×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

Ivanhoe - van Walter Scott, VIJFDE HOOFDSTUK

VIJFDE HOOFDSTUK

Heeft een Jood geen oogen? Heeft een Jood geen handen,

zintuigen, gevoelens, zinnen, neigingen, hartstochten? Wordt

hij niet met hetzelfde voedsel gevoed, met dezelfde wapenen

gekwetst? Is hij niet aan dezelfde ziekten onderhevig? Wordt

hij niet door dezelfde geneesmiddelen genezen, door denzelfden

zomer en winter warm en koud gemaakt, als een Christen?

Koopman van Venetië.

Oswald fluisterde bij zijn terugkomst zijn meester in het oor: "Het is een Jood, die zich Izaäk van York noemt; past het, dat wij hem in

de zaal brengen?" "Laat Gurth uw ambt verrichten, Oswald," zei Wamba met zijn gewone stoutheid: "de zwijnenhoeder is een geschikt geleider voor den Jood." "Heilige Maria!" riep de Abt, het teeken van het kruis makende,

"zal een ongeloovige Jood in dit gezelschap toegelaten worden?" "Een hond van een Jood," schreeuwde de Tempelier, "zou een verdediger van het Heilige Graf naderen!" "Op mijn woord," zei Wamba, "de Tempeliers zijn meer op de erfenis der Joden dan op hun gezelschap gesteld!" "Bedaard, waarde gasten," zeide Cedric; "mijne gastvrijheid mag niet door uwe ontevredenheid belemmerd worden. Zoo de Hemel de geheele

natie van stijfhoofdige ongeloovigen sedert meer jaren geduld heeft,

dan een leek tellen kan, kunnen wij de tegenwoordigheid van één Jood

wel voor eenige uren verdragen. Maar ik dwing niemand met hem te

spreken of te eten.--Geeft hem een tafel en een schotel voor zich,

tenzij," zeide hij glimlachende, "deze getulbande vreemdelingen hem in hun gezelschap willen opnemen." "Edele Sakser," antwoordde de Tempelier, "mijne Saraceensche slaven zijn echte Mohammedanen, en verachten zoo goed als een Christen de

gemeenschap met een Jood." "Wel, waarlijk," zeide Wamba, "ik begrijp niet, waarom de vereerders van Mohammed en den duivel zoo vele voorrechten zouden hebben, boven

het vroeger door den Hemel uitverkoren volk." "Hij zal bij u zitten, Wamba," zeide Cedric; "de nar en de schelm passen goed bij elkander." "De nar," antwoordde Wamba, de overblijfselen van een ham in de hoogte houdende, "zal zorg dragen, een bolwerk tegen den schelm op te richten." "Stil," zeide Cedric; "daar komt hij!" Met weinig plechtigheid binnengeleid, vol vrees en aarzeling en

met vele ootmoedige buigingen binnentredende, naderde een lange,

magere grijsaard, die echter door de gewoonte van krom te gaan,

veel van zijn wezenlijke grootte verloren had, het benedeneinde der

tafel. Zijn scherpe en regelmatige trekken, zijn haviksneus, zijn

doordringende zwarte oogen, zijn hoog, gerimpelde voorhoofd, zijn

lang, grijs haar en lange baard hadden voor schoon kunnen doorgaan,

indien ze niet de onderscheidende kenteekens gedragen hadden van een

geslacht, dat in die onbeschaafde eeuwen evenzeer verfoeid werd door

het lichtgeloovige en bevooroordeelde gemeen, als vervolgd door den

inhaligen, roofzuchtigen adel, en dat, misschien door dezen haat

en die vervolging, over het algemeen een karakter had verkregen,

waarin, om het op het zachtst uit te drukken, tenminste veel laags

en onaangenaams was.

De kleeding van den Jood, die geweldig van den storm scheen geleden te

hebben, bestond uit een eenvoudig somber gewaad met vele plooien, en

een donker purperkleurig kleed er onder. Hij had wijde laarzen aan, met

bont gevoerd, en om zijn middel een gordel, waarin een klein mes hing

en een koker met schrijfgereedschappen, maar geen wapenen. Hij droeg

een hooge, vierkante, gele muts van zonderling maaksel, die aan zijn

natie was voorgeschreven, om die van de Christenen te onderscheiden,

en welke hij met groote nederigheid bij de deur van de zaal afnam.

De ontvangst van dezen man in de zaal van Cedric den Sakser had zelfs

den meest bevooroordeelden vijand van den Israëlitischen stam moeten

bevredigen. Cedric zelf knikte hem op zijn herhaald groeten slechts

koel toe, en gaf hem een wenk om aan het benedenste einde van de

tafel plaats te nemen, waar echter niemand geneigd scheen ruimte

voor hem te maken. Integendeel, terwijl hij de rij langs ging, een

vreesachtigen, smeekenden blik op iedereen werpende, die het lagere

einde der tafel bezette, haalden de Saksische bedienden de schouders

op, en gingen voort hun avondeten met grooten ijver te verslinden,

zonder in het minste acht te slaan op de behoeften van den nieuwen

gast. De bedienden van den Abt maakten een kruis, met teekens van

vromen afkeer, en zelfs streken de heidensche Saracenen, toen Izaäk

naderde, verontwaardigd de knevels op, en sloegen de hand aan den dolk,

alsof zij gereed waren, zich met geweld voor de gevreesde bezoedeling

zijner aanraking te vrijwaren.

Mogelijk zouden dezelfde beweegredenen, die Cedric aangezet hadden,

zijn zaal voor dezen zoon van een verstooten volk te openen, hem ook

bewogen hebben, zijn bedienden een meerdere vriendelijkheid jegens

Izaäk aan te bevelen, had niet de Abt hem juist op dit oogenblik in

een belangrijk gesprek gewikkeld, over het ras en den aard zijner

lievelingshonden, hetwelk hij niet zou afgebroken hebben voor zaken

van veel grooter gewicht, dan dat een Jood zich zonder eten te slapen

moest leggen. Terwijl Izaäk dus van het gezelschap uitgestooten stond,

evenals zijn volk onder de natiën, te vergeefs naar een welkomstgroet

en een rustplaatsje omziende, kreeg de pelgrim, die bij den haard zat,

medelijden met hem, en stond hem zijn stoel af, deze paar woordjes

zeggende: "Oude man, mijn kleederen zijn droog, mijn honger is gestild; gij zijt nog nat en hongerig." Dit zeggende, legde hij de

op den grooten haard verstrooide stukken hout bij elkander, en blies

het vuur aan; hij nam van de groote tafel een schotel met soep en

gekookt geitenvleesch, zette dien op de kleine tafel, aan welke hij

zelf gegeten had, en zonder den dank van den Jood af te wachten, ging

hij naar de andere zijde van de zaal. Of dit geschiedde, omdat hij

niet in nader gesprek wilde treden met het voorwerp zijner mildheid,

of omdat hij wenschte bij het boveneinde der tafel te komen, scheen

niet duidelijk.

Waren er in die dagen schilders geweest, in staat om zoo iets voor te

stellen, dan zou de Jood, terwijl hij zijn magere gedaante voorover

boog, en zijn verkleumde en bevende handen boven het vuur hield, geen

slecht voorbeeld eener verpersoonlijking van den Winter opgeleverd

hebben. Na zich verwarmd te hebben, keerde hij zich begeerig naar den

rookenden schotel, die hem was voorgezet, en at met een haast en een

zichtbaar genoegen, die schenen aan te duiden, dat hij in lang niets

genoten had.

Intusschen zetten de Abt en Cedric hun gesprek over de jacht

voort. Jonkvrouw Rowena scheen verdiept in een gesprek met een harer

vrouwen; en de trotsche Tempelier, wiens oog beurtelings op den Jood

en op de Saksische schoone scheen gevestigd te zijn, was blijkbaar

in diep gepeins verzonken.

