×

We gebruiken cookies om LingQ beter te maken. Als u de website bezoekt, gaat u akkoord met onze cookiebeleid.


image

Kruistocht in Spijkerbroek by Beckman Thea, 11 De kinderroof

11 De kinderroof

De kinderroof deel 1

Het ontwaken ging gepaard met verbijstering. De dag was aangebroken, grauw en somber. Plotseling was het kamp in rep en roer. Kinderen schreeuwden van angst, liepen in paniek rond, riepen om Nicolaas, om Rudolf, om Leonardo, om hulp. Dolf vloog overeind en begreep nauwelijks wat hij zag. Dwars door het kamp heen reden ruiters: tien, vijftien. Ze waren gekleed in maliënkolders en nauwe broeken, gewapend met lansen en zwaarden, ze droegen puntige helmen en hun paarden waren met vlokken schuim bedekt. Ze schreeuwden, woest zwaaiend met hun lansen. De kinderen stoven uiteen. Mariecke drukte zich tegen Dolf aan en klemde zich snikkend aan hem vast. Dolf keek rond. Waar was Leonardo? Even later zag hij de student, gevolgd door een tiental jongens met knuppels. Maar de ruiters tegenhouden kon hij niet. Hij holde achter hen aan, in de richting van de tent.

‘Kruip in een bosje,' schreeuwde Dolf het meisje toe. ‘Laat je aan niemand zien. Dit is een overval.' Hij rukte zich los en spurtte ook naar de tent, waar de ruiters hun paarden hadden ingehouden.

Voor de tent stonden Nicolaas, de drie priesters, Leonardo met zijn helpers en de angstige baronskinderen. De kleine Carolus had zijn boog gespannen, al liet hij de pijl nog naar de grond wijzen. Zijn ogen bliksemden. Nicolaas, in stralend wit, stond hoog opgericht tegenover de ruiters en deed zijn uiterste best zijn waardigheid niet te verliezen. Maar zijn knieën knikten. De monniken stonden zij aan zij, blikten somber op naar de woeste ruiters en spraken niet.

De hoofdman van de soldaten was trouwens aan het woord. ‘Vijftig,' hoorde Dolf hem zeggen. ‘Dertig jongens, twintig meisjes.' ‘God zal je hiervoor straffen,' voorspelde Nicolaas schril. Dolf baande zich een weg naar voren, tot hij naast de herdersjongen stond, en riep: ‘Wat gebeurt er?' ‘Dat is een goeie, die moeten we zeker hebben!' riep een van de ruiters.

Een paard werd tot vlak bij hem gebracht en de man bevoelde de spieren van zijn arm. Dolf schudde de hand af en deed een stap terug. ‘Wat is hier aan de hand? Wat komen die ruiters doen?' Leonardo, somber kijkend, antwoordde: ‘Dit zijn de mannen van Graaf Romhild von Scharnitz. Voor onze doortocht door het dal eist hij tol.' ‘Een hoge tol,' bevestigde Dom Anselmus boos. ‘Betaal hem dan,' snauwde Dolf. Rondom hen naderden angstig de kinderen, maar velen hielden zich op een veilige afstand.

‘Waarmee?' vroeg Leonardo nuchter.

Dolf keek naar de aanvoerder van de ruiters en vroeg streng: ‘Hoe hoog is de tol die uw heer eist?' Hij dacht aan de enig overgebleven os - wellicht konden ze zich daarmee de doortocht kopen. De ruiter lachte, maar vrolijk klonk het niet.

‘Vijftig kinderen, vijftig van de sterkste en grootste kinderen.' De man had in Dolf een leider herkend, al droeg hij geen wit overkleed of een met juwelen bezette dolk.

‘Vijftig...' De woorden bleven Dolf in de keel steken. Dit was krankzinnig. Zou die man werkelijk menen dat de priesters vijftig kinderen in slavernij konden laten gaan?

‘Dat is volstrekt uitgesloten,' zei hij heftig. ‘Noem een andere prijs. U kunt een grote os van ons krijgen, drie schapen erbij...' Nicolaas duwde Dolf opzij en riep schel: ‘Zwijg, Rudolf van Amstelveen, jij hebt hier niets te beslissen. Dit is mijn kruistocht.' Hij wendde zich tot de ruiters: ‘God zal deze belediging van Zijn kinderleger niet vergeven. Wij zijn op weg naar Jeruzalem om de Heilige Stad te bevrijden van de Saracenen. God duldt niet dat iemand ons daarbij iets in de weg legt.' De ruiter lachte weer, honend en harteloos.

‘Als jullie weigeren ons vijftig kinderen te geven, zullen we ze nemen. En daarbij zullen we een slachting aanrichten die jullie heugen zal. En jij, met je mooi opgepoetste gevolg, zult de eerste dode zijn!' Nicolaas deed onwillekeurig een stap terug, hevig geschrokken, maar Carolus riep: ‘Probeer het!' en hief zijn boog. Snel drukte Dolf zijn arm neer - hij zag dat met deze houwdegens niet te spotten viel.

‘Dit zijn vrije kinderen, sergeant,' zei Dolf ziedend. ‘U kunt hen niet in slavernij voeren. Dat is in strijd met alle wetten.' Nu lachten de ruiters nog harder en nog honender.

In het dal van Scharnitz gold maar één wet: de wil van Graaf Romhild.

‘Dit is onze wet,' schreeuwde de aanvoerder terwijl hij zijn lange speer in Dolfs richting stootte. Ongetwijfeld zou het wapen de jongen doorboord hebben als Dom Thaddeus Dolf niet een geweldige duw had gegeven, zodat hij achterover tuimelde en de punt van de lans hem op een haar na miste.

‘Halt!' riep Anselmus. ‘Jullie kunnen je vijftig kinderen krijgen. Maar handen af van deze kinderen hier - die zijn van edel bloed.' Dolf probeerde overeind te krabbelen, maar Dom Thaddeus was boven op hem gaan zitten en hield hem met moeite in bedwang. ‘Kalm,' siste hij. ‘Jou kunnen we niet missen.' Zijn pij bedekte de jongen vrijwel geheel.

