×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

Het heilige weten [part 2], Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 1

- Ja, zeide Paul, terwij hij Constance naliep uit hare eigene zitkamer - terwijl zij, het sleutelmandje in de hand, de trap nu afging met Marietje en Gerdy;... ja, ik schaam me niet het te zeggen: ik kom het nu eens buiten probeeren. Den Haag wordt zoo vuil, dat ik het er niet meer uithoû. Een stad, wat is dat vuil! Buiten, is het veel schooner... Wat dat betreft, hebben jullie het wel getroffen. Maar ik zoû nog wel zijn gebleven in Den Haag - ik BEN eigenlijk geen buitenmensch - als mijn juffrouw niet zoo oud werd, als ze niet telkens van meiden veranderde, als die meiden niet zoo onmogelijk slordig en vuil waren... Ze had den laatsten tijd zulke exemplaren, dat ik haar mijn kamers heb opgezegd... Veertien jaren woonde ik er al... Het is wel een heele verandering... Maar ik hield het er niet meer uit. Ik moest alles zelf onderhouden, en daar word ik te oud toe... Mijn waschtafel, ja die doe ik nog altijd zelf... Maar zie je, Constance, mijn bed opmaken - omdat de meid vuile handen had en mijn lakens eens naar uien stonken - zie je, dat kan men toch niet vergen van mij. Ik ben geen jong-mensch meer, ik ben zes-en-veertig. Ja... jullie, nichtjes, ondeugden, lach je ouden oom maar uit. Ik ben zes-en-veertig, zes-en-veertig. God, wat heb ik in die jaren niet een vuiligheid gezien... Met de jaren stapelt het vuil zich als een berg om je op: er is geen doorkomen aan. De politiek, de menschen, de dienstboden, de beddelakens, alles wat je eet, alles wat je doet, zegt, denkt, voelt... het is toch eigenlijk éen beestentroep... een walgelijke vuilnisboel... Het eenige, dat ik als reinheid heb gevonden in de wereld, het eenige, dat is muziek! O, wat is muziek rein...

- Paul, ik moet even naar de proviziekamer, en delibereeren met mijn keukenmeid, over de vuiligheid, die ik je van middag voor zal zetten, zei Constance, en de meisjes lachten.

- Goed, ik hinder je niet... Ik volg je wel. O wat is dat rein, muziek! ging hij voort, in de proviziekamer, terwijl de keukenmeid groote oogen opzette. Bij-voorbeeld, schilderen, wat is dat vuil: olieverf, terpentijn, een palet, penseelen, water: het is allemaal smerig. Beeldhouwen: klei, en natte doeken; litteratuur: wat is er gemeener vuil dan inkt, de zeeën van inkt, die een auteur verschrijft... maar muziek... dat is klank, dat is reinheid, dat is niets dan platonisme... O neen, sedert ze in Den Haag, op alle hoeken van de straten, urinoirs oprichten, kan IK er niet meer wonen...

- Paul... bestrafte Constance, maar hij begreep niet, in zijn hartstocht. Hoepel nu op, met de meisjes, en laat mij met Keetje alleen. De meid staat je verbaasd aan te gapen en hoort niets, van wat ik zeg... Keetje, luister nu naar mij... wat je moet maken voor het eten... en Paul... ajo... ga weg...

- Kom oom! zei Marietje. Keetje, hier in Driebergen, is niet gewend, dat we alles zoo vuil noemen.

- Keetje... die zoo trotsch op haar keuken is, niet waar Keetje? zeide Gerdy.

- Nou, zei Keetje. Ik geloof wel, dat meneer overdrijft...

- Overdrijven! stoof Paul op tegen de meid, rustig de vuisten op de heupen. Overdrijven... - Met schrobben kom je een heel eind ver, meneer. Alles goed onderhouden.

- En ik zeg je, voer Paul uit; dat alles vuil is, behalve muziek...

- En behalve mijn keuken! zei Keetje, beleedigd. Ik weet niet, wat meneer voor meiden gehad heeft. Maar wij, niet waar mevrouw, wij maken goed schoon... Nu ja, ouwe Mie is wel heel oud, maar mevrouw houdt haar maar aan uit goeiïgheid... en we hebben er een jonge helpster bij... maar vuil - zij schudde energiek het hoofd - vuil is het niet bij ons... ook al is het een heel oud huis... en al is het een groot gezin...

- Meisjes, Paul! riep Constance wanhopig. Ik heb geen tijd hier in mijn proviziekamer te redeneeren over het al of niet vuil zijn van de wereld of Keetje's keuken... Maak dat jullie wegkomt... En Keetje, luister naar mij en antwoord MIJ .

- Ja, mevrouw...

- Oom, kom meê! riep Gerdy. We zullen u Keetje's keuken toonen.

- Nou... die kan meneer gerust inspecteeren...! schoot Keetje voor het laatst nog een pijl af.

De meisjes sleepten oom Paul meê naar de keuken, en Adèletje kwam er bij en zelfs Marietje Van Saetzema, en het was in de keuken een heele vroolijkheid, omdat Paul de pannen een voor een bezag.