"Het verwondert mij, waardige Cedric," zei de Abt, "dat gij, niettegenstaande uwe groote vooringenomenheid met uwe eigene krachtige

taal, niet het Normandisch-Fransch tenminste uwe gunst waardig keurt,

voor zoo verre dit het jachtwezen betreft. Er is zeker geene taal, die

zoo rijk is in de verschillende spreekwijzen, welke het jachtvermaak

vordert, of die aan den ervaren jager meerdere middelen aan de hand

geeft, om zijn heerlijke kunst te beschrijven." "Eerwaarde vader," hernam de Sakser, "ik moet u zeggen, dat ik weinig werk maak van die overzeesche verfijningen, zonder welke ik mij zeer

goed in het bosch vermaken kan. Ik kan op mijn horen blazen, zonder

het geluid òf _recheate_ òf _morte_ te noemen. Ik kan mijn honden op

het wild aandrijven, en ik kan het vel van een hert aftrekken en het

dier uithalen als het gedood is, zonder de nieuwmodische wartaal van

_curée_, _arbor_, _nombles_, die van den fabelachtigen Sir Tristram

afstamt, te gebruiken." [7]

"Het Fransch," zei de Tempelier, zijne stem verheffende, op den verwaanden en gebiedenden toon, die hem bij alle gelegenheden eigen

was, "is niet alleen de natuurlijke taal van de jacht, maar die van de liefde en van den oorlog, waarmede men de vrouwen moet overwinnen

en de vijanden verslaan." "Doe mij bescheid in een beker wijn, heer Tempelier," zeide Cedric, "en schenk den Abt ook in, terwijl ik een dertig jaren achteruit zal gaan, om u iets anders te verhalen. Zooals Cedric de Sakser

toen was, behoefde zijn eenvoudige Saksische taal niet door Fransche

minnezangers opgesmukt te worden, als hij die in het oor eener schoone

wilde fluisteren; en het veld van Northallerton, bij den slag van den

Heiligen Standaard, kan getuigen, of het Saksische krijgsgeschreeuw

niet even ver in de gelederen van het Schotsche leger gehoord werd,

als de _cri de guerre_ van de stoutmoedige Normandische edelen. De

nagedachtenis van de dapperen, die daar gevochten hebben! Doet mij

bescheid, mijn gasten!" Hij nam een fiksche teug, en vervolgde met

toenemend vuur: "Ha! dat was een dag! Toen werden er wat schilden

gespleten; honderd banieren wapperden boven het hoofd der dapperen;

het bloed stroomde als water, en men wilde liever sterven dan

vluchten. Een Saksische _Bard_ zou dien dag een feest der zwaarden

genoemd hebben--eene vergadering der arenden over den buit--een

geklater van schilden en helmen; een veldgeschrei, vroolijker dan

het gejuich eener bruiloft. Maar onze _Barden_ zijn verdwenen; onze

daden worden vergeten bij die van een anderen stam; onze taal, zelfs

onze naam snelt ten ondergang, en niemand treurt er om behalve een

eenzame grijsaard. Schenker, jongen! vul de bekers--op het welzijn

der dappersten, heer Tempelier, van welken stam ze ook zijn, en welke

taal ze ook spreken mogen, die thans met het meeste vuur in Palestina

voor het heilige kruis strijden!" "Het betaamt geen Ridder, die dit kruis draagt, hierop te antwoorden," zeide Sir Brian de Bois-Guilbert; "maar aan wien, behalve de gezworen kampvechters van het Heilige Graf, kan de palm toegewezen worden

onder de strijders voor het kruis?" "Aan de Hospitaal-Ridders," zei de Abt; "ik heb daar een broeder onder." "Ik wil hun roem niet te kort doen," zei de Tempelier, "maar--" "Mij dunkt, vriend Cedric," zeide Wamba, hem in de rede vallende, "dat, als Koning Richard Leeuwenhart de wijsheid had gehad, den raad van een

nar te volgen, hij met zijn dappere Normandiërs te huis zou gebleven

zijn, en de herovering van Jeruzalem aan diezelfde ridders overgelaten

hebben, die de meeste schuld aan het verlies daarvan hadden." "Waren er geenen in des Konings leger," zeide Rowena, "wier namen waardig zijn, naast de Ridders van den Tempel en van St. Johannes

genoemd te worden?" "Vergeef mij, Jonkvrouw," antwoordde de Bois-Guilbert, "de Koning heeft, inderdaad, een schaar dappere krijgslieden naar Palestina

gebracht, die alléén behoeven onder te doen voor hen, die altijd het

bolwerk van het Heilige Land geweest zijn." "Ze behoeven voor _niemand_ onder te doen," zei de pelgrim, die er dicht genoeg bij gestaan had, om te kunnen hooren, en met blijkbaar

ongeduld naar het gesprek geluisterd had. Allen keerden zich naar

hem, van wien deze onverwachte verzekering kwam. "Ik zeg," herhaalde de pelgrim op vasten toon, "dat onze ridders voor niemand behoeven onder te doen, die ooit het zwaard tot verdediging van het Heilige

Land getrokken heeft. Ik zeg ook nog, want ik heb het gezien, dat

Koning Richard zelf en vijf van zijn ridders een toernooi hielden na

de inneming van St. Jean d'Acre, tegen ieder, die in het strijdperk durfde treden. Ik zeg, dat op dezen dag ieder ridder driemaal streed,

en drie vijanden ten onderen bracht. Ik voeg er bij, dat zeven dezer

aanvallers Tempeliers waren--en Ridder Brian de Bois-Guilbert is zeer

wel overtuigd van de waarheid van hetgeen ik u vertel." Het is onmogelijk de woede te schilderen, welke het zwartbruine

gezicht van den Tempelier nog donkerder kleurde. In de overmaat van

zijn toorn en zijn beschaming, tastten zijn bevende vingers naar het

gevest van zijn zwaard, en misschien werden ze alleen teruggehouden

door de gedachte, dat er geen daad van geweld in die plaats en in

zulk gezelschap veilig kon gepleegd worden. Cedric, wiens gedachten

zonder argwaan waren en zelden door meer dan één voorwerp tegelijk

bezig gehouden werden, lette bij de vreugde, waarmede hij van den roem

zijner landslieden hoorde spreken, niet op de toornige verlegenheid van

zijn gast. "Ik zal u dezen gouden armband geven, Pelgrim," zeide hij, "zoo gij mij de namen opnoemt van de ridders, die zoo heldhaftig den roem van het schoone Engeland opgehouden hebben." "Dat zal ik van ganscher harte doen," hernam de pelgrim, "en zonder loon; daar mijne gelofte mij verbiedt, gedurende een zekeren tijd

goud aan te raken." "Ik zal den armband voor u dragen, zoo gij wilt, vriend Pelgrim," zeide Wamba.

"De eerste in eer en in de wapenen, in roem en in stand," zei de pelgrim, "was de dappere Richard, Koning van Engeland." "Ik vergeef hem!" riep Cedric, "ik vergeef hem zijne afkomst van den dwingeland Willem!" "De Graaf van Leicester was de tweede," ging de pelgrim voort; "Sir Thomas Multon van Gilsland was de derde." "Die is tenminste van Saksische afkomst," riep Cedric met vreugde uit. "Sir Foulk Doilly, de vierde," zei de pelgrim. "Ook een Sakser, tenminste van moeders zijde," hernam Cedric, die met de grootste oplettendheid luisterde, en zijn haat tegen de Normandiërs

voor het oogenblik vergat, in de vreugde over de zegepraal van den

Koning van Engeland en zijn Saksische onderdanen. "En wie was de vijfde?" vroeg hij.

