De reis om de wereld in 80 dagen - deel 2 (hoofdstuk 7+8+9)
Zevende hoofdstuk. Dat alweer de nutteloosheid van een paspoort in politiezaken bewijst. De agent spoedde zich naar het consulaat. Hij werd terstond op zijn dringende vraag om den consul te spreken, tot dezen toegelaten. ‘Mijnheer de consul,' zeide hij, met de deur in het huis vallende, ‘ik heb reden om te gelooven dat onze dief op de Mongolia is.' En Fix vertelde wat er tusschen den bediende en hem was voorgevallen. ‘Mij is het wèl, mijnheer Fix,' antwoordde de consul, ‘en ik wil het gezicht van zoo'n schurk wel eens zien. Maar misschien zal hij niet eens aan mijn bureau komen, zoo hij de man is voor wien gij hem houdt. Een dief is er niet op gesteld om eenigen indruk van zich achter te laten, en bovendien is de formaliteit der viseering van paspoorten niet verplichtend.' ‘Mijnheer de consul,' antwoordde de inspecteur, ‘zoo het een schrandere kerel is, gelijk men wel denken moet, dan zal hij komen!' ‘Om zijn paspoort te laten viseeren?' ‘Ja. De paspoorten dienen nergens anders toe dan om een fatsoenlijk man in zijne bewegingen te hinderen en een schurk in zijne vlucht behulpzaam te zijn. Ik ben overtuigd dat dit paspoort in orde zal zijn, maar ik vertrouw dat gij het niet viseeren zult.' ‘Wel, waarom niet? Zoo het paspoort in orde is,' antwoordde de consul, ‘dan heb ik het recht niet om mijn visa te weigeren.' ‘In elk geval, mijnheer de consul, ben ik wel genoodzaakt om dien man hier te houden, totdat ik het bevel tot arrestatie uit Londen ontvangen heb.' ‘Wat dat betreft, mijnheer Fix, dat is uwe zaak,' antwoordde de consul, ‘maar ik heb daartoe geen recht....' De consul eindigde zijn volzin niet. Er werd geklopt en de klerk kondigde twee vreemdelingen aan, waarvan een dezelfde bediende was, waarmede de de detective had staan praten. Het waren inderdaad de heer en zijn knecht. De eerste reikte zijn paspoort over en vroeg eenvoudig, of de consul er zijn visa op wilde stellen. Deze nam het paspoort en las het zeer aandachtig, terwijl Fix, die in een hoek gezeten was, den vreemdeling gadesloeg of liever met de oogen verslond. Toen de consul het stuk gelezen had, vroeg hij: ‘- Gij zijt mijnheer Phileas Fogg, esquire?' ‘Ja, mijnheer,' antwoordde de gentleman. ‘En deze man is uw bediende?' ‘Ja, een Franschman. Passepartout is zijn naam.' ‘Gij komt uit Londen?' ‘Ja.' ‘En gij gaat naar?' ‘Bombay.' ‘Best, mijnheer. Gij weet dat deze formaliteit met uw paspoort onnoodig is, en dat wij ook het vertoonen van het paspoort niet meer vorderen?' ‘Ik weet het, mijnheer,' antwoordde Phileas Fogg, ‘maar ik wensch door uw visa mijn reis naar Suez te constateeren.'
‘Zoo als gij wilt, mijnheer.' Toen de consul het stuk geteekend en gedateerd had, drukte hij er zijn stempel op. Fogg betaalde het visa, en na een koelen groet, verliet hij het bureel, gevolgd door zijn knecht. ‘Wat zegt ge er van?' vroeg de agent. ‘Wel,' zeide de consul, ‘hij heeft het voorkomen van een fatsoenlijk man.' ‘Dat is wel mogelijk,' antwoordde Fix; ‘maar dat is hier de quaestie niet. Vindt gij niet, mijnheer de consul, dat deze kalme gentleman trek voor trek gelijkt op den dief, waarvan ik het signalement heb ontvangen?' ‘Ik geef het u toe; maar gij weet dat alle signalementen....' ‘Ik moet er het mijne van hebben,' antwoordde Fix: ‘de knecht schijnt mij minder ondoordringbaar toe dan de meester; bovendien is