- Maar kijk oom... ze blinken als zilver en goud.

- Nu, we KUNNEN er van middag ons maal wel uit hebben... Maar kinderen, muziek, muziek, is de eenige reinheid van de wereld!

- Als ze maar niet valsch is...

- Natuurlijk, ze moet zuiver zijn... Is hier een goede piano...

- Ja oom, Mathilde heeft de hare boven, en hier in de serre is de mijne, zei Gerdy. Ik ben de eenige, die speelt.

Paul zette zich, sloeg aan akkoorden.

- De klank is vrij zuiver... Muziek, muziek...

En hij speelde. Hij speelde Wotans Afscheid en daarna de Feuerzauber... Hij speelde heel mooi, uit zijn hoofd: zijn bleeke, smalle trekken bezielden... zijn lange vingers trilden... zijn oogen vlamden op. Uit de serre luisterde de oude moeder, hoorde alleen een vloeiïng van klank, weldadig. Aan haar voeten luisterde spelende Klaasje... Mathilde kwam van boven; en na haar kwam Guy, zijn boeken verlatende. Paul speelde, hij speelde door... hij had ze allen vergeten... Plotseling brak hij af, zeide brusk:

- Je moet niet denken, dat ik onvoorwaardelijk een Wagnervereerder ben. Zijn muziek is heerlijk; zijn poëzie is naïef, kinderlijk en slecht; zijn filozofie is hoogst gebrekkig en erg vaag Duitsch... Bewijzen, je wil bewijzen... Neem Rheingold... wat een goden, zonder reine kracht of reine pit in hun gemeene dievenzielen, hun inbrekerszielen vol vuiligheid... Is dàt het begin van de wereld... Neen, een wereldbegin is reiner... En zoo kinderlijk naïef... de wereldschat, het goud, het zuivere goud bewaakt door drie vuile Nixen, met haren vol zeewier, en die dadelijk, als ze een dwerg zien, gaan ginnegappen en gekheid maken... Zijn dat reine bewaaksters van het reine goud? Maar de muziek alléen, de klankreinheid... o in de klankreinheid is hij een meester...

En hij speelde het voorspel van Rheingold: hij speelde het twee malen achter een. Plotseling weêr brak hij af:

- O, Gerdy, wat is je piano stoffig... Worden de toetsen nooit afgeveegd... Waar kan ik mijn handen wasschen...

- Beste oom, toe nu, speel door. - Met vingers, grauw van de stof...? Neen, hoor, Keetje's pannen blinken als zilver of goud, maar je piano is een klankbord van vuiligheid. Waar kan ik mijn handen wasschen...

- Hier aan het fonteintje...

Zij voerde hem door de gang.

- Zoek me eerst dan een schoonen handdoek.

- De handdoek is schoon, meneer, zei Truitje, die juist ging voorbij.

- Neen, ik wil een handdoek, zoo uit de wasch, en nog gevouwen in reine plooien...

En het was een groote vroolijkheid: Marietje zocht naar Constance, om de sleutels van de linnenkast.

- Je komt dus hier wonen, zei Van der Welcke, beneden gekomen, terwijl Paul zijn handen waschte.

- Ja, het was plotseling een onwederstaanbare drang in me... te verhuizen naar Driebergen toe. Ik was in Den Haag wat eenzaam, bekende hij. Ik word al oud en eenzaam. En buiten is het schooner, de lucht is minder bezwangerd, hoewel ik het nu niet tref met dien dooi. De weg was een plas modder. Maar ik heb twee frissche kamers gevonden, in een villa... Het is vreemd, ik had nooit gedacht, dat ik, en nog wel 's winters, te Driebergen zoû komen wonen...

Hij bezag zijn nu schoone handen.

- Verbeeld je, zeide hij; als er geen water meer zoû zijn. Ik was den volgenden dag dood.

Paul, waarlijk, vroolijkte op. Hij was veel over den vloer, hij kwam al heel spoedig iederen avond eten, en, omdat hij scrupules had, dat hij zoo klap liep op Van der Welcke's middagtafel, gaf hij mooie cadeaux, om, als hij zeide, zijn klaploopen goed te maken, zoodat het hem duurder uitkwam, dan wanneer hij iederen middag thuis was blijven eten. Hij bestelde mooie vruchten uit Den Haag, mooie bloemen; op Van der Welcke's verjaardag bood hij hem een bezending champagne aan; op Constance's verjaardag karavanen-thee, omdat hij zoo iederen middag kwam afternoon-tea mede drinken. Zoo droeg hij rijkelijk meê tot het huishouden, en had nu geen scrupules meer. Hij vroolijkte veel op, na zijn laatste eenzame jaren, sprak veel, druk, filozofeerde, speelde Wagner, en zelfs Mathilde vond in hem een aangename afwisseling, een element ook van Haagschheid.