‘Baronskinderen hebben we niet nodig,' hoorde Dolf de aanvoerder snauwen. ‘Graaf Romhild vraagt niet om moeilijkheden. Hij eist vijftig jonge sterke werkkrachten. En uitzoeken zullen we! Komaan, mannen, grijp ze.' Dolf protesteerde gesmoord. Hij kon niets meer zien en stikte bijna. Maar hij kon horen. Hij hoorde de ruiters wegdraven en de kinderen begonnen weer te gillen. Hij hoorde Leonardo's stem die de kinderen waarschuwde en aanried zich te verbergen. Maar waar konden zevenduizend kinderen zich in het open veld verstoppen? Toen wist hij niets meer, want Thaddeus had hem een klap op het hoofd gegeven die hem tenminste dertig seconden buiten westen sloeg. Snel trok de monnik de jongen de tent binnen en verborg hem onder een aantal huiden. Hij ging erbovenop zitten, biddend voor de arme kinderen die in handen zouden vallen van de Graaf von Scharnitz, biddend dat déze jongen althans gespaard mocht worden...

In het kamp heerste volslagen paniek. De kinderen begrepen nauwelijks wat er aan de hand was. De ruiters galoppeerden rond, grepen naar jongens en meisjes die hun geschikt leken. Gillend renden de kinderen voor hen uit. Als ze gegrepen werden, verzetten ze zich met handen en voeten. De knokploegen weerden zich, vielen de ruiters aan, maar hun botte wapens schampten af op de maliënkolders. Zeker zes kinderen werden door de paardenhoeven vertrapt. Velen zochten bescherming in de aangrenzende wouden, maar soms werden ze achterhaald en aan de haren teruggesleurd. Zo werd er een vijftigtal bijeengedreven en met sterke touwen aan elkaar gebonden. Peter was een van hen. En Frank...

Een uur later was het voorbij. De ruiters trokken af, tweeënvijftig jeugdige gevangenen met zich meevoerend. Ze hadden nog even gezocht naar de grote jongen met zijn brede schouders, die zo plotseling was verdwenen, maar toen ze hem niet meer zagen hadden ze zich tevreden gesteld met de mooiste meisjes, de sterkste jongens. Dolf, bont en blauw en met bonzend hoofd, kroop uit de tent en zag de stoet in de verte verdwijnen. Hij huilde.

‘Wees blij dat we jou konden redden,' snauwde Anselmus hem toe. ‘U had graag gezien dat ze mij ook meenamen,' zei Dolf terug, maar de monnik schudde het donkere hoofd. ‘Nee, Rudolf van Amstelveen, jouw tijd is nog niet gekomen. Jou wacht een ander lot.' Dolf verdiepte zich niet in de betekenis van die raadselachtige woorden. Hij rende weg en probeerde met Leonardo orde te scheppen in het overhoop geschopte kampement. De duizenden kinderen huilden en trilden op hun benen. Schreiend zochten ze hun eigendommen bij elkaar - ach, die armzalige eigendommen. Ze sjorden de pakken levensmiddelen op hun schouders en maakten zich klaar om de kruistocht te vervolgen. De doden werden door de knokploeg snel begraven. Een enkel kind dat een grote broer, een vriend of vriendin had verloren, huilde echt van verdriet. De anderen waren alleen maar bang voor een herhaling en wilden zo snel mogelijk deze afschuwelijke plaats verlaten.

Dolf was in alle staten. Als een dolle liep hij rond, probeerde het verlies te schatten. Waar was Frank? En Mariecke...?

O hemel, Mariecke!

‘Zeg eens, ben jij gek geworden?' riep Leonardo, terwijl hij Dolf bij de arm pakte.

‘Mariecke!' ‘Ze is in veiligheid. Je denkt toch niet dat ik onze Mariecke in handen laat vallen van roofridders?' ‘Waar is ze?' Mariecke kwam bevend uit een bosje struikgewas tevoorschijn. Snikkend viel ze Dolf om de hals.

‘Ik dacht dat ze jou ook hadden meegenomen. Ze zochten de sterksten uit,' jammerde ze. Nu hij wist dat ze veilig was, had Dolf geen geduld met haar.

‘Ja, ja, 't is goed. Dom Thaddeus heeft me weer eens gered...' Hij keek rond. ‘Waar is Peter?' Carolus kwam aanlopen, de tranen stroomden over zijn wangen. ‘Rudolf, Rudolf, ze hebben Bertho meegenomen!' Langzamerhand begon de omvang van de ramp duidelijk te worden. Bertho was weg, evenals Frank en Peter. En Willem, Carl, Ludwig, Frieda... en met hen tientallen anderen die moeilijk gemist konden worden.

Daar stond tegenover dat één van de ruiters door de kinderen gedood was.

Dolf stond er verslagen bij toen op bevel van Anselmus de dode soldaat van zijn wapenrusting werd ontdaan. Nicolaas legde er meteen beslag op; de maliënkolder was hem niet eens veel te groot en met zijn witte overkleed daaroverheen begon hij steeds meer op een echte kruisridder te lijken. Hij joeg de kinderen op; hij en Anselmus kregen weer haast. En dit keer stribbelden maar weinigen tegen.

Dolf maakte geen aanstalten om de tocht voort te zetten. Hij stond als vastgenageld bij de as van zijn vuurtje en probeerde het verlies te verwerken. Ja, de ruiters, ervaren en gewend aan een ruw leven, hadden hun keuze goed gemaakt. Met één oogopslag hadden ze de waardevolste kinderen weten te herkennen en aan hun buit toegevoegd. Dolf begreep dat het verlies van deze vijftig kinderen voor de kruistocht meer betekende dan vijftig monden die niet meer gevoed hoefden te worden. De ruggengraat van het leger was gebroken.

Zijn vriend Peter... eens een horige, daarna wekenlang een vrij mensenkind dat moed, doorzicht en kracht had getoond en voor wie Dolf diep respect had gekregen. Nu zou Peter weer een slaaf worden, hij zou moeten werken tot het vlees van zijn botten viel. Hij zou de zweep weer voelen. Dat zou Peter echter niet meer kunnen verdragen. Hij had de vrijheid geproefd, getoond wat hij als vrije jongen waard was. En Bertho! Zeker driemaal had hij de kleine, roekeloze Carolus het leven gered, hij droeg nog de littekens van zijn gevecht met het everzwijn. Bertho was in zijn eentje meer waard dan honderd van die domme kinderen bij elkaar. En Frieda, dat mooie, lieve kind met haar grote kennis van geneeskrachtige kruiden - en de knappe Maria, die zo goed kon koken en...

‘We moeten hen bevrijden,' zei Dolf automatisch. Leonardo lachte spottend.

‘Zet dat maar meteen uit je hoofd, Rudolf. Er zit niets anders op dan verder te trekken, hopend dat Graaf Romhild ons verder met rust laat.' ‘We moeten ze bevrijden,' herhaalde Dolf als in een droom. ‘Waar denk je dat ze zijn heen gebracht?' Leonardo wuifde met zijn arm in de lengterichting van het dal.