hij een Fransch- man en Franschen praten graag. Tot straks, mijnheer de consul.' Met die woorden ging de inspecteur heen om Passepartout op te zoeken. Toen Fogg het huis van den consul verlaten had, begaf hij zich naar de aanlegplaats. Op korten afstand van het schip gekomen, gaf hij eenige bevelen aan Passepartout en verdween zelf in zijn hut aan boord der Mongolia. Daar haalde hij zijn opschrijfboekje uit zijn zak en schreef de volgende aanteekeningen: ‘Woensdag 2 October, 's avonds 8 uur en 45 minuten Londen verlaten ‘Donderdag 3 October, 's morgens 7 uur 20 minuten te Parijs aangekomen. ‘Parijs verlaten donderdag morgen ten 8 ure en 40 minuten. ‘Te Turin over den Mont-Cenis aangekomen 4 October, vrijdag 's morgens ten 6 ure 25 minuten. ‘Turin verlaten, vrijdag morgen 7 ure 20 minuten ‘Zaterdag 5 October, 's middags 4 uur te Brindisi aangekomen. ‘Met de Mongolia verder gereisd zaterdag avond ten 5 ure. ‘Te Suez aangekomen, woensdag morgen 9 October ten 11 uur. ‘Totaal der uren van de reis 156½ en der dagen: 6½. Fogg schreef deze datums op in een reisboek in kolommen verdeeld, die aanduidden - van den 2den October tot den 21sten December - de maand, den dag, de uren van aankomst volgens de lijsten, en de uren van werkelijke aankomst in de hoofdstations Parijs, Brindisi, Suez, Bombay, Calcutta, Singapore, Hong-kong, Yokohama, San-Francisco, New-York, Liverpool, Londen, en waarop men ook kon aanteekenen de gewonnen of verloren uren in elke plaats, die men passeerde. Door dit stelselmatig ingerichte reisboek kon men dus van alles rekenschap geven, en Fogg wist altijd of hij vóór of achter was. Hij schreef heden, woensdag 9 October, zijne aankomst, te Suez, die overeenstemde met de aankomst volgens het plan, en waaruit bleek, dat hij geen uren gewonnen, noch verloren had. Vervolgens liet hij zijn ontbijt in de hut brengen. Wat de stad betrof, hij dacht er zelfs niet aan om haar te gaan zien, want hij behoorde tot die soort van Engelschen, die het land dat zij doortrekken door hunne bedienden laten bezoeken.
Achtste hoofdstuk Waarin Passepartout een weinig meer spreekt dan hem misschien we betaamt In weinig oogenblikken had Fix Passepartout ingehaald Deze liep te slenteren en rond te kijken, want hij voor zich achtte zich niet verplicht om niets te zien. ‘Wel, vriend,' zeide Fix, hem aansprekende, ‘is uw paspoort al geviseerd?' ‘O, zijt gij het mijnheer,' antwoordde de Franschman, ‘ik dank u nog wel. Alles is in orde.' ‘En nu bekijkt gij de stad eens?' ‘Ja, maar wij reizen zoo gauw, dat het mij is alsof ik droom. Alzoo zijn wij te Suez?' ‘Te Suez.' ‘In Egypte?' ‘In Egypte, juist. '‘ Dus in Afrika.' ‘In Afrika.' ‘In Afrika!' herhaalde Passepartout. ‘Ik kan het niet gelooven. Verbeeld u eens, mijnheer, dat ik niet verder dacht te komen dan Parijs, en die groote hoofdstad heb ik niet weergezien dan 's morgens van zeven uur tot acht uur veertig, van het noorderstation tot aan het station van Lyon en dan nog door de raampjes van een rijtuig bij een slagregen! Ja, ik heb er spijt van! Ik had zoo graag Père-Lachaise en het Cirque in de Champs-Elysées nog eens weergezien' ‘Gij hebt dus wel veel haast?' vroeg de inspecteur van politie ‘Ik niet, maar mijn meester. A propos, ik moet nog sokken en hemden koopen. Wij hebben geen koffers bij ons; niets meer dan een valies.' ‘Ik zal u naar een winkel brengen, waar gij alles van dien aard