Als Constance hem bestrafte, en zeide:

- Paul, ik wil niet, dat je telkens van die dure vruchten uit Den Haag bestelt, antwoordde hij:

- Beste Constance, ik spaar de vruchten op mijn dassen uit, want mijn coquetterie slijt langzamerhand af...

's Avonds, in de groote huiskamer, ruischte, - terwijl de wind woei om het huis, de tric-trac-dobbelsteenen hard vielen neêr, de kaarten bont en poppig wisselden in de handen van de spelers, - Pauls spel als een nieuw geluid, verjagend de grauwe melancholieën, neêrtinkelend in muziekzilveren verdruppeling. Hij speelde alles uit het hoofd, en het eenige, dat zijn aandachtige hoorders niet konden uitstaan, was zijn plotseling afbreken in de heerlijkste passages om een filozofische stelling te verdedigen, die op dat oogenblik niemand lust had aan te vallen, waarmeê iedereen het eens was, op dit moment. Toch, trots zijn spel en zijn nieuwe vroolijkheid, voelde hij zich oud, eenzaam, en doelloos. Had hij een oogenblik gelegenheid rustig met Constance te praten - zonder haar te behoeven na te loopen de trappen af, naar de provizie-kamer, dan zeide hij weemoedig:

- Ik? Ik ben een oude vrijer. Een oude jongenheer. Ik ben het type van een ouden vrijer... - Je moest nog trouwen, Paul...

Hij schrikte hevig.

- Constance, zeide hij. Als je ooit moeite doet om me te lijmen, verdwijn ik en je ziet me nooit meer terug... Waar zoû ik een vrouw vinden, die zoo netjes was als ik... Daarbij, ik ben zoo moeilijk, dat het arme kind geen leven zoû hebben... Soms, ja soms maak ik me wel eens de illuzie: te trouwen... met een heel jong meisje... dat op te voeden in mijn ideeën, in mijn filozofie, ideeën en filozofie van reinheid - waarin de hoogste is de idee van reinheid in ziel en leven...

- Een echt oude-vrijersidee, Paul: een heel jong meisje te trouwen... dat op te voeden in jou ideeën. Een flinke vrouw van dertig, of in de dertig, dat zoû wat anders zijn.

- Zoo oud!? riep Paul uit.

- Een vrouw van dertig is niet oud, voor een man van zes-en-veertig...

- Neen Constance, doe maar geen moeite... Trouwen, het is iets vreeslijks. Neen, het is goed, dat ik nooit ben getrouwd. Maar eenzaam... is het me wel soms. Ik ben maar blij, dat ik hier ben komen wonen... Het wordt bij jullie nu: het familie-tafereel... Arme mama, tòch kent ze me goed... Maar ze denkt, dat ik heel, heel jong nog ben... Ja, bij jullie is het nu het familie-tafereel, niet Zondag-'s avonds, maar de heele week door... Nu ik oud word, voel ik me pastoraler worden, dan ik vroeger was. Herinner je hoe ik schold op familie, en familie-liefde nieerde, en hoe goeie Gerrit dan boos kon worden... Nu, nu word ik erg idylliesch en verlang ik naar de woestijnfamilie heel atavistiesch terug... Ik ben blij, dat je huis een centrum is voor de familie, Constance... Er is anders zoo niets, dat ons meer samenhoudt. O, het is melancholiek, zoo oud te worden, alleen, alleen als ik ben... Wat heb ik? Ik heb niets... Neen, bij jullie ben ik, ten minste, nog een soort van erfoom voor de kinderen: ieder van de neefjes en nichtjes laat ik nog wel een dubbeltje na... Ik zal er eens met den notaris over spreken... Veel zal het niet voor ze zijn, maar ze kunnen van mijn erfenis nog wel een pendule koopen, of een ander ornament voor hun schoorsteen... En jullie oude vriend Brauws is terug in Den Haag, dat weet je... Zoo, wist je het niet... Heeft hij niets van zich laten hooren... Dan zal hij het wel gauw doen... Ik heb hem verleden ontmoet: de man is oud geworden... Hij had vroeger al een oud gezicht: rimpels, die moet je verzorgen, masseeren... Ik masseerde de mijne vroeger: maar nu niet meer: mijn coquetterie is weg... Zie je: ik draag altijd de zelfde das... Ik ben gehecht aan deze das. Ik laat hem nu en dan uitstoomen, dan blijft hij zindelijk... Het is een mooie das, maar ik heb er niet meer zoo een collectie van... Ja, in Den Haag hangt de familie elkaâr niet meer aan... Karel en Cateau doen nog altijd niets anders dan lekker met hun beidjes eten... Jàren lang hebben ze nu al niets anders gedaan dan lekker met elkaâr eten... God, God, wat een vuile menschen, om dàarin je geluk te zoeken! Saetzema en Adolfine, dat is treurig: jullie zijn heel lief voor Marietje geweest... Otto en Francis hebben nu een troep kinderen, en die goede Louise zorgt voor ze, terwijl Francis haar den eenen dag een scene maakt, en haar den anderen dag in een groote emotie omhelst, met tranen als tuiten... Dat gaat ook al zoo jaren door... Ja, de jaren, de jaren gaan door. Ik? Ik hield het niet meer uit, vooral met die sloven van meiden, die mijn juffrouw den laatsten tijd had... Ik smachtte naar reinheid en... naar familie. Het is een teeken, dat ik heel oud word, Constance. MIJN kindschheid kenschetst zich door dat idylliesch verlangen... Nu dompel ik me hier bij jullie allen, met wellust, in familie-teederheid. Gelukkig, jullie kibbelen niet, en jij zelfs niet meer met je man. Het is de gouden eeuw geworden.


