×

We gebruiken cookies om LingQ beter te maken. Als u de website bezoekt, gaat u akkoord met onze cookiebeleid.


image

Kruistocht in Spijkerbroek by Beckman Thea, 7-2 Gevecht tegen de Scharlaken Dood

7-2 Gevecht tegen de Scharlaken Dood

Bijna liep hij Leonardo omver, die met knots en al voor de tent de wacht hield.

‘O, moest je me weer beschermen?' snauwde Dolf hem toe, nog altijd razend van woede.

Leonardo glimlachte rustig.

‘Ik hoor dat we morgen gaan vertrekken.' ‘Over mijn lijk!' gilde Dolf en rende naar het ziekenkamp.

Al van enige afstand zag hij de rookkolom van Peters brandstapel.

Hij zag ook dat de ossen werden ingespannen.

‘Hoeveel?' vroeg hij kort, bij Peter stilhoudend.

De jonge visser porde in de vlammen en antwoordde stroef: ‘Drie...' Dus nog vijftien zwaar zieken, dacht Dolf.

De dood van de drie kinderen greep hem nauwelijks meer aan.

Na zoveel sterfgevallen begon hij ook hard te worden.

En de toekomst zag er somber uit: over enkele dagen zouden het er geen drie meer zijn, maar dertig, of driehonderd...

Hij kende Anselmus intussen goed genoeg om te weten dat de monniken en Nicolaas ditmaal hun plan om morgen vroeg op te breken, zouden doorzetten.

Anselmus had haast.

Waarom had hij zo'n haast?

Wat voor geheim stak er achter deze waanzinnige Kinderkruistocht?

Hij keek peinzend naar Peter, terwijl zijn woede langzaamaan begon te zakken en plaatsmaakte voor angst, bezorgdheid, verdriet.

‘Verlang jij naar Jeruzalem, Peter?' vroeg hij plotseling.

‘We verlangen allemaal naar Jeruzalem.' Dat was echt Peter, gaf altijd een ontwijkend antwoord.

Toch was Dolf erg op hem gesteld, want Peter had bijzondere kwaliteiten.

Niet alleen was hij een goede leider, hij was ook intelligent.

Dit horigenkind had zich binnen enkele weken ontwikkeld tot een waardevol jong mens met verbluffend juiste inzichten - en hij had de vrijheid ontdekt.

‘Waarom ben je van huis weggelopen, Peter?' De jongen hief het hoofd op.

‘Zou jij niet weglopen, Rudolf van Amstelveen, als je meer slaag dan eten kreeg?

Terwijl je weet dat je naar Jeruzalem kunt gaan waar altijd de zon schijnt en niemand hoeft te werken?' ‘Had je geen broers of zusters die meewilden?' Peter beet op zijn lip.

‘Ik was de oudste.

Zes zusjes en broertjes heb ik gehad, drie er van zijn gestorven aan de Scharlaken Dood, een paar jaar geleden.

Ik werd ook ziek, maar ik heb het overleefd.' Dus dat verklaarde waarom hij de ziekte bij de eerste gevallen had herkend.

En misschien was het ook een verklaring voor het feit dat het ziekenkamp hem zo boeide.

Opeens schoot Dolf iets te binnen.

‘Peter!

Wist jij dat de vier hummels voor wie jij om onderdak pleitte in Rottweil, de ziekte hadden.' ‘Natuurlijk wist ik dat.

Ik had ze toch gezien.' ‘En toch... toch heb je... Peter, hoe kon je dat doen?

Waarom heb je me niet meteen gezegd...?' Peter keek weer strak in hete vuur en schoof met zijn voet een paar strootjes dichter naar de brandstapel.

‘Gierige lui, die Rottweilers.

Nog geen kom pap gunden ze ons.' Dolf kreeg het gevoel of de grond zich onder hem opende.

‘We stonden in de torenkamer van het raadhuis,' vervolgde Peter, met die zachte, uitdrukkingloze stem van hem.

‘Met opzet had men ons daar ontvangen, zodat we door de vensters konden uitkijken over de korenvelden, over hun weilanden en grote kudden runderen.

We wisten dat er achter de heuvels nog meer vruchtbare grond lag, met voedsel en vlees.

Ze zijn rijk, die Rottweilers.

Ze hebben een mooie stad en vele van hun huizen zijn van steen gebouwd.

Ze hebben steengroeven in de bergen, ze halen goud uit de rivier, zilver uit de heuvels, ijzer uit de mijnen in het Noorden...

Maar tegen Nicolaas zeiden ze dat ze hun akkers en kudden lieten bewaken en dat elk kind dat er een vinger naar durfde uit te steken, zonder pardon zou worden gedood.

En daar stond ik bij, Rudolf van Amstelveen, dat moest ik aanhoren.' ‘Ja,' fluisterde Dolf.

Hij voelde alle kleur uit zijn gezicht wegtrekken.

‘Toen,' vervolgde Peter toonloos, ‘dreigde Dom Anselmus de hoge heren met Gods woede.

Hij sprak over Spiers.

Maar de schepenen lachten erom.

Ik wist waarom ze lachten, ik ben opgegroeid op het land.

Voor onweer hoefden ze die nacht niet bang te zijn.

Daarom...' ‘... dacht jij aan de zieken,' prevelde Dolf ontzet.

‘En je liet ze binnenbrengen in een welvarende, gezonde stad waar het wemelt van de kleine kinderen.' Hij dacht aan de roodharige kleuters van bakker Gardulf en kon wel huilen.

‘Het was Gods wil,' mompelde Peter zacht.

‘Hij gaf me die woorden in.' ‘O, Peter...' De kleine visser zei niets meer.

Hij wierp handen vol zand op de ashoop van drie sterfbedden.

Dolf stond er verslagen bij.

Hoeveel haat kon een lijfeigene - al was hij dan nog een kind - verzamelen tegen de hoge heren, tegen de rijken?

Welke afgronden schuilden er in de vrome zielen van deze middeleeuwers?

En hoe gemakkelijk schoven ze de verantwoordelijkheid van hun daden van zich af!

Niet zij, maar God bestuurde hun wereld.

Zij ontzagen zich niet hun diepste beweegredenen, hun wraakgevoelens, hun illusies aan God toe te schrijven of aan de Duivel.

Niet Peter had de Scharlaken Dood bij de Rottweilers gebracht, maar een hogere macht.

Klaar.

Dolf probeerde het te begrijpen, het lukte hem maar half.

Huiverend keek hij naar zijn vriend, die dagelijks zijn leven waagde om het kinderleger van voldoende voedsel te voorzien.

