×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

HET LATE LEVEN [part 1], Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3

Addy kwam juist de trap van het perron op, toen de trein van Parijs binnengleed. Hij repte zich, zocht langs de raampjes... Daar was mama, daar was mama! En hij stortte op het portier toe, opende het zelve, hielp Constance uitstijgen.

- Zoo...! zeide hij. Ben je daar! Ben je daar eindelijk!

Zij lachte, omhelsde hem, haar mooien, stevigen jongen.

- Mijn jongen,... hoe heb ik zóó lang nog buiten je gekund!

- Ja, ja... zoo zie je! Je bent er nu zelf verbaasd van! Kom nu maar gauw meê, ik heb een rijtuig... en geef me het papiertje van je koffer...

Hij voerde haar meê, en in het rijtuig, waar zij op den koffer wachtten:

- Zeg, Addy... zeg mij: is er heusch geen geld?

- Denkt u... als u zeven weken in Nice zit... in een eerste hôtel... dat er altijd geld is?

- Ik had daar zoo niet aan gedacht, zei ze deemoedig. Hij lachte, vond haar heel erg komisch. Zij lachte ook, en zij proestten beiden, Constance blij, dat zij hem zag, dat hij er gezond uitzag, dat hij vroolijk was.

- Mama, je bent een type! riep hij. Hadt je heusch er niet aan gedacht, dat er geen geld was?

- Neen, zei Constance nederig.

En beiden weêr, proestten zij van het lachen. Hij schudde het hoofd, vond haar onbetaalbaar.

- En ik heb rekeningen ook... van die dingen, die je gekocht heb, toen je op reis ging.

- O ja, herinnerde zij zich; maar die kunnen wachten.

- Ik heb ze verteld, dat je op reis was, dat ze dus mòesten wachten.

- Natuurlijk, zeide zij.

En in een groote vroolijkheid kwamen zij aan op de Kerkhoflaan.

- Zoo, Truitje, heb je goed gezorgd voor meneer en den jongenheer?

- Zoo goed ik kon, mevrouw... Maar het is toch maar goed, dat u weêr terug is...

- Dag Constance.

- Dag Henri.

- Heb je je geamuzeerd?

- Ja... - Je ziet er goed uit.

- Merci... O, hebben jullie gewacht met het diner.

- Natuurlijk...

- Ik ga even mijn handen wasschen, ik kom dadelijk.

- Mama had er heelemaal niet aan gedacht... dat er geen geld was, zei Addy.

- Neen! riep Van der Welcke.

Maar hij vond die gedachte erg natuurlijk, en toen Constance beneden kwam, zeide hij lachend:

- Hadt je niet gedacht, dat er geen geld meer was?

Constance keek op, denkende, dat hij een scène woû maken. Maar hij glimlachte, zijn vraag klonk vroolijk.

- Neen! zeide zij, of het heel natuurlijk was.

En nu, nu proestten zij allen drie in een dollach, Addy met zijn stillen maaggrinnik, die hem pijnlijk op en neêr deed schudden.

- Lach dan toch uit, jongen! plaagde Van der Welcke. Lach dan toch uit, als je kan.

Zij waren heel vroolijk, zetten zich aan tafel.

- En verbeeldt je, zei Constance; wie ik daar in Nice, in het hôtel ontmoet heb... naast wie ik gezeten heb aan de table-d'-hôte... De d'Azigny's uit Rome... De eerste menschen, die ik ontmoet, de d'Azigny's. Het is ongelooflijk... wat is de wereld klein, klein, klein!

Hij ook herinnerde zich nu de d'Azigny's, de Fransche ambassadeur te Rome en zijn vrouw... nu vijftien jaar geleden... - En... vroeg hij, nieuwsgierig; hoe waren ze tegen je?

- O, heel aardig, zeide zij. Héel aardig. Ik herinnerde me ze dadelijk, maar groette niet... Maar d'Azigny was heel beleefd, en, na een paar minuten sprak hij mij aan, vroeg of hij zich niet vergiste, en of ik de Baronne de Staffelaer was... Baronne van der Welcke, antwoordde ik... Hij kreeg een kleur, zijn vrouw stootte hem aan... maar toen waren ze heel beleefd en aardig, al dien tijd, dien ik in Nice was... Ik zag ze veel... en ik ben door hun introductie geweest op een prachtig bal bij den duc de Rivoli... Ik vond het heerlijk... Ik had een mooie japon aan, ik was weêr eens in mijn element, ik was vreemdelinge, de menschen waren allemaal heel aardig, en ik voelde me luchtig... luchtig... van alles los... en ik dacht bij mezelve... - Nu, wat dacht je?