"De vijfde was Sir Edwin Turneham." "Een echte Sakser, bij de ziel van Hengist!" riep Cedric uit. "En de zesde?" ging hij met drift voort; "hoe heet de zesde?" "De zesde," hervatte de pelgrim na een oogenblik zwijgens, terwijl hij iets scheen te bedenken, "was een jonge ridder van minderen roem en stand; in dat eervolle gezelschap opgenomen, minder om de

onderneming te steunen, dan wel om het getal vol te maken--zijn naam

is mij ontgaan." "Heer Pelgrim," zei Sir Brian de Bois-Guilbert verachtelijk, "deze geveinsde vergetelheid, nadat gij u zoo veel hebt te binnen gebracht,

komt te laat, om aan uw doel te beantwoorden. Ik zelf zal u den naam

noemen van den ridder, voor wiens lans het noodlot en de schuld van

mijn paard mij deden bukken--het was de ridder van Ivanhoe: ook was

er onder de zes niet één, die, zijn jaren in aanmerking genomen, meer

roem in de wapenen verworven had.--Maar dit wil ik luide zeggen, dat,

als hij in Engeland was, en bij het toernooi deze week de uitdaging

van St. Jean d'Acre durfde herhalen, ik hem met het paard dat ik hier heb, en gewapend zooals ik thans ben, ieder voordeel der wapenen zou

toestaan, en dan den uitslag afwachten." "Als uwe tegenpartij hier ware, zou uwe uitdaging weldra beantwoord worden," hernam de pelgrim. "Zooals de zaak echter staat, behoeft gij deze vreedzame zaal niet te verontrusten met uwe snoeverij, over

den uitslag van een gevecht, hetwelk gij wel weet, dat geen plaats

kan vinden. Zoo Ivanhoe ooit uit Palestina terugkomt, wil ik er borg

voor staan, dat hij het tweegevecht niet afslaat." "Een fraaie borg!" zei de Tempelier, "en wat kunt gij tot pand geven?" "Deze reliquie," antwoordde de pelgrim, een ivoren doosje uit den boezem trekkende, en een kruis makende; "die een stuk van het ware kruis bevat, en die ik medegebracht heb uit het klooster van den

berg Carmel." De Prior van Jorvaulx maakte een kruis, en zeide een _paternoster_ op,

waaraan allen eerbiedig deel namen, behalve de Jood, de Mohammedanen,

en de Tempelier, welke laatste, zonder zijn hoofd te ontblooten,

of eenigen eerbied voor de heiligheid der reliquie te toonen,

een gouden keten van den hals nam, welke hij op de tafel wierp,

terwijl hij uitriep: "Laat Prior Aymer mijn pand en dat van dien naamloozen landlooper bewaren, als een teeken, dat, als de Ridder

van Ivanhoe binnen de Britsche zeeën komt, hij op de uitdaging van

Brian de Bois-Guilbert moet antwoorden; en, zoo hij ze niet aanneemt,

zal ik hem voor een lafaard bij alle Tempeliers van Europa uitmaken." "Dat zal niet noodig zijn," zei Jonkvrouw Rowena, haar stilzwijgen brekende; "mijn stem zal gehoord worden, zoo geen andere in deze zaal zich ten voordeele van den afwezigen Ivanhoe verheft. Ik verzeker,

dat hij iedere eervolle uitdaging ridderlijk zal aannemen. Kon mijn

geringe borgtocht eenige meerdere waarde geven aan het onschatbare

woord van den heiligen pelgrim, zoo zou ik naam en eer verpanden,

dat Ivanhoe dezen trotschen ridder de gevraagde voldoening geeft." Een menigte tegenstrijdige gevoelens scheen gedurende dit gesprek

Cedric vervuld en zwijgende gehouden te hebben. Gestreelde hoogmoed,

toorn, verlegenheid, verjaagden elkander op zijn breed, open voorhoofd,

gelijk de schaduw der wolken, die over een korenveld drijven, terwijl

zijne bedienden, op welken de naam van den zesden ridder een bijna

tooverachtige uitwerking scheen te hebben, vol verwachting op het

gelaat van hun meester staarden. Maar toen Rowena sprak, scheen de

klank van haar stem hem uit zijn gepeins te wekken.

"Rowena," zeide Cedric, "dat past niet; ware een verder pand noodig, dan zou ik zelf, hoe beleedigd, en zwaar beleedigd, ik door hem ben,

evenwel met mijn eer voor die van Ivanhoe instaan. Maar het onderpand

voor den strijd is voldoende, zelfs volgens de zonderlinge gebruiken

van de Normandische ridderschap;--niet waar, eerwaarde vader Aymer?" "Zoo is het," hernam de Prior, "en de heilige reliquie en de kostbare keten zal ik veilig in de schatkist van het klooster bewaren, tot de

kampstrijd beslist is." Na deze woorden maakte hij verscheidene malen het teeken van het kruis,

en na vele kniebuigingen en geprevelde gebeden, gaf hij de reliquie

aan broeder Ambrosius, zijn dienstbaren monnik over, terwijl hij zelf

met mindere plechtigheden, maar misschien met niet minder inwendig

genoegen, den gouden ketting nam, en in een met welriekend leêr

gevoerden zak deed, die onder zijn arm hing. "En nu, Sir Cedric," zeide hij, "de kracht van uw goeden wijn doet mij de slaapklok hooren. Sta

ons toe, nog één beker op het welzijn der schoone Rowena te ledigen,

en veroorloof dan dat wij ons ter rust begeven." "Bij het kruis van Bromholme," zei de Sakser, "gij doet uw roem weinig eer aan, heer Prior! De faam noemt u een dapperen monnik,

die de vroegmis hoort luiden, eer hij zijn beker verlaat; en ik

vreesde dat gij mij op mijn ouden dag zoudt beschaamd maken. Maar,

op mijn woord, een twaalfjarige Saksische knaap zou, in mijn tijd,

zijn beker niet zoo vroeg verlaten hebben." De Prior had evenwel bijzondere redenen om matig te blijven. Hij was

niet alleen van beroep een vredemaker, maar van aard een vijand van

alle twisten en geschillen. Dit was niet geheel uit liefde voor

zijn naasten, en ook niet geheel uit eigenliefde, maar uit een

mengeling van beide. Bij de tegenwoordige gelegenheid vreesde hij

het driftig karakter van den Sakser, en voorzag het gevaar, dat de

onbuigzame en trotsche geest, waarvan zijn metgezel reeds zoo vele

blijken had gegeven, eindelijk eene onaangename uitbarsting zou kunnen

veroorzaken. Hij gaf derhalve beleefd te kennen, dat ieder inboorling

van een ander land buiten staat was, den feestelijken kampstrijd in

het drinken tegen een geharden en sterkhoofdigen Sakser vol te houden;

hij maakte met een enkel woord gewag van zijn geestelijken stand, en

eindigde met op zijn voorstel, om ter rust te begeven, aan te dringen.

De afscheidsbeker werd dus rondgegeven, en, na een diepe buiging

voor hun gastheer en Rowena, stonden de gasten op en vervoegden zich

bij de anderen in de zaal, terwijl de hoofden der familie zich door

onderscheidene deuren met hun bedienden verwijderden.

"Ongeloovige hond," zei de Tempelier tot den Jood Izaäk, terwijl hij hem in het gedrang voorbijging, "reist gij ook naar het toernooi?" "Dat is mijn voornemen," hernam Izaäk, eene allernederigste buiging makende, "als de zeer gestrenge en eerwaardige heer Ridder dit vergunt." "Ha!" zei de Ridder, "om aan de ingewanden van onze ridderschap met uw woeker te knagen, en vrouwen en kinderen met opschik en speelgoed

te bedriegen.--Ik beloof u een vetten buit in uw Jodenzak." "Geen zilveren penning, geen stuiver, geen duit--zoo waar mij de God Abrahams helpe!" zei de Jood, de handen ineen slaande; "ik ga daar slechts heen om den bijstand van eenigen van mijn volk te zoeken, om

de boete te betalen, welke de Schatmeester der Joden [8] mij opgelegd

heeft.--Vader Jacob sta mij bij!--Ik ben een arme Jood--zelfs de rok,

dien ik draag, is geleend van Ruben van Tadcaster." "Vervloekte, valsche leugenaar!" antwoordde de Tempelier met een

schamperen glimlach, en verder gaande, alsof hij zich niet verwaardigde

langer met hem te spreken, praatte hij met zijn Turksche slaven

in een taal, welke de omstanders niet verstonden. De arme Israëliet

scheen zoo verschrikt over de toespraak van den krijgshaftigen monnik,

dat de Tempelier aan het einde van de zaal was gekomen, eer hij het

hoofd weder ophief uit zijne ootmoedige houding, en diens vertrek

bespeurde. Toen hij weder rondzag, was het met het verbaasde gelaat

van een mensch, voor wiens oogen de bliksem is ingeslagen, en dien

nog het schrikkelijk geraas van den donder in de ooren weergalmt.

De Tempelier en de Prior werden kort daarna naar hun slaapvertrekken

geleid door den huishofmeester en den schenker, ieder van twee

fakkeldragers en twee bedienden met ververschingen vergezeld,

terwijl mindere bedienden aan hun gevolg en aan de overige gasten de

slaapplaatsen aanwezen.