‘Naar de burcht natuurlijk - daar ergens. Op een hoge rots, zoals al die burchten gebouwd zijn. Onneembaar en ontoegankelijk. Vergeet je trots, Rudolf. Jij kunt die kinderen niet bevrijden. We zouden het met een heel leger ervaren krijgslieden nog niet klaarspelen. Graaf Romhild weet wat hij doet.' ‘Weet jij wie hij is?' ‘Nee, maar ik kan het me indenken. Hij woont hier in dit grote dal, aan de smalle wegen naar Innsbruck. Blijkbaar heeft een van zijn verspieders ons gisteren het dal zien binnenkomen en is hij zijn heer gaan waarschuwen. Romhild zal wel een soort roofridder zijn: wie voor de doortocht niet wil betalen, wordt niet al te zachtzinnig uitgeschud. Ach Rudolf, over vier jaar zijn Peter en Frank ook ruiters in een maliënkolder die vreedzame reizigers aanhouden om hen van hun reisgeld te ontdoen. Waarvoor anders zou Graaf Romhild die jongens nodig hebben, denk je?' ‘Om te werken,' fluisterde Mariecke. ‘Ja, dat natuurlijk ook. Horigen en krijgslieden, daarvan heeft zo'n edelman er nooit genoeg. Sterke jonge kerels, zonder geweten en goddeloos van nature, zoals Peter...' ‘Neen,' zei Dolf. ‘Peter zou nooit rover kunnen worden, dat past niet bij hem. En Frank zeker niet.' ‘Ze hebben immers geen keus. Als ze weerspannig zijn, brengen ze hen met gloeiende ijzers wel tot rede. En als ze dan nog niet willen, maakt Romhild ze een kopje kleiner.' ‘Daarom moeten we ze bevrijden, allemaal,' zei Dolf hardnekkig. ‘Hoe dan? Met geweld zeker! Wilde je het hele kinderleger laten optrekken tegen de burcht van Romhild? Rudolf, ik dacht dat je meer verstand had.' ‘Ik durf wel,' riep Carolus. Dolf, door het dolle heen, kon Leonardo's spot nauwelijks verdragen. ‘Waarom zouden we niet met het hele leger tegen de burcht kunnen optrekken? Die kinderen willen toch ook de Saracenen te lijf gaan?' ‘Dat is wat anders. De Turken worden geacht meteen schreeuwend op de vlucht te slaan zodra de kinderen zich vertonen. Romhild zal niet voor hen vluchten, maar een hagelbui van pijlen en kokend lood op hen doen neerdalen.' ‘Op den duur zal zijn burcht voor de overmacht moeten bezwijken,' zei Dolf bitter. ‘Zeker... en jij wilt tweeduizend kinderen opofferen om er vijftig te redden?' Carolus stond er springend van opwinding bij.

‘Ik durf wel,' riep hij weer. ‘Het gaat er niet om of we durven,' zei Leonardo rustig. ‘Het gaat erom of het mogelijk is. En jij weet evengoed als ik, Carolus, dat het niet mogelijk is.' Dolf trok de schouders naar achteren.

‘Toch moeten we ze bevrijden, Frank, Bertho, Peter, Frieda - allen!' Intussen trokken de duizenden kinderen langs hen heen naar het zuiden. Nicolaas ging hen voor, bijgestaan door Anselmus. Dolf lette er niet op. Hij staarde naar de grond, dacht na. Daarom zag hij ook niet hoe Leonardo hem oplettend aankeek.

‘Mariecke,' zei de student zacht. ‘Het is weer zo ver. Rudolf van Amstelveen heeft een gedachte in zijn hoofd en zelfs de Duivel zal die er niet meer uit kunnen slaan. Hé, Rudolf, word eens wakker!' ‘We moeten ze bevrijden,' mompelde de jongen star. ‘En Rudolf heeft gelijk,' viel Carolus fel in. ‘Bertho en Frieda en Peter willen ook Jeruzalem zien. Het is hun beloofd! Ze mogen niet achterblijven, ze horen bij ons.' ‘Kinderen, gebruik toch je verstand,' riep Leonardo wanhopig. ‘Als we met het hele kinderleger tegen de burcht optrekken, zullen zevenduizend kinderen Jeruzalem niet zien.' ‘Geen zevenduizend,' mompelde Dolf. ‘Zeventien.' ‘Wat?' ‘Zeventien. Een duivels ondeelbaar getal, een priemgetal. Romhild en zijn mannen zullen toch wel tot zeventien kunnen tellen?' ‘Wat bedoel je met priemgetal?' ‘Stil,' zei Dolf. ‘Laat me met rust, ik moet het eerst helemaal uitdenken. In mijn tijd... ik bedoel, in mijn land hebben we een spreekwoord: wie niet sterk is, moet slim zijn. Wij zijn zwak - en ik haat oorlog en bloedvergieten. Maar ik heb een plan. Het is een fantastisch plan en het is gevaarlijk. Daarom moet ik er nog een poosje over nadenken.' ‘Ik doe mee,' gilde Carolus, zonder nadenken. ‘Hoe wil je ze uit de burcht halen, Rudolf?' ‘Ik weet het nog niet precies. Laten we maar gaan. Zodra ik mijn plan klaar heb, zal ik het je vertellen.' Sloffend in de achterhoede volgden ze het kinderleger, dat stil en haastig door het dal schoof. Het was niet koud meer, hoewel de lucht nog altijd potdicht zat. Dolf keek omhoog en bad om zon. Voor zijn plan kon hij geen regen gebruiken.