kunt vinden.' ‘Mijnheer,' antwoordde Passepartout, ‘gij zijt wezenlijk de hulpvaardigheid zelve.' Al pratende wandelden zij samen verder. ‘Zorg vooral, dat ik niet te laat aan de boot kom!' ‘Gij hebt nog al den tijd,' antwoordde Fix; ‘het is eerst twaalf uur!' Passepartout keek op zijn reusachtig horloge. ‘Twaalf uur,' zeide hij. ‘Wel neen! het is negen uur twee en vijftig minuten.' ‘Uw horloge loopt achter,' antwoordde Fix. ‘Mijn horloge! een familiestuk dat al van mijn overgrootvader afkomstig is! Het loopt geen vijf minuten in het jaar achter. Het is een echte chronometer!' ‘Ik begrijp al hoe het komt,' antwoordde Fix. ‘Gij hebt uw horloge geregeld naar de Londensche klok, die ongeveer twee uur verschilt met die van Suez. Gij moet altijd zorgen uw horloge te regelen naar de hoofdstad van het land, waarin gij u bevindt.' ‘Ik! Aan mijn horloge komen!' riep Passepartout uit, ‘neen, dat nooit!' ‘Wel, dan zal het ook niet in overeenstemming blijven met de zon.' ‘Des te erger voor de zon, mijnheer! Die is aan het kortste eind!' En de brave knecht borg met een fiere beweging zijn horloge weer in zijn vestjeszak. Eenige oogenblikken daarna begon Fix weer: ‘Gij hebt dus Londen zeer overhaast verlaten?' ‘Nu, dat geloof ik! Laatstleden woensdag avond tegen acht uur. Tegen alle gewoonten in, kwam mijnheer Fogg op dat uur van zijn club terug en om negen uur waren wij al op weg.' ‘En waar gaat uw meester dan naar toe?' ‘Altijd maar vooruit! hij maakt de reis om de wereld!' ‘De reis om de wereld?' herhaalde Fix. ‘Ja, in tachtig dagen! Een weddenschap zooals hij beweert, maar onder ons gezegd, geloof ik er niets van. Dat zou toch wat al te dwaas zijn. Er steekt wat anders achter.' ‘Zoo; dan is 't een zonderling, die mijnheer Fogg?' ‘Dat zou ik denken.' ‘Hij is dus rijk?' ‘Dat blijkt, en hij neemt een aardig duitje met zich mede, in geheel nieuwe banknoten. Hij ziet ook op geen geld onder weg. Begrijp eens! hij heeft een prachtigen prijs uitgeloofd aan den machinist der Mongolia, als wij vóór den vastgestelden tijd te Bombay aankwamen!' ‘En gij zijt al lang bij uw meester?' ‘Ik!' antwoordde Passepartout, ‘ik ben pas den dag van ons vertrek in zijn dienst getreden.' Men kan gemakkelijk begrijpen welk een indruk deze mededeelingen te weeg brachten op den reeds overspannen geest van den inspecteur van politie. Dat overijlde vertrek uit Londen even na dien verbazend grooten diefstal, en dat alles onder voorwendsel van een dwaze weddenschap, paste zoo volkomen in elkaar, dat het Fix wel in zijn vermoeden moest versterken. Hij deed den Franschman nog meer vertellen en verkreeg de zekerheid, dat de knecht zijn meester volstrekt niet kende, dat Fogg zeer op zich zelf te Londen leefde, en dat men den gentleman voor rijk hield, zonder te weten waarmede hij zijn rijkdom verkregen had, dat het een raadselachtig man was enz. Maar tegelijkertijd mocht Fix de zekerheid erlangen, dat Phileas Fogg niet te Suez aan land ging, maar werkelijk naar Bombay reisde. ‘Is Bombay nog ver af?' vroeg Passepartout. ‘Vrij ver,' antwoordde de inspecteur, ‘nog ongeveer tien dagen zeereis.' ‘En waar ligt Bombay?' ‘In Indië.' ‘In Azië?' ‘Natuurlijk.' ‘Lieve hemel! Weet ge.... daar is iets wat mij geweldig hindert.... mijn kraan!' ‘Welke kraan?' ‘Mijn gaskraan, die ik vergeten heb uit te draaien en die nu voor mijne rekening brandt. Ik heb uitgerekend dat zij in de vier