×

We gebruiken cookies om LingQ beter te maken. Als u de website bezoekt, gaat u akkoord met onze cookiebeleid.


image

Zielenschemering [part 1], Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 8

Dien avond, in de laan voor het kleine hôtel, wandelde Addy, den arm in den arm van zijn moeder. De schaduwduisteringen pakten om hen heen, schel doorgloeid door de lantaren voor het huis.

- Mamaatje, ik moet eens met je spreken...

Zij gingen langzaam op en neêr, en de druk van zijn hand nu drong haar zachtjes vooruit, de duisteringen van schaduw door, uit den grellen gloed van het lantarenoog, en den weg op verder, waar, onder de groote starreluchten, de weilanden heel ver weg vluchtten naar den avondstreep heen van den horizon.

- En waarover, mijn jongen...

Wat was hij oud voor zijn jaren, en ernstig! Zij voelde zijn hand op haar arm zwaar liggen als de hand van een man; zij hoorde zijn stem vol geluid diep, een beetje liefkoozender nu dan anders, klinken aan haar oor. Hij was nog een jongen, een gymnaziast, maar dat was om zijn jaren: om zijn ziel voelde zij hem een man en haar groote zoon, en, maakte het haar heel oud, het maakte haar ook heel gelukkig, rustig en veilig in zijn bezit - zoolang zij hem nog niet had verloren... En nu, waar- over wilde hij haar spreken? Want hij sprak nog niet, liep door, zwijgend... En vlug, nieuwsgierig, raadde zij wat het toch zijn kon, dat hij haar met die plotseling liefkoozende stem wilde mededeelen... wilde verkrijgen van haar... Want zij voelde in hem iets, dat hij haar vragen zoû, een gunst bijna, een geschenk... Omdat hij zoo leunde op haar, voelde zij, dat hij een zwaarte in zich had, een gedachte van zwaarte, die hij haar zeggen ging, om het lichter te hebben... Wat kon hij hebben, wat zoû het zijn... Het was toch geen geld: hij was zoo verstandig... hij wist zoo precies wat zij missen kon... Was hij verliefd: een jongensverliefdheid...? Ja, zij besloot, dat het dat was... Had zij niet altijd gezegd: als Addy verliefd wordt, is het voor altijd, en zij was een beetje bang geworden voor dat ernstige hart van haar grooten zoon...

- Wat is er dan? vroeg zij en zij voegde er aan toe, wat schertsend:

- Ben je verliefd?

Hij lachte even.

- Neen. Ik ben niet verliefd. Maar tòch wil ik je iets heel ernstigs zeggen. Iets, dat je misschien verdriet zal doen, omdat je het altijd anders gedacht hadt... - En wat is dat dan, Addy, zeide zij, een beetje bang en te vergeefs zoekende.

- Het is dit, mama, zeide hij kalm en heel rustig. Ik kan niet in de diplomatie gaan, - omdat ik dokter wil worden.

Zij zweeg, liep door, zijn arm op den hare en het was of groote, nieuwe dingen plotseling voor haar openweken. Neen... zij had nooit gedacht, dat hij haar over carrière spreken zoû. Het was altijd zoo vast gesteld, van den beginne af, van zijn kinderjaren af - dat haar zoon vervolgen zoû het leven en de loopbaan, die zij voor zijn vader geknakt had. Het was haar altijd geweest eenigszins een vaag idee van vergoeding, die Addy, haar zoon, terug, zoû betalen haar man en zijn vader. Zij had nooit anders gedacht of zóo zoû het worden... Het kon, hij droeg een naam, geld zoû hij later hebben, en hij eenmaal in die loopbaan, die zij altijd zoo hoog en zoo eervol en zoo schitterend hadden gesteld - de hoogste, de eervolste, de schitterendste loopbaan in hunne kringen - zoû hij zijn vader troosten voor de verknoeiïng van diens eigen carrière, en hij zoû iets van rehabilitatie oproepen voor zijne moeder... Bijna onbewust, had zij het zoo, altijd, gedacht. En daarbij was dan nog in haar de atoom van ijdelheid, wel sluimerend den laatsten tijd, maar toch onuitroeibare kiem eeuwig: de ijdelheid in haar bloed - de ijdelheid, dat HAAR zoon die hoogste, eervolste, schitterendste loopbaan zoû gaan. Nu woelde, warrelde het voor haar uit... een schrik, een verwondering, een teleurstelling... alles heel snel door elkaâr; een plotse opwelling hem te zeggen van neen, van neen en dat het onmogelijk was, dat het papa te veel verdriet zoû doen, haarzelve, oude arme grootmama, zijn grootouders zeer zeker ook, - en als hij bleef volhouden, hoog hem zeggen, bevelen bijna, dat het niet kon - dat het niet kon... Maar zij zeide nog niets en ook hij zeide niets, en zij liepen verder door, het grauwe lint af van den weg, die voortschoot tusschen de links en rechts naar den avondstreep van den horizon wegvliedende weilanden, onder de groote starreluchten... Hij zeide niets, als had hij, eenvoudig en rustig, haar alles al gezegd. En zij voelde te veel hare warreling van schrik, verwondering, teleurstelling...

