was, - die grootheid, die zij nooit bereiken zoû, was haar een marteling harer ijdelheid. Adolfine, with leaden eyes, had to watch all the greatness of Van Naghel and Bertha and however she boasted about everything that was hers, Adolfine, - that greatness, which she would never achieve, was a torture to her vanity. Het was zoo van zelve gekomen in de lijn van het leven van Van Naghel en Bertha - door papa's protectie, door Van Naghels eigen relatie's en Overijselsche familie, die altijd een rol had gespeeld in de politieke geschiedenis van het land - dat Van Naghel niet alleen had bereikt       een hoog punt van carrière, maar dat zijn huis ook geworden was een politieke en daarbij aristocratische ‘salon' in Den Haag - alsof door hunne wederzijdsche relatie's, Van Naghel en Bertha, na papa Van Lowe's dood, hadden vervolgd de traditie, die na den gouverneur-generaals-tijd geheerscht had in de Alexanderstraat, waar mama stil rustig achterbleef, in dat na-leven van oude vrouw en weduwe. It had come so naturally in the line of life of Van Naghel and Bertha - through daddy's protection, through Van Naghel's own relations and Overijsel's family, which had always played a role in the political history of the country - that Van Naghel had not only reached a high point of career, but that his house had also become a political and thereby aristocratic 'salon' in The Hague - as if through their mutual relations, Van Naghel and Bertha, after daddy Van Lowe's death, had continued the tradition, which after the governor-general's time had reigned in Alexanderstraat, where mama quietly stayed behind, in that after-life of old woman and widow. Terwijl, wat Adolfine ook had gewenscht en gepoogd, haar huis nooit anders was geweest dan een rommel. While, no matter what Adolfine had wished and attempted, her home had never been anything but a mess. Zij miste tact en wist niet te onderscheiden. She lacked tact and failed to discern. Zij dacht, dat oòk een druk huis te hebben, iets zoû zweemen naar de voornaamheid van Bertha - en nu maakte zij visite's, links en rechts, en had een menigte kennissen, zoo disparaat mogelijk, uit verschillende côterieën: de orthodoxe, de Indische, de officieele bureau-wereld, de militaire - helaas, echter niet uit de Hof-côterie en uit de aristocratische elementen, die - na papa's dood - nog wel éens in het jaar hadden een kaartje gebracht, maar haar langzamerhand hadden overgeslagen. She thought that even to have a busy house would hint at Bertha's distinction - and now she made visits left and right, and had a crowd of acquaintances, as disparate as possible, from different côteries: the orthodox, the Indian, the official office world, the military - alas, not from the Court-côterie and from the aristocratic elements, who - after daddy's death - had brought a card once a year, but had skipped her gradually. En zoo was het van zelve gekomen in de lijn van HUN leven, van Van Saetzema en Adolfine, dat hun huis steeds was geworden een grootere rommel, wel een       druk huis, waar men ‘menschen zag', maar een huis zonder kleur, waar men nooit wist wie men ontmoeten kon, en wat de gastvrouw eigenlijk wilde. And so it came naturally in the line of THEIR life, of Van Saetzema and Adolfine, that their house had become a bigger and bigger mess, a busy house, where one 'saw people', but a house without color, where one never knew who one could meet, and what the hostess actually wanted. Er was iets dwarreligs in Adolfine's manier om haar huis te maken een druk huis, waar veel menschen kwamen. There was something whimsical in Adolfine's way of making her home a busy house, where many people came. Zij maakte, bijvoorbeeld, het plan een intiem diner te geven over vijf dagen, zij vroeg acht menschen, maar bedacht twee dagen vóor het diner, dat zij er nog wel eenige bij kon vragen: zij zond nog enkele geheel officieele invitaties rond, waarvan de termen niet in overeenstemming waren met de tusschenruimte van invitatie en datum - met dit resultaat, dat zij op hare diners ten eerste den kok in de war stuurde, wel eens een flesch Champagne te weinig had, en dat hare gasten, geregeld, in alle mogelijke schakeeringen van avondtoilet verschenen. For example, she planned to give an intimate dinner over five days, she invited eight people, but two days before the dinner she thought she could ask for some more: she sent out some completely official invitations, the terms of which did not correspond to the interval between invitation and date - with the result that at her dinners she first of all confused the cook, sometimes had a bottle of Champagne too little, and that her guests, regularly, appeared in all shades of evening dress. Of, zij dacht te geven een groot diner, kreeg vele bedankjes, wist niet wie er in de plaats voor te vragen, vroeg toch maar, intiem, zelfs mondeling - en zij had voor een stuk of zes menschen veel te veel schotels en wijnen en hare heeren waren alweêr, de een in rok en witte das, de ander in zijn huisjasje; hare dames alweêr de een laag, de andere in een blouse: verschil, dat hun telkens over       en weêr een schok van ontsteltenis gaf. Or, she thought to give a big dinner, received many thanks, did not know who to ask instead, asked anyway, intimately, even verbally - and she had far too many dishes and wines for about six people and her gentlemen were all over, one in a skirt and white tie, the other in his housecoat; her ladies were all over, one low, the other in a blouse: difference, which gave them over and over again a shock of dismay.