11 De kinderroof 11 Der Raubüberfall auf das Kind 11 Η παιδική ληστεία 11 The child robbery 11 El robo del niño 11 Le vol d'enfants 11 La rapina al bambino 11 Çocuk soygunu 11 儿童盗窃案

De kinderroof deel 1

Het ontwaken ging gepaard met verbijstering. De dag was aangebroken, grauw en somber. Der Tag war gekommen, grau und düster. The day had arrived, gray and gloomy. Plotseling was het kamp in rep en roer. Plötzlich war das Lager in Aufruhr. Kinderen schreeuwden van angst, liepen in paniek rond, riepen om Nicolaas, om Rudolf, om Leonardo, om hulp. Die Kinder schrien vor Angst, rannten in Panik umher und riefen nach dem Nikolaus, nach Rudolf, nach Leonardo, nach Hilfe. Dolf vloog overeind en begreep nauwelijks wat hij zag. Dolf flog aufrecht und verstand kaum, was er da sah. Dwars door het kamp heen reden ruiters: tien, vijftien. Gerade durch das Lager ritten Reiter: zehn, 15. Ze waren gekleed in maliënkolders en nauwe broeken, gewapend met lansen en zwaarden, ze droegen puntige helmen en hun paarden waren met vlokken schuim bedekt. Sie waren in Kettenhemden und enge Hosen gekleidet, mit Lanzen und Schwertern bewaffnet, trugen spitze Helme und ihre Pferde waren mit Schaumflocken bedeckt. Ze schreeuwden, woest zwaaiend met hun lansen. Sie schrien und fuchtelten wild mit ihren Lanzen herum. They shouted, furiously brandishing their lances. De kinderen stoven uiteen. The children stewed apart. Mariecke drukte zich tegen Dolf aan en klemde zich snikkend aan hem vast. Mariecke drückte sich an Dolf, klammerte sich an ihn und schluchzte. Dolf keek rond. Dolf sah sich um. Waar was Leonardo? Even later zag hij de student, gevolgd door een tiental jongens met knuppels. Augenblicke später sah er den Studenten, gefolgt von einem Dutzend Jungen mit Schlagstöcken. Maar de ruiters tegenhouden kon hij niet. Aber er konnte die Reiter nicht aufhalten. Hij holde achter hen aan, in de richting van de tent. Er rannte hinter ihnen her, in Richtung des Zeltes.

‘Kruip in een bosje,' schreeuwde Dolf het meisje toe. Kriech in einen Busch", rief Dolf dem Mädchen zu. ‘Laat je aan niemand zien. 'Lass dich von niemandem sehen. Dit is een overval.' Hij rukte zich los en spurtte ook naar de tent, waar de ruiters hun paarden hadden ingehouden. Er riss sich los und sprintete ebenfalls zu dem Zelt, in dem die Reiter ihre Pferde angebunden hatten. He jerked free and also sprinted to the tent, where the riders had restrained their horses.

Voor de tent stonden Nicolaas, de drie priesters, Leonardo met zijn helpers en de angstige baronskinderen. Vor dem Zelt standen Nikolaus, die drei Priester, Leonardo mit seinen Helfern und die verängstigten Baronatskinder. De kleine Carolus had zijn boog gespannen, al liet hij de pijl nog naar de grond wijzen. Der kleine Carolus hatte seinen Bogen gespannt, obwohl er den Pfeil noch auf den Boden gerichtet hatte. Little Carolus had his bow cocked, though he still had the arrow pointing to the ground. Zijn ogen bliksemden. Seine Augen funkelten. Nicolaas, in stralend wit, stond hoog opgericht tegenover de ruiters en deed zijn uiterste best zijn waardigheid niet te verliezen. Nicholas, in strahlendem Weiß, stand aufrecht vor den Reitern und tat sein Bestes, um seine Würde nicht zu verlieren. Nicholas, in brilliant white, stood tall facing the horsemen, doing his utmost not to lose his dignity. Maar zijn knieën knikten. Aber seine Knie gaben nach. But his knees buckled. De monniken stonden zij aan zij, blikten somber op naar de woeste ruiters en spraken niet. Die Mönche standen Seite an Seite, blickten düster zu den wilden Reitern auf und sprachen nicht.

De hoofdman van de soldaten was trouwens aan het woord. Übrigens, der Anführer der Soldaten hat gesprochen. By the way, the chief of the soldiers was speaking. ‘Vijftig,' hoorde Dolf hem zeggen. Fünfzig", hörte Dolf ihn sagen. ‘Dertig jongens, twintig meisjes.' Dreißig Jungen, 20 Mädchen". ‘God zal je hiervoor straffen,' voorspelde Nicolaas schril. Gott wird dich dafür bestrafen", prophezeite Nicholas mit Nachdruck. Dolf baande zich een weg naar voren, tot hij naast de herdersjongen stond, en riep: ‘Wat gebeurt er?' Dolf machte sich auf den Weg, bis er neben dem Hirtenjungen stand, und rief: "Was ist los? ‘Dat is een goeie, die moeten we zeker hebben!' Das ist eine gute Idee, die sollten wir unbedingt haben! 'That's a good one, we should definitely have that one!' riep een van de ruiters.

Een paard werd tot vlak bij hem gebracht en de man bevoelde de spieren van zijn arm. Ein Pferd wurde in seine Nähe gebracht, und der Mann spürte die Muskeln seines Arms. A horse was brought up to near him and the man felt the muscles of his arm. Dolf schudde de hand af en deed een stap terug. Dolf schüttelte die Hand ab und trat einen Schritt zurück. Dolf shook off the hand and took a step back. ‘Wat is hier aan de hand? Was ist hier los? Wat komen die ruiters doen?' Was wollen diese Reiter tun? Leonardo, somber kijkend, antwoordde: ‘Dit zijn de mannen van Graaf Romhild von Scharnitz. Leonardo antwortete mit finsterer Miene: "Das sind die Männer von Graf Romhild von Scharnitz. Voor onze doortocht door het dal eist hij tol.' Für die Durchfahrt durch das Tal verlangt er einen Wegzoll'. For our passage through the valley, he demands a toll. ‘Een hoge tol,' bevestigde Dom Anselmus boos. Ein hoher Zoll", bestätigte Dom Anselmus verärgert. ‘Betaal hem dan,' snauwde Dolf. Dann bezahl ihn", knurrte Dolf. Rondom hen naderden angstig de kinderen, maar velen hielden zich op een veilige afstand. Um sie herum näherten sich die Kinder ängstlich, aber viele hielten einen sicheren Abstand. Around them children approached anxiously, but many kept a safe distance.

‘Waarmee?' 'Womit?' vroeg Leonardo nuchter.

Dolf keek naar de aanvoerder van de ruiters en vroeg streng: ‘Hoe hoog is de tol die uw heer eist?' Dolf blickte den Hauptmann der Reiter an und fragte streng: "Wie hoch ist der Tribut, den Euer Herr verlangt? Hij dacht aan de enig overgebleven os - wellicht konden ze zich daarmee de doortocht kopen. Er dachte an den einzigen verbliebenen Ochsen - vielleicht könnten sie sich damit die Durchreise erkaufen. De ruiter lachte, maar vrolijk klonk het niet. Der Reiter lächelte, aber er klang nicht fröhlich.