- Doet het je verdriet, mama? vroeg hij eindelijk.

- Het overvalt me, Addy... Ik had dat zoo nooit gedacht... - Kan je het niet in mij begrijpen...

- Begrijpen... ik weet niet, Addy. Wij hadden altijd gedacht...

- Ja, ik weet het: u heeft... papa en u... u heeft het altijd anders gedacht. Ik begrijp, dat ik u verdriet moet doen, en dat het een teleurstelling voor u is...

- Je moet maar eens spreken, met papa...

- Neen, zeide hij rustig, kalm. Ik wil eerst spreken met u, mama. Je weet, hoe ik hoû van mijn vader, hoe hij is als een kameraad, als een vriend. Maar ik kan niet het éerst met hem spreken, omdat hij niet begrijpen zoû. En ik wil het eerst met u spreken, mama, omdat u begrijpen zal.

Er was een dankbare vleiïng voor haar ijdelheid in zijn woorden, maar ook iets intensers, nog haar niet dadelijk duidelijk - en het was omdat zij wist, dat hij zijn vader meer liefhad dan haar, en toch met haar het eerst wilde spreken...

- U zal het begrijpen, mama, als ik het u zeg. Ik voel niets geen roeping, om een carrière te volgen, waarin men zeker veel worden kan, als men zoû behooren tot de vier, vijf groote mannen, die er in uitblinken... En dan nog... Al behoorde ik tot... tot die vier, vijf... al behoorde ik tot ze in talent, in genie - wat ik nooit doen zal - dan zoû er nog iets in mij zijn, dat mij verhinderen zoû mijn doel te vinden in een leven en een werkkring, die beiden geheel in strijd zijn met mijn natuur... Ik zoû er altijd, mama, te eenvoudig voor zijn en te natuurlijk, je Hollandsche jongen...

Hij boog zich een beetje lachende naar haar over, en zij zag hem eensklaps, heel correct in een rok, tusschen de jonge diplomaten, die zij zich herinnerde van vroeger, uit Rome... Neen, zóo leek hij niet op zijn vader...

- Terwijl dat andere, dokter te zijn, dat voel ik, heel duidelijk, als het eenige, dat mij roept en waarin ik goed zal zijn. Mag ik er eens over praten, hoe ik dat voel? Er is voor mij niets, dat me meer interesseert, dan de mensch zelve... en hem te bestudeeren, uiterlijk, innerlijk. Dat is voor mijn verstand. En dan, mama, is er ook een kwestie van gevoel. Er is niets, waarvoor ik zoo voel, als voor een mensch, die lijdt. Lichamelijk, of moreel. Er is dan een natuurlijke drang in me, zoo dood-eenvoudig weg, als zitten of loopen of praten - om te helpen, zooveel ik kan. Zoo voel ik het en zoo heb ik het u gezegd. Met meer woorden kan ik het u niet zeggen. Het zouden, onge- veer, altijd de zelfde woorden zijn. Maar zoo, als ik het u zeg, heb ik hoop, dat u het begrijpt, en het meêvoelt met mij, mama. En dan, moedertje... is er nog iets, en dat ik bijna niet durf zeggen, omdat je misschien zal denken, dat ik het me verbeeld...

- Zeg het, mijn jongen.

- Het is dit, mama: ik voel in mij een kracht om te genezen... En ik voel, dat die kracht groeit...

Zijn groote ernst verschrikte haar.

- Maar dit, mama, zeg ik alleen aan u, en wil ik aan niemand anders zeggen... Ook niet aan papa, omdat ik voel, dat hij het niet zoû begrijpen. Ik zeg het alleen aan u, en ik zal het nooit aan iemand meer zeggen... Ik zeg het aan u als een rechtvaardiging voor wat ik doen zal... En is het niet, wordt het niet als ik denk, dan zal u mij vergeven, niet waar, want ik ben nu te goeder trouw.

- Mijn kind...