Die tientallen kinderen had gered van de verdrinkingsdood.

Die zwoegde en sjouwde met zijn taaie lichaam om de tocht zo goed mogelijk te doen verlopen.

Maar die bij dat alles toch de ongrijpbare middeleeuwer bleef... Dolf zuchtte en wendde zich af.

In het ziekenkamp inspecteerde hij de strobedden, maar bijna zonder iets te zien.

Hij keek niet naar Hilde, nauwelijks naar de priester die bij een stervende knielde.

Morgen moesten ze opbreken... morgen zou al zijn werk van de laatste week teniet worden gedaan door de ellendige haast van Anselmus.

Hoe kon je zo'n man een beetje gezond verstand instampen?

De knielende monnik richtte zich op, boog zich over het strobed en vouwde de handen van het gestorven kind over een van takjes gemaakt kruis.

Hij drukte de starende ogen toe en keerde zich om.

‘De vierde dode vandaag,' registreerde Dolfs brein automatisch, maar zijn hersens weigerden de gedachte verder te verwerken.

Het enige dat hij besefte, was dat de epidemie nog lang niet onderdrukt was en dat een spoedig vertrek op een nieuwe ramp zou uitlopen.

Maar hij kon de kinderen niet tegenhouden.

De macht van de monniken en van Nicolaas was groter dan de zijne, omdat zij zich zonder aarzelen durfden te beroepen op goddelijke bevelen.

Opeens rees er iets als verbazing in hem op.

Langzaam drong het tot hem door dat de benedictijn naar hem stond te kijken, maar zo-even had Dolf in de tent gezeten en ruzie gemaakt met de beide monniken.

Al had Johannis geen woord gezegd, hij was erbij geweest.

Daarna had hij voor het ziekenkamp met Peter staan praten en een priester had hij niet voorbij zien komen.

Zijn ogen zochten het gezicht van de man en een goedhartige blik uit blauwe ogen trof hem.

‘U?' stamelde Dolf toen hij de monnik herkende.

‘Ja, mijn zoon.' ‘Hoe komt u hier?' ‘Gelopen, net als jullie.' ‘Uit Rottweil?' Mild rustten de ogen op Dolf.

‘Neen, mijn zoon.

Ik ben al twee weken jullie tochtgenoot.' Dolfs mond viel open.

‘Hoe komt het dat ik u niet gezien heb?' ‘Misschien ben ik geen opvallend mens,' zei de monnik vriendelijk.

Vaag herinnerde de jongen zich dat hij, altijd wanneer hij het ziekenkamp bezocht, daar een priester had aangetroffen.

Hij had er nauwelijks op gelet.

Zonder meer had hij aangenomen dat het een van Nicolaas' monniken was geweest.

‘Wie bent u eigenlijk?' ‘Dom Thaddeus.

Ik kom uit het klooster van Haslach.' ‘Waar ligt dat?' ‘Oostelijk van Straatsburg.

Jullie zijn het klooster gepasseerd.' Dolf dacht na.

Hoog in de bergen van het Zwarte Woud had hij gebouwen gezien: abdijen.

Uit een daarvan moest deze monnik zijn afgedaald om zich bij het kinderleger te voegen.

En Dolf had het niet eens gemerkt.

Dat er plotseling drie in plaats van twee benedictijnen rondliepen, was hem niet opgevallen.

Behalve op één moment, onder de muren van Rottweil, toen deze wonderlijke man plotseling naast hem was opgedoken en een deel van Dolfs zorgen van zijn schouders had genomen.

Dolf, overwerkt en met een hart vol angst, voelde plotseling een overweldigende behoefte om zijn hart uit te storten, zijn zorgen met iemand te delen, maar ook om een bondgenoot te vinden in zijn conflict met Anselmus en Nicolaas.

‘Dom Thaddeus, heeft u even tijd voor mij?' ‘Zeker, mijn zoon.' Ze liepen naar het einde van het ziekenkamp en gingen op een brede steen zitten.

‘Vertel mij wat je hart bezwaart, mijn zoon.' Dolf wees naar de vier rijen strobedden.

‘Vader, ik weet waardoor deze afschuwelijke ziekte wordt veroorzaakt.

Kleine, door de Duivel gezonden beestjes hebben die kinderen besprongen.

Ze zijn zó klein dat je ze met het menselijk oog niet kunt zien.

En ze zijn talrijk, want de Duivel is machtig.' Hij deed zijn best te spreken zoals een middeleeuwer het zou doen.

‘En die beestjes, Dom Thaddeus, zijn ontzettend gevaarlijk, ze dringen de keelholte van weerloze kleine kinderen binnen, kruipen zelfs verder naar het bloed en verwoesten zo de gezondheid van dat kind.

Je kunt ze niet vangen om ze te doden, want daarvoor zijn ze te klein.

Je kunt ze alleen bestrijden door te zorgen dat ze de kleintjes niet kunnen bereiken.

Je kunt ze doden met veel schoon water, met vuur en rook.

Als die beestjes de kinderen aanvallen, dan kunnen er twee dingen gebeuren.

Is het kind sterk, dan kan zijn lichaam die aanval afslaan.

Het wordt wel ziek, omdat zijn keel ontstoken raakt en zijn bloed wordt aangetast, maar als dat zuiver en gezond bloed was, zullen de duivelse horden erin verdrinken en het kind wordt weer beter.

Maar kleintjes die al verzwakt zijn door honger, door te grote inspanningen of door andere ziekten, die hebben niet zoveel weerstand en gaan dood.

Kunt u dit begrijpen, Dom Thaddeus?' De monnik knikte zwijgend.

Dolf haalde diep adem en ging voort: ‘Als zo'n klein slachtoffer door de duivelse horden gestorven is, proberen die beestjes over te springen op een gezond kind.

Om dat te voorkomen, heb ik alle zieken apart laten leggen en bevel gegeven dat de bedden waarin ze stierven, meteen verbrand moesten worden, want die zitten natuurlijk ook vol.

Daarom heb ik ook bevel gegeven dat de gezonden veel moeten baden, goed moeten eten, hun keel moeten spoelen met sterke kruidenthee, opdat ze sterk zouden zijn en weerstand zouden kunnen bieden.

Het is een gevecht, Dom Thaddeus, een langdurig en verbeten gevecht, want de Duivel geeft het niet spoedig op.

En we hadden bijna gewonnen, want sinds twee dagen zijn er geen nieuwe zieken bijgekomen.

Het grootste deel van de zieken is bezig zich te herstellen.' ‘God heeft de duivelse horden vernietigd,' knikte Dom Thaddeus.

Dolf probeerde zijn geduld te bewaren.