‘Vijftig kinderen, vijftig van de sterkste en grootste kinderen.' Fünfzig Kinder, fünfzig der stärksten und größten Kinder. De man had in Dolf een leider herkend, al droeg hij geen wit overkleed of een met juwelen bezette dolk. Der Mann hatte in Dolf einen Anführer erkannt, auch wenn er weder einen weißen Mantel noch einen mit Juwelen besetzten Dolch trug. The man had recognized a leader in Dolf, although he was not wearing a white cloak or a jeweled dagger.

‘Vijftig...' 'Fünfzig...' De woorden bleven Dolf in de keel steken. Die Worte blieben Dolf in der Kehle stecken. Dit was krankzinnig. Zou die man werkelijk menen dat de priesters vijftig kinderen in slavernij konden laten gaan? Would that man really believe that priests could let fifty children go into slavery?

‘Dat is volstrekt uitgesloten,' zei hij heftig. 'That is completely out of the question,' he said vehemently. ‘Noem een andere prijs. U kunt een grote os van ons krijgen, drie schapen erbij...' Nicolaas duwde Dolf opzij en riep schel: ‘Zwijg, Rudolf van Amstelveen, jij hebt hier niets te beslissen. Nikolaus stieß Dolf beiseite und rief schrill: "Halt die Klappe, Rudolf von Amstelveen, du hast hier nichts zu entscheiden. Dit is mijn kruistocht.' Das ist mein Kreuzzug'. Hij wendde zich tot de ruiters: ‘God zal deze belediging van Zijn kinderleger niet vergeven. Er wandte sich an die Reiter: "Gott wird diese Beleidigung seiner Kinderarmee nicht verzeihen. Wij zijn op weg naar Jeruzalem om de Heilige Stad te bevrijden van de Saracenen. Wir sind auf dem Weg nach Jerusalem, um die Heilige Stadt von den Sarazenen zu befreien. God duldt niet dat iemand ons daarbij iets in de weg legt.' Gott duldet nicht, dass man uns dabei etwas in den Weg stellt". De ruiter lachte weer, honend en harteloos. Der Reiter lachte wieder, honigsüß und herzlos.

‘Als jullie weigeren ons vijftig kinderen te geven, zullen we ze nemen. Wenn Sie sich weigern, uns 50 Kinder zu geben, werden wir sie mitnehmen. En daarbij zullen we een slachting aanrichten die jullie heugen zal. Und dabei werden wir ein Gemetzel anrichten, an das ihr euch erinnern werdet. And in doing so, we will cause a slaughter that you will remember. En jij, met je mooi opgepoetste gevolg, zult de eerste dode zijn!' Und Sie, mit Ihrem hübschen Gefolge, werden die ersten Toten sein! And you, with your nicely polished entourage, will be the first dead! Nicolaas deed onwillekeurig een stap terug, hevig geschrokken, maar Carolus riep: ‘Probeer het!' en hief zijn boog. Snel drukte Dolf zijn arm neer - hij zag dat met deze houwdegens niet te spotten viel. Quickly Dolf pressed his arm down - he saw that these houwdegens were not to be trifled with.

‘Dit zijn vrije kinderen, sergeant,' zei Dolf ziedend. ‘U kunt hen niet in slavernij voeren. Dat is in strijd met alle wetten.' Das verstößt gegen alle Gesetze. That violates all laws. Nu lachten de ruiters nog harder en nog honender. Jetzt lachten die Reiter noch lauter und ehrenvoller.

In het dal van Scharnitz gold maar één wet: de wil van Graaf Romhild. Im Scharnitztal galt nur ein Gesetz: der Wille der Gräfin Romhild.

‘Dit is onze wet,' schreeuwde de aanvoerder terwijl hij zijn lange speer in Dolfs richting stootte. Das ist unser Gesetz", rief der Hauptmann, während er seinen langen Speer in Dolfs Richtung stieß. Ongetwijfeld zou het wapen de jongen doorboord hebben als Dom Thaddeus Dolf niet een geweldige duw had gegeven, zodat hij achterover tuimelde en de punt van de lans hem op een haar na miste. Zweifellos hätte die Waffe den Jungen durchbohrt, wenn Dom Thaddeus Dolf nicht einen gewaltigen Schubs gegeben hätte, so dass er nach hinten stürzte und die Lanzenspitze ihn um ein Haar verfehlte. No doubt the weapon would have pierced the boy if Dom Thaddeus had not given Dolf a terrific shove, so that he tumbled backward and the tip of the lance missed him by a hair.

‘Halt!' riep Anselmus. ‘Jullie kunnen je vijftig kinderen krijgen. Maar handen af van deze kinderen hier - die zijn van edel bloed.' Dolf probeerde overeind te krabbelen, maar Dom Thaddeus was boven op hem gaan zitten en hield hem met moeite in bedwang. Dolf versuchte, auf die Beine zu kommen, aber Dom Thaddeus hatte sich auf ihn gesetzt und hielt ihn mit Mühe nieder. Dolf tried to scramble to his feet, but Dom Thaddeus had sat on top of him and held him down with difficulty. ‘Kalm,' siste hij. ‘Jou kunnen we niet missen.' Zijn pij bedekte de jongen vrijwel geheel. Sein Rohr verdeckte den Jungen fast vollständig. His pipe almost completely covered the boy.

‘Baronskinderen hebben we niet nodig,' hoorde Dolf de aanvoerder snauwen. Baroniale Kinder brauchen wir nicht", hörte Dolf den Hauptmann knurren. ‘Graaf Romhild vraagt niet om moeilijkheden. Graf Romhild will keinen Ärger. Hij eist vijftig jonge sterke werkkrachten. Er fordert 50 junge, kräftige Arbeiter. En uitzoeken zullen we! Und das werden wir herausfinden! Komaan, mannen, grijp ze.' Los, Männer, packt sie.' Come on, men, grab them. Dolf protesteerde gesmoord. Dolf protestierte unterdrückt. Hij kon niets meer zien en stikte bijna. Er konnte nichts mehr sehen und erstickte fast. Maar hij kon horen. Hij hoorde de ruiters wegdraven en de kinderen begonnen weer te gillen. Er hörte, wie die Reiter davon trabten und die Kinder wieder zu schreien begannen. Hij hoorde Leonardo's stem die de kinderen waarschuwde en aanried zich te verbergen. Er hörte Leonardos Stimme, die die Kinder warnte und ihnen riet, sich zu verstecken. Maar waar konden zevenduizend kinderen zich in het open veld verstoppen? Aber wo konnten sich siebentausend Kinder auf dem offenen Feld verstecken? Toen wist hij niets meer, want Thaddeus had hem een klap op het hoofd gegeven die hem tenminste dertig seconden buiten westen sloeg. Dann wusste er nichts mehr, denn Thaddeus hatte ihm einen Schlag auf den Kopf versetzt, der ihn für mindestens 30 Sekunden außer Gefecht setzte. Then he knew nothing, for Thaddeus had given him a blow to the head that knocked him out for at least thirty seconds. Snel trok de monnik de jongen de tent binnen en verborg hem onder een aantal huiden. Schnell zog der Mönch den Jungen in das Zelt und versteckte ihn unter einigen Fellen. Hij ging erbovenop zitten, biddend voor de arme kinderen die in handen zouden vallen van de Graaf von Scharnitz, biddend dat déze jongen althans gespaard mocht worden... Er saß oben und betete für die armen Kinder, die dem Grafen von Scharnitz in die Hände fallen würden, betete, dass wenigstens dieser Junge verschont würde... He sat on top of them, praying for the poor children who would fall into the hands of the Count von Scharnitz, praying that this boy at least might be spared....