- Wie zal mij zeker zeggen, dat ik mij niet vergis, mama en dat ik het NU niet heilig, heilig weet, voor mij... Het is iets heel huiverigs het heilig te weten, voor zich... Ik zoû bijna zeggen: het heilig te weten voor anderen... is niet zoo huiverig als het te doen voor zich... Maar toch... dit... mijn roeping... die VOEL ik... Wie zal mij tegenspreken, wat ik zoo duidelijk in mij voel, ook al ben ik soms verbaasd om mijn eigen waarneming... Ik weet het, mama, mijn woorden klinken vreemd en ze zijn zeker niet van een jongen van mijn jaren... Maar dat komt, omdat ik van het allergeheimste van mij tot u laat spreken, in een groote, groote vertrouwelijkheid... Het is nu zoo stil en zoo kalm hier, mama, in den avond, en de sterren zien er zoo helder uit alsof ZIJ alles heel zeker weten... Ik, ik weet niet zeker... ik voel alleen... en ik verlang. En ik laat dat allergeheimste maar vrij en vertrouwelijk tot u spreken... om u vooral geen verdriet te laten hebben...

Een zachte ontroering kwam in haar op.

- Mijn kind, ik heb geen verdriet.

- Wat ik u zeg... is u een teleurstelling.

- Een teleursteliing... is het een teleurstelling? Ik geloof dat nu niet, mijn kind. Nu al niet meer... Na den eersten schok, dien je woorden me hebben gegeven. Nu al niet meer. Als er iets duidelijk in je is, dat je voelt en dat je roept... o waarom zoû je het dan niet volgen... In hoe weinigen van ons is er zoo iets duidelijk... Laten wij hier gaan zitten, op die zandplek, onder die boomen... In hoe weinigen is er iets duidelijk... Was er in mij niet alles vaag... tot heel laat toe, mijn kind... Hangen wij niet allen aan kleine dingen... aan kleine belangen... voor onszelve, of die zoo klein om ons zijn... Herinner je je nog goed... onzen vriend... voor wien mama veel gevoeld heeft... Het was in hem niet duidelijk... Kind, als het duidelijk in je is... nu al... en als je al bijna zeker bent, dat je je niet vergist... volg dan wat je roept... Niemand heeft recht je tegen te houden... En waarom zoû ik je tegenhouden... Om kleine redenen, kind, terwijl misschien veel grootere dingen je drijven... Om kleine redenen... om iets van ijdelheid misschien... Ach zie je, kind, ik bèn klein... Ik hàd het gaarne gezien... jou, mijn jongen, in dien anderen werkkring... Papa zoû er om voldaan zijn... en je moeder zoû je misschien iets geven van vroeger terug... begrijp je... Ik zoû niet eerlijk zijn als ik je niet bekende, dat ik het gaarne zoo gezien had... Maar dat komt, omdat ik nog aan heele kleine dingen hang... terwijl grootere dingen je drijven... En àls dat dan zoo is, mijn kind... dan ben ik trotsch op je... trotsch op je... Zie je, er is altijd dàt in je moeder, mijn jongen: haar kiem van ijdelheid... Ze is zoo blij, dat jij haar niet erfde... Dat ze je misschien andere dingen gaf... iets heel weinig, maar haar beste... dat in jou heel groot zal groeien... Een atoom, die in jou een wereld wordt... Neen, een teleurstelling is het niet meer...

- Zie je, mama, ik voel het zoo duidelijk als ik met oom Ernst samen ben... Niet, dat ik al iets kan, maar wel, dat ik iets zal kunnen... Later... Ik voel, dat als hij een millimeter tot mij ging... en ik de kracht had nog een millimeter tot hem te gaan... wij elkander genaderd zouden hebben, hij mij, en ik hem... Nu gebeurt dat niet, maar hoe duidelijk voel ik niet, dat ik in hem iets zoek, - de geheime plek, van waar ik hem zoû kunnen genezen, als... als ik ouder, verder en sterker was...

Maar hij trok zich terug in zichzelven...

- Misschien is het beter, dat ik het niet zeg...

- Waarom niet, mijn kind...

- Zulke heel geheime dingen moet je niet zeggen... Maar ik wil heelemaal vertrouwelijk met je zijn... - En je bent het geweest... Dwing niet je woorden, als ze niet komen... Zeg ze kalm, als ze bij je opwellen... Mama zal probeeren je te begrijpen... Mama begrijpt je...

- En je vergeeft me... de deceptie...

- Die is er niet meer...

- Wat is er dan...

- Een groote kalmte, mijn kind. Het zal héel goed worden, denk ik. Doe als je denkt, ga tot wat je roept.

Zij leunde tegen hem aan, legde haar hoofd op zijn schouder. Hij kuste haar. Een stroom van weldadigheid scheen te zaligen door haar heen.