VIJFDE HOOFDSTUK ΠΕΜΠΤΟ ΚΕΦΑΛΑΙΟ FIFTH CHAPTER

Heeft een Jood geen oogen? Does a Jew have no eyes? Heeft een Jood geen handen, Does a Jew have no hands,

zintuigen, gevoelens, zinnen, neigingen, hartstochten? senses, feelings, senses, tendencies, passions? Wordt To be

hij niet met hetzelfde voedsel gevoed, met dezelfde wapenen he was not fed with the same food, with the same weapons

gekwetst? hurt? Is hij niet aan dezelfde ziekten onderhevig? Is he not subject to the same diseases? Wordt To be

hij niet door dezelfde geneesmiddelen genezen, door denzelfden he was not cured by the same medicines, by the same

zomer en winter warm en koud gemaakt, als een Christen? Made summer and winter hot and cold, as a Christian?

Koopman van Venetië. Merchant of Venice.

Oswald fluisterde bij zijn terugkomst zijn meester in het oor: "Het Oswald, upon his return, whispered in his master's ear, "It is een Jood, die zich Izaäk van York noemt; past het, dat wij hem in is a Jew, who calls himself Isaac of York; is it fitting, that we should include him in

de zaal brengen?" bring the hall?" "Laat Gurth uw ambt verrichten, Oswald," zei Wamba met zijn gewone "Let Gurth perform your duties, Oswald," Wamba said with his usual stoutheid: "de zwijnenhoeder is een geschikt geleider voor den Jood." stoutness: "the swineherd is a suitable conductor for the Jew." "Heilige Maria!" "Holy Mary!" riep de Abt, het teeken van het kruis makende, cried the Abbot, making the sign of the cross,

"zal een ongeloovige Jood in dit gezelschap toegelaten worden?" "Will an unbelieving Jew be allowed in this company?" "Een hond van een Jood," schreeuwde de Tempelier, "zou een verdediger "A dog of a Jew," shouted the Templar, "would be a defender van het Heilige Graf naderen!" of the Holy Sepulcher approaching!" "Op mijn woord," zei Wamba, "de Tempeliers zijn meer op de erfenis "Upon my word," said Wamba, "the Templars are more on the legacy der Joden dan op hun gezelschap gesteld!" of the Jews than on their company!" "Bedaard, waarde gasten," zeide Cedric; "mijne gastvrijheid mag niet "Calm down, dear guests," said Cedric; "my hospitality may not door uwe ontevredenheid belemmerd worden. be hampered by your dissatisfaction. Zoo de Hemel de geheele If Heaven the whole

natie van stijfhoofdige ongeloovigen sedert meer jaren geduld heeft, nation of stiff-necked infidels for more years,

dan een leek tellen kan, kunnen wij de tegenwoordigheid van één Jood than a layman can count, we can see the presence of one Jew

wel voor eenige uren verdragen. do endure for several hours. Maar ik dwing niemand met hem te But I don't force anyone to be with him

spreken of te eten.--Geeft hem een tafel en een schotel voor zich, speak or eat.--Give him a table and a dish before him,

tenzij," zeide hij glimlachende, "deze getulbande vreemdelingen hem unless," he said smiling, "these turbaned strangers gave him in hun gezelschap willen opnemen." into their company." "Edele Sakser," antwoordde de Tempelier, "mijne Saraceensche slaven "Noble Saxon," replied the Templar, "my Saracen slaves zijn echte Mohammedanen, en verachten zoo goed als een Christen de are true Mohammedans, and despise as much as a Christian despises the

gemeenschap met een Jood." intercourse with a Jew." "Wel, waarlijk," zeide Wamba, "ik begrijp niet, waarom de vereerders "Well, truly," said Wamba, "I do not understand, why the worshippers van Mohammed en den duivel zoo vele voorrechten zouden hebben, boven of Mohammed and the devil would have so many privileges, above

het vroeger door den Hemel uitverkoren volk." the people formerly chosen by Heaven." "Hij zal bij u zitten, Wamba," zeide Cedric; "de nar en de schelm "He will sit with you, Wamba," said Cedric; "the jester and the knave passen goed bij elkander." fit well together." "De nar," antwoordde Wamba, de overblijfselen van een ham in de "The jester," Wamba replied, the remains of a ham in the hoogte houdende, "zal zorg dragen, een bolwerk tegen den schelm op high, "will take care, a bulwark against the knave on te richten." address." "Stil," zeide Cedric; "daar komt hij!" "Quiet," Cedric said; "here he comes!" Met weinig plechtigheid binnengeleid, vol vrees en aarzeling en Led in with little solemnity, full of fear and hesitation and

met vele ootmoedige buigingen binnentredende, naderde een lange, entering with many humble bows, approached a long,

magere grijsaard, die echter door de gewoonte van krom te gaan, lean graybeard, who, however, by habit of going crooked,

veel van zijn wezenlijke grootte verloren had, het benedeneinde der had lost much of its essential size, the lower end of the

tafel. table. Zijn scherpe en regelmatige trekken, zijn haviksneus, zijn His sharp and regular features, his hawkish nose, his

doordringende zwarte oogen, zijn hoog, gerimpelde voorhoofd, zijn piercing black eyes, his high, wrinkled forehead, his

lang, grijs haar en lange baard hadden voor schoon kunnen doorgaan, long, gray hair and long beard could have passed for clean,

indien ze niet de onderscheidende kenteekens gedragen hadden van een had they not worn the distinguishing marks of a

geslacht, dat in die onbeschaafde eeuwen evenzeer verfoeid werd door lineage, which in those uncivilized centuries was equally despised by

het lichtgeloovige en bevooroordeelde gemeen, als vervolgd door den the credulous and prejudiced common, as persecuted by the

inhaligen, roofzuchtigen adel, en dat, misschien door dezen haat greedy, rapacious nobility, and that, perhaps because of this hatred

en die vervolging, over het algemeen een karakter had verkregen, and that persecution, had generally acquired a character,

waarin, om het op het zachtst uit te drukken, tenminste veel laags in which, to put it mildly, at least a lot of layer

en onaangenaams was. and unpleasant was.

De kleeding van den Jood, die geweldig van den storm scheen geleden te The clothing of the Jew, which seemed to have suffered tremendously from the storm

hebben, bestond uit een eenvoudig somber gewaad met vele plooien, en have, consisted of a simple somber robe with many folds, and

een donker purperkleurig kleed er onder. a dark purple-colored rug underneath. Hij had wijde laarzen aan, met He had on wide boots, with

bont gevoerd, en om zijn middel een gordel, waarin een klein mes hing fur lined, and around his waist a belt, in which hung a small knife

en een koker met schrijfgereedschappen, maar geen wapenen. and a quiver with writing tools, but no weapons. Hij droeg He wore

een hooge, vierkante, gele muts van zonderling maaksel, die aan zijn a tall, square, yellow hat of eccentric make, attached to its

natie was voorgeschreven, om die van de Christenen te onderscheiden, nation was prescribed, to distinguish those from Christians,

en welke hij met groote nederigheid bij de deur van de zaal afnam. and which he took off with great humility at the door of the hall.

De ontvangst van dezen man in de zaal van Cedric den Sakser had zelfs The reception of this man in the hall of Cedric the Saxon had even

den meest bevooroordeelden vijand van den Israëlitischen stam moeten the most prejudiced enemy of the Israelite tribe must

bevredigen. satisfy. Cedric zelf knikte hem op zijn herhaald groeten slechts Cedric himself nodded to him on his repeated greetings only

koel toe, en gaf hem een wenk om aan het benedenste einde van de coolly, and beckoned him to the lower end of the

tafel plaats te nemen, waar echter niemand geneigd scheen ruimte table, where, however, no one seemed inclined to take space

voor hem te maken. for him to make. Integendeel, terwijl hij de rij langs ging, een On the contrary, as he went down the row, a

vreesachtigen, smeekenden blik op iedereen werpende, die het lagere casting apprehensive, pleading glances at anyone who had the lower

einde der tafel bezette, haalden de Saksische bedienden de schouders end of the table, the Saxon servants shrugged their shoulders

op, en gingen voort hun avondeten met grooten ijver te verslinden, up, and continued to devour their supper with great zeal,

zonder in het minste acht te slaan op de behoeften van den nieuwen without in the least regard for the needs of the new

gast. guest. De bedienden van den Abt maakten een kruis, met teekens van The Abbot's servants made a cross, with signs of

vromen afkeer, en zelfs streken de heidensche Saracenen, toen Izaäk pious aversion, and even the pagan Saracens, when Isaac

naderde, verontwaardigd de knevels op, en sloegen de hand aan den dolk, approached, indignantly raised the gags, and struck the dagger,

alsof zij gereed waren, zich met geweld voor de gevreesde bezoedeling as if they were ready, forcibly preparing themselves for the dreaded defilement

zijner aanraking te vrijwaren. safeguard his touch.