- Ach, waren we maar nooit naar Holland terug gegaan. Waren we maar - toen Brussel vervelend werd - naar een stad gegaan als Nice... Het is er verrukkelijk. Je hebt als vreemdeling met niets te maken, dan met wie en wat je bevalt. Je voelt je zoo vrij, zoo vrij... En Addy... waarom moest die Hollander worden en blijven, dacht ik... Hij kon net zoo goed Franschman zijn... of cosmopoliet...

- Dank je wel, mama: ik voel me noch Franschman, noch cosmopoliet. En u moet dat maar niet aan oom Gerrit zeggen, dan krijgt u den wind van voren.

- Addy, ik heb in mijn dierbaar Holland al zóó de wind van voren gekregen, dat ikzelf ook lust heb te gaan waaien, los van alles...

- Zelfs van je kind.

- Neen, mijn jongen... Ik heb je gemist. Ik heb iederen dag aan je gedacht. Ik ben zoo blij je terug te zien. Maar ik dacht wel: we hadden maar nooit naar Holland terug moeten gaan.

- Neen, peinsde Van der Welcke.

- We hadden in Nice kunnen leven als we gewild hadden.

- Ja, gaf Van der Welcke peinzende toe. Maar jij verlangde naar je familie. Zij sloeg met haar kleine vuist op de tafel.

- En jij dan! riep zij uit. Verlangde jij dan niet naar je ouders, naar je land?

- Maar niet zooals jij.

- En wie vond het noodzakelijk voor Addy! Ik niet! riep zij schel. Ik heelemaal niet! Jij! - God nog toe! vloekte Addy bijna. Beste ouders, begin nu in Godsnaam niet dadelijk weêr te vechten, want ik verzeker je beidjes, dan ga ik waaien... en dan ga IK naar Nice... geld of geen geld!

Van der Welcke en Constance proestten het samen uit, en Addy lachte meê.

- Die jongen! stiklachte Van der Welcke. Die jongen!

Constance zuchtte diep.

- Ach Addy! zei ze. Mama doet en zegt zoo vreemd soms... zoo als ze niet meent. Maar... eigenlijk... is ze blij... weêr terug te zijn in haar akelige land... en in haar huis, in haar lieve gezellige huis... en bij haar kind, bij haar dot van een jongen!

En, haar arm slaande om zijn hals, viel haar hoofd tegen hem aan, en snikte zij, snikte zij luid op, zoodat Truitje, die binnen kwam, schrikte, maar toen, gewend aan vele en onvermijdelijke emotie, rustig maar de dessertborden voorzette. Van der Welcke, verlegen, tikkelde met zijn mes.

- Waarom kunnen die twee toch niet beter met elkaâr overweg! dacht Addy treurig, terwijl hij zijn moeder troostte en zachtjes klopte op den schouder...

Hoofdstuk 3 Chapter 3

Addy kwam juist de trap van het perron op, toen de trein van Parijs binnengleed. Addy was just coming up the steps of the platform when the Paris train slid in. Hij repte zich, zocht langs de raampjes... Daar was mama, daar was mama! Έσπευσε, κοίταξε από τα παράθυρα... Εκεί ήταν η μαμά, ήταν η μαμά! He repented, searched along the windows ... There was Mommy, there was Mommy! En hij stortte op het portier toe, opende het zelve, hielp Constance uitstijgen. And he dashed toward the door, opened it himself, helped Constance get out.

- Zoo...! - Zoo! zeide hij. he said. Ben je daar! Are you there! Ben je daar eindelijk! Are you finally there!

Zij lachte, omhelsde hem, haar mooien, stevigen jongen. She smiled, hugged him, her beautiful, sturdy boy.

- Mijn jongen,... hoe heb ik zóó lang nog buiten je gekund! - My boy, ... how could I have been without you for so long!