In het kamp heerste volslagen paniek. De kinderen begrepen nauwelijks wat er aan de hand was. De ruiters galoppeerden rond, grepen naar jongens en meisjes die hun geschikt leken. Die Reiter galoppierten umher und schnappten sich die Jungen und Mädchen, die ihnen geeignet erschienen. Gillend renden de kinderen voor hen uit. Screaming, the children ran ahead of them. Als ze gegrepen werden, verzetten ze zich met handen en voeten. When seized, they resisted with hands and feet. De knokploegen weerden zich, vielen de ruiters aan, maar hun botte wapens schampten af op de maliënkolders. Die Schlagringträger wehrten sich und griffen die Reiter an, aber ihre stumpfen Waffen trafen auf die Kettenhemden. The knuckledraggers resisted, attacking the horsemen, but their blunt weapons grazed off on the chain mail. Zeker zes kinderen werden door de paardenhoeven vertrapt. Mindestens sechs Kinder wurden von den Hufen der Pferde zertrampelt. Velen zochten bescherming in de aangrenzende wouden, maar soms werden ze achterhaald en aan de haren teruggesleurd. Viele suchten Schutz in den benachbarten Wäldern, aber manchmal wurden sie überholt und an den Haaren zurückgeschleift. Zo werd er een vijftigtal bijeengedreven en met sterke touwen aan elkaar gebonden. Etwa 50 wurden so zusammengetrieben und mit starken Seilen zusammengebunden. Peter was een van hen. En Frank...

Een uur later was het voorbij. De ruiters trokken af, tweeënvijftig jeugdige gevangenen met zich meevoerend. Die Reiter zogen ab und nahmen zweiundfünfzig jugendliche Gefangene mit. The horsemen marched off, carrying fifty-two juvenile prisoners with them. Ze hadden nog even gezocht naar de grote jongen met zijn brede schouders, die zo plotseling was verdwenen, maar toen ze hem niet meer zagen hadden ze zich tevreden gesteld met de mooiste meisjes, de sterkste jongens. They had looked for a while for the big boy with his broad shoulders who had disappeared so suddenly, but when they didn't see him again they had settled for the prettiest girls, the strongest boys. Dolf, bont en blauw en met bonzend hoofd, kroop uit de tent en zag de stoet in de verte verdwijnen. Dolf, pelzig und blau und mit pochendem Kopf, kroch aus dem Zelt und sah zu, wie die Prozession in der Ferne verschwand. Hij huilde. Er weinte.

‘Wees blij dat we jou konden redden,' snauwde Anselmus hem toe. Sei froh, dass wir dich retten konnten", schnauzte Anselmus ihn an. 'Be glad we could save you,' Anselmus snapped at him. ‘U had graag gezien dat ze mij ook meenamen,' zei Dolf terug, maar de monnik schudde het donkere hoofd. Du hättest gerne, dass sie mich auch mitnehmen", erwiderte Dolf, aber der Mönch schüttelte seinen dunklen Kopf. ‘Nee, Rudolf van Amstelveen, jouw tijd is nog niet gekomen. Jou wacht een ander lot.' A different fate awaits you. Dolf verdiepte zich niet in de betekenis van die raadselachtige woorden. Hij rende weg en probeerde met Leonardo orde te scheppen in het overhoop geschopte kampement. Er rannte weg und versuchte, mit Leonardo Ordnung in das umgestürzte Lager zu bringen. De duizenden kinderen huilden en trilden op hun benen. Die Tausenden von Kindern weinten und zitterten auf ihren Beinen. Schreiend zochten ze hun eigendommen bij elkaar - ach, die armzalige eigendommen. Schreiend versuchten sie, ihre Habseligkeiten zusammenzusammeln - ach, diese armen Sachen. Ze sjorden de pakken levensmiddelen op hun schouders en maakten zich klaar om de kruistocht te vervolgen. Sie schnallten sich die Essenspakete auf die Schultern und machten sich bereit, den Kreuzzug fortzusetzen. De doden werden door de knokploeg snel begraven. Die Toten wurden von den Schleppern schnell begraben. Een enkel kind dat een grote broer, een vriend of vriendin had verloren, huilde echt van verdriet. Ein einzelnes Kind, das einen großen Bruder, einen Freund oder eine Freundin verloren hatte, weinte wirklich vor Kummer. De anderen waren alleen maar bang voor een herhaling en wilden zo snel mogelijk deze afschuwelijke plaats verlaten. Die anderen fürchteten nur eine Wiederholung und wollten diesen schrecklichen Ort so schnell wie möglich verlassen.

Dolf was in alle staten. Dolf war in allen Staaten. Dolf was in all states. Als een dolle liep hij rond, probeerde het verlies te schatten. Wie ein Verrückter rannte er herum und versuchte, den Schaden zu schätzen. Like a madman he ran around, trying to estimate the loss. Waar was Frank? En Mariecke...?

O hemel, Mariecke!

‘Zeg eens, ben jij gek geworden?' Sag mal, bist du verrückt geworden? riep Leonardo, terwijl hij Dolf bij de arm pakte. rief Leonardo und packte Dolf am Arm.

‘Mariecke!' ‘Ze is in veiligheid. Sie ist in Sicherheit. Je denkt toch niet dat ik onze Mariecke in handen laat vallen van roofridders?' Sie glauben doch nicht, dass ich unsere Mariecke in die Hände von Raubrittern fallen lasse, oder? ‘Waar is ze?' Mariecke kwam bevend uit een bosje struikgewas tevoorschijn. Mariecke tauchte zitternd aus einem Gebüsch auf. Snikkend viel ze Dolf om de hals. Schluchzend fiel sie Dolf um den Hals. Sobbing, she fell around Dolf's neck.