‘Ja vader, daarvoor moeten we God dan ook danken.

Hij heeft ons geholpen bij ons gevecht.

Hij heeft warme zonneschijn gezonden en zoele nachten, want Hij had medelijden met de zieke kinderen die in het open veld moesten liggen.

Hij heeft ons van voedsel en brandhout en schoon water voorzien, zodat we beter toegerust waren voor de strijd.

Hij heeft ons het verstand gegeven en ons doen inzien dat alle besmette kinderen apart gehouden moesten worden.

Maar de duivelse horden zijn nog niet helemaal uitgeroeid, vader.

Elke dag sterven er nog kinderen.

De beestjes, door ons teruggedrongen, wachten hun kans af om opnieuw te kunnen toeslaan.

Het was de bedoeling van de Duivel om dit hele heilige kinderleger te vernietigen, en de beestjes zijn kwaad omdat het niet is gelukt.

En de Duivel is helemaal woedend en zint op een nieuwe aanval.

Daarom heeft de Duivel Nicolaas en de twee andere monniken ingeblazen dat het hoog tijd wordt om onze tocht voort te zetten.

Dat zou een ramp worden, want dan raken zieke en gezonde kinderen weer door elkaar en krijgen de horden de kans om over te springen.

Begrijpt u?

Dat mag niet gebeuren.' ‘God is machtiger dan de Duivel, mijn zoon.

Als God oordeelt dat het nog te vroeg is om te vertrekken, zal Hij dat vertrek verhinderen.' Daar heb ik ook niet veel aan, dacht Dolf mismoedig.

‘Gelooft u niet wat ik u vertelde over die horden vieze beestjes die door de Duivel zijn gezonden?' ‘Ik geloof je, want ik heb gezien dat jouw maatregelen de ziekte terugdrongen.

Ik ben blij dat God jou de kennis en het verstand heeft geschonken om de duivelse listen te bestrijden.

Maar, mijn zoon, waarom heb je niet wat meer vertrouwen in Zijn leiding?

God in de hemel waakt over ons.' ‘Ja,' zei Dolf vasthoudend, ‘maar alleen als wij bewijzen die waakzaamheid waard te zijn.' Geschokt staarde de monnik de jongen aan.

Dolf zei zacht: ‘God is goed, maar Hij heeft geen geduld met de domoren.

Wie zo dom is om in diep water te springen terwijl hij niet kan zwemmen, verdrinkt.

God zal hem niet redden, want God vindt hem een domoor.

Als het onverstand zegeviert, dan zegeviert de Duivel.' ‘Je komt uit het Noorden, nietwaar?

Hebben ze je dat daar geleerd?' vroeg de monnik wantrouwig.

‘Ja vader, en ik weet dat het waar is.

Morgenochtend vertrekken is een onvergeeflijke domheid.' Dom Thaddeus schudde verbijsterd het hoofd.

‘Je bent een vreemde jongen, Rudolf,' prevelde hij.

‘Ja, dat weet ik.

Maar wie of wat ik ben, is onbelangrijk.

Ik wil niet dat er een ramp komt over de kinderen, ik wil niet dat ze met honderden tegelijk sterven, ik wil dat ze Jeruzalem zullen bereiken.

En daarom moet ik vechten, niet alleen tegen de duivelse horden van ziektebeestjes, maar ook tegen het onverstand van Dom Anselmus.

En ik vraag u om mij daarbij te helpen.' Dom Thaddeus legde een hand op de schouder van de jongen.

‘Als alles wat je me hebt gezegd waar is, mijn zoon, dan zal God ons vertrek verhinderen.

Heb vertrouwen.' Daarna stond hij op, want Hilde kwam hem roepen.

Teleurgesteld keek Dolf hem na.

‘Hij is een goed mens, maar veel hulp hoef ik van hem niet te verwachten,' mompelde hij mismoedig.

Het was etenstijd.

De laatste groepen kinderen keerden terug van hun dagelijkse bad, kwetterend, lachend en spelend.

Etensgeuren vlaagden over het immense kamp en drongen ook door tot Dolf, die opeens ontdekte dat hij honger had.

Moe stond hij op en slenterde naar zijn eigen afdeling, waar Mariecke bezig was hun rantsoenen te verdelen.

Leonardo was nergens te zien.

Ze waren al klaar met eten toen de student eindelijk verscheen en aanviel op zijn portie.

‘Waar zat je?' vroeg Dolf.

‘O, vandaag heb ik de heren in de tent eens bediend,' antwoordde de student onverschillig.

‘Waarom jij?

Ze hebben daar helpertjes genoeg.' ‘Iedereen heeft het druk met de voorbereidingen voor het vertrek morgenochtend,' zei Leonardo toonloos.

Dat wierp Dolf meteen terug in zijn angsten.

Tot ontsteltenis van Mariecke en de anderen barstte hij in tranen uit.

Hij zag niet hoe de student Mariecke een knipoogje gaf.

Ze lieten hem uithuilen en wachtten.

Maar Dolf zei niets meer.

Hij propte woedend zijn windjack onder zijn hoofd, ging liggen met zijn rug naar het vuur en sloot de ogen.

Ze doen maar, dacht hij moe.

Als ze niet naar gezond verstand willen luisteren, dan moeten ze het zelf maar weten.

Ik heb mijn best gedaan.

En het zal hun ondergang worden...

7-2 Gevecht tegen de Scharlaken Dood 7-2 Kampf gegen den Scharlachtod 7-2 Καταπολέμηση του οστρακώδους θανάτου 7-2 Fight against the Scarlet Death 7-2 Lucha contra la Muerte Escarlata 7-2 Lutte contre la mort écarlate 7-2 Kızıl Ölüme Karşı Savaş

Bijna liep hij Leonardo omver, die met knots en al voor de tent de wacht hield. He almost knocked Leonardo over, who stood guard in front of the tent, club and all. Il a failli écraser Leonardo, qui montait la garde devant la tente avec une masse et tout le reste.

‘O, moest je me weer beschermen?' snauwde Dolf hem toe, nog altijd razend van woede.

Leonardo glimlachte rustig.

‘Ik hoor dat we morgen gaan vertrekken.' ‘Over mijn lijk!' gilde Dolf en rende naar het ziekenkamp. Ich habe gehört, dass wir morgen abreisen werden. Nur über meine Leiche!", schrie Dolf und rannte in Richtung Krankenhauslager.

Al van enige afstand zag hij de rookkolom van Peters brandstapel.

Hij zag ook dat de ossen werden ingespannen.

‘Hoeveel?' vroeg hij kort, bij Peter stilhoudend. 'Ile?' – zapytał krótko, zatrzymując się przy Peterze.