- Ja, ja... zoo zie je! - Yes, yes ... so you see! Je bent er nu zelf verbaasd van! You yourself are amazed by it now! Kom nu maar gauw meê, ik heb een rijtuig... en geef me het papiertje van je koffer... Έλα τώρα γρήγορα, έχω μια άμαξα... και δώσε μου τη βαλίτσα σου... Now come along quickly, I have a carriage... and give me the piece of paper from your suitcase....

Hij voerde haar meê, en in het rijtuig, waar zij op den koffer wachtten: He carried her along, and into the carriage, where they waited for the suitcase:

- Zeg, Addy... zeg mij: is er heusch geen geld? - Πες, Άντι... πες μου: πραγματικά δεν υπάρχουν χρήματα; - Say, Addy... tell me: is there really no money?

- Denkt u... als u zeven weken in Nice zit... in een eerste hôtel... dat er altijd geld is? - Do you think... if you spend seven weeks in Nice... in a first hôtel... that there is always money?

- Ik had daar zoo niet aan gedacht, zei ze deemoedig. - I had so not thought of that, she said meekly. Hij lachte, vond haar heel erg komisch. He laughed, finding her very comical. Zij lachte ook, en zij proestten beiden, Constance blij, dat zij hem zag, dat hij er gezond uitzag, dat hij vroolijk was. She laughed too, and they both cooed, Constance happy that she saw him, that he looked healthy, that he was cheerful.

- Mama, je bent een type! - Mom, you're a type! riep hij. he cried. Hadt je heusch er niet aan gedacht, dat er geen geld was? Hadn't you really thought about the fact that there was no money?

- Neen, zei Constance nederig. - Nay, said Constance humbly.

En beiden weêr, proestten zij van het lachen. And both of them again, they coughing with laughter. Hij schudde het hoofd, vond haar onbetaalbaar. He shook his head, finding her priceless.

- En ik heb rekeningen ook... van die dingen, die je gekocht heb, toen je op reis ging. - And I also have accounts ... of those things, that you bought, when you traveled.

- O ja, herinnerde zij zich; maar die kunnen wachten. - Oh yes, she recalled; but those can wait.

- Ik heb ze verteld, dat je op reis was, dat ze dus mòesten wachten. - I told them you were traveling, so they had to wait.

- Natuurlijk, zeide zij. - Of course, she said.

En in een groote vroolijkheid kwamen zij aan op de Kerkhoflaan. Και με μεγάλη χαρά έφτασαν στο Kerkhoflaan. And in a great cheer they arrived at Cemetery Avenue.

- Zoo, Truitje, heb je goed gezorgd voor meneer en den jongenheer? - So, Truitje, did you take good care of sir and the boy lord?

- Zoo goed ik kon, mevrouw... Maar het is toch maar goed, dat u weêr terug is... - As best I could, ma'am... But it's a good thing you're back anyway...

- Dag Constance. - Bye Constance.

- Dag Henri. - Bye Henri.

- Heb je je geamuzeerd? - Have you been amused?

- Ja...       - Je ziet er goed uit. - Yes... - You look good.

- Merci... O, hebben jullie gewacht met het diner. - Merci... Oh, did you guys wait for dinner.

- Natuurlijk... - Of course...

- Ik ga even mijn handen wasschen, ik kom dadelijk. - I'm going to go wash my hands, I'll be right there.

- Mama had er heelemaal niet aan gedacht... dat er geen geld was, zei Addy. - Mama hadn't thought at all ... that there was no money, Addy said.

- Neen! - Nay! riep Van der Welcke. cried Van der Welcke.

Maar hij vond die gedachte erg natuurlijk, en toen Constance beneden kwam, zeide hij lachend: But he found that thought very natural, and when Constance came downstairs, he said, laughing:

- Hadt je niet gedacht, dat er geen geld meer was? - Didn't you think, there was no more money?

Constance keek op, denkende, dat hij een scène woû maken. Η Κονστάνς σήκωσε τα μάτια, νομίζοντας ότι ήθελε να κάνει μια σκηνή. Constance looked up, thinking, he woû make a scene. Maar hij glimlachte, zijn vraag klonk vroolijk. But he smiled, his question sounding cheerful.

- Neen! - Nay! zeide zij, of het heel natuurlijk was. she said, as if it were quite natural.