‘Ik dacht dat ze jou ook hadden meegenomen. Ich dachte, sie hätten dich auch mitgenommen. Ze zochten de sterksten uit,' jammerde ze. Sie haben sich die Stärksten ausgesucht", stöhnte sie. Nu hij wist dat ze veilig was, had Dolf geen geduld met haar. Jetzt, wo er wusste, dass sie in Sicherheit war, hatte Dolf keine Geduld mehr mit ihr.

‘Ja, ja, 't is goed. Dom Thaddeus heeft me weer eens gered...' Hij keek rond. Dom Thaddeus hat mich wieder gerettet...' Er sah sich um. ‘Waar is Peter?' Carolus kwam aanlopen, de tranen stroomden over zijn wangen. Carolus näherte sich, Tränen liefen ihm über die Wangen. ‘Rudolf, Rudolf, ze hebben Bertho meegenomen!' 'Rudolf, Rudolf, sie haben Bertho entführt!' Langzamerhand begon de omvang van de ramp duidelijk te worden. Allmählich wurde das Ausmaß der Katastrophe deutlich. Bertho was weg, evenals Frank en Peter. En Willem, Carl, Ludwig, Frieda... en met hen tientallen anderen die moeilijk gemist konden worden. Und Willem, Carl, Ludwig, Frieda... und mit ihnen Dutzende von anderen, die kaum zu übersehen waren.

Daar stond tegenover dat één van de ruiters door de kinderen gedood was.

Dolf stond er verslagen bij toen op bevel van Anselmus de dode soldaat van zijn wapenrusting werd ontdaan. Dolf sah niedergeschlagen zu, wie der tote Soldat auf Anselms Befehl hin seiner Rüstung entledigt wurde. Dolf stood defeated as, on Anselm's orders, the dead soldier was stripped of his armor. Nicolaas legde er meteen beslag op; de maliënkolder was hem niet eens veel te groot en met zijn witte overkleed daaroverheen begon hij steeds meer op een echte kruisridder te lijken. Nicholas griff sofort zu; das Kettenhemd war ihm nicht einmal viel zu groß, und mit seinem weißen Überkleid darüber sah er immer mehr wie ein echter Kreuzritter aus. Nicholas immediately seized it; the chain mail was not even much too big for him, and with his white overgarment over it, he began to look more and more like a real crusader. Hij joeg de kinderen op; hij en Anselmus kregen weer haast. Er jagte den Kindern hinterher; er und Anselmus kehrten eilig zurück. He chased the children; he and Anselmus got back in a hurry. En dit keer stribbelden maar weinigen tegen. Und dieses Mal leisteten nur wenige Widerstand.

Dolf maakte geen aanstalten om de tocht voort te zetten. Dolf machte keine Anstalten, die Tour fortzusetzen. Hij stond als vastgenageld bij de as van zijn vuurtje en probeerde het verlies te verwerken. Er stand wie angenagelt vor der Asche seines Feuers und versuchte, den Verlust zu verarbeiten. He stood as if nailed to the ashes of his fire, trying to come to terms with the loss. Ja, de ruiters, ervaren en gewend aan een ruw leven, hadden hun keuze goed gemaakt. Met één oogopslag hadden ze de waardevolste kinderen weten te herkennen en aan hun buit toegevoegd. Mit einem Blick hatten sie die wertvollsten Kinder ausfindig gemacht und zu ihrer Beute hinzugefügt. Dolf begreep dat het verlies van deze vijftig kinderen voor de kruistocht meer betekende dan vijftig monden die niet meer gevoed hoefden te worden. Dolf understood that the loss of these fifty children meant more to the crusade than fifty mouths that no longer needed to be fed. De ruggengraat van het leger was gebroken.

Zijn vriend Peter... eens een horige, daarna wekenlang een vrij mensenkind dat moed, doorzicht en kracht had getoond en voor wie Dolf diep respect had gekregen. Sein Freund Peter... einst ein Leibeigener, dann wochenlang ein freies Menschenkind, das Mut, Einsicht und Stärke bewiesen hatte und vor dem Dolf großen Respekt hatte. His friend Peter... once a serf, then for weeks a free human child who had shown courage, insight and strength and for whom Dolf had gained deep respect. Nu zou Peter weer een slaaf worden, hij zou moeten werken tot het vlees van zijn botten viel. Hij zou de zweep weer voelen. Er würde die Peitsche wieder spüren. Dat zou Peter echter niet meer kunnen verdragen. Doch das konnte Peter nicht länger ertragen. Hij had de vrijheid geproefd, getoond wat hij als vrije jongen waard was. Er hatte die Freiheit gekostet und gezeigt, was er als freier Junge wert war. En Bertho! Zeker driemaal had hij de kleine, roekeloze Carolus het leven gered, hij droeg nog de littekens van zijn gevecht met het everzwijn. Mindestens dreimal hatte er dem kleinen, rücksichtslosen Carolus das Leben gerettet, und er trug noch immer die Narben seines Kampfes mit dem Wildschwein. At least three times he had saved the small, reckless Carolus' life, he still bore the scars of his fight with the boar. Bertho was in zijn eentje meer waard dan honderd van die domme kinderen bij elkaar. En Frieda, dat mooie, lieve kind met haar grote kennis van geneeskrachtige kruiden - en de knappe Maria, die zo goed kon koken en...

‘We moeten hen bevrijden,' zei Dolf automatisch. Leonardo lachte spottend.

‘Zet dat maar meteen uit je hoofd, Rudolf. Er zit niets anders op dan verder te trekken, hopend dat Graaf Romhild ons verder met rust laat.' There is nothing left but to move on, hoping Count Romhild will leave us alone further. ‘We moeten ze bevrijden,' herhaalde Dolf als in een droom. ‘Waar denk je dat ze zijn heen gebracht?' Leonardo wuifde met zijn arm in de lengterichting van het dal. Leonardo waved his arm along the length of the valley.