en twintig uren voor twee shillings verbrandt, juist zes stuivers meer dan ik verdien, en gij begrijpt dat zoo de reis lang duurt....' Begreep Fix deze mededeeling over het gas? Het is niet waarschijnlijk; hij hoorde er ook al niet meer naar, want hij wist nu wat hem te doen stond. Zij waren thans aan den winkel gekomen. Fix liet zijn metgezel binnen gaan om zijne aankoopen te doen, en beval hem aan niet te laat aan de Mongolia te komen. Hij zelf snelde toen in allerijl naar het consulaat. Nu zijne overtuiging vaststond, kreeg Fix weer al zijne koelbloedigheid terug. ‘Mijnheer,' zeide hij tot den consul, ‘thans twijfel ik er niet meer aan: het is de man dien ik hebben moet. Hij laat zich voor een zonderling doorgaan, die in tachtig dagen de reis om de wereld wil doen.' ‘Dan is hij al een heel slimme vogel,' antwoordde de consul, ‘en hij denkt weer in Londen terug te komen na de politie van de twee werelddeelen van het spoor te hebben geleid.' ‘Dat zullen we eens zien,' antwoordde Fix. ‘Maar bedriegt ge u niet?' vroeg de consul nogmaals. ‘Neen; ik bedrieg mij niet.' ‘Waarom zou deze dief er dan op gestaan hebben, om zijne passage te Suez door een visa bewezen te hebben?' ‘Ja, waarom, dat weet ik niet, mijnheer de consul,' antwoordde de detective, ‘maar luister.' En in korte woorden vertelde hij den hoofdinhoud van zijn gesprek met den bediende van gemelden Fogg. ‘Waarlijk,' zeide de consul, ‘alle vermoedens zijn tegen dien man. En wat gaat gij nu beginnen?' ‘Naar Londen seinen, met het verzoek om mij een bevel tot inhechtenisneming te zenden naar Bombay; mij op de Mongolia inschepen, mijn dief tot in Indië volgen, en daar op engelsch grondgebied hem zeer beleefd aan te spreken met mijn bevelschrift in de eene hand en de andere op zijn schouder.' Na deze woorden vertrok de inspecteur, en begaf hij zich naar het telegraafkantoor. Daar zond hij den inspecteur der hoofdstad de dépêche, die men kent. Een kwartier later ging Fix met zijne kleine bagage en een goed gevulde beurs aan boord der Mongolia, en de snelle boot stak met volle vaart de Roode Zee over.
Negende hoofdstuk. Waarin de Roode en de Indische Zee de plannen van Phileas Fogg schijnen te begunstigen. De afstand tusschen Suez en Aden is, precies berekend, dertien honderd tien mijlen, en de Maatschappij staat aan elke mailboot een tijdsverloop van honderd dertig uren toe om dit traject af te leggen. De Mongolia, wier vuur zeer goed onderhouden werd, stoomde altijd met die snelheid om binnen de vastgestelde uren aan te komen. Bijna alle passagiers waren te Brindisi ingescheept en gingen naar Indië. Sommigen begaven zich naar Bombay, anderen naar Calcutta, maar altijd over Bombay, want sedert een spoorweg de geheele breedte van het indische schiereiland doorsnijdt, is het niet meer noodig de zuidelijke punt, Ceylon, om te varen. Onder de reizigers der Mongolia waren verschillende burgerlijke ambtenaren en officieren van allerlei rang. Van dezen behoorden er eenigen tot het eigenlijk gezegde Engelsche leger; anderen commandeerden de inlandsche troepen, bestaande uit cipayers. Allen waren hoog bezoldigd, zelfs nu het Gouvernement de rechten en lasten van de voormalige Indische Compagnie heeft overgenomen. Tweede Luitenants hadden f 3,500, brigade-generaals f 30,000, generaals f 50,000. De traktementen der burgerlijke ambtenaren zijn nog hooger. De minste ambtenaren hebben