Mogelijk zouden dezelfde beweegredenen, die Cedric aangezet hadden, Possibly the same motivations that had prompted Cedric,

zijn zaal voor dezen zoon van een verstooten volk te openen, hem ook opening his hall to this son of an outcast people, him also

bewogen hebben, zijn bedienden een meerdere vriendelijkheid jegens moved, his servants to show a superior kindness toward

Izaäk aan te bevelen, had niet de Abt hem juist op dit oogenblik in recommending Isaac, had not the Abbot recommended him at this very moment in

een belangrijk gesprek gewikkeld, over het ras en den aard zijner engaged in an important conversation, about the race and nature of his

lievelingshonden, hetwelk hij niet zou afgebroken hebben voor zaken favorite dogs, which he would not have broken off for business

van veel grooter gewicht, dan dat een Jood zich zonder eten te slapen of far greater weight, than for a Jew to sleep without food

moest leggen. had to lay. Terwijl Izaäk dus van het gezelschap uitgestooten stond, While Isaac thus stood expelled from the company,

evenals zijn volk onder de natiën, te vergeefs naar een welkomstgroet as well as his people among the nations, in vain for a greeting of welcome

en een rustplaatsje omziende, kreeg de pelgrim, die bij den haard zat, and looking around for a place to rest, the pilgrim, sitting by the fireplace, got,

medelijden met hem, en stond hem zijn stoel af, deze paar woordjes pity him, and relinquished him his chair, these few words

zeggende: "Oude man, mijn kleederen zijn droog, mijn honger is saying: "Old man, my garments are dry, my hunger is gestild; gij zijt nog nat en hongerig." stilled; thou art still wet and hungry." Dit zeggende, legde hij de Saying this, he laid the

op den grooten haard verstrooide stukken hout bij elkander, en blies on the large fireplace scattered pieces of wood together, and blew

het vuur aan; hij nam van de groote tafel een schotel met soep en lit the fire; he took from the large table a platter of soup and

gekookt geitenvleesch, zette dien op de kleine tafel, aan welke hij cooked goat meat, placed it on the small table, at which he

zelf gegeten had, en zonder den dank van den Jood af te wachten, ging himself had eaten, and without waiting for the Jew's thanks, went

hij naar de andere zijde van de zaal. he to the other side of the room. Of dit geschiedde, omdat hij Whether this occurred because he

niet in nader gesprek wilde treden met het voorwerp zijner mildheid, did not want to enter into further conversation with the object of his leniency,

of omdat hij wenschte bij het boveneinde der tafel te komen, scheen or because he wished to reach the upper end of the table, seemed

niet duidelijk. not clear.

Waren er in die dagen schilders geweest, in staat om zoo iets voor te Had there been painters in those days, capable of representing such

stellen, dan zou de Jood, terwijl hij zijn magere gedaante voorover set, then the Jew, while he would have his lean form forward

boog, en zijn verkleumde en bevende handen boven het vuur hield, geen bowed, and held his chilled and trembling hands over the fire, no

slecht voorbeeld eener verpersoonlijking van den Winter opgeleverd provided a poor example of a personification of Winter

hebben. have. Na zich verwarmd te hebben, keerde hij zich begeerig naar den Having warmed himself, he turned covetously toward the

rookenden schotel, die hem was voorgezet, en at met een haast en een smoking dish, which had been set before him, and ate with a rush and a

zichtbaar genoegen, die schenen aan te duiden, dat hij in lang niets visible pleasure, which seemed to indicate, that he was in long nothing

genoten had. had enjoyed.

Intusschen zetten de Abt en Cedric hun gesprek over de jacht Meanwhile, the Abbot and Cedric continued their conversation about hunting

voort. forth. Jonkvrouw Rowena scheen verdiept in een gesprek met een harer Lady Rowena seemed engrossed in a conversation with a harer

vrouwen; en de trotsche Tempelier, wiens oog beurtelings op den Jood women; and the proud Templar, whose eye by turns on the Jew

en op de Saksische schoone scheen gevestigd te zijn, was blijkbaar and on the Saxon beauty seemed to be established, was apparently

in diep gepeins verzonken. In deep thought.

"Het verwondert mij, waardige Cedric," zei de Abt, "dat gij, "It astonishes me, worthy Cedric," said the Abbot, "that thou , niettegenstaande uwe groote vooringenomenheid met uwe eigene krachtige notwithstanding your great bias with your own powerful

taal, niet het Normandisch-Fransch tenminste uwe gunst waardig keurt, language, not Norman-French at least worthy of your favor,

voor zoo verre dit het jachtwezen betreft. as far as hunting is concerned. Er is zeker geene taal, die There is certainly no language, which

zoo rijk is in de verschillende spreekwijzen, welke het jachtvermaak is so rich in the various modes of speech, which the hunting entertainment

vordert, of die aan den ervaren jager meerdere middelen aan de hand demands, or which provides to the experienced hunter several means to the hand

geeft, om zijn heerlijke kunst te beschrijven." gives, to describe his wonderful art." "Eerwaarde vader," hernam de Sakser, "ik moet u zeggen, dat ik weinig "Reverend father," reiterated the Saxon, "I must tell you, that I have little werk maak van die overzeesche verfijningen, zonder welke ik mij zeer make work of those overseas refinements, without which I feel very

goed in het bosch vermaken kan. have a good time in the woods. Ik kan op mijn horen blazen, zonder I can blow on my hear, without

het geluid òf _recheate_ òf _morte_ te noemen. calling the sound either _recheate_ or _morte_. Ik kan mijn honden op I can put my dogs on

het wild aandrijven, en ik kan het vel van een hert aftrekken en het drive the game, and I can pull the skin off a deer and the

dier uithalen als het gedood is, zonder de nieuwmodische wartaal van animal out when it is killed, without the newfangled gibberish of

_curée_, _arbor_, _nombles_, die van den fabelachtigen Sir Tristram _curée_, _arbor_, _nombles_, those of the fabled Sir Tristram

afstamt, te gebruiken." descended, to be used." [7] [7]

"Het Fransch," zei de Tempelier, zijne stem verheffende, op den "The French," said the Templar, raising his voice, at the verwaanden en gebiedenden toon, die hem bij alle gelegenheden eigen conceited and commanding tone, which on all occasions was his own

was, "is niet alleen de natuurlijke taal van de jacht, maar die van was, "is not only the natural language of hunting, but that of de liefde en van den oorlog, waarmede men de vrouwen moet overwinnen love and of war, with which to overcome women

en de vijanden verslaan." and defeat the enemies." "Doe mij bescheid in een beker wijn, heer Tempelier," zeide Cedric, "Make me bescheid in a cup of wine, Lord Templar," Cedric said, "en schenk den Abt ook in, terwijl ik een dertig jaren achteruit "and pour into the Abbot as well, while I am a thirty years backward zal gaan, om u iets anders te verhalen. will go, to tell you something else. Zooals Cedric de Sakser As Cedric the Saxon

toen was, behoefde zijn eenvoudige Saksische taal niet door Fransche then was, his simple Saxon language did not need to be corrupted by French

minnezangers opgesmukt te worden, als hij die in het oor eener schoone minstrels to be embellished, if he who in the ear of a beautiful

wilde fluisteren; en het veld van Northallerton, bij den slag van den wanted to whisper; and the field of Northallerton, at the battle of the

