Word Mutations

Woordmutaties

In het Iers kunnen zelfstandige naamwoorden muteren afhankelijk van bepaalde voorwaarden om de uitspraak te vergemakkelijken.

Deze mutaties kunnen worden herkend aan either lenition of eclipsis


Lenition kan worden gezien met een séimhiú (h) na de eerste letter

Eclipsis kan worden gezien met een urú dat verschijnt voor de eerste letter van het woord


Letters die een Séimhiú (h) nemen: B C D F G M P S T
bh ch dh fh gh mh ph sh th

*Wanneer moet ik een séimhiú (h) gebruiken?

1. Wanneer iemand aanspreken/roepen
b.v.: A Mháire = Mary of Máire     A Sheáin = John of Seán

2. Voor regelmatige werkwoorden in de verleden tijd

Voorbeeld: . Dún= afsluiten
Dhún mé = Ik sloot af. Ar dhún tú? = Sloot je af? Níor dhún mé = Ik sloot niet af.

3. Voor bezit (mijn, jouw, zijn),

Voorbeeld: jas = cóta
Mijn chóta = Mijn jas Jouw chóta = Jouw jas Zijn jas = Zijn jas

4. Bij het gebruik van het lidwoord “an” = de + een vrouwelijk zelfstandig naamwoord,

Voorbeeld: . Vrouw = vrouw De vrouw = de vrouw.

5. Voor negatieve tegenwoordige en toekomstige werkwoorden,

Voorbeeld: Sluit = sluiten.
Hij sluit = hij sluit. Hij zal sluiten = hij zal sluiten.
Hij sluit niet = hij sluit niet. Hij zal niet sluiten = hij zal niet sluiten.

6. Dingen tellen 2-6 nemen een séimhiú
Voorbeeld:. kalkoen = een kalkoen. 2 kalkoenen = dhá thurcaí, 3 kalkoenen = trí thurcaí, 4 kalkoenen = ceithre thurcaí

7. Na sommige voorzetsels - de / do / ó / roimh / mar / faoi / trid / um / ar,
Voorbeeld: Ik gaf een boek aan Ciara = Ik gaf een boek aan Ciara.

Urú (Nasalisatie) “nasaliseert” klanken om de klank van de taal vloeiender te laten klinken
mB gC nD dT nG bP bhF

*Wanneer moet ik een séimhiú (h) gebruiken?

1. Na enkele voorzetsels, vooral die met het lidwoord (an)
Voorbeeld: Gaillimh = Galway, maar, i nGaillimh = in Galway

Bus = Bus
Meisje = Meisje
Bank = Bank
Gevangenis = Gevangenis
Zee = Zee
Tuin = Tuin
Op de bus = op de bus.
Met het meisje = met het meisje.
Bij de bank = bij de bank.
Uit gevangenschap = uit de gevangenis.
Van de zee = van de zee.
Naar de tuin = naar de tuin.

2. Bezit (ons, jullie meervoud, hun)

Voorbeeld: jas = jas. onze jas = onze jas. jullie jas = jullie jas. hun jas = hun jas.

*Haar krijgt noch een séimhiú noch een urú, tenzij het zelfstandig naamwoord begint met een klinker, in dat geval, 'haar + séimhiú' en 'zijn + niets'.
Voorbeeld: appel = appel   zijn appel = zijn appel   haar appel = haar appel

Met klinkers, de onze/jullie/hun + n- (Voorbeeld: onze appel = onze appel)

3. Dingen tellen 7-10 nemen een urú,
Voorbeeld: kalkoen = een kalkoen. zeven kalkoenen = 7 kalkoenen. acht kalkoenen= 8 kalkoenen. negen kalkoenen = 9 kalkoenen.

4. Vraagvormen in tegenwoordige en toekomstige tijden:
Example: Sluit = sluiten.
Sluit jij? = Sluit je?
Zal je sluiten? = Zal je sluiten?