×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.

image

Zielenschemering [part 2], Hoofdstuk 18

Hoofdstuk 18

O, wat schemerde het, o wat schemerde het! Nu was het donker geworden en duister geheel, en het vuur in den haard stierf uit in de donkerende, duisterende kamer... Maar waarvoor het op te gloeien: bleef het niet altijd kil en koud, ook al laaide het nog zoo hoog op... Waarvoor lampen op te steken: schemerde het niet iederen dag dichter en grauwer, of het morgen was of avond... Gloorde zelfs de blonde dageraad niet vager en vager door den dichten schemermist heen... Een suffe, zwakke man... Was het om dàt te worden, dat hij verborgen had heel zijn leven de eigenlijkheid van zijn ziel en zijn lichaam... Was hij niet de broêr van Ernst... Was hij de broêr van Ernst niet altijd geweest... ook al had het altijd anders geschenen... Waren zij niet uit het zelfde bloed, en waren zij, broêrs, niet uit de zelfde ziel, de zelfde ziel, die schemerde! Schemerde het niet om hen allen nu met de grauwheid van het kleine leven... Zoû het ooit zoo later schemeren gaan om zijn eigen blonden dageraad: zijn kinderen, zij ook uit éen ziel... Als het niet schemerde met de jaren... als daarginds... om mama - hij zag haar zitten -, schemerde het dan van verdriet en moêheid en eenzaamheid - als daarginds... niet om Bertha... Schemerde het niet, trots hun jeugd, om Paul en om Dorine... Was het niet om Ernst geweest als een nàcht, ook al trad hij nu buiten het duister... in schemering terug, die hen àllen omringde... Was het hun schuld of die van hun leven... het kleine leven van kleine zielen... Was de schemering uit het bloed, dat verarmde... of om het leven, dat verkleinde... Zouden zij nooit door de schemering heen zien de dageraadwijde verschieten, waar toch het leven ruim van moest zijn... en zouden zij er noóit heen streven... Zouden zijn kinderen er noóit heen streven... Zouden zij niet uitstralen hun blonde zonnelicht naar het gróote leven en zouden zij niet gróote zielen groeien... Zoû het schemeren... schemeren... schemeren... ook later om hèn heen... tot misschien... de heel groote dingen des levens donderen en weêrlichten zouden onverwachts voor hen uit en hen zouden verpletteren en verblinden... omdat zij niet geleerd hadden in het licht te zien...

Hij poogde zich te herinneren gedachten van vroeger... maar ze schoten vooruit, als gevleugelde ironieën. Alleen wist hij, dat het werd als éen nacht, als een groote Nacht om hen allen heen, onder de grauweluchten van hun winter... Alleen wist hij, dat het nevelde om hen allen heen, totdat het werd het pikzwarte duister... het duister van ouderdom - het duister van smart... het duister van sceptiesch egoïsme... het duister van levensonwetendheid... alle de zware duisternissen, die schemerden om kleine zielen... Tot het bij Ernst geworden was de duistere droom... waaruit hij nu trad... Zij noemden dat genezen... Zij meenden, dat hij zoude genezen... O, wat schemerde het, wat schemerde het, en wat was hun noodlot een zware lucht, een immensiteit van zware luchten, donkerende boven hun atomenkleinte... Hij, ja, hij zoû beter worden... Maanden misschien zoû het nog duren en dàn zoû hij zijn dienst hervatten als een oude, suffe, geknakte man, in-ziek van zijn kinderjaren onder den schijn van spierkracht, tot éen zware ziekte was voldoende geweest, om hem oud-suf te knakken voor héel zijn verdere leven... Ja, hij zoû beter worden... Maar het zoû niet meer noodig zijn bulderen te doen zijn stem, ruw zijn gebaar te bruskeeren - sterk te doen, krachtig en ruw - want zién zouden zij allen toch zijn treurige vertooning, dan. Sjokken zoû hij voort door het kleine, duisterende leven, tot het duisteren zoû om hèm heen... als het nu duisterde om zijn moeder - en... en... zijn kinderen zouden in hem niet meer herkennen - nooit meer - hun vader van vroeger, die met hen ravotte, en die vulde geheel het huis met àl de bewegelijkheid van zijn gezonde leven... Het was gedaan: voor zijn leven, gedaan...

Het was gedaan. In de kamer, die kil en duister werd, spookte het zwart tot hem, dat het was gedaan. Heel kalm maakte het hem bijna... dat hij wist, dat het was gedaan... dat hij voor zijn kinderen - zijn negen - herinnerde hij zich niet hun blond aantal goed? - niet zoû leven kunnen anders dan als de schim van hun vader van vroeger... O, ze liefhebben... o ze opvoeden... zoû hij het dan nooit meer kunnen... Zoû hij het dan nooit meer kunnen...! Zoû hij dan, genezen, zijn voor heel zijn verder verder leven, de man door het Beest overwonnen... de man door het Beest opgevreten... geknakt... in den strijd met het Drakebeest... Was het dan zoo... was het dan zoo...? Waarom lieten zij hem in de koû en den donker...? De rillingen liepen hem over zijn rug - zijn rug zonder merg, zijn lijf zonder bloed - met stroomingen van ijskoud water... Waarom stookten zij hem zijn vuur niet op, en staken zij niet op zijn lamp... Wisten zij, dat hem toch niets zoû warmen en lichten?

- Adeline!

Zijn stem klonk dof, zwak. In de andere kamer, nu donker, bewoog niets... Hij stond op, moeilijk, uit zijn diepen stoel... als was hij een oude man... Hij tastte rond naar de deur van de andere kamer... Een flauw licht kwam nog van buiten... Daar zat zij, daar lag zij... zijn vrouw... in slaap was ze gevallen van moêheid en zorg over hèm, haar gezicht op haar armen, die hingen over de tafel... Spookte het hem of was zij in waarheid veranderd... Hij had haar sedert weken, sedert zijn ziekte, niet opgelet, niet aangekeken, ook al zorgde zij om hem rond... Zeker, hij had haar heel lief, maar zij deed als zij doen moest, zijn vrouw. Zij had hem zijn kinderen gebaard en zij zorgde voor hem, nu hij ziek was... Was het niet goèd, dat hij zoo gedacht had? Neen, misschien was het niet goed geweest... God, wat was zij verouderd...! Wat was zij niet meer het jonge, frissche blonde gezichtje van vroeger, het moedermeisje, en het kind-moedertje! Spookte het flauwe licht of wàs het zoo... Was zij zoo bleek, zoo mager, zoo moê... van zorgen over hèm... Hij voelde zijn ziel vol zwellen... Nooit had hij haar liefgehad als nu! Hij boog zich voorover en kuste haar... een kus, teeder, als hij nóoit haar gegeven had. Zij trilde even in haar slaap: zij sliep vast... God, wat was zij moê! Wat was zij bleek, wat was zij vermagerd! Gebroken van zorg en moêheid lag zij, in de armen haar hoofd...

- Adeline...

Zij antwoordde niet, zij sliep... Hij wilde haar niet wekken: hij wilde nu zelf maar bellen om het vuur en de lamp... Maar waar- voor zoû het dienen... Lamp en vuur zoû het niet helderder om hem maken, nu de groote schemering zonk... O, de groote schemering, hoe onverbiddelijk, hoe erbarmingloos was ze... Zoû ze zoo om hem zinken gaan, als ze gezonken was... om Ernst... om Ernst... wien het langzamerhand opklaarde... Klaarde de schemering dan ook weêr op... Of zoû ze niet meer dan langzamerhand om hem schemeren, als ze nu te schemeren begon om zijn moeder... Of zoû ze alleen maar, vaagjes, blijven schemeren om hem rond, als ze schemerde om Paul, om Dorine... Wat, wat zoû zijn schemering zijn...