- Hij weet het nu, voor zich, dacht zij, opziende naar de welwetende sterren. Hij weet het... heilig, heilig. O God, laat hij het... altijd... heilig voor zich weten...! !


Hoofdstuk 8 Chapter 8

Dien avond, in de laan voor het kleine hôtel, wandelde Addy, den arm in den arm van zijn moeder. That evening, in the avenue in front of the small hôtel, Addy walked, arm in arm with his mother. De schaduwduisteringen pakten om hen heen, schel doorgloeid door de lantaren voor het huis. Shadow darkness packed around them, glowed shrilly by the lantern in front of the house.

- Mamaatje, ik moet eens met je spreken... - Mommy, I need to talk to you sometime....

Zij gingen langzaam op en neêr, en de druk van zijn hand nu drong haar zachtjes vooruit, de duisteringen van schaduw door, uit den grellen gloed van het lantarenoog, en den weg op verder, waar, onder de groote starreluchten, de weilanden heel ver weg vluchtten naar den avondstreep heen van den horizon. They went slowly up and down, and the pressure of his hand now propelled her gently forward, through the murkiness of shadow, out of the grinning glow of the lantern eye, and up the road further, where, under the great starry skies, the meadows fled very far away toward the evening stripe away from the horizon.

- En waarover, mijn jongen... - And about which, my boy...

Wat was hij oud voor zijn jaren, en ernstig! How old he was for his years, and serious! Zij voelde zijn hand op haar arm zwaar liggen als de hand van een man; zij hoorde zijn stem vol geluid diep, een beetje liefkoozender nu dan anders, klinken aan haar oor. She felt his hand on her arm heavy as a man's hand; she heard his voice full of sound deep, a little more affectionate now than otherwise, ringing at her ear. Hij was nog een jongen, een gymnaziast, maar dat was om zijn jaren: om zijn ziel voelde zij hem een man en haar groote zoon, en, maakte het haar heel oud, het maakte haar ook heel gelukkig, rustig en veilig in zijn bezit - zoolang zij hem nog niet had verloren... En nu, waar-       over wilde hij haar spreken? He was still a boy, a gymnast, but that was for his years: for his soul's sake she felt him a man and her great son, and, made her very old, it also made her very happy, quiet and secure in his possession-as long as she had not yet lost him.... And now, what-what did he want to talk to her about? Want hij sprak nog niet, liep door, zwijgend... En vlug, nieuwsgierig, raadde zij wat het toch zijn kon, dat hij haar met die plotseling liefkoozende stem wilde mededeelen... wilde verkrijgen van haar... Want zij voelde in hem iets, dat hij haar vragen zoû, een gunst bijna, een geschenk... Omdat hij zoo leunde op haar, voelde zij, dat hij een zwaarte in zich had, een gedachte van zwaarte, die hij haar zeggen ging, om het lichter te hebben... Wat kon hij hebben, wat zoû het zijn... Het was toch geen geld: hij was zoo verstandig... hij wist zoo precies wat zij missen kon... Was hij verliefd: een jongensverliefdheid...? For he did not yet speak, walking on, silent.... And quickly, curiously, she guessed what it could be after all, that he wanted to communicate to her in that suddenly affectionate voice wanted to obtain from her... For she felt in him something that he would ask her, a favor almost, a gift... Because he leaned so much on her, she felt, that he had a heaviness in him, a thought of heaviness, that he was going to tell her, to have it lighter.... What could he have, what would it be... Surely it was not money: he was so wise.... He knew so exactly what she could spare.... Was he in love: a boy's love...? Ja, zij besloot, dat het dat was... Had zij niet altijd gezegd: als Addy verliefd wordt, is het voor altijd, en zij was een beetje bang geworden voor dat ernstige hart van haar grooten zoon... Yes, she decided, it was that.... Hadn't she always said: if Addy falls in love, it's forever, and she had become a little afraid of that serious heart of her great son....

- Wat is er dan? - Then what is there? vroeg zij en zij voegde er aan toe, wat schertsend: she asked and she added, somewhat jokingly:

- Ben je verliefd? - Are you in love?

Hij lachte even. He laughed for a moment.

- Neen. - No. Ik ben niet verliefd. I am not in love. Maar tòch wil ik je iets heel ernstigs zeggen. But nevertheless, I want to tell you something very serious. Iets, dat je misschien verdriet zal doen, omdat je het altijd anders gedacht hadt...       - En wat is dat dan, Addy, zeide zij, een beetje bang en te vergeefs zoekende. Something, which may sadden you, because you always thought otherwise.... - And what is that then, Addy, she said, looking a little afraid and in vain.