De jonge visser porde in de vlammen en antwoordde stroef: ‘Drie...' Dus nog vijftien zwaar zieken, dacht Dolf.

De dood van de drie kinderen greep hem nauwelijks meer aan. The death of the three children hardly affected him anymore. La mort des trois enfants ne l'émeut plus guère.

Na zoveel sterfgevallen begon hij ook hard te worden.

En de toekomst zag er somber uit: over enkele dagen zouden het er geen drie meer zijn, maar dertig, of driehonderd... And the future looked bleak: in a few days there would be no more three, but thirty, or three hundred...

Hij kende Anselmus intussen goed genoeg om te weten dat de monniken en Nicolaas ditmaal hun plan om morgen vroeg op te breken, zouden doorzetten. By now he knew Anselmus well enough to know that this time the monks and Nicholas would go through with their plan to break up early tomorrow.

Anselmus had haast. Anselmus was in a hurry.

Waarom had hij zo'n haast?

Wat voor geheim stak er achter deze waanzinnige Kinderkruistocht?

Hij keek peinzend naar Peter, terwijl zijn woede langzaamaan begon te zakken en plaatsmaakte voor angst, bezorgdheid, verdriet.

‘Verlang jij naar Jeruzalem, Peter?' vroeg hij plotseling.

‘We verlangen allemaal naar Jeruzalem.' Dat was echt Peter, gaf altijd een ontwijkend antwoord.

Toch was Dolf erg op hem gesteld, want Peter had bijzondere kwaliteiten. Trotzdem mochte Dolf ihn sehr, denn Peter hatte besondere Qualitäten. Still, Dolf was very fond of him, because Peter had special qualities. Pourtant, Dolf l'aimait beaucoup, car Peter avait des qualités particulières.

Niet alleen was hij een goede leider, hij was ook intelligent.

Dit horigenkind had zich binnen enkele weken ontwikkeld tot een waardevol jong mens met verbluffend juiste inzichten - en hij had de vrijheid ontdekt. Innerhalb weniger Wochen hatte sich dieses Leibeigenenkind zu einem wertvollen jungen Mann mit verblüffend richtigen Einsichten entwickelt - und er hatte die Freiheit entdeckt. Within weeks, this serf child had developed into a valuable young man with stunningly correct insights - and he had discovered freedom.

‘Waarom ben je van huis weggelopen, Peter?' De jongen hief het hoofd op.

‘Zou jij niet weglopen, Rudolf van Amstelveen, als je meer slaag dan eten kreeg? 'Wouldn't you run away, Rudolf of Amstelveen, if you got more beatings than food? - Czy nie uciekłbyś, Rudolf van Amstelveen, gdybyś miał więcej bicia niż jedzenia?

Terwijl je weet dat je naar Jeruzalem kunt gaan waar altijd de zon schijnt en niemand hoeft te werken?' ‘Had je geen broers of zusters die meewilden?' Peter beet op zijn lip. Wenn du weißt, dass du nach Jerusalem gehen kannst, wo die Sonne immer scheint und niemand arbeiten muss?" "Hattest du keine Brüder oder Schwestern, die mitkommen wollten? Petrus biss sich auf die Lippe.

‘Ik was de oudste.

Zes zusjes en broertjes heb ik gehad, drie er van zijn gestorven aan de Scharlaken Dood, een paar jaar geleden. Ich hatte sechs Geschwister, von denen drei vor ein paar Jahren am Scharlachroten Tod gestorben sind.

Ik werd ook ziek, maar ik heb het overleefd.' Dus dat verklaarde waarom hij de ziekte bij de eerste gevallen had herkend. Ich wurde auch krank, aber ich habe überlebt.' Das erklärte also, warum er die Krankheit in den ersten Fällen erkannt hatte.

En misschien was het ook een verklaring voor het feit dat het ziekenkamp hem zo boeide. Und vielleicht war das auch eine Erklärung dafür, warum ihn das Krankenlager so faszinierte. And maybe it was also an explanation for the fact that the infirmary fascinated him so much. I może było to też wytłumaczenie tego, że szpital tak go zafascynował.

Opeens schoot Dolf iets te binnen. Plötzlich kam Dolf etwas in den Sinn.

‘Peter!

Wist jij dat de vier hummels voor wie jij om onderdak pleitte in Rottweil, de ziekte hadden.' ‘Natuurlijk wist ik dat. Wussten Sie, dass die vier Hummels, für die Sie in Rottweil um Schutz baten, die Krankheit hatten? 'Natürlich wusste ich das. Did you know that the four hummels you pleaded for shelter in Rottweil had the disease.' 'Of course I knew that. Czy wiesz, że te cztery trzmiele, które prosiłeś o schronienie w Rottweil, miały tę chorobę? — Oczywiście, że o tym wiedziałem.

Ik had ze toch gezien.' ‘En toch... toch heb je... Peter, hoe kon je dat doen? Ich hatte sie trotzdem gesehen. Und doch... trotzdem hast du... Peter, wie konntest du das tun? I had seen them anyway.' “And yet… yet you… Peter, how could you do that?

Waarom heb je me niet meteen gezegd...?' Peter keek weer strak in hete vuur en schoof met zijn voet een paar strootjes dichter naar de brandstapel. Warum hast du es mir nicht gleich gesagt...? Peter schaute wieder streng ins heiße Feuer und schob mit dem Fuß ein paar Strohhalme näher an den Scheiterhaufen heran. Why didn't you tell me right away...? Peter looked sternly into hot fire again and pushed a few straws closer to the pyre with his foot.

‘Gierige lui, die Rottweilers. 'Stingy people, those Rottweilers.

Nog geen kom pap gunden ze ons.' Dolf kreeg het gevoel of de grond zich onder hem opende. Nicht einmal eine Schüssel Brei haben sie uns gewährt. Dolf hatte das Gefühl, als würde sich der Boden unter ihm auftun. They didn't even grant us a bowl of porridge.' Dolf felt as if the ground was opening up beneath him. Ils ne nous ont même pas accordé un bol de bouillie". Dolf eut l'impression que le sol s'ouvrait sous lui.

‘We stonden in de torenkamer van het raadhuis,' vervolgde Peter, met die zachte, uitdrukkingloze stem van hem. Wir waren im Turmzimmer des Rathauses", fuhr Peter mit seiner weichen, ausdruckslosen Stimme fort.