Het huis was heel koud, en hij, hij voelde zich kil... Was er dan nergens vuur... Waar waren de kinderen... Waren Marietje, Adèletje, de twee jongens nog niet van school terug... Daar hoorde hij in de kamer beneden - de eet- en kinderkamer - Gerdy en Constant spelen: met zoete stemmetjes hoorde hij ze praten met elkaâr... O, zijn twee zoete, blonde kindertjes... Maar Gerdy, ze was voor hem bang... Hij, hij werd bang voor zichzelven... Hij was niet meer, die hij was van vroeger... Nu, nu zagen de menschen hem, als hij was... Nu vertoonde hij geen schijnkracht meer... Nu kon zijn stem niet meer bulderen...

Hij wist niet waarom, maar hij dwaalde door het huis... Het leek hem eenzaam, somber en stil, ook al speelden de kinderen beneden... Hij stond op de trap en luisterde... Wat ruischte daar in de verte... Neen, er ruischte niets... Ja, toch wel, er ruischte, er ruischte... van buiten - van buiten tot hem... ruischte er aan - een melancholische wind... als een wind uit eeuwigheid... Zoo groot, zoo groot de eeuwigheid en zoo groot de wind, die er uit ruischte... en zoo kil klein somber het huis... alles zoo klein... zoo klein hij... Hij wist niet wat nu hem beving, maar hij voelde zich bang... bang, als hij zich wel eens gevoeld had als kind... Zóo bang voelde hij zich voor het ruischen, dat hij riep:

- Adelien... Lien!

Hij wachtte, tot zij zoû antwoorden... hooren.. Maar zij hoorde niet, zij sliep... Toen dwaalde hij huiverend voort... naar boven... naar zijn eigen kamertje... En het was alles zóo somber en kil en eenzaam, en het ruischte zoo melancholiek aan uit de groote eeuwigheid buiten het huis, dat hij zonk in een stoel, verpletterd en dat hij begon te snikken... Nu was hij gebroken... Hij snikte... Zijn groote, vermagerde lichaam schokte onder de snikken op en neêr; zijn longen hijgden onder de snikken en in zijn groote, magere handen snikte zijn hoofd, in wanhoop...

Nu was hij gebroken... Nu wist hij, dat hij niet beter zoû worden... Nu wist hij, dat hij eigenlijk had moeten sterven... en dat hij was blijven leven... omdat zijn leven nog was hangen gebleven aan een draad, die niet gebroken was... Zoû weldra breken die laatste draad... Of zoû de draad nog heel lang, hem ziekende, hechten blijven aan zijn schemerende leven? Zoû hij nog vader kunnen zijn voor zijn kinderen, of zoû hij integendeel... worden... een last... voor de zijnen!! Schemerde het, schemerde het? Ruischte daar de eeuwigheid niet aan...

Hij zuchtte diep op, uit zijn snikken... Zijn oog zocht aan den kamerwand, waar hingen tusschen platen van race-paarden, en mooie vrouwen, sabels en krissen... Hij had er een heele collectie van... Er waren er bij, die nog toebehoord hadden aan zijn vader... Na papa's dood waren zij verdeeld tusschen Ernst en hem geworden... Tusschen de krissen en sabels, twee revolvers...

Hij staarde langs de sabels en krissen... en zijn oog bleef aan de revolvers hangen... Tusschen de sabels en krissen, tusschen de race-paarden en de mooie vrouwen wemelden al de kopjes van zijn kinderen, en hij wist niet of het waren portretten of schimmen... zooals zij geweest waren, de kinderkopjes, zes maanden, éen jaar, twee jaren... ouder wordende en grooter, meer en meer zonne-uitstralende, zijn dageraad van negen blonde kinderen... Zoû hij een vader voor ze kunnen zijn, of zoû hij integendeel worden een last...?

Het was of zijne gedachte groef in een diepe diepte. In een diepe diepte groef zijne gedachte met haastige handen zand weg... Wat zocht ze, zijn wroetende gedachte... Wat zocht ze in de diepe diepte, wat smeet ze om hem heen het zand... zoo... als hij zich herinnerde... dat... Addy hem eens gezegd had... dat Ernst... zand had uitgewroet... in de duinen... in de duinen... te Nunspeet... Wat... wat...! Werd hij ook gek!! Werd hij gek... als Ernst... werd hij gek... als Ernst! Brak een angstzweet hem uit door zijn kil huiverend lichaam... Werd hij gek...? ? - Gerrit... Gerrit...! Een stem klonk, als van heel ver... door het huis, dat plotseling geworden was... heel diep, heel wijd, heel groot.

- Gerrit... Gerrit...!

Hij hoorde ze wel... de haastige stappen... opklimmen de trappen, die kraakten... maar hij was machteloos te antwoorden.

- Gerrit... Gerrit... Waar ben je...

De deur werd geopend, en het was Adeline, die hem zocht... in den donker.

- Gerrit... ben je hier...

Nog antwoordde hij niet.

- Waar ben je, Gerrit...

- Hier.

- Ben je hier...

- Ja...

- Waarom zit je in den donker... in de koû... Waarom zit je hier, Gerrit...

- Ik... zocht iets.

- Wat...

- Ik weet niet meer.

- Waarom heb je me niet gevraagd!

Zij had het gas opgestoken.

- Je sliep... - Wees niet boos... Gerrit... Ik was moê.

- Ik ben niet boos, kind. Ik woû je niet storen.

- Waarom heb je me niet wakker gemaakt...

- Je sliep...

- Je hadt me wakker moeten maken...

Hij strekte de armen naar haar uit.

- Kind... kom eens hier.

Zij kwam nader, hij trok haar op zijn knieën.

- Wat is er, Gerrit.

- Kind... Lien... Ik geloof, dat ik heel... heel ziek ben.

- Je bent ziek geweest, Gerrit... Nu... nu wordt je beter...

- Zoû je denken...

- O ja... o ja.

- Lien, ik geloof... dat ik... heel... heel ziek ben...

- Voel je je dan naar... Je hebt het koud... Kom beneden... We zullen het vuur opstoken.

- Neen... blijf... Zeg... Lien... mocht ik sterven... zoû je dan...

- O, Gerrit, o Gerrit, neen!

- Stil, kind...: mocht ik sterven... zoû je dan vinden... na mijn dood...

- Gerrit, o Gerrit!

- Dat ik toch veel van je gehouden heb...

- Gerrit!

- Dat ik altijd lief voor je ben geweest... Dat ik je niet heb verwaarloosd...

- O, je zal niet sterven, Gerrit... Je wordt beter... en je bent altijd, altijd lief geweest...! - Lien... en al onze kinderen...

- Gerrit!

- Zullen die niet vinden... dat als ik sterf... ik niet had mogen sterven... omdat ik hun vader had moeten blijven...

- Maar Gerrit... je zal niet sterven!

- Ik zoû wel willen blijven leven, Lien... voor jou en voor de kinderen, kind. Maar ik vrees, dat ik héel ziek ben...