Heiligen Standaard, kan getuigen, of het Saksische krijgsgeschreeuw Saints Standard, can attest, whether the Saxon war cry

niet even ver in de gelederen van het Schotsche leger gehoord werd, was not heard as far down the ranks of the Scottish army,

als de _cri de guerre_ van de stoutmoedige Normandische edelen. as the _cri de guerre_ of the stout Norman nobles. De The

nagedachtenis van de dapperen, die daar gevochten hebben! Memory of the brave, who fought there! Doet mij Does me

bescheid, mijn gasten!" bescheid, my guests!" Hij nam een fiksche teug, en vervolgde met He took a hefty gulp, and continued with

toenemend vuur: "Ha! increasing fire: "Ha! dat was een dag! that was a day! Toen werden er wat schilden Then there were some shields

gespleten; honderd banieren wapperden boven het hoofd der dapperen; split; a hundred banners waved above the heads of the brave;

het bloed stroomde als water, en men wilde liever sterven dan the blood flowed like water, and one would rather die than

vluchten. flights. Een Saksische _Bard_ zou dien dag een feest der zwaarden A Saxon _Bard_ would make that day a feast of swords

genoemd hebben--eene vergadering der arenden over den buit--een mentioned--a meeting of the eagles over the spoils--a

geklater van schilden en helmen; een veldgeschrei, vroolijker dan spat of shields and helmets; a field cry, merrier than

het gejuich eener bruiloft. the cheers of a wedding. Maar onze _Barden_ zijn verdwenen; onze But our _Barden_ are gone; our

daden worden vergeten bij die van een anderen stam; onze taal, zelfs deeds are forgotten among those of another tribe; our language, even

onze naam snelt ten ondergang, en niemand treurt er om behalve een our name rushes to ruin, and no one mourns it except a

eenzame grijsaard. lonely graybeard. Schenker, jongen! Schenker, boy! vul de bekers--op het welzijn fill the cups--on welfare

der dappersten, heer Tempelier, van welken stam ze ook zijn, en welke of the bravest, lord Templar, of whatever tribe they are, and what

taal ze ook spreken mogen, die thans met het meeste vuur in Palestina language they may also speak, who are now with the most fervor in Palestine

voor het heilige kruis strijden!" fighting for the holy cross!" "Het betaamt geen Ridder, die dit kruis draagt, hierop te antwoorden," "It befits no Knight, who wears this cross, to answer this," he said. zeide Sir Brian de Bois-Guilbert; "maar aan wien, behalve de gezworen said Sir Brian de Bois-Guilbert; "but to whom, apart from the sworn kampvechters van het Heilige Graf, kan de palm toegewezen worden camp fighters of the Holy Sepulcher, the palm may be assigned

onder de strijders voor het kruis?" among the warriors for the cross?" "Aan de Hospitaal-Ridders," zei de Abt; "ik heb daar een broeder "To the Hospital Knights," said the Abbot; "I have a brother there onder." below." "Ik wil hun roem niet te kort doen," zei de Tempelier, "maar--" "I don't want to discount their fame," said the Templar, "but-" "Mij dunkt, vriend Cedric," zeide Wamba, hem in de rede vallende, "dat, "It seems to me, friend Cedric," Wamba said, interrupting him, "that, als Koning Richard Leeuwenhart de wijsheid had gehad, den raad van een If King Richard Lionheart had had the wisdom, the advice of a

nar te volgen, hij met zijn dappere Normandiërs te huis zou gebleven jester to follow, he would have stayed home with his brave Normans

zijn, en de herovering van Jeruzalem aan diezelfde ridders overgelaten be, and left the reconquest of Jerusalem to those same knights

hebben, die de meeste schuld aan het verlies daarvan hadden." who were most to blame for its loss." "Waren er geenen in des Konings leger," zeide Rowena, "wier namen "Were there none in the King's army," Rowena said, "whose names were waardig zijn, naast de Ridders van den Tempel en van St. worthy, in addition to the Knights of the Temple and of St. Thomas. Johannes Johannes

genoemd te worden?" to be called?" "Vergeef mij, Jonkvrouw," antwoordde de Bois-Guilbert, "de Koning "Forgive me, Milady," replied de Bois-Guilbert, "the King heeft, inderdaad, een schaar dappere krijgslieden naar Palestina has, indeed, sent a scissors of brave warriors to Palestine

gebracht, die alléén behoeven onder te doen voor hen, die altijd het brought who need only be inferior to those, who always have the

bolwerk van het Heilige Land geweest zijn." have been stronghold of the Holy Land." "Ze behoeven voor _niemand_ onder te doen," zei de pelgrim, die er "They need not be inferior to _anyone_," said the pilgrim, who looked dicht genoeg bij gestaan had, om te kunnen hooren, en met blijkbaar had stood close enough to hear, and with apparently

ongeduld naar het gesprek geluisterd had. impatience had listened to the conversation. Allen keerden zich naar All turned to

hem, van wien deze onverwachte verzekering kwam. Him, from whom this unexpected assurance came. "Ik zeg," herhaalde "I say," repeated de pelgrim op vasten toon, "dat onze ridders voor niemand behoeven the pilgrim in a fastidious tone, "that our knights need for no one onder te doen, die ooit het zwaard tot verdediging van het Heilige under, who ever took the sword in defense of the Holy

Land getrokken heeft. Land drew. Ik zeg ook nog, want ik heb het gezien, dat I also add, because I have seen it, that

Koning Richard zelf en vijf van zijn ridders een toernooi hielden na King Richard himself and five of his knights held a tournament after

de inneming van St. the capture of St. Jean d'Acre, tegen ieder, die in het strijdperk Jean d'Acre, against anyone, who is in the arena of battle durfde treden. dared to step in. Ik zeg, dat op dezen dag ieder ridder driemaal streed, I say, on this day every knight fought three times,

en drie vijanden ten onderen bracht. and brought down three enemies. Ik voeg er bij, dat zeven dezer I add, that seven of these

aanvallers Tempeliers waren--en Ridder Brian de Bois-Guilbert is zeer attackers were Templars--and Knight Brian de Bois-Guilbert is very

wel overtuigd van de waarheid van hetgeen ik u vertel." well convinced of the truth of what I am telling you." Het is onmogelijk de woede te schilderen, welke het zwartbruine It is impossible to paint the anger, which the black-brown

gezicht van den Tempelier nog donkerder kleurde. Templar's face colored even darker. In de overmaat van In the excess of

zijn toorn en zijn beschaming, tastten zijn bevende vingers naar het his wrath and his shame, his trembling fingers groped for the

gevest van zijn zwaard, en misschien werden ze alleen teruggehouden hilt of his sword, and perhaps they were only held back

door de gedachte, dat er geen daad van geweld in die plaats en in by the thought, that there is no act of violence in that place and in

zulk gezelschap veilig kon gepleegd worden. such company could be safely committed. Cedric, wiens gedachten Cedric, whose thoughts

zonder argwaan waren en zelden door meer dan één voorwerp tegelijk were without suspicion and rarely by more than one object at a time

bezig gehouden werden, lette bij de vreugde, waarmede hij van den roem were kept busy, took note at the joy, with which he of the fame

zijner landslieden hoorde spreken, niet op de toornige verlegenheid van heard his countrymen speak, not at the wrathful embarrassment of

zijn gast. his guest. "Ik zal u dezen gouden armband geven, Pelgrim," zeide hij, "I will give you this gold bracelet, Pilgrim," he said, "zoo gij mij de namen opnoemt van de ridders, die zoo heldhaftig den "if thou wilt enumerate to me the names of the knights, who so heroically took the roem van het schoone Engeland opgehouden hebben." fame of beautiful England have ceased." "Dat zal ik van ganscher harte doen," hernam de pelgrim, "en zonder "I will do that with all my heart," the pilgrim resumed, "and without loon; daar mijne gelofte mij verbiedt, gedurende een zekeren tijd wages; since my vow forbids me, during a certain time

goud aan te raken." touching gold." "Ik zal den armband voor u dragen, zoo gij wilt, vriend Pelgrim," "I will wear the bracelet for you, if you like, friend Pilgrim," he said. zeide Wamba. said Wamba.