Hoofdstuk 1 Chapter 1

- Ja, zeide Paul, terwij hij Constance naliep uit hare eigene zitkamer - terwijl zij, het sleutelmandje in de hand, de trap nu afging met Marietje en Gerdy;... ja, ik schaam me niet het te zeggen: ik kom het nu eens buiten probeeren. 'Yes,' said Paul, as he followed Constance from her own sitting-room--while, with the basket of keys in her hand, she went down the stairs with Marietje and Gerdy; ... yes, I'm not ashamed to say it: I'm coming now. try it outside. "Evet," dedi Paul, Constance'ın peşinden kendi oturma odasından çıkarken, "o şimdi elinde anahtar sepeti, Marietje ve Gerdy ile birlikte merdivenlerden aşağı inerken;... evet, söylemekten utanmıyorum. o: şimdi geliyorum dışarıyı dene. Den Haag wordt zoo vuil, dat ik het er niet meer uithoû. The Hague is getting so dirty that I can't stand it anymore. Lahey o kadar kirleniyor ki artık dayanamıyorum. Een stad, wat is dat vuil! A city, how dirty that is! Buiten, is het veel schooner... Wat dat betreft, hebben jullie het wel getroffen. Outside, it's much cleaner... In that regard, you've been lucky. Dışarısı çok daha temiz... Bu açıdan şanslısınız. Maar ik zoû nog wel zijn gebleven in Den Haag - ik BEN eigenlijk geen buitenmensch - als mijn juffrouw niet zoo oud werd, als ze niet telkens van meiden veranderde, als die meiden niet zoo onmogelijk slordig en vuil waren... Ze had den laatsten tijd zulke exemplaren, dat ik haar mijn kamers heb opgezegd... Veertien jaren woonde ik er al... Het is wel een heele verandering... Maar ik hield het er niet meer uit. But I would have stayed in The Hague - I'm not really an outsider - if my lady hadn't got so old, if she didn't change girls every time, if those girls weren't so impossibly sloppy and dirty... She had the last time such copies that I gave her my rooms... I lived there for fourteen years... It's quite a change... But I couldn't stand it anymore. Ik moest       alles zelf onderhouden, en daar word ik te oud toe... Mijn waschtafel, ja die doe ik nog altijd zelf... Maar zie je, Constance, mijn bed opmaken - omdat de meid vuile handen had en mijn lakens eens naar uien stonken - zie je, dat kan men toch niet vergen van mij. I had to maintain everything myself, and I'm getting too old for that... My washbasin, yes I still do it myself... But you see, Constance, making my bed - because the maid had dirty hands and my sheets onions stank - you see, one can't ask that of me. Ik ben geen jong-mensch meer, ik ben zes-en-veertig. I am no longer a young man, I am forty-six. Ja... jullie, nichtjes, ondeugden, lach je ouden oom maar uit. Yes... you nieces, vices, laugh at your old uncle. Ik ben zes-en-veertig, zes-en-veertig. God, wat heb ik in die jaren niet een vuiligheid gezien... Met de jaren stapelt het vuil zich als een berg om je op: er is geen doorkomen aan. God, what filth I have not seen in those years... With the years the filth piles up around you like a mountain: there is no getting through. De politiek, de menschen, de dienstboden, de beddelakens, alles wat je eet, alles wat je doet, zegt, denkt, voelt... het is toch eigenlijk éen beestentroep... een walgelijke vuilnisboel... Het eenige, dat ik als reinheid heb gevonden in de wereld, het eenige, dat is muziek! The politics, the people, the servants, the bed sheets, everything you eat, everything you do, say, think, feel ... it is really a pack of animals ... a disgusting rubbish ... The only thing that I if I have found purity in the world, the only thing is music! O, wat is muziek rein...

- Paul, ik moet even naar de proviziekamer, en delibereeren met mijn keukenmeid, over de vuiligheid, die ik je van middag voor zal zetten, zei Constance, en de meisjes lachten. "Paul, I must go to the pantry and discuss with my kitchen maid about the filth I will put before you this afternoon," said Constance, and the girls laughed.