Het was altijd een rommel en zooals zij den tact miste een goed diner te geven, zoû zij altijd missen den tact tot de grootheid te komen, waarheen zij verlangde. It was always a mess and just as she lacked the tact to give a good dinner, she would always lack the tact to arrive at the greatness she longed for. Ook haar man zelve werkte haar tegen: een eenvoudige man, wat boersch, die iederen dag draafde naar zijn bureau en terug, nauwgezet op zijn werk als maakte hij, schooljongen, thema's af, zonder eenige bizondere bekwaamheid of politieke handigheid. Her husband himself also worked against her: a simple man, somewhat burly, who trotted to his desk and back every day, meticulous about his work as if he, a schoolboy, completed themes, without any special skill or political dexterity. Hij vond goed, wat Adolfine deed, maar begreep niet in haar dat verlangen, die levensbehoefte naar grootheid. He liked what Adolfine did, but did not understand in her that desire, that need of life for greatness. Wel had hij overgenomen van zijne vrouw het uitbundig tevreden zijn, hij ook, met ZIJN vrouw, ZIJN huis, ZIJN kinderen, ZIJN meubels en ZIJN kennissen. Well he had adopted from his wife the exuberant contentment, he too, with HIS wife, HIS house, HIS children, HIS furniture and HIS acquaintances. Ook hij kon pochend spreken over ZIJN jas, ZIJN bureau, zelfs ZIJN Minister en ZIJN Secretaris-Generaal. He too could boast of HIS coat, HIS office, even HIS Minister and HIS Secretary General. Al had Adolfine met de zweep achter hem gestaan, zij zoû hem niet hebben kunnen opranselen naar de toppen van aardsche en Haagsche grootheid. Though Adolfine had stood behind him with the whip, she would not have been able to whip him to the summits of earthly and Hague greatness. Hij was zwaar, nevelig in zijn hersenen, een sleurmensch, die als trek-os zijn gangetje ging, jaren lang, met denzelfden zwaren tred van Hollandsch rund door zware Hollandsche luchten: hij had geheel in zich het element een mindere       te zijn, een ondergeschikte, op een achtergrond te blijven en daar nauwgezet en kleinzielig degelijkjes te blijven arbeiden in het kringetje, waarin hij was aangevangen te arbeiden. He was heavy, foggy in his brain, a drudge, who went about his business as a draught-ox, for years, with the same ponderous pace of Dutch beef through heavy Dutch skies: he had in him the whole element of being an inferior, a subordinate, to remain in a background and there to continue to work meticulously and petty solidly in the little circle in which he had begun to work.