En nu, nu proestten zij allen drie in een dollach, Addy met zijn stillen maaggrinnik, die hem pijnlijk op en neêr deed schudden. Και τώρα, τώρα και οι τρεις τους σωριασμένοι σε μια κούκλα, ο Άντι με το σιωπηλό στομαχικό του γέλιο που τον έκανε να τρέμει οδυνηρά πάνω-κάτω. And now, now all three of them were coughing in a dollop of laughter, Addy with his quiet stomach chuckle, which made him shake painfully up and down.

- Lach dan toch uit, jongen! - Then laugh anyway, boy! plaagde Van der Welcke. teased Van der Welcke. Lach dan toch uit, als je kan. Then laugh anyway, if you can.

Zij waren heel vroolijk, zetten zich aan tafel. They were very cheerful, setting themselves at the table.

- En verbeeldt je, zei Constance; wie ik daar in Nice, in het hôtel ontmoet heb... naast wie ik gezeten heb aan de table-d'-hôte... De       d'Azigny's uit Rome... De eerste menschen, die ik ontmoet, de d'Azigny's. - And imagine, said Constance; who I met there in Nice, in the hôtel ... next to whom I sat at the table-d'-hôte ... The d'Azigny's from Rome ... The first people, I meet, the d'Azigny's. Het is ongelooflijk... wat is de wereld klein, klein, klein! It's incredible...how small, small, small the world is!

Hij ook herinnerde zich nu de d'Azigny's, de Fransche ambassadeur te Rome en zijn vrouw... nu vijftien jaar geleden... He too now remembered the d'Azigny's, the French ambassador to Rome and his wife... now fifteen years ago.... - En... vroeg hij, nieuwsgierig; hoe waren ze tegen je? - And... he asked, curious; how were they against you?

- O, heel aardig, zeide zij. - Oh, very nice, she said. Héel aardig. Very nice. Ik herinnerde me ze dadelijk, maar groette niet... Maar d'Azigny was heel beleefd, en, na een paar minuten sprak hij mij aan, vroeg of hij zich niet vergiste, en of ik de Baronne de Staffelaer was... Baronne van der Welcke, antwoordde ik... Hij kreeg een kleur, zijn vrouw stootte hem aan... maar toen waren ze heel beleefd en aardig, al dien tijd, dien ik in Nice was... Ik zag ze veel... en ik ben door hun introductie geweest op een prachtig bal bij den duc de Rivoli... Ik vond het heerlijk... Ik had een mooie japon aan, ik was weêr eens in mijn element, ik was vreemdelinge, de menschen waren allemaal heel aardig, en ik voelde me luchtig... luchtig... van alles los... en ik dacht bij mezelve... Ik herinnerde me ze dadelijk, maar groette niet... Maar d'Azigny was heel beleefd, en, na een paar minuten sprak hij mij aan, vroeg of hij zich niet vergiste, en of ik de Baronne de Staffelaer was... Baronne van der Welcke, antwoordde ik... Hij kreeg een kleur, zijn vrouw stootte hem aan... maar toen waren ze heel beleefd en aardig, al dien tijd, dien ik in Nice was... Ik zag ze veel... en ik ben door hun introductie geweest op een prachtig bal bij den duc de Rivoli... Ik vond het heerlijk... Ik had een mooie japon aan, ik was weêr eens in mijn element, ik was vreemdelinge, de menschen waren allemaal heel aardig, en ik voelde me luchtig... luchtig... van alles los... en ik dacht bij mezelve... - Nu, wat dacht je? - Now, what were you thinking?

- Ach, waren we maar nooit naar Holland       terug gegaan. - Ah, if only we had never gone back to Holland. Waren we maar - toen Brussel vervelend werd - naar een stad gegaan als Nice... Het is er verrukkelijk. If only - when Brussels got nasty - we had gone to a city like Nice... It is delightful there. Je hebt als vreemdeling met niets te maken, dan met wie en wat je bevalt. As a stranger, you have nothing to do with anything but who and what pleases you. Je voelt je zoo vrij, zoo vrij... En Addy... waarom moest die Hollander worden en blijven, dacht ik... Hij kon net zoo goed Franschman zijn... of cosmopoliet... You feel so free, so free... And Addy... why did he have to become and stay Dutch, I thought... He might as well be French... or cosmopolitan....