f 6,000; rechters f 30,000, presidenten van gerechtshoven f 125,000, gouverneurs f 150,000, de gouverneur-generaal f 300,000. Men leefde dus zeer goed aan boord der Mongolia in dezen kring van ambtenaren, waarbij zich nog eenige jonge Engelschen voegden, die een millioen te verteren hadden, en die in verre landen hunne handelskantoren gingen vestigen. De ‘purser,' de vertrouwde persoon der Compagnie, gelijk in rang met den kapitein, deed alles op groote schaal. Aan het ontbijt, aan den lunch ten twee uur, aan het middagmaal te half zes, het souper ten acht uren, bogen de tafels bijna onder de schotels warm vleesch en verdere gerechten, die door de slagers en den kok der mailboot geleverd werden. Onder de vrouwelijke passagiers waren er eenigen, die tweemaal daags haar toilet veranderden. Men maakte muziek, men danste zelfs, als de zee het veroorloofde. Maar de Roode Zee is grillig en dikwijls zeer onstuimig, zooals alle lange, smalle zeeën. Als de wind, hetzij van den kant van Azië kwam of van Afrika, slingerde de Mongolia, het lange stoomschip, geducht, daar zij de zee dwars inkreeg. De dames verdwenen dan in hare hutten, de piano werd niet bespeeld en natuurlijk eindigde, dan ook het zingen en dansen. En toch, ondanks al die rukwinden en de deining, zette de mailboot, voortgedreven door haar ontzaglijk groot stoomwerktuig, zonder vertraging de reis naar de straat van Bab el-Mandeb voort. Wat deed Phileas Fogg wel gedurende de reis? Men zou denken, dat hij altijd angstig en onrustig zich bezig hield met de veranderingen van den wind, die misschien nadeelig voor zijne reis konden zijn, of eene onverwachte beweging konden veroorzaken, welke de machine gevaar deed loopen onklaar te worden; in één woord, met alle mogelijke gebeurtenissen, die de Mongolia konden noodzaken om in een van de havens binnen te loopen, zoodat zijne reis langer zou duren. Volstrekt niet, of althans in zeer geringe mate. De gentleman dacht wel eens aan zulke mogelijkheden, maar hij bleef altijd de kalme, onbeweeglijke man, het onverstoorbare lid der Reform-club, wien geen ongeluk of toeval kon verrassen. Hij scheen niet meer aangedaan dan de chronometer aan boord. Men zag hem zelden op het dek. Hij gaf zich volstrekt geen moeite om de Roode Zee gade te slaan, zoo rijk aan herinneringen, het tooneel van de eerste gebeurtenissen in de geschiedenis der menschheid Hij ging niet naar boven om de fraaie steden te zien liggen, die gezaaid zijn langs hare oevers, en waarvan de schilderachtige omtrekken zich somtijds tegen den gezichteinder teekenen. Hij droomde zelfs niet van de gevaren van deze Arabische golf, waarvan de oude geschiedschrijvers Strabo, Arianus, Arthemidores, Edrisi zooveel akeligheden hebben verhaald en waarop de zeelieden zich nooit waagden zonder door zoenoffers hunne reis te hebben gewijd. Wat deed dan toch deze zonderling, die op de Mongolia gevangen zat? Vooreerst gebruikte hij zijn vier dinés daags, zonder dat eenige slingering of schommeling eene zoo goed georganiseerde constitutie in de war kon brengen. En vervolgens whistte hij. Ja! Hij had partners aangetroffen die even verzot op het spel waren als hij; een ambtenaar der belastingen, die zich weder naar zijn post te Goa begaf, een predikant, den eerwaarden Decimus Smith, die naar Bombay terugkeerde, en een brigade-generaal van het Britsche leger, die zijn regiment te Benares