Zij hadden drie jongens en drie meisjes en zij waren geen kwade ouders. They had three boys and three girls and they were not evil parents. Zij hielden, beiden, van hunne kinderen en zij dachten aan hun welzijn. They loved, both of them, their children and they thought of their well-being. Maar een systeem van opvoeding kenden zij evenmin als een systeem om diners te geven, en wat er nog van opvoeding was in hun huis, was even rommelig als hunne kennissen, hunne kamers, hunne tafels. But neither did they know a system of education nor a system for giving dinners, and what remained of education in their house was as cluttered as their acquaintances, their rooms, their tables. Vooral voor hare kinderen was in Adolfine die neiging alles voornaam te hebben en te doen, minstens zoo voornaam als Bertha had en deed voor de hare. Especially for her children, there was in Adolfine that tendency to have and do everything distinguished, at least as distinguished as Bertha had and did for hers. Daar Adolfine echter de eenige van de Van Lowe's was, die, uitzondering, zuinig was, streed hare zuinigheid dikwijls zwaren strijd met hare zucht tot voornaamheid. However, since Adolfine was the only one of the Van Lowe's who, exceptionally, was thrifty, her thriftiness often clashed fiercely with her desire for distinction. En wat dus in het huis en de opvoeding der kinderen van Van Naghel en Bertha als van zelve ging volgens zeer kostbare principes, die zij beiden wel als kostbaar inzagen, maar onmachtig waren door hunne neigingen en de lijn, langs welke zij leefden, voor minder kostbare te verwisselen, ging bij Adolfine alles op een goedkoopje. And so, what went naturally in the home and education of Van Naghel and Bertha's children according to very costly principles, which they both understood to be costly, but were unable to exchange for less costly ones because of their inclinations and the line by which they lived, went cheaply with Adolfine. Waren       dus Louise en Emilie en Marianne geweest op heel dure kostscholen bij Londen en Parijs: groote villa's van geraffineerd rijke-meisjesonderwijs - de danslessen in baljaponnetjes, de teeken- en schilder- en muzieklessen gegeven door beroemde artisten, - Adolfine, hoewel verteerd van nijd, vond die kostscholen eenvoudig absurd en onbereikbaar voor hare beurs en had er voor Floortje en Caroline destijds een gevonden bij Kleef: een heel achtenswaardig kostschool, maar waar dochters kwamen van Duitsche winkeliers, en waar dus een geheel andere toon heerschte dan in de villa's bij Parijs en bij Londen - wat echter niet verhinderde, dat Adolfine haàr kostschool hoog ophemelde boven die malle en wufte inrichtingen, waar Bertha haar kinderen heen had gezonden. So Louise and Emilie and Marianne attended very expensive boarding schools near London and Paris: grand villas of refined rich-girl education - the dancing lessons in ball gowns, the drawing and painting and music lessons given by famous artists, - Adolfine, although consumed with envy, found those boarding schools simply absurd and unattainable for her purse and had found one for Floortje and Caroline near Kleve: a very respectable boarding school, but where daughters of German shopkeepers attended, and where thus a completely different tone prevailed than in the villas near Paris and near London - which did not, however, prevent Adolfine from extolling her boarding school above those silly and stuffy institutions, where Bertha had sent her children. En wat de jongens betrof, Adolfine verhief hàre jongens - Piet, Chris en Jaap: de oudste zoû Oost-Indiesch ambtenaar worden, de twee anderen waren voor Breda en Willemsoord - hoog boven die twee geldstukslaande studenten van Leiden, die nu weêr voor hunne aanstaande maskerade enkele duizenden noodig hadden, hoog boven dien slungel van een Karel. And concerning the boys, Adolfine raised her boys - Piet, Chris and Jaap: the eldest would become East Indian civil servant, the two others were for Breda and Willemsoord - high above those two cash-strapped students from Leiden, who now again needed a few thousand for their upcoming masquerade, high above that lanky Charles.