"De eerste in eer en in de wapenen, in roem en in stand," zei de "The first in honor and in arms, in fame and in standing," said the pelgrim, "was de dappere Richard, Koning van Engeland." pilgrim, "was the brave Richard, King of England." "Ik vergeef hem!" "I forgive him!" riep Cedric, "ik vergeef hem zijne afkomst van den cried Cedric, "I forgive him his descent from the dwingeland Willem!" compelling William!" "De Graaf van Leicester was de tweede," ging de pelgrim voort; "The Earl of Leicester was the second," the pilgrim continued; "Sir Thomas Multon van Gilsland was de derde." "Sir Thomas Multon of Gilsland was the third." "Die is tenminste van Saksische afkomst," riep Cedric met vreugde uit. "At least that one is of Saxon descent," Cedric exclaimed with delight. "Sir Foulk Doilly, de vierde," zei de pelgrim. "Sir Foulk Doilly, the fourth," said the pilgrim. "Ook een Sakser, tenminste van moeders zijde," hernam Cedric, die met "A Saxon, too, at least on his mother's side," Cedric resumed, standing with de grootste oplettendheid luisterde, en zijn haat tegen de Normandiërs listened with the greatest vigilance, and his hatred of the Normans

voor het oogenblik vergat, in de vreugde over de zegepraal van den forgot for the moment, in the joy of the triumph of the

Koning van Engeland en zijn Saksische onderdanen. King of England and his Saxon subjects. "En wie was de "And who was the vijfde?" fifth?" vroeg hij. he asked.

"De vijfde was Sir Edwin Turneham." "The fifth was Sir Edwin Turneham." "Een echte Sakser, bij de ziel van Hengist!" "A true Saxon, by the soul of Hengist!" riep Cedric uit. exclaimed Cedric. "En de "And the zesde?" sixth?" ging hij met drift voort; "hoe heet de zesde?" he continued adrift; "what is the name of the sixth?" "De zesde," hervatte de pelgrim na een oogenblik zwijgens, terwijl "The sixth," resumed the pilgrim after an instant of silence, while hij iets scheen te bedenken, "was een jonge ridder van minderen he seemed to think of something, "was a young knight of lesser roem en stand; in dat eervolle gezelschap opgenomen, minder om de fame and position; included in that honorable company, less to the

onderneming te steunen, dan wel om het getal vol te maken--zijn naam enterprise, or to make the number full--his name

is mij ontgaan." has eluded me." "Heer Pelgrim," zei Sir Brian de Bois-Guilbert verachtelijk, "deze "Lord Pilgrim," said Sir Brian de Bois-Guilbert scornfully, "this geveinsde vergetelheid, nadat gij u zoo veel hebt te binnen gebracht, feigned forgetfulness, after thou hast brought so much to thy mind,

komt te laat, om aan uw doel te beantwoorden. comes too late, to meet your goal. Ik zelf zal u den naam I myself will give you the name

noemen van den ridder, voor wiens lans het noodlot en de schuld van mention of the knight, before whose lance the fate and guilt of

mijn paard mij deden bukken--het was de ridder van Ivanhoe: ook was my horse made me stoop-it was the knight of Ivanhoe: also was

er onder de zes niet één, die, zijn jaren in aanmerking genomen, meer there was not one, among the six, who, taking his years into account, was more

roem in de wapenen verworven had.--Maar dit wil ik luide zeggen, dat, had acquired fame in arms.--But this I want to say loudly, that,

als hij in Engeland was, en bij het toernooi deze week de uitdaging if he was in England, and at the tournament this week the challenge

van St. of St. Jean d'Acre durfde herhalen, ik hem met het paard dat ik hier Jean d'Acre dared to repeat, I him with the horse I have here heb, en gewapend zooals ik thans ben, ieder voordeel der wapenen zou have, and armed as I am now, any advantage of arms would

toestaan, en dan den uitslag afwachten." allow, and then await the outcome." "Als uwe tegenpartij hier ware, zou uwe uitdaging weldra beantwoord "If your counterpart were here, your challenge would soon be answered worden," hernam de pelgrim. be," the pilgrim resumed. "Zooals de zaak echter staat, behoeft "As the case stands, however, it needs gij deze vreedzame zaal niet te verontrusten met uwe snoeverij, over ye not to disturb this peaceful hall with your sniveling, about

den uitslag van een gevecht, hetwelk gij wel weet, dat geen plaats the result of a battle, which thou knowest well, that no place

kan vinden. can find. Zoo Ivanhoe ooit uit Palestina terugkomt, wil ik er borg Zoe Ivanhoe ever comes back from Palestine, I want to borg there

voor staan, dat hij het tweegevecht niet afslaat." stand for, that he does not turn down the two-fight." "Een fraaie borg!" "A fine deposit!" zei de Tempelier, "en wat kunt gij tot pand geven?" said the Templar, "and what can ye pledge?" "Deze reliquie," antwoordde de pelgrim, een ivoren doosje uit den "This reliquary," replied the pilgrim, taking an ivory box from the boezem trekkende, en een kruis makende; "die een stuk van het ware bosom pulling, and making a cross; "which is a piece of the true kruis bevat, en die ik medegebracht heb uit het klooster van den cross, and which I brought with me from the monastery of den

berg Carmel." Mount Carmel." De Prior van Jorvaulx maakte een kruis, en zeide een _paternoster_ op, The Prior of Jorvaulx made a cross, and recited a _paternoster_,

waaraan allen eerbiedig deel namen, behalve de Jood, de Mohammedanen, In which all participated reverently, except the Jew, the Mohammedans,

en de Tempelier, welke laatste, zonder zijn hoofd te ontblooten, and the Templar, which latter, without uncovering his head,

of eenigen eerbied voor de heiligheid der reliquie te toonen, or show any reverence for the sanctity of relics,

een gouden keten van den hals nam, welke hij op de tafel wierp, took a gold chain from the neck, which he threw on the table,

terwijl hij uitriep: "Laat Prior Aymer mijn pand en dat van dien As he exclaimed, "Let Prior Aymer take my pledge and that of that naamloozen landlooper bewaren, als een teeken, dat, als de Ridder preserve nameless landlooper, as a sign, that, if the Knight

van Ivanhoe binnen de Britsche zeeën komt, hij op de uitdaging van of Ivanhoe comes within the British seas, he on the challenge of

Brian de Bois-Guilbert moet antwoorden; en, zoo hij ze niet aanneemt, Brian de Bois-Guilbert must answer; and, should he not accept them,

zal ik hem voor een lafaard bij alle Tempeliers van Europa uitmaken." I will make him out to be a coward with all the Templars of Europe." "Dat zal niet noodig zijn," zei Jonkvrouw Rowena, haar stilzwijgen "That won't be necessary," said Lady Rowena, her silence brekende; "mijn stem zal gehoord worden, zoo geen andere in deze zaal breaking; "my voice will be heard, if no other in this room zich ten voordeele van den afwezigen Ivanhoe verheft. rises in favor of the absent Ivanhoe. Ik verzeker, I assure,

dat hij iedere eervolle uitdaging ridderlijk zal aannemen. That he will accept any honorable challenge chivalrously. Kon mijn Could my

geringe borgtocht eenige meerdere waarde geven aan het onschatbare small bail give some additional value to the invaluable

woord van den heiligen pelgrim, zoo zou ik naam en eer verpanden, word of the holy pilgrim, so would I pledge name and honor,

dat Ivanhoe dezen trotschen ridder de gevraagde voldoening geeft." That Ivanhoe will give this proud knight the satisfaction requested." Een menigte tegenstrijdige gevoelens scheen gedurende dit gesprek A crowd of conflicting feelings seemed throughout this conversation

Cedric vervuld en zwijgende gehouden te hebben. Cedric fulfilled and kept silent. Gestreelde hoogmoed, Stressed pride,

toorn, verlegenheid, verjaagden elkander op zijn breed, open voorhoofd, wrath, embarrassment, dispelled each other on his broad, open forehead,

gelijk de schaduw der wolken, die over een korenveld drijven, terwijl like the shadow of clouds floating over a cornfield, while

zijne bedienden, op welken de naam van den zesden ridder een bijna his servants, on whom the name of the sixth knight was an almost

tooverachtige uitwerking scheen te hebben, vol verwachting op het seemed to have magical effects, full of anticipation for the

gelaat van hun meester staarden. face of their master stared. Maar toen Rowena sprak, scheen de But when Rowena spoke, the

klank van haar stem hem uit zijn gepeins te wekken. sound of her voice rousing him from his musings.