opzocht. Deze drie passagiers hadden voor het whisten denzelfden hartstocht als Phileas Fogg, en zij speelden uren lang zonder een woord te spreken. Wat Passepartout aangaat, die tot nog toe geen last had gehad van zeeziekte, hij was den geheelen dag in zijne hut op de voorplecht, en ook hij at met evenveel lust als zijn meester. Hij zou er het zijne maar van nemen. Goed gevoed, goed gehuisvest, zag hij de wereld en hield zich overtuigd, dat al deze dwaasheden te Bombay wel een einde zouden nemen. Den dag van het vertrek van Suez, den 9den October, ontmoette hij tot zijne blijdschap den gedienstigen heer, tot wien hij zich op den Afrikaanschen bodem gericht had. ‘Als ik mij niet vergis, mijnheer,' zeide hij, met zijn beminnelijksten glimlach Fix aansprekende, ‘zijt gij dezelfde heer, die zoo vriendelijk waart mij te Suez te helpen' ‘Inderdaad,' antwoordde de detective, ‘ik herken u: gij zijt de bediende van dien zonderlingen Engelschman.' ‘Juist....!' ‘Ik heet Fix.' ‘Mijnheer Fix,' zeide Passepartout. ‘Ik ben verheugd u hier aan boord weer te vinden. Waar gaat gij naar toe?' ‘Wel, even als gij, naar Bombay.' ‘Des te beter. Hebt gij al meer die reis gemaakt?' ‘Verscheidene malen,' antwoordde Fix. ‘Ik ben agent van de Peninsular-Company.' ‘Dus zijt gij in Indië bekend?' ‘Wel zeker,....' antwoordde Fix, die niet te ver wilde gaan. ‘En daar is alles zeer merkwaardig?' ‘Zeer merkwaardig. Moskeeën, minaretten, tempels, fakirs, afgodsbeelden, tijgers, slangen, bayadères! Maar het is te hopen dat gij daar lang genoeg blijft om het land te zien.' ‘Ik hoop het, mijnheer Fix. Gij begrijpt dat het toch niet te vergen is van een man met gezond verstand om zijn leven te slijten met over te springen van een boot in een spoortrein en van een spoortrein in een boot, onder voorwendsel de reis om de wereld te maken in tachtig dagen. Ik twijfel er niet aan of al die gymnastiek zal te Bombay wel eindigen.' ‘Is mijnheer Fogg welvarend?' vroeg Fix op zijn natuurlijksten toon. ‘Zeer welvarend, mijnheer Fix, en ik ook. Ik eet als een wolf die in langen tijd niets gehad heeft. Het is zeker de zeelucht.' ‘Uw meester zie ik nooit op het dek.' ‘Neen, nooit. Hij is niet nieuwsgierig.' ‘Weet ge wel, mijnheer Passepartout, dat deze beweerde reis om de wereld wel een geheime zending kon verbergen... bij voorbeeld een diplomatieke missie.' ‘Op mijn woord, mijnheer Fix, daar weet ik niets van; dat moet ik u eerlijk bekennen, en het is mij ook geen halve kroon waard om het te weten.' Na deze ontmoeting spraken Fix en Passepartout nog dikwijls samen. De inspecteur van politie scheen er prijs op te stellen, om met den bediende van den heer Fogg goede vrienden te worden. Dit kon hem bij voorkomende gelegenheden te pas komen. Hij bood hem dan ook dikwijls in de koffiekamer der Mongolia een glas whisky of pale-ale aan, dat de goede jongen altijd zonder eenigen omslag aannam en dikwijls ook beantwoordde, om geen verplichting te maken; hij vond dien Fix een zeer beleefd gentleman. Onderwijl ging de mailboot snel vooruit. Den 13den had men Mokka in het gezicht, dat in een ring van verwoeste muren scheen te liggen, waarboven eenige groene dadelboomen zich verhieven. In de verte ontdekte men tegen de bergen de uitgestrekte koffievelden. Passepartout was in verrukking, toen hij deze beroemde stad zag, en hij vond zelfs dat zij met hare ronde muren en geslechte vesting, die