- Wil je den dokter, Gerrit...

- Neen, neen... Blijf nog zoo stil, een oogenblik, op de knieën van je man... Lien... Gerdy is bang voor me geworden. Zeg, Lien... ben je ook bang voor je mageren man...

- Gerrit, Gerrit, neen! Gerdy is niet bang... en ik - ik ben niet bang...

- Omhels me...

Zij omhelsde hem geheel in haar armen. Zij drukte, warmde hem tegen zich aan, terwijl ze zat op zijn knieën.

- Ik ben niet bang, Gerrit... Waarom zoû ik bang voor je zijn geworden...! Omdat je ziek bent geweest - omdat je mager geworden bent...! Ben je dan niet altijd mijn man, van wien ik hoû, van wien ik altijd gehouden heb? Zal ik niet voor je zorgen, tot je heelemaal bent hersteld - tot je weêr bent... flink... gezond... sterk... O Gerrit, al duurt het nog weken... al duurt het maanden... een jaar... Gerrit, wat is een jaar! Over een jaar ben je weêr beter... flink... gezond... sterk... en dan zijn we weêr gelukkig... en dan groeien onze kinderen op...

- Ja kind... als het maar niet donker wordt...

- Gerrit...

- Als het maar niet zoo donker wordt...! Weet je, dat het om Ernst heel donker is geworden... Nu wordt het wel lichter om hem... maar iets blijft om hem schemeren... nog altijd... altijd... Weet je, dat het donker wordt om mama... en dat het donkerder... en donkerder zal worden... Weet je, dat het schemert om Bertha... en dat er schemering is om de anderen... Lien... kind... ik ben bang. Ik ben bang... als het donker gaat worden... Als kind was ik ook wel eens bang... als het donker... als het donker ging worden... Zie je... het licht heb je nu... wel opgestoken... Lien... Brandt er dan alleen éen lichtje...? De vlam van een lamp... toch... toch... wordt het donker...

- Gerrit... mijn Gerrit... komt de koorts op...? Wil je naar bed? - Ja... Lien... ik wil naar bed... Breng je kind naar bed... Lien... Het is moê... het is ziek... Breng je hem naar bed, Lien, en zal je hem instoppen... warm in zijn kouden rug... en zal je dan blijven zitten... tot die slaapt... tot die slaapt... Breng je hem naar bed, Lien... En... Lien... als je kind... als je kind... sterft... als het sterft... zal je dan nóoit later vinden... dat het niet... niet genoeg... van je... van je gehouden heeft...

Zij had hem nu zacht gedrongen op te staan, en zij opende de tusschendeur. Hij stond in het midden van het kleine kamertje, terwijl zij bezig was in de slaapkamer, er het licht opstak, hem toen weêr naderde en hem hielp zich uit te kleeden.

- Het wordt donker... het wordt donker... murmelde hij rillende, terwijl hij klappertandde van de koû.

En hij voelde, dat het niet koude van koorts was, maar koude in zijn aderen en zijn ruggegraat, omdat het Beest àl zijn bloed en zijn merg met heerlijke lekken had opgesmeerd, hem van zijn kinderjaren af al had opgevreten... zoo had opgevreten, dat nu... in de schemering... zijn ziel samenkromp, verdorde... in zijn lichaam, dat geen sappen meer voedden.

- Het wordt donker... murmelde hij.

Learn languages from TV shows, movies, news, articles and more! Try LingQ for FREE

Hoofdstuk 18 Κεφάλαιο 18 Chapter 18

O, wat schemerde het, o wat schemerde het! Oh, how it was twilight, oh how it was twilight! Nu was het donker geworden en duister geheel, en het vuur in den haard stierf uit in de donkerende, duisterende kamer... Maar waarvoor het op te gloeien: bleef het niet altijd kil en koud, ook al laaide het nog zoo hoog op... Waarvoor lampen op te steken: schemerde het niet iederen dag dichter en grauwer, of het morgen was of avond... Gloorde zelfs de blonde dageraad niet vager en vager door den dichten schemermist heen... Een suffe, zwakke man... Was het om dàt te worden, dat hij verborgen had heel zijn leven de eigenlijkheid van zijn ziel en zijn lichaam... Was hij niet de broêr van Ernst...       Was hij de broêr van Ernst niet altijd geweest... ook al had het altijd anders geschenen... Waren zij niet uit het zelfde bloed, en waren zij, broêrs, niet uit de zelfde ziel, de zelfde ziel, die schemerde! ||||||||||||||||||||||||||||||||||||blazed|||||||||||||||||||||||||||||dawn||||||||twilight mist|||suffe||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| Now it had become dark and completely gloomy, and the fire in the hearth was dying out in the darkening, darkening room... But for what it was to glow: it remained always chilly and cold, even though it flared up so high... For what to light lamps: did it not grow dimmer and grayer every day, whether it was morning or evening... Did not even the blonde dawn glow more and more vaguely through the thick twilight mist... A dull, weak man... Was it to become that, that he had hidden all his life the authenticity of his soul and his body... Was he not the brother of Ernst... Had he not always been the brother of Ernst... even though it had always seemed different... Were they not of the same blood, and were they, brothers, not of the same soul, the same soul that was twilight! Schemerde het niet om hen allen nu met de grauwheid van het kleine leven... Zoû het ooit zoo later schemeren gaan om zijn eigen blonden dageraad: zijn kinderen, zij ook uit éen ziel... Als het niet schemerde met de jaren... als daarginds... om mama - hij zag haar zitten -, schemerde het dan van verdriet en moêheid en eenzaamheid - als daarginds... niet om Bertha... Schemerde het niet, trots hun jeugd, om Paul en om Dorine... Was het niet om Ernst geweest als een nàcht, ook al trad hij nu buiten het duister... in schemering terug, die hen àllen omringde... Was het hun schuld of die van hun leven... het kleine leven van kleine zielen... Was de schemering uit het bloed, dat verarmde... of om het leven, dat verkleinde... Zouden zij nooit door de schemering heen zien de dageraadwijde verschieten, waar toch het leven ruim van moest zijn... en zouden zij er noóit heen streven... Zouden zijn kinderen er noóit heen streven... Zouden zij niet uitstralen hun blonde zonnelicht naar het       gróote leven en zouden zij niet gróote zielen groeien... Zoû het schemeren... schemeren... schemeren... ook later om hèn heen... tot misschien... de heel groote dingen des levens donderen en weêrlichten zouden onverwachts voor hen uit en hen zouden verpletteren en verblinden... omdat zij niet geleerd hadden in het licht te zien... |||||||||grayness||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||night|||||||||||||||surrounded|||||||||||||||||||||||||||||small||||||||||dawn|to darken|||||||||||||never|||would|||||||||||||sunlight|||size|||||||||||||||||||||||||||||dawn|||||||||crush||to blind|||||||||| Did it not twilight for all of them now with the grayness of small life... Would it ever twilight later for his own blonde dawn: his children, they too from one soul... If it did not twilight with the years... as over there... for mama - he saw her sitting -, did it twilight then from sorrow and fatigue and loneliness - as over there... not for Bertha... Did it not twilight, despite their youth, for Paul and for Dorine... Had it not been for Ernst like a night, even though he now stepped out of the darkness... back into twilight, which surrounded them all... Was it their fault or that of their life... the small life of small souls... Was the twilight from the blood that impoverished... or from the life that diminished... Would they never see through the twilight the dawn-wide changes, where life had to be ample... and would they never strive towards it... Would his children never strive towards it... Would they not radiate their blonde sunlight to the great life and would they not grow great souls... Would it twilight... twilight... twilight... even later around them... until perhaps... the very great things of life would thunder and lighten unexpectedly before them and crush and blind them... because they had not learned to see in the light...