- Het is dit, mama, zeide hij kalm en heel rustig. - It's this, Mama, he said calmly and very quietly. Ik kan niet in de diplomatie gaan, - omdat ik dokter wil worden. I cannot go into diplomacy, - because I want to become a doctor.

Zij zweeg, liep door, zijn arm op den hare en het was of groote, nieuwe dingen plotseling voor haar openweken. She was silent, walked on, his arm on hers, and it was as if great, new things suddenly opened up before her. Neen... zij had nooit gedacht, dat hij haar over carrière spreken zoû. Nay... she never thought he would talk to her about careers. Het was altijd zoo vast gesteld, van den beginne af, van zijn kinderjaren af - dat haar zoon vervolgen zoû het leven en de loopbaan, die zij voor zijn vader geknakt had. It had always been so fixed, from the beginning, from his childhood - that her son would pursue the life and career she had cut for his father. Het was haar altijd geweest eenigszins een vaag idee van vergoeding, die Addy, haar zoon, terug, zoû betalen haar man en zijn vader. It had always been to her some vague idea of compensation, that Addy, her son, back, would pay her husband and his father. Zij had nooit anders gedacht of zóo zoû het worden... Het kon, hij droeg een naam, geld zoû hij later hebben, en hij eenmaal in die loopbaan, die zij altijd zoo hoog en zoo eervol en zoo schitterend hadden gesteld - de hoogste, de eervolste, de schitterendste loopbaan in hunne kringen - zoû hij zijn vader troosten voor de verknoeiïng van diens eigen carrière, en hij zoû iets van rehabilitatie oproepen voor zijne moeder... Bijna onbewust, had zij het zoo, altijd, gedacht. She had never thought otherwise or so it would be... It was possible, he had a name, he would have money later, and he would once in that career, which they had always set so high and so honorable and so brilliant - the highest, the most honorable, the most brilliant career in their circles - he would console his father for the ruin of his own career, and he would evoke something of rehabilitation for his mother... Almost unconsciously, she had thought so, always. En daarbij was dan nog in haar       de atoom van ijdelheid, wel sluimerend den laatsten tijd, maar toch onuitroeibare kiem eeuwig: de ijdelheid in haar bloed - de ijdelheid, dat HAAR zoon die hoogste, eervolste, schitterendste loopbaan zoû gaan. And then there was in her the atom of vanity, dormant of late, but still ineradicable in eternity: the vanity in her blood - the vanity that HER son would have that highest, most honorable, most brilliant career. Nu woelde, warrelde het voor haar uit... een schrik, een verwondering, een teleurstelling... alles heel snel door elkaâr; een plotse opwelling hem te zeggen van neen, van neen en dat het onmogelijk was, dat het papa te veel verdriet zoû doen, haarzelve, oude arme grootmama, zijn grootouders zeer zeker ook, - en als hij bleef volhouden, hoog hem zeggen, bevelen bijna, dat het niet kon - dat het niet kon... Maar zij zeide nog niets en ook hij zeide niets, en zij liepen verder door, het grauwe lint af van den weg, die voortschoot tusschen de links en rechts naar den avondstreep van den horizon wegvliedende weilanden, onder de groote starreluchten... Hij zeide niets, als had hij, eenvoudig en rustig, haar alles al gezegd. Now it stirred, warbled before her a fright, a wonder, a disappointment all mixed up very quickly; a sudden impulse to tell him no, no, and that it was impossible, that it would cause Papa too much grief, herself, poor old grandmother, his grandparents too, for sure, - and if he persisted, telling him high, almost ordering him, that it couldn't be done - that it couldn't be done... But she still said nothing, and he said nothing either, and they walked on, down the gray ribbon of the road, which advanced between the meadows that fluttered away from the horizon left and right toward the evening line, under the great starry skies.... He said nothing, as if, simple and quiet, he had already told her everything. En zij voelde te veel hare warreling van schrik, verwondering, teleurstelling... And she felt too much her tangle of shock, wonder, disappointment....

- Doet het je verdriet, mama? - Does it make you sad, Mom? vroeg hij eindelijk. he finally asked.

- Het overvalt me, Addy... Ik had dat zoo nooit gedacht...       - Kan je het niet in mij begrijpen... - It overwhelms me, Addy... I so never thought that... - Can't you understand it in me....

- Begrijpen... ik weet niet, Addy. - Understanding ... I don't know, Addy. Wij hadden altijd gedacht... We had always thought...

- Ja, ik weet het: u heeft... papa en u... u heeft het altijd anders gedacht. - Yes, I know: you have... Dad and you ... you've always thought otherwise. Ik begrijp, dat ik u verdriet moet doen, en dat het een teleurstelling voor u is... I understand, I have to give you grief, and it is a disappointment for you....