- Goed, ik hinder je niet... Ik volg je wel. O wat is dat rein, muziek! ging hij voort, in       de proviziekamer, terwijl de keukenmeid groote oogen opzette. he continued, into the pantry, while the cook's eyes widened. Bij-voorbeeld, schilderen, wat is dat vuil: olieverf, terpentijn, een palet, penseelen, water: het is allemaal smerig. For example, painting, what is that dirt: oil paint, turpentine, a palette, brushes, water: it is all filthy. Beeldhouwen: klei, en natte doeken; litteratuur: wat is er gemeener vuil dan inkt, de zeeën van inkt, die een auteur verschrijft... maar muziek... dat is klank, dat is reinheid, dat is niets dan platonisme... O neen, sedert ze in Den Haag, op alle hoeken van de straten, urinoirs oprichten, kan IK er niet meer wonen... Sculpting: clay, and wet cloths; literature: what could be more vile than ink, the seas of ink that an author writes... but music... that is sound, that is purity, that is nothing but Platonism... Oh no, since they Haag, erect urinals on every corner of the streets, I can no longer live there...

- Paul... bestrafte Constance, maar hij begreep niet, in zijn hartstocht. - Paul... rebuked Constance, but he did not understand, in his passion. Hoepel nu op, met de meisjes, en laat mij met Keetje alleen. Now get out of here with the girls, and leave me alone with Keetje. De meid staat je verbaasd aan te gapen en hoort niets, van wat ik zeg... Keetje, luister nu naar mij... wat je moet maken voor het eten... en Paul... ajo... ga weg... The maid stares at you in surprise and hears nothing of what I say... Keetje, now listen to me... what to make for dinner... and Paul... ajo... go away. ..

- Kom oom! zei Marietje. Keetje, hier in Driebergen, is niet gewend, dat we alles zoo vuil noemen. Keetje, here in Driebergen, is not used to us calling everything so dirty.

- Keetje... die zoo trotsch op haar keuken is, niet waar Keetje? - Keetje ... who is so proud of her kitchen, isn't she, Keetje? zeide Gerdy.

- Nou, zei Keetje. Ik geloof wel, dat meneer overdrijft...

- Overdrijven! stoof Paul op tegen de meid, rustig de vuisten op de heupen. Paul rushed up to the maid, fists resting on hips. Overdrijven...       - Met schrobben kom je een heel eind ver, meneer. Exaggerating... - Scrubbing goes a long way, sir. Alles goed onderhouden. Everything well maintained.

- En ik zeg je, voer Paul uit; dat alles vuil is, behalve muziek... - And I tell you, perform Paul; that everything is dirty except music...

- En behalve mijn keuken! zei Keetje, beleedigd. said Keetje, offended. Ik weet niet, wat meneer voor meiden gehad heeft. Maar wij, niet waar mevrouw, wij maken goed schoon... Nu ja, ouwe Mie is wel heel oud, maar mevrouw houdt haar maar aan uit goeiïgheid... en we hebben er een jonge helpster bij... maar vuil - zij schudde energiek het hoofd - vuil is het niet bij ons... ook al is het een heel oud huis... en al is het een groot gezin... But we, aren't we, madam, we clean well... Well, old Mie is very old, but madam keeps her on out of goodness... and we have a young assistant... but dirty - she shook head energetically - it's not dirty with us... even if it's a very old house... and if it's a big family...

- Meisjes, Paul! riep Constance wanhopig. Ik heb geen tijd hier in mijn proviziekamer te redeneeren over het al of niet vuil zijn van de wereld of Keetje's keuken... Maak dat jullie wegkomt... En Keetje, luister naar mij en antwoord MIJ . I don't have time here in my pantry to reason about whether or not the world or Keetje's kitchen is dirty... Get out of here... And Keetje, listen to me and answer ME.

- Ja, mevrouw...

- Oom, kom meê! riep Gerdy. We zullen u Keetje's keuken toonen.

- Nou... die kan meneer gerust inspecteeren...! - Well... you can inspect it, sir...! schoot Keetje voor het laatst nog een pijl af. Keetje shot an arrow for the last time.

De meisjes sleepten oom Paul meê naar de       keuken, en Adèletje kwam er bij en zelfs Marietje Van Saetzema, en het was in de keuken een heele vroolijkheid, omdat Paul de pannen een voor een bezag. The girls dragged Uncle Paul into the kitchen, and Adèletje joined them, and even Marietje Van Saetzema, and it was a great joy in the kitchen because Paul looked at the pans one by one.

- Maar kijk oom... ze blinken als zilver en goud. - But look uncle... they shine like silver and gold.

- Nu, we KUNNEN er van middag ons maal wel uit hebben... Maar kinderen, muziek, muziek, is de eenige reinheid van de wereld!

- Als ze maar niet valsch is...

- Natuurlijk, ze moet zuiver zijn... Is hier een goede piano...

- Ja oom, Mathilde heeft de hare boven, en hier in de serre is de mijne, zei Gerdy. Ik ben de eenige, die speelt.

Paul zette zich, sloeg aan akkoorden. Paul sat down, struck chords.

- De klank is vrij zuiver... Muziek, muziek...