Hij poogde zich te herinneren gedachten van vroeger... maar ze schoten vooruit, als gevleugelde ironieën. |||||||||||||winged| He tried to remember thoughts from the past... but they shot forward, like winged ironies. Alleen wist hij, dat het werd als éen nacht, als een groote Nacht om hen allen heen, onder de grauweluchten van hun winter... Alleen wist hij, dat het nevelde om hen allen heen, totdat het werd het pikzwarte duister... het duister van ouderdom - het duister van smart... het duister van sceptiesch egoïsme... het duister van levensonwetendheid... alle de zware duisternissen, die schemerden om kleine zielen... Tot het bij Ernst geworden was de duistere droom... waaruit hij nu trad... Zij noemden dat genezen... Zij meenden, dat hij zoude genezen... O, wat schemerde het, wat schemerde het, en wat was hun noodlot een zware lucht, een immensiteit van zware luchten, donkerende boven hun atomenkleinte...       Hij, ja, hij zoû beter worden... Maanden misschien zoû het nog duren en dàn zoû hij zijn dienst hervatten als een oude, suffe, geknakte man, in-ziek van zijn kinderjaren onder den schijn van spierkracht, tot éen zware ziekte was voldoende geweest, om hem oud-suf te knakken voor héel zijn verdere leven... Ja, hij zoû beter worden... Maar het zoû niet meer noodig zijn bulderen te doen zijn stem, ruw zijn gebaar te bruskeeren - sterk te doen, krachtig en ruw - want zién zouden zij allen toch zijn treurige vertooning, dan. |||||||||||||||||||gray skies|||||||||fogged|||||||||pitch-black||||||||||||||||||levensonwetendheid||||darkness||mist|||||||||||||||||||||||||would||||||||||||||||||immensity|||||||atom small|||||||||||||||||||resumed||||silly|broken|||||||||||muscle strength|||||||||||suf||crackling||||||||||||||||||bulderen|||||||||bruskeeren||||||||seeing|||||||vertooning| Only he knew that it became like one night, like a great Night around them all, under the gray skies of their winter... Only he knew that it was misty around them all, until it became the pitch-black darkness... the darkness of old age - the darkness of sorrow... the darkness of skeptical selfishness... the darkness of ignorance of life... all the heavy darknesses that shimmered around small souls... Until it had become the dark dream for Ernst... from which he now stepped out... They called that healing... They believed that he would heal... Oh, how it shimmered, how it shimmered, and how their fate was a heavy air, an immensity of heavy skies, darkening above their atomic smallness... He, yes, he would get better... Months perhaps it would still take and then he would resume his service as an old, dull, broken man, sick from his childhood under the guise of muscle strength, until one heavy illness had been enough to break him old-dull for all his further life... Yes, he would get better... But it would no longer be necessary to bellow his voice, to brusque his gesture - to act strong, powerful and rough - for they would all see his sad display, then. Sjokken zoû hij voort door het kleine, duisterende leven, tot het duisteren zoû om hèm heen... als het nu duisterde om zijn moeder - en... en... zijn kinderen zouden in hem niet meer herkennen - nooit meer - hun vader van vroeger, die met hen ravotte, en die vulde geheel het huis met àl de bewegelijkheid van zijn gezonde leven... Het was gedaan: voor zijn leven, gedaan... shuffling||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||darkening||||||||||||||||||||| He would shuffle on through the small, darkening life, until the darkness would be around him... as it now darkened around his mother - and... and... his children would no longer recognize him - never again - their father from before, who played with them, and who filled the whole house with all the mobility of his healthy life... It was done: for his life, done...

Het was gedaan. It was done. In de kamer, die kil en duister werd, spookte het zwart tot hem, dat het was gedaan. in|the|room|that|cold|and|dark|became|haunted|it|black|to|him|that|it|was|done In the room, which became cold and dark, the black haunted him, that it was done. Heel kalm maakte het hem bijna... dat hij wist, dat het was gedaan... dat hij voor zijn kinderen - zijn negen - herinnerde hij zich niet hun blond aantal goed? very|calm|made|it|him|almost|that|he|knew|that|it|was|done|that|he|for|his|children|his|nine|remembered|he|himself|not|their|blond|number|well Very calmly it made him almost... that he knew, that it was done... that he for his children - his nine - did not remember their blond number well? -       niet zoû leven kunnen anders dan als de schim van hun vader van vroeger... O, ze liefhebben... o ze opvoeden... zoû hij het dan nooit meer kunnen... Zoû hij het dan nooit meer kunnen...! not|would|live|could|otherwise|than|as|the|shadow|of|their|father|from|past|O|they|love|O|they|raise|would|he|it|then|never|more|could|would|he|it|then|never|more|could - could not live otherwise than as the shadow of their father from before... Oh, to love them... oh to raise them... would he then never be able to... Would he then never be able to...! Zoû hij dan, genezen, zijn voor heel zijn verder verder leven, de man door het Beest overwonnen... de man door het Beest opgevreten... geknakt... in den strijd met het Drakebeest... Was het dan zoo... was het dan zoo...? would|he|then|healed|his|for|whole|his|further|life||the|man|by|the|Beast|overcome|the|man|by|the|Beast|devoured|broken|in|the|struggle|with|the|Drake beast|was|it|then|so|was|it|then|so Would he then, healed, be for all his further life, the man overcome by the Beast... the man devoured by the Beast... broken... in the struggle with the Drake beast... Was it then so... was it then so...? Waarom lieten zij hem in de koû en den donker...? why|they let|they|him|in|the|cold|and|the|dark Why did they leave him in the cold and the dark...? De rillingen liepen hem over zijn rug - zijn rug zonder merg, zijn lijf zonder bloed - met stroomingen van ijskoud water... Waarom stookten zij hem zijn vuur niet op, en staken zij niet op zijn lamp... Wisten zij, dat hem toch niets zoû warmen en lichten? the|shivers|they ran|him|over|his|back|his|back|without|marrow|his|body|without|blood|with|streams|of|icy|water|why|they stoked|they|him|his|fire|not|up|and|they lit|they|not|up|his|lamp|they knew|they|that|him|anyway|nothing|would|warm|and|light The shivers ran down his back - his back without marrow, his body without blood - with streams of ice-cold water... Why didn't they stoke his fire, and why didn't they light his lamp... Did they know that nothing would warm and light him anyway?

- Adeline! Adeline - Adeline!