- Je moet maar eens spreken, met papa... - You just have to talk, with Dad....

- Neen, zeide hij rustig, kalm. - No, he said quietly, calmly. Ik wil eerst spreken met u, mama. I want to talk to you first, Mom. Je weet, hoe ik hoû van mijn vader, hoe hij is als een kameraad, als een vriend. You know, how I hoû of my father, how he is like a comrade, like a friend. Maar ik kan niet het éerst met hem spreken, omdat hij niet begrijpen zoû. But I cannot speak to him first, because he would not understand. En ik wil het eerst met u spreken, mama, omdat u begrijpen zal. And I want to speak to you first, Mama, because you will understand.

Er was een dankbare vleiïng voor haar ijdelheid in zijn woorden, maar ook iets intensers, nog haar niet dadelijk duidelijk - en het was omdat zij wist, dat hij zijn vader meer liefhad dan haar, en toch met haar het eerst wilde spreken... There was a grateful flattery for her vanity in his words, but also something more intense, not yet immediately apparent to her - and it was because she knew, that he loved his father more than her, and yet wanted to speak to her first....

- U zal het begrijpen, mama, als ik het u zeg. - You will understand, Mom, when I tell you. Ik voel niets geen roeping, om een carrière te volgen, waarin men zeker veel worden kan, als men zoû behooren tot de vier, vijf groote mannen, die er in uitblinken... En dan nog... Al behoorde ik tot... tot die vier, vijf... al       behoorde ik tot ze in talent, in genie - wat ik nooit doen zal - dan zoû er nog iets in mij zijn, dat mij verhinderen zoû mijn doel te vinden in een leven en een werkkring, die beiden geheel in strijd zijn met mijn natuur... Ik zoû er altijd, mama, te eenvoudig voor zijn en te natuurlijk, je Hollandsche jongen... I feel no vocation at all, to follow a career, in which one can certainly become much, if one were to be among the four or five great men, who excel in it.... Then again... Even if I belonged to... those four, five... if I belonged to them in talent, in genius - which I never will - then there would still be something in me that would prevent me from finding my purpose in a life and a job, both of which are completely contrary to my nature... I would always, Mama, be too simple and too natural for it, your Dutch boy....

Hij boog zich een beetje lachende naar haar over, en zij zag hem eensklaps, heel correct in een rok, tusschen de jonge diplomaten, die zij zich herinnerde van vroeger, uit Rome... Neen, zóo leek hij niet op zijn vader... He bent over to her, smiling a little, and she saw him suddenly, very correctly in a skirt, among the young diplomats, whom she remembered from Rome... No, he was nothing like his father...

- Terwijl dat andere, dokter te zijn, dat voel ik, heel duidelijk, als het eenige, dat mij roept en waarin ik goed zal zijn. - Whereas that other thing, to be a doctor, I feel, very clearly, as the only thing, which calls me and in which I will be good. Mag ik er eens over praten, hoe ik dat voel? Can I talk about it, how I feel? Er is voor mij niets, dat me meer interesseert, dan de mensch zelve... en hem te bestudeeren, uiterlijk, innerlijk. There is nothing that interests me more than man himself and studying him, externally, internally. Dat is voor mijn verstand. That's for my mind. En dan, mama, is er ook een kwestie van gevoel. And then, Mom, there is also a matter of feeling. Er is niets, waarvoor ik zoo voel, als voor een mensch, die lijdt. There is nothing, for which I feel so much, as for a human being, who is suffering. Lichamelijk, of moreel. Physically, or morally. Er is dan een natuurlijke drang in me, zoo dood-eenvoudig weg, als zitten of loopen of praten - om te helpen, zooveel ik kan. There is a natural urge in me then, as dead-simple as sitting or walking or talking - to help, as much as I can. Zoo voel ik het en zoo heb ik het u gezegd. That's how I feel and that's how I told you. Met meer woorden kan ik het u niet zeggen. In more words I cannot tell you. Het zouden, onge-       veer, altijd de zelfde woorden zijn. It would, un- veer, always be the same words. Maar zoo, als ik het u zeg, heb ik hoop, dat u het begrijpt, en het meêvoelt met mij, mama. But so, when I tell you, I have hope, that you understand, and feel it with me, Mom. En dan, moedertje... is er nog iets, en dat ik bijna niet durf zeggen, omdat je misschien zal denken, dat ik het me verbeeld... And then, little mother... there is something else, and that I almost dare not say, because you might think, I am imagining it....

- Zeg het, mijn jongen. - Say it, my boy.