En hij speelde. Hij speelde Wotans Afscheid en daarna de Feuerzauber... Hij speelde heel mooi, uit zijn hoofd: zijn bleeke, smalle trekken bezielden... zijn lange vingers trilden... zijn oogen vlamden op. He played Wotan's Farewell and then the Feuerzauber... He played very beautifully, from memory: his pale, narrow features animated... his long fingers trembled... his eyes flared. Uit de serre luisterde de oude moeder, hoorde alleen een vloeiïng van klank, weldadig. From the conservatory the old mother listened, heard only a flow of sound, beneficent. Aan haar voeten luisterde spelende Klaasje... Mathilde kwam van boven; en na haar kwam Guy, zijn boeken verlatende. Playing Klaasje listened at her feet... Mathilde came from above; and after her came Guy, leaving his books. Paul speelde, hij speelde door... hij had ze allen vergeten... Plotseling brak hij af, zeide brusk: Paul played, he played on... he had forgotten them all... Suddenly he broke off, said brusquely:

- Je moet niet denken, dat ik onvoorwaardelijk een Wagnervereerder ben. - You mustn't think I'm unconditionally a Wagner worshipper. Zijn muziek is heerlijk; zijn poëzie is naïef, kinderlijk en slecht; zijn filozofie is hoogst gebrekkig en erg vaag Duitsch... Bewijzen, je wil bewijzen... Neem Rheingold... wat een goden, zonder reine kracht of reine pit in hun gemeene dievenzielen, hun inbrekerszielen vol vuiligheid... Is dàt het begin van de wereld... Neen, een wereldbegin is reiner... En zoo kinderlijk naïef... de wereldschat, het goud, het zuivere goud bewaakt door drie vuile Nixen, met haren vol zeewier, en die dadelijk, als ze een dwerg zien, gaan ginnegappen en gekheid maken... Zijn dat reine bewaaksters van het reine goud? His music is delightful; his poetry is naive, childish and evil; his philosophy is highly flawed and very vaguely German... Prove, you want to prove... Take Rheingold... what gods, without pure strength or pure grit in their vile thief souls, their burglar souls full of filth... Is that it? beginning of the world... Nay, a world beginning is purer... And so childishly naive... the world's treasure, the gold, the pure gold guarded by three filthy Nixes, with hair full of seaweed, and who immediately, when they see a see a dwarf, go and giggle and make fun of... Are they pure guardians of the pure gold? Maar de muziek alléen, de klankreinheid... o in de klankreinheid is hij een meester... But the music alone, the purity of sound.... O in the purity of sound he is a master....

En hij speelde het voorspel van Rheingold: hij speelde het twee malen achter een. And he played the prelude to Rheingold: he played it twice after one. Plotseling weêr brak hij af:

- O, Gerdy, wat is je piano stoffig... Worden de toetsen nooit afgeveegd... Waar kan ik mijn handen wasschen...

- Beste oom, toe nu, speel door. - Met vingers, grauw van de stof...? - With fingers, gray with dust...? Neen, hoor, Keetje's pannen blinken als zilver of goud, maar je piano is een klankbord van vuiligheid. No, Keetje's pans shine like silver or gold, but your piano is a sounding board of filth. Waar kan ik mijn handen wasschen...

- Hier aan het fonteintje... - Here at the fountain...

Zij voerde hem door de gang. She led him down the hall.

- Zoek me eerst dan een schoonen handdoek. - Then find me a clean towel first.

- De handdoek is schoon, meneer, zei Truitje, die juist ging voorbij.

- Neen, ik wil een handdoek, zoo uit de wasch, en nog gevouwen in reine plooien... "No, I want a towel, straight out of the wash, and still folded in clean folds...

En het was een groote vroolijkheid: Marietje zocht naar Constance, om de sleutels van de linnenkast.

- Je komt dus hier wonen, zei Van der Welcke, beneden gekomen, terwijl Paul zijn handen waschte.

- Ja, het was plotseling een onwederstaanbare drang in me... te verhuizen naar Driebergen toe. Ik was in Den Haag wat eenzaam, bekende hij. Ik word al oud en eenzaam. En buiten is het schooner, de lucht is minder bezwangerd, hoewel ik het nu niet tref met dien dooi. De weg was een plas modder. The road was a puddle of mud. Maar ik heb twee frissche kamers gevonden, in een villa... Het is vreemd, ik had nooit gedacht,       dat ik, en nog wel 's winters, te Driebergen zoû komen wonen...

Hij bezag zijn nu schoone handen. He looked at his now clean hands.

- Verbeeld je, zeide hij; als er geen water meer zoû zijn. - Imagine, he said; when there is no more water. Ik was den volgenden dag dood.