Zijn stem klonk dof, zwak. his|voice|sounded|dull|weak His voice sounded dull, weak. In de andere kamer, nu donker, bewoog niets... Hij stond op, moeilijk, uit zijn diepen stoel... als was hij een oude man... Hij tastte rond naar de deur van de andere kamer... Een flauw licht kwam nog van buiten... Daar zat zij, daar lag zij... zijn vrouw... in slaap was ze gevallen van moêheid en zorg over hèm, haar gezicht op haar armen, die hingen over de       tafel... Spookte het hem of was zij in waarheid veranderd... Hij had haar sedert weken, sedert zijn ziekte, niet opgelet, niet aangekeken, ook al zorgde zij om hem rond... Zeker, hij had haar heel lief, maar zij deed als zij doen moest, zijn vrouw. in|the|other|room|now|dark|moved|nothing|he|stood|up|difficult|out of|his|deep|chair|as|was|he|a|old|man|he|groped|around|to|the|door|of|the|other|room|a|faint|light|came|still|from|outside|there|sat|she|there|lay|she|his|wife|in|sleep|was|she|fallen|from|fatigue|and|worry|about|him|her|face|on|her|arms|those|hung|over|the|table|haunted|it|him|or|was|she|in|truth|changed|he|had|her|since|weeks|since|his|illness|not|paid attention|not|looked at|also|although|she cared|she|for|him|around|certainly|he|had|her|very|dear|but|she|did|as|she|to do|had to|his|wife In the other room, now dark, nothing moved... He stood up, with difficulty, from his deep chair... as if he were an old man... He groped around for the door to the other room... A faint light still came from outside... There she sat, there she lay... his wife... asleep with weariness and worry about him, her face on her arms, which hung over the table... Haunted him or had she changed in truth... He had not paid attention to her for weeks, since his illness, not looked at her, even though she cared about him... Certainly, he loved her very much, but she did as she should, his wife. Zij had hem zijn kinderen gebaard en zij zorgde voor hem, nu hij ziek was... Was het niet goèd, dat hij zoo gedacht had? she|had|him|his|children|borne|and|she|she cared|for|him|now|he|sick|was|was|it|not|good|that|he|so|thought|had She had given birth to his children and she took care of him now that he was sick... Was it not good, that he had thought like that? Neen, misschien was het niet goed geweest... God, wat was zij verouderd...! no|maybe|was|it|not|good|been|God|what|was|she|aged Nay, perhaps it had not been right ... God, how outdated she was ...! Wat was zij niet meer het jonge, frissche blonde gezichtje van vroeger, het moedermeisje, en het kind-moedertje! what|was|she|not|more|the|young|fresh|blonde|face|from|earlier|the|mother girl|and|the|| What she was no longer the young, fresh blonde face of before, the mother girl, and the child-mother! Spookte het flauwe licht of wàs het zoo... Was zij zoo bleek, zoo mager, zoo moê... van zorgen over hèm... Hij voelde zijn ziel vol zwellen... Nooit had hij haar liefgehad als nu! haunted|the|faint|light|or|was|it|so|was|she|so|pale|so|thin|so|tired|from|worries|about|him|he|felt|his|soul|full|swelling|never|had|he|her|loved|as|now Did the faint light flicker or was it so... Was she so pale, so thin, so weary... from worrying about him... He felt his soul swell... Never had he loved her as he did now! Hij boog zich voorover en kuste haar... een kus, teeder, als hij nóoit haar gegeven had. he|bent|himself|forward|and|kissed|her|a|kiss|tender|as|he|never|her|given|had He leaned forward and kissed her... a kiss, tender, as he had never given her before. Zij trilde even in haar slaap: zij sliep vast... God, wat was zij moê! she|trembled|briefly|in|her|sleep|she|slept|soundly|God|how|was|she|tired She trembled slightly in her sleep: she was sound asleep... God, how weary she was! Wat was zij bleek, wat was zij vermagerd! how|was|she|pale|how|was|she|emaciated How pale she was, how emaciated she had become! Gebroken van zorg en moêheid lag zij, in de armen haar hoofd... Broken from worry and fatigue, she lay, her head in his arms...

- Adeline... - Adeline...

Zij antwoordde niet, zij sliep... Hij wilde haar niet wekken: hij wilde nu zelf maar bellen om het vuur en de lamp... Maar waar-       voor zoû het dienen... Lamp en vuur zoû het niet helderder om hem maken, nu de groote schemering zonk... O, de groote schemering, hoe onverbiddelijk, hoe erbarmingloos was ze... Zoû ze zoo om hem zinken gaan, als ze gezonken was... om Ernst... om Ernst... wien het langzamerhand opklaarde... Klaarde de schemering dan ook weêr op... Of zoû ze niet meer dan langzamerhand om hem schemeren, als ze nu te schemeren begon om zijn moeder... Of zoû ze alleen maar, vaagjes, blijven schemeren om hem rond, als ze schemerde om Paul, om Dorine... Wat, wat zoû zijn schemering zijn... She did not answer, she was sleeping... He did not want to wake her: he just wanted to call for the fire and the lamp himself... But what would it serve... The lamp and fire would not make it any brighter for him, now that the great twilight was sinking... Oh, the great twilight, how relentless, how merciless it was... Would it sink around him like it had sunk... for Ernst... for Ernst... for whom it was gradually clearing up... Would the twilight clear up again... Or would it only gradually dim around him, as it now began to dim for his mother... Or would it only vaguely continue to dim around him, as it dimmed for Paul, for Dorine... What, what would his twilight be...

Het huis was heel koud, en hij, hij voelde zich kil... Was er dan nergens vuur... Waar waren de kinderen... Waren Marietje, Adèletje, de twee jongens nog niet van school terug... Daar hoorde hij in de kamer beneden - de eet- en kinderkamer - Gerdy en Constant spelen: met zoete stemmetjes hoorde hij ze praten met elkaâr... O, zijn twee zoete, blonde kindertjes... Maar Gerdy, ze was voor hem bang... Hij, hij werd bang voor zichzelven... Hij was niet meer, die hij was van vroeger... Nu, nu zagen de menschen hem, als hij was... Nu vertoonde hij geen schijnkracht meer...       Nu kon zijn stem niet meer bulderen... ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||thundering The house was very cold, and he, he felt chilly... Was there no fire anywhere... Where were the children... Had Marietje, Adèletje, the two boys not yet returned from school... There he heard in the room downstairs - the dining and children's room - Gerdy and Constant playing: with sweet little voices he heard them talking to each other... Oh, his two sweet, blonde little children... But Gerdy, she was afraid of him... He, he became afraid of himself... He was no longer who he was before... Now, now people saw him as he was... Now he no longer displayed any false strength... Now his voice could no longer roar...

Hij wist niet waarom, maar hij dwaalde door het huis... Het leek hem eenzaam, somber en stil, ook al speelden de kinderen beneden... Hij stond op de trap en luisterde... Wat ruischte daar in de verte... Neen, er ruischte niets... Ja, toch wel, er ruischte, er ruischte... van buiten - van buiten tot hem... ruischte er aan - een melancholische wind... als een wind uit eeuwigheid... Zoo groot, zoo groot de eeuwigheid en zoo groot de wind, die er uit ruischte... en zoo kil klein somber het huis... alles zoo klein... zoo klein hij... Hij wist niet wat nu hem beving, maar hij voelde zich bang... bang, als hij zich wel eens gevoeld had als kind... Zóo bang voelde hij zich voor het ruischen, dat hij riep: He did not know why, but he wandered through the house... It seemed lonely, gloomy, and quiet to him, even though the children were playing downstairs... He stood on the stairs and listened... What was rustling there in the distance... No, nothing was rustling... Yes, indeed, there was rustling, there was rustling... from outside - from outside to him... there rustled - a melancholic wind... like a wind from eternity... So vast, so vast the eternity and so great the wind that rustled out of it... and so cold, small, gloomy the house... everything so small... so small he... He did not know what was now shaking him, but he felt afraid... afraid, as he had sometimes felt as a child... So afraid he felt of the rustling that he called:

- Adelien... Lien! - Adelien... Lien!