- Het is dit, mama: ik voel in mij een kracht om te genezen... En ik voel, dat die kracht groeit... - It's this, Mom: I feel within me a power to heal.... And I feel, that power growing....

Zijn groote ernst verschrikte haar. His great seriousness startled her.

- Maar dit, mama, zeg ik alleen aan u, en wil ik aan niemand anders zeggen... Ook niet aan papa, omdat ik voel, dat hij het niet zoû begrijpen. - But this, Mama, I say only to you, and will not say to anyone else.... Not even to Dad, because I feel he wouldn't understand. Ik zeg het alleen aan u, en ik zal het nooit aan iemand meer zeggen... Ik zeg het aan u als een rechtvaardiging voor wat ik doen zal... En is het niet, wordt het niet als ik denk, dan zal u mij vergeven, niet waar, want ik ben nu te goeder trouw. I say it only to you, and I will never say it to anyone again.... I say it to you as a justification for what I will do.... And is it not, will it not be as I think, you will forgive me, not true, for I am now in good faith.

- Mijn kind... - My child...

- Wie zal mij zeker zeggen, dat ik mij niet vergis, mama en dat ik het NU niet heilig, heilig weet, voor mij... Het is iets heel huiverigs het heilig te weten, voor zich... Ik zoû bijna zeggen: het heilig te weten voor anderen... is niet zoo huiverig als het te doen       voor zich... Maar toch... dit... mijn roeping... die VOEL ik... Wie zal mij tegenspreken, wat ik zoo duidelijk in mij voel, ook al ben ik soms verbaasd om mijn eigen waarneming... Ik weet het, mama, mijn woorden klinken vreemd en ze zijn zeker niet van een jongen van mijn jaren... Maar dat komt, omdat ik van het allergeheimste van mij tot u laat spreken, in een groote, groote vertrouwelijkheid... Het is nu zoo stil en zoo kalm hier, mama, in den avond, en de sterren zien er zoo helder uit alsof ZIJ alles heel zeker weten... Ik, ik weet niet zeker... ik voel alleen... en ik verlang. - Who will tell me for sure, that I'm not mistaken, mom and that I don't know it sacred, sacred NOW, for me.... It is something very reluctant to know it holy, for oneself.... I should almost say: to know it holy for others is not so reluctant as to do it for oneself.... But still... this... my vocation... that I FEEL... Who will contradict me, what I feel so clearly within me, even if I am sometimes amazed at my own perception.... I know, Mama, my words sound strange and they are certainly not from a boy of my years.... But that is, because I am letting of the very secret of me speak to you, in a great, great confidentiality.... It's so quiet and so calm here now, Mama, in the evening, and the stars look so bright as if THEY know everything very definitely.... Me, I'm not sure... I only feel... And I long. En ik laat dat allergeheimste maar vrij en vertrouwelijk tot u spreken... om u vooral geen verdriet te laten hebben... And I let that very secret speak to you freely and confidentially so that you may have no grief above all....

Een zachte ontroering kwam in haar op. A gentle poignancy entered her.

- Mijn kind, ik heb geen verdriet. - My child, I have no sorrow.

- Wat ik u zeg... is u een teleurstelling. - What I tell you... Is you a disappointment.