‘Met opzet had men ons daar ontvangen, zodat we door de vensters konden uitkijken over de korenvelden, over hun weilanden en grote kudden runderen. Sie hatten uns absichtlich dort empfangen, damit wir durch die Fenster auf die Maisfelder, ihre Weiden und großen Rinderherden blicken konnten. 'We had been received there on purpose, so that we could look through the windows over the cornfields, over their pastures and large herds of cattle. Ils nous avaient délibérément accueillis là pour que nous puissions regarder par les fenêtres les champs de maïs, les pâturages et les grands troupeaux de bétail.

We wisten dat er achter de heuvels nog meer vruchtbare grond lag, met voedsel en vlees. Wir wussten, dass es jenseits der Hügel fruchtbaren Boden mit Nahrung und Fleisch gab.

Ze zijn rijk, die Rottweilers.

Ze hebben een mooie stad en vele van hun huizen zijn van steen gebouwd.

Ze hebben steengroeven in de bergen, ze halen goud uit de rivier, zilver uit de heuvels, ijzer uit de mijnen in het Noorden...

Maar tegen Nicolaas zeiden ze dat ze hun akkers en kudden lieten bewaken en dat elk kind dat er een vinger naar durfde uit te steken, zonder pardon zou worden gedood. Dem Nikolaus aber sagten sie, dass sie ihre Felder und Herden bewachen ließen und jedes Kind, das es wagte, einen Finger zu rühren, ohne Pardon getötet würde.

En daar stond ik bij, Rudolf van Amstelveen, dat moest ik aanhoren.' ‘Ja,' fluisterde Dolf. Und ich stand da, Rudolf van Amstelveen, ich musste das hören.' 'Ja', flüsterte Dolf. And I stood there, Rudolf van Amstelveen, I had to hear that.' "Yes," Dolf whispered.

Hij voelde alle kleur uit zijn gezicht wegtrekken. Er spürte, wie ihm die Farbe aus dem Gesicht wich. Il sentit toutes les couleurs disparaître de son visage.

‘Toen,' vervolgde Peter toonloos, ‘dreigde Dom Anselmus de hoge heren met Gods woede. Dann", fuhr Peter tonlos fort, "drohte Dom Anselmus den hohen Herren mit dem Zorn Gottes. 'Then,' continued Peter tonelessly, 'Dom Anselmus threatened the high lords with God's fury.

Hij sprak over Spiers.

Maar de schepenen lachten erom. Aber die Stadträte haben darüber gelacht.

Ik wist waarom ze lachten, ik ben opgegroeid op het land. Ich wusste, warum sie lachten; ich bin auf dem Land aufgewachsen.

Voor onweer hoefden ze die nacht niet bang te zijn. In dieser Nacht brauchten sie keine Gewitter zu befürchten. They did not have to fear thunderstorms that night.

Daarom...' ‘... dacht jij aan de zieken,' prevelde Dolf ontzet. Deshalb ..." "... hast du an die Kranken gedacht", murmelte Dolf entsetzt. C'est pourquoi...' '... tu pensais aux malades', marmonna Dolf, consterné. Dlatego... - ... myślałeś o chorych - mruknął z przerażeniem Dolf.

‘En je liet ze binnenbrengen in een welvarende, gezonde stad waar het wemelt van de kleine kinderen.' Hij dacht aan de roodharige kleuters van bakker Gardulf en kon wel huilen. Und du hast sie in eine blühende, gesunde Stadt gebracht, in der es von kleinen Kindern nur so wimmelt. Er dachte an die rothaarigen Knirpse des Bäckers Gardulf und könnte weinen. 'And you had them brought into a prosperous, healthy town teeming with little children.' He thought of baker Gardulf's red-haired toddlers and could cry. Et vous les avez amenés dans une ville prospère, saine et pleine d'enfants en bas âge. Il pensa aux bambins roux du boulanger Gardulf et se mit à pleurer.

‘Het was Gods wil,' mompelde Peter zacht. Es war Gottes Wille", murmelte Peter leise.

‘Hij gaf me die woorden in.' ‘O, Peter...' De kleine visser zei niets meer. Er gab mir diese Worte mit. 'Oh, Peter...' Der kleine Fischer sagte nichts mehr.

Hij wierp handen vol zand op de ashoop van drie sterfbedden. Er warf die Hände voller Sand auf den Aschehaufen von drei Totenbetten.

Dolf stond er verslagen bij. Dolf stand besiegt da.

Hoeveel haat kon een lijfeigene - al was hij dan nog een kind - verzamelen tegen de hoge heren, tegen de rijken? Wie viel Hass konnte ein Leibeigener - selbst wenn er noch ein Kind war - gegen die hohen Herren, gegen die Reichen aufbringen? How much hatred could a serf - even if he was still a child - muster against the high lords, against the rich? Jaką nienawiść może uzbroić chłop pańszczyźniany - nawet dziecko - wobec wielkich panów, wobec bogatych?

Welke afgronden schuilden er in de vrome zielen van deze middeleeuwers? Welche Abgründe lauerten in den frommen Seelen dieser Mediävisten? What abysses lurked in the pious souls of these medieval people? Quels gouffres se cachaient dans les âmes pieuses de ces médiévistes ? Jakie otchłanie czaiły się w pobożnych duszach tych średniowiecznych ludzi?

En hoe gemakkelijk schoven ze de verantwoordelijkheid van hun daden van zich af! Und wie leicht sie die Verantwortung für ihr Handeln von sich weisen! And how easily did they shirk responsibility for their actions!

Niet zij, maar God bestuurde hun wereld. Nicht sie, sondern Gott regierte ihre Welt. Not they, but God ruled their world.

Zij ontzagen zich niet hun diepste beweegredenen, hun wraakgevoelens, hun illusies aan God toe te schrijven of aan de Duivel. Sie scheuten sich nicht, ihre tiefsten Beweggründe, ihre Rachegefühle, ihre Illusionen Gott oder dem Teufel zuzuschreiben. They were not afraid to attribute their deepest motives, their revenge, their illusions to God or to the Devil. Ils n'ont pas hésité à attribuer leurs motivations profondes, leurs sentiments de vengeance, leurs illusions à Dieu ou au Diable. Nie wahali się przypisywać swoich najgłębszych motywów, zemsty, złudzeń Bogu lub Diabłu.

Niet Peter had de Scharlaken Dood bij de Rottweilers gebracht, maar een hogere macht.

Klaar.

Dolf probeerde het te begrijpen, het lukte hem maar half. Dolf versuchte zu verstehen, es gelang ihm nur halb. Dolf tried to understand, but he only half succeeded.

Huiverend keek hij naar zijn vriend, die dagelijks zijn leven waagde om het kinderleger van voldoende voedsel te voorzien. Schaudernd betrachtete er seinen Freund, der täglich sein Leben riskierte, um die Kinderarmee mit genügend Nahrung zu versorgen.