Hij wachtte, tot zij zoû antwoorden... hooren.. Maar zij hoorde niet, zij sliep... Toen dwaalde hij huiverend voort... naar boven... naar zijn eigen kamertje... En het was alles zóo somber en kil en eenzaam, en het ruischte zoo melancholiek aan uit de groote eeuwigheid buiten het huis, dat hij zonk in een stoel, verpletterd en dat hij begon te snikken... Nu was hij gebroken... Hij snikte...       Zijn groote, vermagerde lichaam schokte onder de snikken op en neêr; zijn longen hijgden onder de snikken en in zijn groote, magere handen snikte zijn hoofd, in wanhoop... |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||crushed|||||||||||||||vermined|||||||||||gasped|||||||||||||| He waited for her to answer... to hear... But she did not hear, she was sleeping... Then he wandered on shivering... upstairs... to his own little room... And everything was so gloomy and cold and lonely, and it rustled so melancholically from the great eternity outside the house, that he sank into a chair, crushed, and began to sob... Now he was broken... He sobbed... His large, emaciated body shook under the sobs up and down; his lungs gasped under the sobs and in his large, thin hands, his head sobbed, in despair...

Nu was hij gebroken... Nu wist hij, dat hij niet beter zoû worden... Nu wist hij, dat hij eigenlijk had moeten sterven... en dat hij was blijven leven... omdat zijn leven nog was hangen gebleven aan een draad, die niet gebroken was... Zoû weldra breken die laatste draad... Of zoû de draad nog heel lang, hem ziekende, hechten blijven aan zijn schemerende leven? |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||soon|||||||||||||sick|hanging||||| Now he was broken... Now he knew that he would not get better... Now he knew that he actually should have died... and that he had remained alive... because his life was still hanging by a thread that had not broken... That last thread would soon break... Or would the thread remain attached to his dimming life for a long time, making him sick? Zoû hij nog vader kunnen zijn voor zijn kinderen, of zoû hij integendeel... worden... een last... voor de zijnen!! would|he|still|father|could|be|for|his|children|or|would|he|on the contrary|become|a|burden|for|the|his people Could he still be a father to his children, or would he, on the contrary... become... a burden... for his loved ones!! Schemerde het, schemerde het? it was twilight|it|it was twilight| Was it twilight, was it twilight? Ruischte daar de eeuwigheid niet aan... it rustled|there|the|eternity|not|at Was eternity not rustling there...

Hij zuchtte diep op, uit zijn snikken... Zijn oog zocht aan den kamerwand, waar hingen tusschen platen van race-paarden, en mooie vrouwen, sabels en krissen...       Hij had er een heele collectie van... Er waren er bij, die nog toebehoord hadden aan zijn vader... Na papa's dood waren zij verdeeld tusschen Ernst en hem geworden... Tusschen de krissen en sabels, twee revolvers... he|sighed|deeply|up|from|his|sobs|his|eye|searched|at|the|wall of the room|where|hung|between|pictures|of|||and|beautiful|women|sabers|and|curved swords|he|had|there|a|whole|collection|of|there|were|there|among|those|still|belonged|had|to|his|father|after|dad's|death|were|they|divided|between|Ernst|and|him|become|between|the|curved swords|and|sabers|two|revolvers He sighed deeply, through his sobs... His eye searched the wall of the room, where between pictures of racehorses and beautiful women, sabers and krisses hung... He had a whole collection of them... Among them were some that had belonged to his father... After dad's death, they had been divided between Ernst and him... Among the krisses and sabers, two revolvers...

Hij staarde langs de sabels en krissen... en zijn oog bleef aan de revolvers hangen... Tusschen de sabels en krissen, tusschen de race-paarden en de mooie vrouwen wemelden al de kopjes van zijn kinderen, en hij wist niet of het waren portretten of schimmen... zooals zij geweest waren, de kinderkopjes, zes maanden, éen jaar, twee jaren... ouder wordende en grooter, meer en meer zonne-uitstralende, zijn dageraad van negen blonde kinderen... Zoû hij een vader voor ze kunnen zijn, of zoû hij integendeel worden een last...? he|stared|along|the|sabers|and|krises|and|his|eye|remained|on|the|revolvers|hanging|between|the|sabers|and|krises|between|the|||and|the|beautiful|women|swarmed|all|the|heads|of|his|children|and|he|knew|not|whether|it|were|portraits|or|shadows|as|they|been|were|the|child heads|six|months|one|year|two|years|older|becoming|and|bigger|more|and|more||shining|his|dawn|of|nine|blonde|children|would|he|a|father|for|them|could|be|or|would|he|on the contrary|become|a|burden He stared past the sabers and krisses... and his eye lingered on the revolvers... Among the sabers and krisses, among the racehorses and beautiful women, the heads of his children swarmed, and he did not know whether they were portraits or phantoms... just as they had been, the little heads, six months, one year, two years... growing older and bigger, radiating more and more sunlight, his dawn of nine blonde children... Could he be a father to them, or would he instead become a burden...?

Het was of zijne gedachte groef in een diepe diepte. it|was|as if|his|thought|dug|in|a|deep|depth It was as if his thought was digging into a deep depth. In een diepe diepte groef zijne gedachte met haastige handen zand weg... Wat zocht ze, zijn wroetende gedachte... Wat zocht ze in de diepe diepte, wat smeet ze om hem heen het zand... zoo... als hij zich herinnerde... dat... Addy hem eens gezegd had... dat Ernst... zand had uitgewroet... in de duinen... in de duinen... te Nunspeet... Wat... wat...! in|a|deep|depth|dug|his|thought|with|hasty|hands|sand|away|what|searched|she|his|burrowing|thought|what|searched|she|in|the|deep|depth|what|threw|she|around|him|around|the|sand|so|as|he|himself|remembered|that|Addy|him|once|said|had|that|Ernst|sand|had|dug out|in|the|dunes|in|the|dunes|to|Nunspeet|what|what In a deep depth, his thought was hastily digging away sand... What was it searching for, his restless thought... What was it looking for in the deep depth, what was it throwing the sand around him... like... as he remembered... that... Addy had once told him... that Ernst... had dug out sand... in the dunes... in the dunes... at Nunspeet... What... what...! Werd hij ook gek!! became|he|also|crazy Was he going crazy!! Werd hij gek... als Ernst... werd hij gek... als Ernst! Did he go crazy... like Ernst... did he go crazy... like Ernst! Brak een angstzweet hem uit door zijn kil huiverend lichaam... Werd hij gek...? ||cold sweat|||||||||| A cold sweat broke out on his shivering body... Did he go crazy...? ? - Gerrit... Gerrit...! ? - Gerrit... Gerrit...! Een stem klonk, als van heel ver... door       het huis, dat plotseling geworden was... heel diep, heel wijd, heel groot. A voice sounded, as if from very far away... through the house, which had suddenly become... very deep, very wide, very large.

- Gerrit... Gerrit...! - Gerrit... Gerrit...!

Hij hoorde ze wel... de haastige stappen... opklimmen de trappen, die kraakten... maar hij was machteloos te antwoorden. he|heard|them|indeed|the|hurried|steps|climbing|the|stairs|that|creaked|but|he|was|powerless|to|answer He heard them... the hurried steps... climbing the stairs, which creaked... but he was powerless to respond.