Ook tusschen haar Marietje, een zacht blond       witvellig meisje, wat onderdrukt in de roezemoes der anderen, en tusschen Bertha's Marietje maakte Adolfine altijd vergelijkingen, die ten gunste waren van haar kind, maar vooral vergeleek zij nu, na het huwelijk van Emilie met Van Raven, dier huwelijkstoebereidselen met wat ZIJ deed voor Floortje en Dijkerhof. Also between her Marietje, a soft blond white-furred girl, somewhat suppressed in the murmur of the others, and between Bertha's Marietje, Adolfine always made comparisons, which were in favor of her child, but especially now, after Emilie's marriage to Van Raven, she compared her marriage preparations with what SHE did for Floortje and Dijkerhof. En zij had mooi ophemelen en pochen - zij, die uitzondering bij de Van Lowe's, zij, de zuinige, ieder dubbeltje berekenende Adolfine - van wie had zij toch die economie? And she had beautiful extolling and boasting - she, that exception at the Van Lowe's, she, the thrifty, every dime calculating Adolfine - from whom did she have that economy anyway? vroeg mama Van Lowe zich wel eens af - zij kon er eenvoudig niet bij, bij al wat Van Naghel en Bertha en de Van Ravens en hun wederzijdsche vrienden hadden gedaan; zij vond het absurd, zij vond het geld weggooien, zij bromde in zich, dat alles zoo ontzettend werd opgevoerd: een geheime degelijkheid - eigenschap atavistisch, den oorsprong geheim - keurde in haar af die luxe van feesten, van uitzet, van cadeaux, van bloemen, waarvan Emilie's bruiloftsdagen als hadden geschitterd; zij vond het belachelijk, zij wilde alles zuiniger doen, en toch vond zij het niet prettig alles zoo zuinig te doen en het was dus een eeuwige strijd, zoowel met haarzelve, als met Floortje, die ook niet onder wilde doen voor Emilie en aan geld - het       was maar dat harer ouders - niet dacht. Mama Van Lowe sometimes wondered - she simply couldn't understand all that Van Naghel and Bertha and the Van Ravens and their mutual friends had done; she thought it absurd, she thought it was throwing money away, she hummed to herself that everything was so terribly overdone: a secret solidity - atavistic quality, the origin secret - disapproved in her of the luxury of parties, of outfits, of presents, of flowers, of which Emilie's wedding days had shone like glittering glory; she thought it ridiculous, she wanted to do everything more economically, and yet she didn't like doing everything so economically, and so it was an eternal struggle, both with herself and with Floortje, who didn't want to be inferior to Emilie either and didn't think about money - it was only that of her parents. Maar toch, met een bizondere gave van zelfverheerlijking, wist Adolfine nu Floortjes uitzet tegenover Cateau te verheffen boven al die kanten flèbbeldingen van Emilie... Yet, with a bizarre gift of self-aggrandizement, Adolfine now managed to elevate Floortje's deportment to Cateau above all of Emilie's lacy flèbelings....

- Veel dégelijker... vind IK , Adòlfine! - Much more decent...in my opinion, Adòlfine! zeurde Cateau. whined Cateau.

- Ja... en kijk eens die hemden, kijk eens die tafellakens en servetten, dat is van een kwaliteit, daar is niets boven, zei Adolfine, de stapels in de kast streelende... - En al die malle cadeaux, die Emilie heeft gekregen, al dat zilver, dat ze toch niet gebruikt - want wat hebben jongelui, die natuurlijk in de eerste jaren geen menschen zien - nu zooveel zilver noodig... Ik ben maar blij, dat ònze kennissen Floortje praktischer hebben bedacht: IK zoû het niet prettig hebben gevonden als Floortje zoo in haar zilverkast werd gezet door, nu ja, kennissen, maar toch eigenlijk vreemden... - Yes... and look at those shirts, look at those tablecloths and napkins, that's quality, there's nothing like it, said Adolfine, caressing the piles in the cupboard... - And all those silly presents Emilie has received, all that silver, which she doesn't use anyway - because what do young people, who of course don't see people in their first years, need so much silver... I'm glad our acquaintances have thought of Floortje in a more practical way: I wouldn't have liked Floortje to be put in her silver cupboard by, well, acquaintances, but actually strangers...

- Jà...! - Yay! zeurde Cateau. whined Cateau.

Op de receptie... van Emiliètje... leek het wèl... de winkel van Van Kempen... Ik vond het zoo parvenùàchtig...jij ook niet... Adòlfine? At the reception... of Emilie's... it did seem... the Van Kempen store... I found it so parvenùàchtig... don't you... Adòlfine?

Het woord was voor Van Naghel en Bertha niet bepaald teekenend gekozen en zelfs Adolfine voelde dat, maar zij bewonderde te veel haar       eigen inkoopen en de cadeaux van hàre kennissen, om er Cateau opmerkzaam op te maken. The word was not particularly telling to Van Naghel and Bertha, and even Adolfine felt that, but she admired her own purchases and the gifts of her acquaintances too much to draw Cateau's attention to it.