tot oor moest dienen, veel op een reusachtige kop koffie geleek. Den volgenden nacht passeerde de Mongolia de straat Bab-el-Mandeb, welke Arabische naam beteekent: P o o r t d e r T r a n e n , en den anderen morgen, den 14den liep zij te Steamer-Point ten noordwesten van de reede van Aden binnen. Hier moest zij weder brandstof opdoen. Een ernstige en belangrijke zaak is de zorg voor de steenkolen der mailbooten, op zulke afstanden van de plaats waar zij worden gedolven. Voor de Peninsular-Company is dit eene jaarlijksche uitgave van acht honderd duizend pond sterling, want men heeft op verscheidene punten in die ver verwijderde zeeën depots moeten vestigen en daar kost het hectoliter kolen veertig gulden. De Mongolia had nog zestien honderd vijftig mijlen af te leggen vóór zij Bombay bereikte en moest vier uur te Steamer-Point blijven, om haar voorraad in te nemen. Maar dit oponthoud kon aan het programma van Fogg volstrekt geen nadeel doen Dit alles had men berekend. Daarenboven was de Mongolia, in plaats van in den morgen van den 15den October te Aden te komen, reeds den 14den aldaar gearriveerd. Dit was dus een winst van vijftien uren. Fogg en zijn bediende gingen nu aan land. De gentleman wilde zijn paspoort laten viseeren. Fix volgde hem onopgemerkt. Toen deze formaliteit afgeloopen was, keerde Phileas Fogg weer naar boord terug, om daar zijn geschorst spel te hervatten. Passepartout slenterde, volgens gewoonte, door de stad, tusschen Somanlis, Banianen, Perzen, Joden, Arabieren en Europeanen, die de 25,000 inwoners van Aden uitmaken. Hij bewonderde de versterkingen, die deze stad tot een Gibraltar der Indische Zee vormen, en de prachtige waterleidingen, waaraan de Engelsche ingenieurs, tweeduizend jaren na die van koning Salomo, arbeidden. ‘Zeer merkwaardig! zeer merkwaardig!' mompelde Passepartout bij zich zelven, toen hij weer aan boord was. Ik zie dat het zeer nuttig is om te reizen, wanneer men iets nieuws wil zien.' Ten zes ure des avonds stoomde de Mongolia weder voort en was spoedig in de Indische Zee. Er waren haar nog honderd acht en zestig uren toegestaan, om den weg van Aden naar Bombay af te leggen. De Indische Zee was haar ook verder zeer gunstig. De wind bleef noord-west. De zeilen kwamen den stoom te hulp. Het schip, dat nu zwaarder belast was, slingerde minder. De passagiers kwamen in nieuwe toiletten op het dek. Het zingen en dansen nam weer een aanvang. De reis werd dus onder de gunstigste omstandigheden volbracht. Passepartout was zeer ingenomen met den aangenamen reisgenoot, dien het toeval hem in den persoon van Fix verschaft had Zondag 20 October, tegen 12 uur, kreeg men de Indische kust in 't gezicht. Twee uur later kwam de loods aan boord der Mongolia. Aan den horizon teekenden zich de bergen schilderachtig tegen den donkeren hemel af. Weldra zag men de palmen, die boven de stad uitstaken. De mailboot stoomde de haven binnen, welke gevormd wordt door de eilanden Salsette, Colaba, Elephanto en Butcher en ten half vijf lag zij voor de kade van Bombay. Phileas Fogg had dien dag zijn drie en dertigsten robber gespeeld; zijn partner en hij hadden door vernuftige berekening schlem gemaakt De Mongolia moest eerst den 22sten October te Bombay aankomen. Zij kwam er den 20sten, dus had men sedert het vertrek uit Londen twee dagen gewonnen, wat Phileas niet naliet terstond in zijn register te vermelden.