- Gerrit... Gerrit... Waar ben je... Gerrit||where|am|you - Gerrit... Gerrit... Where are you...

De deur werd geopend, en het was Adeline, die hem zocht... in den donker. the|door|was|opened|and|it|was|Adeline|who|him|was looking for|in|the|dark The door was opened, and it was Adeline, who was looking for him... in the dark.

- Gerrit... ben je hier... Gerrit|am|you|here - Gerrit... are you here...

Nog antwoordde hij niet. still|he answered|he|not He still didn't answer.

- Waar ben je, Gerrit... where|are|you|Gerrit - Where are you, Gerrit...

- Hier. here - Here.

- Ben je hier... you are|you|here - Are you here...

- Ja... yes - Yes...

- Waarom zit je in den donker... in de koû... Waarom zit je hier, Gerrit... why|you sit|you|in|the|dark|in|the|cold|why|you sit|you|here|Gerrit - Why are you sitting in the dark... in the cold... Why are you here, Gerrit...

- Ik... zocht iets. I|I searched|something - I... was looking for something.

- Wat... what - What...

- Ik weet niet meer. I|know|not|anymore - I don't remember anymore.

- Waarom heb je me niet gevraagd! why|have|you|me|not|asked - Why didn't you ask me!

Zij had het gas opgestoken. she|had|it|gas|turned up She had turned up the gas.

- Je sliep...       - Wees niet boos... Gerrit... Ik was moê. you|slept|be|not|angry|Gerrit|I|was|tired - You were sleeping... - Don't be angry... Gerrit... I was tired.

- Ik ben niet boos, kind. I|am|not|angry|child - I'm not angry, child. Ik woû je niet storen. I|wanted|you|not|disturb I didn't want to disturb you.

- Waarom heb je me niet wakker gemaakt... why|have|you|me|not|awake|made - Why didn't you wake me up...

- Je sliep... you|slept - You were sleeping...

- Je hadt me wakker moeten maken... you|had|me|awake|must|make - You should have woken me up...

Hij strekte de armen naar haar uit. he|stretched|the|arms|towards|her|out He reached out his arms to her.

- Kind... kom eens hier. child|come|once|here - Child... come here.

Zij kwam nader, hij trok haar op zijn knieën. she|came|closer|he|pulled|her|onto|his|knees She came closer, he pulled her onto his knees.

- Wat is er, Gerrit. what|is|there|Gerrit - What is it, Gerrit.

- Kind... Lien... Ik geloof, dat ik heel... heel ziek ben. child|Lien|I|believe|that|I|very||sick|am - Child... Lien... I believe that I am very... very sick.

- Je bent ziek geweest, Gerrit... Nu... nu wordt je beter... you|are|sick|been|Gerrit|now|now|become|you|better - You have been sick, Gerrit... Now... now you are getting better...

- Zoû je denken... would|you|think - You would think...

- O ja... o ja. oh|yes|| - Oh yes... oh yes.

- Lien, ik geloof... dat ik... heel... heel ziek ben... Lien|I|believe|that|I|very|very|sick|am - Lien, I believe... that I... am very... very sick...

- Voel je je dan naar... Je hebt het koud... Kom beneden... We zullen het vuur opstoken. feel|you|you|then|bad|you|have|it|cold|come|downstairs|we|will|it|fire|stoke - Do you feel unwell then... You are cold... Come downstairs... We will stoke the fire.

- Neen... blijf... Zeg... Lien... mocht ik sterven... zoû je dan... no|stay|say|Lien|might|I|die|would|you|then - No... stay... Say... Lien... if I were to die... would you then...

- O, Gerrit, o Gerrit, neen! oh|Gerrit|||no - Oh, Gerrit, oh Gerrit, no!

- Stil, kind...: mocht ik sterven... zoû je dan vinden... na mijn dood... quiet|child|might|I|die|would|you|then|find|after|my|death - Quiet, child...: if I were to die... would you then find... after my death...

- Gerrit, o Gerrit! Gerrit|oh|Gerrit - Gerrit, oh Gerrit!

- Dat ik toch veel van je gehouden heb... that|I|still|much|of|you|loved|have - That I have loved you a lot after all...

- Gerrit! Gerrit - Gerrit!

- Dat ik altijd lief voor je ben geweest... Dat ik je niet heb verwaarloosd... that|I|always|kind|to|you|am|been|that|I|you|not|have|neglected - That I have always been kind to you... That I have not neglected you...

- O, je zal niet sterven, Gerrit... Je wordt beter... en je bent altijd, altijd lief geweest...! oh|you|will|not|die|Gerrit|you|will become|better|and|you|are|always|always|kind|been - Oh, you will not die, Gerrit... You will get better... and you have always, always been kind...! - Lien... en al onze kinderen... Lien|and|all|our|children - Lien... and all our children...

- Gerrit! Gerrit - Gerrit!

- Zullen die niet vinden... dat als ik sterf... ik niet had mogen sterven... omdat ik hun vader had moeten blijven... will|they|not|find|that|if|I|die|I|not|had|allowed|die|because|I|their|father|had|must|stay - Won't they think... that if I die... I shouldn't have died... because I should have remained their father...

- Maar Gerrit... je zal niet sterven! but|Gerrit|you|will|not|die - But Gerrit... you will not die!

- Ik zoû wel willen blijven leven, Lien... voor jou en voor de kinderen, kind. I|would|really|want|to stay|to live|Lien|for|you|and|for|the|children|child - I would like to keep living, Lien... for you and for the children, dear. Maar ik vrees, dat ik héel ziek ben... but|I|fear|that|I|very|sick|am But I fear that I am very sick...

- Wil je den dokter, Gerrit... want|you|the|doctor|Gerrit - Do you want the doctor, Gerrit...

- Neen, neen... Blijf nog zoo stil, een oogenblik, op de knieën van je man... Lien... Gerdy is bang voor me geworden. no|no|stay|still|so|quiet|a|moment|on|the|knees|of|your|husband|Lien|Gerdy|is|afraid|of|me|become - No, no... Stay still for a moment, on your husband's knees... Lien... Gerdy has become afraid of me. Zeg, Lien... ben je ook bang voor je mageren man... say|Lien|am|you|also|afraid|for|your|skinny|man Say, Lien... are you also afraid of your skinny man...

- Gerrit, Gerrit, neen! Gerrit||no - Gerrit, Gerrit, no! Gerdy is niet bang... en ik - ik ben niet bang... Gerdy|is|not|afraid|and|I||am|not|afraid Gerdy is not afraid... and I - I am not afraid...

- Omhels me... hug|me - Embrace me...

Zij omhelsde hem geheel in haar armen. she|embraced|him|completely|in|her|arms She embraced him completely in her arms. Zij drukte, warmde hem tegen zich aan, terwijl ze zat op zijn knieën. she|pressed|warmed|him|against|herself|to|while|she|sat|on|his|knees She pressed him, warmed him against her, while sitting on his knees.