Die tientallen kinderen had gered van de verdrinkingsdood. Er hatte Dutzende von Kindern vor dem Ertrinken gerettet. Who had saved dozens of children from drowning.

Die zwoegde en sjouwde met zijn taaie lichaam om de tocht zo goed mogelijk te doen verlopen. Der mit seinem zähen Körper schuftete und stapfte, um die Reise so gut wie möglich zu machen. He toiled and lugged his tough body to make the trip go as smoothly as possible. Trudził się i taszczył swoje twarde ciało, aby podróż była tak płynna, jak to tylko możliwe.

Maar die bij dat alles toch de ongrijpbare middeleeuwer bleef... Dolf zuchtte en wendde zich af. Aber wer blieb bei all dem immer noch der schwer fassbare Mediävist? Dolf seufzte und wandte sich ab. But who, despite all this, remained the elusive medieval man... Dolf sighed and turned away.

In het ziekenkamp inspecteerde hij de strobedden, maar bijna zonder iets te zien. Im Krankenlager inspizierte er die Strohbetten, aber er konnte fast nichts sehen.

Hij keek niet naar Hilde, nauwelijks naar de priester die bij een stervende knielde.

Morgen moesten ze opbreken... morgen zou al zijn werk van de laatste week teniet worden gedaan door de ellendige haast van Anselmus. To-morrow they had to break up...tomorrow all his work of the last week would be undone by Anselm's wretched haste. Demain, ils devaient se séparer... demain, tout le travail de la semaine écoulée serait réduit à néant par l'empressement misérable d'Anselme. Jutro musieli zerwać... jutro cała jego praca z ostatniego tygodnia zostanie zniszczona przez żałosny pośpiech Anzelma.

Hoe kon je zo'n man een beetje gezond verstand instampen? Wie kann man einem solchen Mann gesunden Menschenverstand einimpfen? How could you stamp a little common sense into a man like that? Comment peut-on inculquer le moindre sens commun à un tel homme ?

De knielende monnik richtte zich op, boog zich over het strobed en vouwde de handen van het gestorven kind over een van takjes gemaakt kruis. Der kniende Mönch richtete sich auf, beugte sich über das Strohbett und faltete die Hände des toten Kindes über einem Kreuz aus Zweigen. The kneeling monk raised himself up, bent over the straw bed and folded the dead child's hands over a cross made of twigs.

Hij drukte de starende ogen toe en keerde zich om. Il a appuyé sur les yeux qui le fixaient et s'est retourné.

‘De vierde dode vandaag,' registreerde Dolfs brein automatisch, maar zijn hersens weigerden de gedachte verder te verwerken. Der vierte Todesfall heute", registrierte Dolfs Gehirn automatisch, aber sein Gehirn weigerte sich, den Gedanken weiter zu verarbeiten.

Het enige dat hij besefte, was dat de epidemie nog lang niet onderdrukt was en dat een spoedig vertrek op een nieuwe ramp zou uitlopen. Ihm war nur klar, dass die Epidemie noch lange nicht besiegt war und dass ein baldiges Verlassen der Stadt in einer weiteren Katastrophe enden würde. Tout ce qu'il sait, c'est que l'épidémie est loin d'être enrayée et qu'un départ prochain se soldera par un nouveau désastre.

Maar hij kon de kinderen niet tegenhouden.

De macht van de monniken en van Nicolaas was groter dan de zijne, omdat zij zich zonder aarzelen durfden te beroepen op goddelijke bevelen. Die Macht der Mönche und von Nikolaus war größer als die seine, weil sie es wagten, sich ohne Zögern auf göttliche Befehle zu berufen. The power of the monks and of Nicholas was greater than his, because they dared to invoke divine commands without hesitation.

Opeens rees er iets als verbazing in hem op. Plötzlich stieg so etwas wie Überraschung in ihm auf. Suddenly, something like amazement rose in him.

Langzaam drong het tot hem door dat de benedictijn naar hem stond te kijken, maar zo-even had Dolf in de tent gezeten en ruzie gemaakt met de beide monniken. Langsam dämmerte ihm, dass der Benediktiner ihn beobachtete, aber eben noch war Dolf im Zelt gewesen und hatte mit den beiden Mönchen gestritten. It slowly dawned on him that the Benedictine was watching him, but a moment ago Dolf had been sitting in the tent and arguing with the two monks.

Al had Johannis geen woord gezegd, hij was erbij geweest. Although Johannes had not said a word, he had been there.

Daarna had hij voor het ziekenkamp met Peter staan praten en een priester had hij niet voorbij zien komen. After that he had been talking to Peter in front of the infirmary and he had not seen a priest pass by.

Zijn ogen zochten het gezicht van de man en een goedhartige blik uit blauwe ogen trof hem. His eyes searched the man's face and a kind-hearted look from blue eyes met him.

‘U?' stamelde Dolf toen hij de monnik herkende. Du?", stammelte Dolf, als er den Mönch erkannte.

‘Ja, mijn zoon.' ‘Hoe komt u hier?' ‘Gelopen, net als jullie.' ‘Uit Rottweil?' Mild rustten de ogen op Dolf. "Ja, mein Sohn. Wie bist du hierher gekommen? Zu Fuß, genau wie du. 'Aus Rottweil?' Milde Augen ruhten auf Dolf. "Yes, my son." "How did you get here?" "Walked, just like you." "From Rottweil?" Mildly the eyes rested on Dolf.

‘Neen, mijn zoon.

Ik ben al twee weken jullie tochtgenoot.' Dolfs mond viel open. Ich bin seit vierzehn Tagen Ihr Zeichner. Dolf blieb der Mund offen stehen. I've been your companion for two weeks now.' Dolf's mouth fell open.

‘Hoe komt het dat ik u niet gezien heb?' ‘Misschien ben ik geen opvallend mens,' zei de monnik vriendelijk.

Vaag herinnerde de jongen zich dat hij, altijd wanneer hij het ziekenkamp bezocht, daar een priester had aangetroffen. Vage erinnerte sich der Junge daran, dass er jedes Mal, wenn er die Krankenstation besuchte, dort einen Priester vorgefunden hatte.

Hij had er nauwelijks op gelet. Er hatte kaum darauf geachtet. Nie zwracał na to uwagi.

Zonder meer had hij aangenomen dat het een van Nicolaas' monniken was geweest. Without question, he had assumed it had been one of Nicholas' monks. Sans se poser de questions, il avait supposé qu'il s'agissait d'un des moines de Nicolas.

‘Wie bent u eigenlijk?' ‘Dom Thaddeus.