"Rowena," zeide Cedric, "dat past niet; ware een verder pand noodig, "Rowena," Cedric said, "that does not fit; were a further pledge necessary, dan zou ik zelf, hoe beleedigd, en zwaar beleedigd, ik door hem ben, then I would myself, how beleaguered, and severely beleaguered, I am by him,

evenwel met mijn eer voor die van Ivanhoe instaan. however, vouch for Ivanhoe's with my honor. Maar het onderpand But the collateral

voor den strijd is voldoende, zelfs volgens de zonderlinge gebruiken for the fight is sufficient, even according to the eccentric customs

van de Normandische ridderschap;--niet waar, eerwaarde vader Aymer?" of the Norman knighthood;--not so, Reverend Father Aymer?" "Zoo is het," hernam de Prior, "en de heilige reliquie en de kostbare "So it is," resumed the Prior, "and the sacred reliquary and the precious keten zal ik veilig in de schatkist van het klooster bewaren, tot de chain I will keep safe in the treasury of the monastery, until the

kampstrijd beslist is." camp battle is decided." Na deze woorden maakte hij verscheidene malen het teeken van het kruis, After these words, he made the sign of the cross several times,

en na vele kniebuigingen en geprevelde gebeden, gaf hij de reliquie and after many knee bends and recited prayers, he gave the reliquary

aan broeder Ambrosius, zijn dienstbaren monnik over, terwijl hij zelf to brother Ambrose, his servant monk, while he himself

met mindere plechtigheden, maar misschien met niet minder inwendig with lesser ceremonies, but perhaps with no less internal

genoegen, den gouden ketting nam, en in een met welriekend leêr pleasure, took the gold chain, and in one with fragrant leêr

gevoerden zak deed, die onder zijn arm hing. lined bag did, which hung under his arm. "En nu, Sir Cedric," zeide "And now, Sir Cedric," said hij, "de kracht van uw goeden wijn doet mij de slaapklok hooren. he, "the power of your good wine makes me hear the sleep clock. Sta Sta

ons toe, nog één beker op het welzijn der schoone Rowena te ledigen, us to empty one more cup on the welfare of beautiful Rowena,

en veroorloof dan dat wij ons ter rust begeven." And then allow us to go to rest." "Bij het kruis van Bromholme," zei de Sakser, "gij doet uw roem "By the cross of Bromholme," said the Saxon, "thou doest thy fame weinig eer aan, heer Prior! little honor, Mr. Prior! De faam noemt u een dapperen monnik, Fame calls you a brave monk,

die de vroegmis hoort luiden, eer hij zijn beker verlaat; en ik who hears the early mass ringing, before he leaves his cup; and I

vreesde dat gij mij op mijn ouden dag zoudt beschaamd maken. Feared that thou wouldst shame me in my old age. Maar, But,

op mijn woord, een twaalfjarige Saksische knaap zou, in mijn tijd, Upon my word, a twelve-year-old Saxon lad would, in my day,

zijn beker niet zoo vroeg verlaten hebben." have not left his cup so early." De Prior had evenwel bijzondere redenen om matig te blijven. However, the Prior had particular reasons to remain moderate. Hij was He was

niet alleen van beroep een vredemaker, maar van aard een vijand van not only by profession a peace maker, but by nature an enemy of

alle twisten en geschillen. all quarrels and disputes. Dit was niet geheel uit liefde voor This was not entirely out of love for

zijn naasten, en ook niet geheel uit eigenliefde, maar uit een his neighbors, nor entirely from self-love, but from a

mengeling van beide. mixture of both. Bij de tegenwoordige gelegenheid vreesde hij On the present occasion, he feared

het driftig karakter van den Sakser, en voorzag het gevaar, dat de the temper of the Saxon, and foresaw the danger, that the

onbuigzame en trotsche geest, waarvan zijn metgezel reeds zoo vele unyielding and proud spirit, whose companion has been so many

blijken had gegeven, eindelijk eene onaangename uitbarsting zou kunnen had given evidence, might finally have an unpleasant outburst

veroorzaken. cause. Hij gaf derhalve beleefd te kennen, dat ieder inboorling He therefore politely indicated that every native

van een ander land buiten staat was, den feestelijken kampstrijd in of another country was out of state, the festive camp battle in

het drinken tegen een geharden en sterkhoofdigen Sakser vol te houden; enduring drinking against a hardened and strong-headed Saxon;

hij maakte met een enkel woord gewag van zijn geestelijken stand, en he made a single mention of his spiritual standing, and

eindigde met op zijn voorstel, om ter rust te begeven, aan te dringen. ended by insisting on his proposal, to go to rest.

De afscheidsbeker werd dus rondgegeven, en, na een diepe buiging The farewell cup was thus passed around, and, after a deep bow

voor hun gastheer en Rowena, stonden de gasten op en vervoegden zich before their hosts and Rowena, the guests got up and joined

bij de anderen in de zaal, terwijl de hoofden der familie zich door with the others in the room, while the heads of the family made their way through

onderscheidene deuren met hun bedienden verwijderden. distinguished doors with their servants removed.

"Ongeloovige hond," zei de Tempelier tot den Jood Izaäk, terwijl hij "Unbelieving dog," the Templar said to the Jew Isaac, as he hem in het gedrang voorbijging, "reist gij ook naar het toernooi?" passed him in the scramble, "art thou also traveling to the tournament?" "Dat is mijn voornemen," hernam Izaäk, eene allernederigste buiging "That is my intention," Isaac resumed, a most earnest bow makende, "als de zeer gestrenge en eerwaardige heer Ridder dit making, "as the very stern and honorable Mr. Knight this vergunt." granted." "Ha!" "Ha!" zei de Ridder, "om aan de ingewanden van onze ridderschap met said the Knight, "to tug at the innards of our knighthood with uw woeker te knagen, en vrouwen en kinderen met opschik en speelgoed gnaw your usury, and women and children with frills and toys

te bedriegen.--Ik beloof u een vetten buit in uw Jodenzak." to deceive.--I promise you a fat booty in your Jew's pocket." "Geen zilveren penning, geen stuiver, geen duit--zoo waar mij de God "Not a silver penny, not a nickel, not a penny-so true to me the God Abrahams helpe!" Abrahams helpe!" zei de Jood, de handen ineen slaande; "ik ga daar said the Jew, putting his hands together; "I'm going there slechts heen om den bijstand van eenigen van mijn volk te zoeken, om only gone to seek the assistance of some of my people, to

de boete te betalen, welke de Schatmeester der Joden [8] mij opgelegd pay the fine, which the Treasurer of the Jews [8] imposed on me

heeft.--Vader Jacob sta mij bij!--Ik ben een arme Jood--zelfs de rok, --Father Jacob help me!--I am a poor Jew--even the skirt,

dien ik draag, is geleend van Ruben van Tadcaster." which I wear is borrowed from Ruben of Tadcaster." "Vervloekte, valsche leugenaar!" "Cursed, false liar!" antwoordde de Tempelier met een replied the Templar with a

schamperen glimlach, en verder gaande, alsof hij zich niet verwaardigde mock smile, and continuing, as if he did not deign to

langer met hem te spreken, praatte hij met zijn Turksche slaven longer speak to him, he talked to his Turkish slaves

in een taal, welke de omstanders niet verstonden. in a language, which the bystanders did not understand. De arme Israëliet The poor Israelite

scheen zoo verschrikt over de toespraak van den krijgshaftigen monnik, seemed so startled at the speech of the martial monk,

dat de Tempelier aan het einde van de zaal was gekomen, eer hij het That the Templar had come to the end of the hall, before he had the

hoofd weder ophief uit zijne ootmoedige houding, en diens vertrek raised his head again from his humble position, and his departure

bespeurde. sensed. Toen hij weder rondzag, was het met het verbaasde gelaat When he looked around again, it was with the astonished countenance

van een mensch, voor wiens oogen de bliksem is ingeslagen, en dien of a man, before whose eyes lightning has struck, and whom

nog het schrikkelijk geraas van den donder in de ooren weergalmt. still the terrible roar of thunder echoed in the ears.

De Tempelier en de Prior werden kort daarna naar hun slaapvertrekken Soon after, the Templar and the Prior were taken to their sleeping quarters

geleid door den huishofmeester en den schenker, ieder van twee led by the house steward and the cupbearer, each of two

fakkeldragers en twee bedienden met ververschingen vergezeld, torchbearers and two servants accompanied with refreshments,

terwijl mindere bedienden aan hun gevolg en aan de overige gasten de while lesser servants gave to their retinue and to the other guests the

slaapplaatsen aanwezen. sleeping places designated.