- Ik ben niet bang, Gerrit... Waarom zoû ik bang voor je zijn geworden...! I|am|not|afraid|Gerrit|why|would|I|afraid|for|you|to be|become - I am not afraid, Gerrit... Why would I have become afraid of you...! Omdat je ziek bent geweest - omdat je mager geworden bent...! because|you|sick|are|been|because|you|thin|become|are Because you have been ill - because you have become thin...! Ben je dan niet altijd mijn man, van wien ik hoû, van wien ik altijd gehouden heb? am|you|then|not|always|my|husband|of|whom|I|love|of|whom|I|always|loved|have Aren't you always my man, the one I love, the one I have always loved? Zal ik niet voor je zorgen, tot je heelemaal bent hersteld - tot je weêr bent... flink...       gezond... sterk... O Gerrit, al duurt het nog weken... al duurt het maanden... een jaar... Gerrit, wat is een jaar! will|I|not|for|you|care|until|you|completely|are|recovered|until|you|again|are|strong|healthy|strong|O|Gerrit|even|lasts|it|still|weeks|even|lasts|it|months|a|year|Gerrit|what|is|a|year Will I not take care of you until you are completely recovered - until you are again... strong... healthy... robust... Oh Gerrit, even if it takes weeks... even if it takes months... a year... Gerrit, what is a year! Over een jaar ben je weêr beter... flink... gezond... sterk... en dan zijn we weêr gelukkig... en dan groeien onze kinderen op... in|a|year|am|you|again|better|strong|healthy|strong|and|then|are|we|again|happy|and|then|grow|our|children|up In a year you will be better again... strong... healthy... robust... and then we will be happy again... and then our children will grow up...

- Ja kind... als het maar niet donker wordt... yes|child|if|it|but|not|dark|becomes - Yes child... as long as it doesn't get dark...

- Gerrit... - Gerrit...

- Als het maar niet zoo donker wordt...! if|it|but|not|so|dark|becomes - As long as it doesn't get too dark...! Weet je, dat het om Ernst heel donker is geworden... Nu wordt het wel lichter om hem... maar iets blijft om hem schemeren... nog altijd... altijd... Weet je, dat het donker wordt om mama... en dat het donkerder... en donkerder zal worden... Weet je, dat het schemert om Bertha... en dat er schemering is om de anderen... Lien... kind... ik ben bang. know|you|that|it|around|Ernst|very|dark|is|become|now|becomes|it|indeed|lighter|around|him|but|something|remains|around|him|to twilight|still|always||know|you|that|it|dark|becomes|around|mom|and|that|it|darker|and|darker|will|become|know|you|that|it|twilight|around|Bertha|and|that|there|twilight|is|around|the|others|Lien|child|I|am|afraid You know, it has become very dark for Ernst... Now it is getting a bit lighter for him... but something still lingers in the shadows... always... always... You know, it is getting dark for mom... and it will get darker... and darker... You know, there is twilight around Bertha... and there is twilight around the others... Lien... child... I am afraid. Ik ben bang... als het donker gaat worden... Als kind was ik ook wel eens bang... als het donker... als het donker ging worden... Zie je... het licht heb je nu... wel opgestoken... Lien... Brandt er dan alleen éen lichtje...? I|am|afraid|if|it|dark|goes|to become|if|child|was|I|also|sometimes|once|afraid|if|it|dark|if|it|dark|went|to become|see|you|the|light|have|you|now|indeed|lit|Lien|burns|there|then|only|one|little light I am afraid... when it starts to get dark... As a child, I was sometimes afraid... when it got dark... when it was getting dark... You see... you have now lit the light... Lien... Is there only one little light burning...? De vlam van een lamp... toch... toch... wordt het donker... the|flame|of|a|lamp|still|still|becomes|it|dark The flame of a lamp... still... still... it gets dark...

- Gerrit... mijn Gerrit... komt de koorts op...? Gerrit|my|Gerrit|comes|the|fever|up - Gerrit... my Gerrit... is the fever coming...? Wil je naar bed? want|you|to|bed Do you want to go to bed? - Ja... Lien... ik wil naar bed... Breng je kind naar bed... Lien... Het is moê... het is ziek... Breng je hem naar bed, Lien, en zal je hem instoppen... warm in zijn kouden rug... en zal je dan blijven zitten... tot die slaapt... tot die slaapt... Breng je hem naar bed, Lien... En... Lien... als je kind... als je kind... sterft... als het sterft... zal je dan nóoit later vinden... dat het niet... niet genoeg... van je... van je gehouden heeft... yes|Lien|I|want|to|bed|bring|your|child|to|bed|Lien|it|is|tired|it|is|sick|bring|your|him|to|bed|Lien|and|will|you|him|tuck in|warm|in|his|cold|back|and|will|you|then|stay|sit|until|he|sleeps|until|he|sleeps|bring|your|him|to|bed|Lien|and|Lien|if|you|child|if|you|child|dies|if|it|dies|will|you|then|never|later|find|that|it|not|not|enough|of|you|of|you|loved|has - Yes... Lien... I want to go to bed... Take your child to bed... Lien... It is tired... it is sick... Will you take him to bed, Lien, and tuck him in... warm on his cold back... and will you then stay sitting... until he sleeps... until he sleeps... Take him to bed, Lien... And... Lien... if your child... if your child... dies... if it dies... will you then never later find... that it did not... not love you... enough...?

Zij had hem nu zacht gedrongen op te staan, en zij opende de tusschendeur. she|had|him|now|softly|urged|to|to|stand|and|she|opened|the|connecting door She had gently urged him to get up, and she opened the door in between. Hij stond in het midden van het kleine kamertje, terwijl zij bezig was in de slaapkamer, er het licht opstak, hem toen weêr naderde en hem hielp zich uit te kleeden. he|stood|in|the|middle|of|the|small|room|while|she|busy|was|in|the|bedroom|there|the|light|lit|him|then|again|approached|and|him|helped|himself|out|to|undress He stood in the middle of the small room, while she was busy in the bedroom, lighting it up, then approached him again and helped him undress.

- Het wordt donker... het wordt donker... murmelde hij rillende, terwijl hij klappertandde van de koû. it|becomes|dark|it|becomes|dark|he murmured|he|shivering|while|he|he chattered|from|the|cold - It's getting dark... it's getting dark... he murmured shivering, while he was chattering his teeth from the cold.

En hij voelde, dat het niet koude van koorts was, maar koude in zijn aderen en zijn ruggegraat, omdat het Beest àl zijn bloed en zijn merg met heerlijke lekken had opgesmeerd, hem van zijn kinderjaren af al had opgevreten... zoo had opgevreten, dat nu... in de schemering... zijn ziel samenkromp, verdorde...       in zijn lichaam, dat geen sappen meer voedden. and|he|he felt|that|it|not|cold|from|fever|was|but|cold|in|his|veins|and|his|spine|because|it|Beast|all|his|blood|and|his|marrow|with|delicious|leaks|had|smeared|him|from|his|childhood|off|already|had|devoured|so|had|devoured|that|now|in|the|twilight|his|soul|shrank|withered|in|his|body|that|no|juices|more|nourished And he felt that it was not the cold of fever, but the cold in his veins and his spine, because the Beast had smeared all his blood and marrow with delightful leaks, had devoured him since his childhood... had devoured him so much that now... in the twilight... his soul shrank, withered... in his body, which no longer nourished with juices.

- Het wordt donker... murmelde hij. it|becomes|dark|he murmured|he - It's getting dark... he murmured.

PAR_TRANS:gpt-4o-mini=7.37 PAR_CWT:AvJ9dfk5=20.28 en:AvJ9dfk5 openai.2025-02-07 ai_request(all=60 err=8.33%) translation(all=117 err=0.00%) cwt(all=2727 err=45.76%)