Ik kom uit het klooster van Haslach.' ‘Waar ligt dat?' ‘Oostelijk van Straatsburg.

Jullie zijn het klooster gepasseerd.' Dolf dacht na. You passed the monastery. Dolf pondered.

Hoog in de bergen van het Zwarte Woud had hij gebouwen gezien: abdijen.

Uit een daarvan moest deze monnik zijn afgedaald om zich bij het kinderleger te voegen.

En Dolf had het niet eens gemerkt.

Dat er plotseling drie in plaats van twee benedictijnen rondliepen, was hem niet opgevallen.

Behalve op één moment, onder de muren van Rottweil, toen deze wonderlijke man plotseling naast hem was opgedoken en een deel van Dolfs zorgen van zijn schouders had genomen. Sauf à un moment, sous les murs de Rottweil, où cet homme merveilleux était soudain apparu à ses côtés et l'avait débarrassé d'une partie de ses soucis.

Dolf, overwerkt en met een hart vol angst, voelde plotseling een overweldigende behoefte om zijn hart uit te storten, zijn zorgen met iemand te delen, maar ook om een bondgenoot te vinden in zijn conflict met Anselmus en Nicolaas. Dolf, surmené et le cœur plein d'angoisse, a soudain ressenti le besoin impérieux de s'épancher, de partager ses inquiétudes avec quelqu'un, mais aussi de trouver un allié dans le conflit qui l'oppose à Anselme et Nicolas.

‘Dom Thaddeus, heeft u even tijd voor mij?' ‘Zeker, mijn zoon.' Ze liepen naar het einde van het ziekenkamp en gingen op een brede steen zitten.

‘Vertel mij wat je hart bezwaart, mijn zoon.' Dolf wees naar de vier rijen strobedden. „Powiedz mi, co martwi twoje serce, mój synu”. Dolf wskazał cztery rzędy grządek ze słomy.

‘Vader, ik weet waardoor deze afschuwelijke ziekte wordt veroorzaakt. Père, je sais ce qui cause cette horrible maladie.

Kleine, door de Duivel gezonden beestjes hebben die kinderen besprongen. Little creatures sent by the Devil pounced on those children. De petites créatures diaboliques se sont jetées sur ces enfants.

Ze zijn zó klein dat je ze met het menselijk oog niet kunt zien.

En ze zijn talrijk, want de Duivel is machtig.' Hij deed zijn best te spreken zoals een middeleeuwer het zou doen. And they are many, for the Devil is mighty.' He tried his best to speak as a medieval man would.

‘En die beestjes, Dom Thaddeus, zijn ontzettend gevaarlijk, ze dringen de keelholte van weerloze kleine kinderen binnen, kruipen zelfs verder naar het bloed en verwoesten zo de gezondheid van dat kind. 'And those critters, Dom Thaddeus, are extremely dangerous, invading the pharynx of defenseless little children, crawling even further to the blood, and destroying that child's health.

Je kunt ze niet vangen om ze te doden, want daarvoor zijn ze te klein.

Je kunt ze alleen bestrijden door te zorgen dat ze de kleintjes niet kunnen bereiken.

Je kunt ze doden met veel schoon water, met vuur en rook.

Als die beestjes de kinderen aanvallen, dan kunnen er twee dingen gebeuren.

Is het kind sterk, dan kan zijn lichaam die aanval afslaan.

Het wordt wel ziek, omdat zijn keel ontstoken raakt en zijn bloed wordt aangetast, maar als dat zuiver en gezond bloed was, zullen de duivelse horden erin verdrinken en het kind wordt weer beter. It does get sick, because its throat becomes inflamed and its blood is affected, but if that blood were pure and healthy, the diabolical hordes will drown in it and the child will recover.

Maar kleintjes die al verzwakt zijn door honger, door te grote inspanningen of door andere ziekten, die hebben niet zoveel weerstand en gaan dood.

Kunt u dit begrijpen, Dom Thaddeus?' De monnik knikte zwijgend.

Dolf haalde diep adem en ging voort: ‘Als zo'n klein slachtoffer door de duivelse horden gestorven is, proberen die beestjes over te springen op een gezond kind.

Om dat te voorkomen, heb ik alle zieken apart laten leggen en bevel gegeven dat de bedden waarin ze stierven, meteen verbrand moesten worden, want die zitten natuurlijk ook vol.

Daarom heb ik ook bevel gegeven dat de gezonden veel moeten baden, goed moeten eten, hun keel moeten spoelen met sterke kruidenthee, opdat ze sterk zouden zijn en weerstand zouden kunnen bieden.

Het is een gevecht, Dom Thaddeus, een langdurig en verbeten gevecht, want de Duivel geeft het niet spoedig op. It is a fight, Dom Thaddeus, a long and grim fight, for the Devil is not giving up easily.

En we hadden bijna gewonnen, want sinds twee dagen zijn er geen nieuwe zieken bijgekomen.

Het grootste deel van de zieken is bezig zich te herstellen.' ‘God heeft de duivelse horden vernietigd,' knikte Dom Thaddeus. Most of the sick are recovering.' "God has destroyed the diabolical hordes," Dom Thaddeus nodded.

Dolf probeerde zijn geduld te bewaren.

‘Ja vader, daarvoor moeten we God dan ook danken. Oui, père, nous devrions remercier Dieu pour cela.

Hij heeft ons geholpen bij ons gevecht.

Hij heeft warme zonneschijn gezonden en zoele nachten, want Hij had medelijden met de zieke kinderen die in het open veld moesten liggen. Zesłał ciepłe słońce i słodkie noce, bo litował się nad chorymi dziećmi, które musiały leżeć na otwartym polu.

Hij heeft ons van voedsel en brandhout en schoon water voorzien, zodat we beter toegerust waren voor de strijd. Zaopatrzył nas w żywność, drewno na opał i czystą wodę, abyśmy byli lepiej przygotowani do walki.

Hij heeft ons het verstand gegeven en ons doen inzien dat alle besmette kinderen apart gehouden moesten worden. Il nous a donné raison et nous a fait comprendre que tous les enfants infectés devaient être tenus à l'écart.

Maar de duivelse horden zijn nog niet helemaal uitgeroeid, vader. But the diabolical hordes are not quite exterminated yet, father.

Elke dag sterven er nog kinderen.

De beestjes, door ons teruggedrongen, wachten hun kans af om opnieuw te kunnen toeslaan. The critters, pushed back by us, are waiting for their chance to strike again. Odpychane przez nas stwory czekają na swoją szansę na ponowne uderzenie.