- Dank je wel, mama: ik voel me noch Franschman, noch cosmopoliet. - Thank you, Mom: I feel neither Frenchman nor cosmopolitan. En u moet dat maar niet aan oom Gerrit zeggen, dan krijgt u den wind van voren. And you shouldn't tell Uncle Gerrit that, you'll get wind of it.

- Addy, ik heb in mijn dierbaar Holland al zóó de wind van voren gekregen, dat ikzelf ook lust heb te gaan waaien, los van alles... - Addy, I have already gotten so much wind in my dear Holland that I myself feel like blowing, regardless of everything....

- Zelfs van je kind. - Even from your child.

- Neen, mijn jongen... Ik heb je gemist. - Nay, my boy ... I have missed you. Ik heb iederen dag aan je gedacht. I thought about you every day. Ik ben zoo blij je terug te zien. I'm so glad to see you back. Maar ik dacht wel: we hadden maar nooit naar Holland terug moeten gaan. But I did think: we should never have gone back to Holland.

- Neen, peinsde Van der Welcke. «Όχι», σκέφτηκε ο Βαν ντερ Ουέλκε. - Nay, pondered Van der Welcke.

- We hadden in Nice kunnen leven als we gewild hadden. - We could have lived in Nice if we had wanted to.

- Ja, gaf Van der Welcke peinzende toe. - Yes, Van der Welcke admitted thoughtfully. Maar jij verlangde naar je familie. Όμως λαχταρούσες την οικογένειά σου. But you longed for your family. Zij sloeg met haar kleine vuist op de tafel. She hit the table with her small fist.

- En jij dan! - What about you! riep zij uit. she exclaimed. Verlangde jij dan niet naar je ouders, naar je land? Didn't you then long for your parents, for your country?

- Maar niet zooals jij. - But not like you.

- En wie vond het noodzakelijk voor Addy! - And who found it necessary for Addy! Ik niet! I don't! riep zij schel. she shouted shrilly. Ik heelemaal niet! Not me at all! Jij! You! - God nog toe! - God forbid! vloekte Addy bijna. Ο Άντι σχεδόν καταράστηκε. Addy almost cursed. Beste ouders, begin nu in Godsnaam niet dadelijk weêr te vechten, want ik verzeker je beidjes, dan ga ik waaien... en dan ga IK naar Nice... geld of geen geld! Dear parents, for God's sake, don't start fighting again right now, because I assure you both, I will blow ... and then I will go to Nice ... money or no money!

Van der Welcke en Constance proestten het samen uit, en Addy lachte meê. Van der Welcke and Constance laughed together, and Addy laughed along.

- Die jongen! - That boy! stiklachte Van der Welcke. choked Van der Welcke. Die jongen! That boy!

Constance zuchtte diep. Constance sighed deeply.

- Ach Addy! - Ah Addy! zei ze. she said. Mama doet en zegt zoo vreemd soms... zoo als ze niet meent. Mama acts and says so strange sometimes ... so like she doesn't mean it. Maar... eigenlijk... is ze blij... weêr terug te zijn in haar akelige land... en in haar huis, in haar lieve gezellige huis... en bij haar kind, bij haar dot van een jongen! But... actually... she is happy... to be back in her grim country... and in her home, in her sweet cozy home... and with her child, with her dot of a boy!

En, haar arm slaande om zijn hals, viel haar hoofd tegen hem aan, en snikte zij, snikte zij luid op, zoodat Truitje, die binnen kwam, schrikte, maar toen, gewend aan vele en onvermijdelijke emotie, rustig maar de dessertborden voorzette. And, wrapping her arm around his neck, her head fell against him, and she sobbed, sobbed loudly, so that Truitje, who came in, was startled, but then, accustomed to many and inevitable emotions, quietly but put the dessert plates in front. Van der Welcke, verlegen, tikkelde met zijn mes. Ο Van der Welcke, ντροπαλός, χτύπησε το μαχαίρι του. Van der Welcke, shyly, tapped his knife.

- Waarom kunnen die twee toch niet beter met elkaâr overweg! - Γιατί αυτοί οι δύο δεν τα πάνε καλύτερα! - Why can't the two get along better with each other anyway! dacht Addy treurig, terwijl hij zijn moeder troostte en zachtjes klopte op den schouder... thought Addy mournfully, as he comforted his mother and gently patted the shoulder....