‘Naar de burcht natuurlijk - daar ergens. Op een hoge rots, zoals al die burchten gebouwd zijn. Onneembaar en ontoegankelijk. Vergeet je trots, Rudolf. Forget your pride, Rudolf. Jij kunt die kinderen niet bevrijden. We zouden het met een heel leger ervaren krijgslieden nog niet klaarspelen. We still wouldn't get it done with a whole army of experienced warriors. Graaf Romhild weet wat hij doet.' ‘Weet jij wie hij is?' ‘Nee, maar ik kan het me indenken. Hij woont hier in dit grote dal, aan de smalle wegen naar Innsbruck. He lives here in this great valley, on the narrow roads to Innsbruck. Blijkbaar heeft een van zijn verspieders ons gisteren het dal zien binnenkomen en is hij zijn heer gaan waarschuwen. Romhild zal wel een soort roofridder zijn: wie voor de doortocht niet wil betalen, wordt niet al te zachtzinnig uitgeschud. Romhild must be some kind of robber baron: those who do not want to pay for passage are not shaken out too gently. Ach Rudolf, over vier jaar zijn Peter en Frank ook ruiters in een maliënkolder die vreedzame reizigers aanhouden om hen van hun reisgeld te ontdoen. Ah Rudolf, in four years, Peter and Frank will also be horsemen in chain mail arresting peaceful travelers to deprive them of their travel money. Waarvoor anders zou Graaf Romhild die jongens nodig hebben, denk je?' ‘Om te werken,' fluisterde Mariecke. ‘Ja, dat natuurlijk ook. Horigen en krijgslieden, daarvan heeft zo'n edelman er nooit genoeg. Sterke jonge kerels, zonder geweten en goddeloos van nature, zoals Peter...' ‘Neen,' zei Dolf. ‘Peter zou nooit rover kunnen worden, dat past niet bij hem. 'Peter could never become a robber, it doesn't suit him. En Frank zeker niet.' ‘Ze hebben immers geen keus. Als ze weerspannig zijn, brengen ze hen met gloeiende ijzers wel tot rede. If they are unruly, they do bring them to reason with glowing irons. En als ze dan nog niet willen, maakt Romhild ze een kopje kleiner.' And if they still won't, Romhild makes them a head's up. ‘Daarom moeten we ze bevrijden, allemaal,' zei Dolf hardnekkig. ‘Hoe dan? Met geweld zeker! Wilde je het hele kinderleger laten optrekken tegen de burcht van Romhild? Did you want the whole children's army to march against Romhild's castle? Rudolf, ik dacht dat je meer verstand had.' ‘Ik durf wel,' riep Carolus. Dolf, door het dolle heen, kon Leonardo's spot nauwelijks verdragen. Dolf, frantic, could hardly bear Leonardo's ridicule. ‘Waarom zouden we niet met het hele leger tegen de burcht kunnen optrekken? 'Why couldn't we move against the castle with the whole army? Die kinderen willen toch ook de Saracenen te lijf gaan?' Those kids want to take on the Saracens too, don't they? ‘Dat is wat anders. De Turken worden geacht meteen schreeuwend op de vlucht te slaan zodra de kinderen zich vertonen. The Turks are supposed to immediately flee screaming as soon as the children show up. Romhild zal niet voor hen vluchten, maar een hagelbui van pijlen en kokend lood op hen doen neerdalen.' Romhild will not flee from them, but will rain down on them a hailstorm of arrows and boiling lead. ‘Op den duur zal zijn burcht voor de overmacht moeten bezwijken,' zei Dolf bitter. 'In time, his fortress will have to succumb to supremacy,' Dolf said bitterly. ‘Zeker... en jij wilt tweeduizend kinderen opofferen om er vijftig te redden?' Carolus stond er springend van opwinding bij. Carolus stood there jumping with excitement.

‘Ik durf wel,' riep hij weer. ‘Het gaat er niet om of we durven,' zei Leonardo rustig. ‘Het gaat erom of het mogelijk is. En jij weet evengoed als ik, Carolus, dat het niet mogelijk is.' Dolf trok de schouders naar achteren.

‘Toch moeten we ze bevrijden, Frank, Bertho, Peter, Frieda - allen!' Intussen trokken de duizenden kinderen langs hen heen naar het zuiden. Meanwhile, the thousands of children moved south past them. Nicolaas ging hen voor, bijgestaan door Anselmus. Nicholas preceded them, assisted by Anselmus. Dolf lette er niet op. Hij staarde naar de grond, dacht na. Daarom zag hij ook niet hoe Leonardo hem oplettend aankeek.

‘Mariecke,' zei de student zacht. ‘Het is weer zo ver. 'It's that time again. Rudolf van Amstelveen heeft een gedachte in zijn hoofd en zelfs de Duivel zal die er niet meer uit kunnen slaan. Rudolf of Amstelveen has a thought in his head and not even the Devil will be able to beat it out. Hé, Rudolf, word eens wakker!' ‘We moeten ze bevrijden,' mompelde de jongen star. ‘En Rudolf heeft gelijk,' viel Carolus fel in. ‘Bertho en Frieda en Peter willen ook Jeruzalem zien. Het is hun beloofd! Ze mogen niet achterblijven, ze horen bij ons.' They cannot be left behind, they belong to us.' ‘Kinderen, gebruik toch je verstand,' riep Leonardo wanhopig. 'Children, please use your minds,' cried Leonardo desperately. ‘Als we met het hele kinderleger tegen de burcht optrekken, zullen zevenduizend kinderen Jeruzalem niet zien.' ‘Geen zevenduizend,' mompelde Dolf. ‘Zeventien.' ‘Wat?' ‘Zeventien. Een duivels ondeelbaar getal, een priemgetal. A devilishly indivisible number, a prime number. Romhild en zijn mannen zullen toch wel tot zeventien kunnen tellen?' Surely Romhild and his men will be able to count to seventeen? ‘Wat bedoel je met priemgetal?' "What do you mean by prime? ‘Stil,' zei Dolf. ‘Laat me met rust, ik moet het eerst helemaal uitdenken. 'Leave me alone, I have to think it all out first. In mijn tijd... ik bedoel, in mijn land hebben we een spreekwoord: wie niet sterk is, moet slim zijn. Wij zijn zwak - en ik haat oorlog en bloedvergieten. Maar ik heb een plan. Het is een fantastisch plan en het is gevaarlijk. Daarom moet ik er nog een poosje over nadenken.' ‘Ik doe mee,' gilde Carolus, zonder nadenken. ‘Hoe wil je ze uit de burcht halen, Rudolf?' ‘Ik weet het nog niet precies. Laten we maar gaan. Zodra ik mijn plan klaar heb, zal ik het je vertellen.' Sloffend in de achterhoede volgden ze het kinderleger, dat stil en haastig door het dal schoof. Het was niet koud meer, hoewel de lucht nog altijd potdicht zat. Dolf keek omhoog en bad om zon. Dolf looked up and prayed for sunshine. Voor zijn plan kon hij geen regen gebruiken.