Paul, waarlijk, vroolijkte op. Paul, verily, cheered up. Hij was veel over den vloer, hij kwam al heel spoedig iederen avond eten, en, omdat hij scrupules had, dat hij zoo klap liep op Van der Welcke's middagtafel, gaf hij mooie cadeaux, om, als hij zeide, zijn klaploopen goed te maken, zoodat het hem duurder uitkwam, dan wanneer hij iederen middag thuis was blijven eten. He spent a lot of time on the floor, he soon came to dinner every evening, and, because he had scruples that he had such a bad run on Van der Welcke's lunch table, he gave nice presents to make up for, if he said, so that it was more expensive for him than if he had stayed home every afternoon for dinner. Hij bestelde mooie vruchten uit Den Haag, mooie bloemen; op Van der Welcke's verjaardag bood hij hem een bezending champagne aan; op Constance's verjaardag karavanen-thee, omdat hij zoo iederen middag kwam afternoon-tea mede drinken. He ordered beautiful fruits from The Hague, beautiful flowers; on Van der Welcke's birthday he offered him a shipment of champagne; caravan tea on Constance's birthday, because he came every afternoon to join in for afternoon tea. Zoo droeg hij rijkelijk meê tot het huishouden, en had nu geen scrupules meer. Hij vroolijkte veel op, na zijn laatste eenzame jaren, sprak veel, druk, filozofeerde, speelde Wagner, en zelfs Mathilde vond in hem een aangename afwisseling, een element ook van Haagschheid. He cheered up a lot after his last lonely years, spoke a lot, was busy, philosophers, played Wagner, and even Mathilde found in him a pleasant variety, an element of Haagschheid.

Als Constance hem bestrafte, en zeide: If Constance rebuked him, and said:

- Paul, ik wil niet, dat je telkens van die       dure vruchten uit Den Haag bestelt, antwoordde hij: "Paul, I don't want you to keep ordering those expensive fruits from The Hague," he replied:

- Beste Constance, ik spaar de vruchten op mijn dassen uit, want mijn coquetterie slijt langzamerhand af... My dear Constance, I am saving the fruits on my ties, because my coquetry is gradually wearing off...

's Avonds, in de groote huiskamer, ruischte, - terwijl de wind woei om het huis, de tric-trac-dobbelsteenen hard vielen neêr, de kaarten bont en poppig wisselden in de handen van de spelers, - Pauls spel als een nieuw geluid, verjagend de grauwe melancholieën, neêrtinkelend in muziekzilveren verdruppeling. In the evening, in the great living-room,--while the wind blew about the house, the tric-trac dice fell hard, the cards changed bright and pop in the hands of the players--Paul's playing like a new sound , chasing away the gray melancholy, tinkling down in musical silver dripping. Hij speelde alles uit het hoofd, en het eenige, dat zijn aandachtige hoorders niet konden uitstaan, was zijn plotseling afbreken in de heerlijkste passages om een filozofische stelling te verdedigen, die op dat oogenblik niemand lust had aan te vallen, waarmeê iedereen het eens was, op dit moment. He played it all by heart, and the only thing that his attentive hearers couldn't stand was his sudden breaking off in the most glorious passages to defend a philosophic proposition which no one at the time was in the mood to attack, with which everyone agreed. , at this time. Toch, trots zijn spel en zijn nieuwe vroolijkheid, voelde hij zich oud, eenzaam, en doelloos. Had hij een oogenblik gelegenheid rustig met Constance te praten - zonder haar te behoeven na te loopen de trappen af, naar de provizie-kamer, dan zeide hij weemoedig: If he had an opportunity to talk quietly with Constance for a moment—without having to follow her down the stairs to the pantry—he said wistfully:

- Ik? Ik ben een oude vrijer. I'm an old suitor. Een oude jongenheer. An old boy gentleman. Ik ben het type van een ouden vrijer...       - Je moest nog trouwen, Paul...

Hij schrikte hevig. He was terribly scared.

- Constance, zeide hij. Als je ooit moeite doet om me te lijmen, verdwijn ik en je ziet me nooit meer terug... Waar zoû ik een vrouw vinden, die zoo netjes was als ik... Daarbij, ik ben zoo moeilijk, dat het arme kind geen leven zoû hebben... Soms, ja soms maak ik me wel eens de illuzie: te trouwen... met een heel jong meisje... dat op te voeden in mijn ideeën, in mijn filozofie, ideeën en filozofie van reinheid - waarin de hoogste is de idee van reinheid in ziel en leven... If you ever bother to glue me, I'll disappear and you'll never see me again... Where could I find a woman as neat as I... Besides, I'm so hard that the poor child won't would have life... Sometimes, yes sometimes I have the illusion: to marry... to a very young girl... to educate it in my ideas, in my philosophy, ideas and philosophy of purity - in which the highest is the idea of purity in soul and life...

- Een echt oude-vrijersidee, Paul: een heel jong meisje te trouwen... dat op te voeden in jou ideeën. - A real old suitor idea, Paul: to marry a very young girl... to raise that in your ideas. Een flinke vrouw van dertig, of in de dertig, dat zoû wat anders zijn. A good-looking woman in her thirties, or in her thirties, that would be something else.

- Zoo oud!? riep Paul uit.

- Een vrouw van dertig is niet oud, voor een man van zes-en-veertig...