Het was de bedoeling van de Duivel om dit hele heilige kinderleger te vernietigen, en de beestjes zijn kwaad omdat het niet is gelukt.

En de Duivel is helemaal woedend en zint op een nieuwe aanval. Le diable est absolument furieux et prépare une nouvelle attaque. A diabeł jest wściekły i planuje kolejny atak.

Daarom heeft de Duivel Nicolaas en de twee andere monniken ingeblazen dat het hoog tijd wordt om onze tocht voort te zetten. Le diable a donc soufflé à Nicolas et aux deux autres moines qu'il était grand temps de poursuivre notre voyage.

Dat zou een ramp worden, want dan raken zieke en gezonde kinderen weer door elkaar en krijgen de horden de kans om over te springen.

Begrijpt u?

Dat mag niet gebeuren.' ‘God is machtiger dan de Duivel, mijn zoon.

Als God oordeelt dat het nog te vroeg is om te vertrekken, zal Hij dat vertrek verhinderen.' Daar heb ik ook niet veel aan, dacht Dolf mismoedig. If God judges it is too early to leave, He will prevent that departure.' That's not much use to me either, Dolf thought gloomily. Jeśli Bóg uzna, że jest za wcześnie, aby odejść, zapobiegnie temu. Mnie też to na niewiele się przyda, pomyślał z przygnębieniem Dolf.

‘Gelooft u niet wat ik u vertelde over die horden vieze beestjes die door de Duivel zijn gezonden?' ‘Ik geloof je, want ik heb gezien dat jouw maatregelen de ziekte terugdrongen.

Ik ben blij dat God jou de kennis en het verstand heeft geschonken om de duivelse listen te bestrijden.

Maar, mijn zoon, waarom heb je niet wat meer vertrouwen in Zijn leiding?

God in de hemel waakt over ons.' ‘Ja,' zei Dolf vasthoudend, ‘maar alleen als wij bewijzen die waakzaamheid waard te zijn.' Geschokt staarde de monnik de jongen aan. Dieu veille sur nous". Oui, dit Dolf avec ténacité, mais seulement si nous nous montrons dignes de cette vigilance. Choqué, le moine fixe le garçon.

Dolf zei zacht: ‘God is goed, maar Hij heeft geen geduld met de domoren.

Wie zo dom is om in diep water te springen terwijl hij niet kan zwemmen, verdrinkt.

God zal hem niet redden, want God vindt hem een domoor.

Als het onverstand zegeviert, dan zegeviert de Duivel.' ‘Je komt uit het Noorden, nietwaar? When foolishness triumphs, the Devil triumphs.' 'You're from the North, aren't you? Quand les imprudents triomphent, le diable triomphe". Vous êtes du Nord, n'est-ce pas ?

Hebben ze je dat daar geleerd?' vroeg de monnik wantrouwig.

‘Ja vader, en ik weet dat het waar is.

Morgenochtend vertrekken is een onvergeeflijke domheid.' Dom Thaddeus schudde verbijsterd het hoofd.

‘Je bent een vreemde jongen, Rudolf,' prevelde hij.

‘Ja, dat weet ik.

Maar wie of wat ik ben, is onbelangrijk.

Ik wil niet dat er een ramp komt over de kinderen, ik wil niet dat ze met honderden tegelijk sterven, ik wil dat ze Jeruzalem zullen bereiken.

En daarom moet ik vechten, niet alleen tegen de duivelse horden van ziektebeestjes, maar ook tegen het onverstand van Dom Anselmus.

En ik vraag u om mij daarbij te helpen.' Dom Thaddeus legde een hand op de schouder van de jongen.

‘Als alles wat je me hebt gezegd waar is, mijn zoon, dan zal God ons vertrek verhinderen.

Heb vertrouwen.' Daarna stond hij op, want Hilde kwam hem roepen.

Teleurgesteld keek Dolf hem na. Déçu, Dolf le regarde.

‘Hij is een goed mens, maar veel hulp hoef ik van hem niet te verwachten,' mompelde hij mismoedig.

Het was etenstijd.

De laatste groepen kinderen keerden terug van hun dagelijkse bad, kwetterend, lachend en spelend.

Etensgeuren vlaagden over het immense kamp en drongen ook door tot Dolf, die opeens ontdekte dat hij honger had. Les odeurs de nourriture envahissent l'immense camp et pénètrent également Dolf, qui découvre soudain qu'il a faim. Zapachy jedzenia unosiły się nad ogromnym obozem, a także dotarły do Dolfa, który nagle odkrył, że jest głodny.

Moe stond hij op en slenterde naar zijn eigen afdeling, waar Mariecke bezig was hun rantsoenen te verdelen. Tired, he got up and sauntered to his own ward, where Mariecke was busy distributing their rations. Zmęczony wstał i podszedł do swojego oddziału, gdzie Mariecke zajęła się rozdawaniem racji żywnościowych.

Leonardo was nergens te zien.

Ze waren al klaar met eten toen de student eindelijk verscheen en aanviel op zijn portie.

‘Waar zat je?' vroeg Dolf.

‘O, vandaag heb ik de heren in de tent eens bediend,' antwoordde de student onverschillig. "Oh, today I served the gentlemen in the tent," the student replied indifferently.

‘Waarom jij?

Ze hebben daar helpertjes genoeg.' ‘Iedereen heeft het druk met de voorbereidingen voor het vertrek morgenochtend,' zei Leonardo toonloos. Ils ont suffisamment d'aides là-bas. Tout le monde est occupé à se préparer à partir demain matin", dit Leonardo d'une voix atone.

Dat wierp Dolf meteen terug in zijn angsten.

Tot ontsteltenis van Mariecke en de anderen barstte hij in tranen uit. Ku przerażeniu Mariecke i innych rozpłakał się.

Hij zag niet hoe de student Mariecke een knipoogje gaf. He did not see how the student gave Mariecke a wink. Il n'a pas vu comment l'étudiant a fait un clin d'œil à Mariecke.

Ze lieten hem uithuilen en wachtten. They let him cry and waited.

Maar Dolf zei niets meer.

Hij propte woedend zijn windjack onder zijn hoofd, ging liggen met zijn rug naar het vuur en sloot de ogen. Il fourra furieusement son coupe-vent sous sa tête, s'allongea dos au feu et ferma les yeux.

Ze doen maar, dacht hij moe. They just do, he thought tiredly.

Als ze niet naar gezond verstand willen luisteren, dan moeten ze het zelf maar weten. S'ils ne veulent pas écouter le bon sens, c'est à eux de décider.

Ik heb mijn best gedaan.

En het zal hun ondergang worden... And it will be their downfall.... I to będzie ich upadek...