- Een teleursteliing... is het een teleurstelling? - A disappointment... is it a disappointment? Ik geloof dat nu niet, mijn kind. I don't believe that now, my child. Nu al niet meer... Na den eersten schok, dien je woorden me hebben gegeven. Already no more... After the first shock, which your words have given me. Nu al niet meer. Already not anymore. Als er iets duidelijk in je is, dat je voelt en dat je roept... o waarom zoû je het dan niet volgen... In hoe weinigen van ons is er       zoo iets duidelijk... Laten wij hier gaan zitten, op die zandplek, onder die boomen... In hoe weinigen is er iets duidelijk... Was er in mij niet alles vaag... tot heel laat toe, mijn kind... Hangen wij niet allen aan kleine dingen... aan kleine belangen... voor onszelve, of die zoo klein om ons zijn... Herinner je je nog goed... onzen vriend... voor wien mama veel gevoeld heeft... Het was in hem niet duidelijk... Kind, als het duidelijk in je is... nu al... en als je al bijna zeker bent, dat je je niet vergist... volg dan wat je roept... Niemand heeft recht je tegen te houden... En waarom zoû ik je tegenhouden... Om kleine redenen, kind, terwijl misschien veel grootere dingen je drijven... Om kleine redenen... om iets van ijdelheid misschien... Ach zie je, kind, ik bèn klein... Ik hàd het gaarne gezien... jou, mijn jongen, in dien anderen werkkring... Papa zoû er om voldaan zijn... en je moeder zoû je misschien iets geven van vroeger terug... begrijp je... Ik zoû niet eerlijk zijn als ik je niet bekende, dat ik het gaarne zoo gezien had... Maar dat komt, omdat ik nog aan heele kleine dingen hang... terwijl grootere dingen je drijven... En àls dat dan zoo is, mijn kind... dan ben ik trotsch op je...       trotsch op je... Zie je, er is altijd dàt in je moeder, mijn jongen: haar kiem van ijdelheid... Ze is zoo blij, dat jij haar niet erfde... Dat ze je misschien andere dingen gaf... iets heel weinig, maar haar beste... dat in jou heel groot zal groeien... Een atoom, die in jou een wereld wordt... Neen, een teleurstelling is het niet meer... If there is something clear in you, that you feel and that you call out.... oh why don't you follow it.... In how few of us is there something so clear.... Let us sit down here, on that patch of sand, under those trees.... In how few is there anything clear.... Was not everything in me vague Until very late, my child... Do we not all hang on little things to little interests for ourselves, or those so small around us... Do you remember well... our friend... for whom mama felt a lot... It was not clear in him... Child, if it is clear in you... already And if you are already almost sure, that you are not mistaken.... Then follow what you call... No one has the right to stop you.... And why should I stop you... For small reasons, child, when perhaps much bigger things are driving you.... For small reasons something of vanity perhaps... You see, child, I'm small... I wish I could have seen... you, my boy, in that other line of work... Papa would be pleased... and your mother might give you something back from the old days... you see... I wouldn't be honest if I didn't confess that I would have liked it that way... But that's because I'm still hung up on little things... while bigger things drive you... And when they do, my child... I'm proud of you... proud of you. You see, there is always this in your mother, my boy: her seed of vanity... She's so glad, that you didn't inherit her.... That she might give you other things.... something very little, but her best that will grow very large in you... An atom, which becomes in you a world.... Nay, a disappointment it is no longer....

- Zie je, mama, ik voel het zoo duidelijk als ik met oom Ernst samen ben... Niet, dat ik al iets kan, maar wel, dat ik iets zal kunnen... Later... Ik voel, dat als hij een millimeter tot mij ging... en ik de kracht had nog een millimeter tot hem te gaan... wij elkander genaderd zouden hebben, hij mij, en ik hem... Nu gebeurt dat niet, maar hoe duidelijk voel ik niet, dat ik in hem iets zoek, - de geheime plek, van waar ik hem zoû kunnen genezen, als... als ik ouder, verder en sterker was... - You see, Mom, I feel it so clearly when I'm with Uncle Ernst.... Not, that I can already do something, but that I will be able to do something.... Later... I feel, that if he went a millimeter up to me and I had the strength to go another millimeter... we would have approached each other, he me, and I him.... Now this does not happen, but how clearly do I feel that I am looking for something in him - the secret place from which I could heal him, if... if I were older, further and stronger....

Maar hij trok zich terug in zichzelven... But he retreated into himself....

- Misschien is het beter, dat ik het niet zeg... - Maybe it's better that I don't say it....

- Waarom niet, mijn kind... - Why not, my child...

- Zulke heel geheime dingen moet je niet zeggen... Maar ik wil heelemaal vertrouwelijk met je zijn...       - En je bent het geweest... Dwing niet je woorden, als ze niet komen... Zeg ze kalm, als ze bij je opwellen... Mama zal probeeren je te begrijpen... Mama begrijpt je... - You shouldn't say such very secret things.... But I want to be completely confidential with you.... - And you've been... Don't force your words, if they don't come.... Say them calmly, if they come to you.... Mama will try to understand you.... Mama understands you...

- En je vergeeft me... de deceptie... - And you forgive me... the deception...

- Die is er niet meer... - That one is no longer there...

- Wat is er dan... - What is there then...

- Een groote kalmte, mijn kind. - A great calm, my child. Het zal héel goed worden, denk ik. It will be lol, I think. Doe als je denkt, ga tot wat je roept. Do as you think, go to what you call.

Zij leunde tegen hem aan, legde haar hoofd op zijn schouder. She leaned against him, laid her head on his shoulder. Hij kuste haar. He kissed her. Een stroom van weldadigheid scheen te zaligen door haar heen. A stream of beneficence seemed to bliss through her.

- Hij weet het nu, voor zich, dacht zij, opziende naar de welwetende sterren. - He knows now, for himself, she thought, looking up at the knowing stars. Hij weet het... heilig, heilig. He knows... holy, holy. O God, laat hij het... altijd... heilig voor zich weten...! ! O God, let him do it always... holy to Himself know...! !