- Neen Constance, doe maar geen moeite... Trouwen, het is iets vreeslijks. - No, Constance, don't bother... Getting married, it's a terrible thing. Neen, het is goed, dat ik nooit ben getrouwd. Maar eenzaam... is het me wel soms. Ik ben maar blij, dat ik hier ben komen wonen... Het wordt bij jullie nu: het familie-tafereel... Arme mama, tòch kent ze me goed... Maar ze       denkt, dat ik heel, heel jong nog ben... Ja, bij jullie is het nu het familie-tafereel, niet Zondag-'s avonds, maar de heele week door... Nu ik oud word, voel ik me pastoraler worden, dan ik vroeger was. I'm just glad I came to live here... It's going to be with you now: the family scene... Poor mama, she still knows me well... But she thinks I'm very, very young ... Yes, with you it is now the family scene, not Sunday evenings, but throughout the week... Now that I am getting old, I feel myself becoming more pastoral than I was before. Herinner je hoe ik schold op familie, en familie-liefde nieerde, en hoe goeie Gerrit dan boos kon worden... Nu, nu word ik erg idylliesch en verlang ik naar de woestijnfamilie heel atavistiesch terug... Ik ben blij, dat je huis een centrum is voor de familie, Constance... Er is anders zoo niets, dat ons meer samenhoudt. Remember how I cursed at family, and denied family love, and how good Gerrit could get angry then... Now, now I'm becoming very idyllic and longing for the desert family back very atavistically... I'm glad you house is a center for the family, Constance... There is nothing else like this that keeps us together anymore. O, het is melancholiek, zoo oud te worden, alleen, alleen als ik ben... Wat heb ik? Ik heb niets... Neen, bij jullie ben ik, ten minste, nog een soort van erfoom voor de kinderen: ieder van de neefjes en nichtjes laat ik nog wel een dubbeltje na... Ik zal er eens met den notaris over spreken... Veel zal het niet voor ze zijn, maar ze kunnen van mijn erfenis nog wel een pendule koopen, of een ander ornament voor hun schoorsteen... En jullie oude vriend Brauws is terug in Den Haag, dat weet je... Zoo, wist je het niet... Heeft hij niets van zich laten hooren... Dan zal hij het wel gauw doen... Ik heb hem verleden ontmoet: de man is oud geworden... Hij had vroeger al een       oud gezicht: rimpels, die moet je verzorgen, masseeren... Ik masseerde de mijne vroeger: maar nu niet meer: mijn coquetterie is weg... Zie je: ik draag altijd de zelfde das... Ik ben gehecht aan deze das. I have nothing... No, with you I am, at least, still a kind of heir to the children: I will leave each of the nephews and nieces a dime... I'll talk to the notary about it. ... It won't be much for them, but they can still buy a mantel clock from my inheritance, or another ornament for their chimney... And your old friend Brauws is back in The Hague, you know that... Well, didn't you know... If he didn't say anything... Then he'll do it soon... I met him in the past: the man has grown old... He used to have an old face : wrinkles, you have to take care of them, massage... I used to massage mine: but not anymore: my coquetry is gone... You see: I always wear the same tie... I am attached to this tie. Ik laat hem nu en dan uitstoomen, dan blijft hij zindelijk... Het is een mooie das, maar ik heb er niet meer zoo een collectie van... Ja, in Den Haag hangt de familie elkaâr niet meer aan... Karel en Cateau doen nog altijd niets anders dan lekker met hun beidjes eten... Jàren lang hebben ze nu al niets anders gedaan dan lekker met elkaâr eten... God, God, wat een vuile menschen, om dàarin je geluk te zoeken! Saetzema en Adolfine, dat is treurig: jullie zijn heel lief voor Marietje geweest... Otto en Francis hebben nu een troep kinderen, en die goede Louise zorgt voor ze, terwijl Francis haar den eenen dag een scene maakt, en haar den anderen dag in een groote emotie omhelst, met tranen als tuiten... Dat gaat ook al zoo jaren door... Ja, de jaren, de jaren gaan door. Saetzema and Adolphine, that is sad: you have been very kind to Marietje... Otto and Francis now have a group of children, and good Louise takes care of them, while Francis makes a scene one day, and her the next. in great emotion, with tears like spouts... That has been going on for years too... Yes, the years, the years go on. Ik? Ik hield het niet meer uit, vooral met die sloven van meiden, die mijn juffrouw den laatsten tijd had... Ik smachtte naar reinheid en... naar familie. I couldn't stand it any longer, especially with those maiden rompers my missus had lately... I yearned for cleanliness and... for family. Het is een teeken, dat ik heel oud word, Constance. It's a sign that I'm getting very old, Constance. MIJN kindschheid kenschetst       zich door dat idylliesch verlangen... Nu dompel ik me hier bij jullie allen, met wellust, in familie-teederheid. MY childhood is characterized by that idyllic longing... Now I immerse myself here with all of you, with lust, in family tenderness. Gelukkig, jullie kibbelen niet, en jij zelfs niet meer met je man. Luckily, you two aren't bickering, and you aren't even with your husband anymore. Het is de gouden eeuw geworden.