×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 2 Deel 2 - 2

Hoofdstuk 2 Deel 2 - 2

Ze voelde zich verward en verslagen en gekrenkt. Waarom dorst hij haar zoo iets zeggen? En waarom had ze hem onbeheerscht verraden, dat ze hem begrepen had, zoodat de verklaring nu niet af te weren was? Maar hoe zou ooit zoo iets waar kunnen zijn, zoo iets vernederends? ‘Je begrijpt toch wel wat ik bedoel met ‘trouwen?' drong hij aan en leunde zijn wang tegen haar gebogen hoofd. Ze beantwoordde de vraag niet rechtstreeks, hield hardnekkig het gezicht tegen zijn schouder gedrukt, haar stem klonk gesmoord. ‘Ik kan het niet gelooven, Egbert... ik geloof het niet, dat het dat zou zijn, dat het daarmee iets te maken heeft.' ‘Maar natuurlijk heeft het daarmee iets te maken -, en je hoeft er je heelemaal niet voor te schamen -, het spreekt vanzelf. Als kleine meisjes zooals jij in het voorjaar staan te zuchten en traantjes te vergieten “aan den oever van een snellen vliet” of onder muurtjes met bloeiende appelboomen dan weten de groote menschen precies hoe laat het is. Maar de kleine meisjes weten het zelf niet -, of ze houden zich maar zoo -, en dat is ook heel aardig, dat mag gerust -, maar daarom is het evengoed wel zoo.' Ze voelde dat hij antwoord en instemming van haar wachtte, maar ze vond geen woord en wist haar gevoel van ongeloof en onwil niet te overwinnen. Hij streelde haar de haren en liefkoosde haar al gretiger, maar het drong nauwelijks tot haar door. Ze had hem tot nu toe geloofd in alles wat hij zei en geloofde hem dus ook hierin, ze dorst niets meer tegenspreken, maar het innerlijk verzet bleef als een krop in haar keel. ‘Zie je, kleine meid, de menschen maken zich natuurlijk wel van alles wijs, net als jij nu doet en zoeken in zoogenaamd ‘verheven sferen' de verklaring van wat heel nuchter op den beganen grond thuishoort. Dat is hetzelfde soort gevoel, waar we het onlangs over hadden, dezelfde malle romantische dweperij van zwakhoofdige wezens, die de werkelijkheid niet aandurven. En die vloekwaardige dominees hebben het allemaal op hun geweten met hun idioot gekwebbel over ‘kuischheid' en ‘erfzonde.' Zijn woorden bevredigden haar niet -, maar ze hield zichzelf voor, dat hij natuurlijk gelijk had. Hij sprak niet meer, drukte haar heftiger tegen zich aan -, het kon haar niet langer ontgaan, wat hij zocht; ze voelde zich slap en angstig, zonder verlangen, zonder wil tot verzet. Hij wilde het immers en zij hield immers van hem, zijn bijzijn was veilig en vertrouwd, wat hij vroeg was natuurlijk en ze mocht hem niet om den wil van het ‘onnoozel overleefsel' dat ook die ‘zoogenaamde preutschheid' natuurlijk was, afwijzen. Dus voegde ze zich naar zijn wil. De volgende dagen toonde Egbert zich zonder veer woorden dankbaar-verteederd, hij hield onder het samengaan haar arm in den zijne en keek haar bij wijlen innig in de oogen. Daardoor verdween haar aanvankelijk gevoel van schaamte, terughouding en vernedering en maakte plaats voor een blijden trots, omdat zij hem vreugde had mogen en had kunnen geven. Maar de weken verliepen en ongemerkt ging van dit nieuwe het bijzondere verloren en Ina gevoelde het reeds als een natuurlijk bijbehooren van haar leven met Egbert -, voordat ze er ooit toe was gekomen het te leeren gevoelen als een natuurlijk deel van haar eigen liefde en van haar eigen persoonlijkheid. Diep in haar, afgesloten van het daglicht van haar bewustzijn, maar niettemin uitschemer en stilte invloed oefenend, bleven de gevoelens van vernedering en schaamte en een hardnekkig ongeloof dat dit ooit het heimelijk doel van haar onbestemd verlangen had kunnen zijn. Ze had Egbert gezegd dat ze, als hij het verlangde, openlijk bij hem wilde komen wonen, maar Egbert vond beter dat zij voor den korten tijd van haar minderjarigheid geen familie-beroering te weeg bracht en zichzelf niet meer dan noodig in opspraak. Meer dan eensspraken ze over trouwen en Ina, die zijn afkeer tegen de zoogenaamde ‘boterbriefjes-wettigheid' uit herhaalde gesprekken kende, sloeg een vrij huwelijk voor. Ze wilde niet, zei ze, heel ernstig, dat hij om harentwil een daad tegen zijn beginselen ging doen. Maar Egbert lachte om het woord. ‘Beginselen!' Het klonk, vond hij, uit haar mond zoo grappig en zoo groen. Meende het kind nu heusch, dat hij tot die dwaze, onpractische ‘Principiën-Reiters' hoorde? Dan kende ze hem toch slecht! Zoo in het algemeen beschouwd was het huwelijk een onding, de verouderde instelling van een dwaze, verouderde moraal, waar een verstandig mensch allang aan ontgroeid was. Maar...., dat zij zich zouden gaan blootstellen aan het eindeloos geharrewar, de moeiten en verdrietelijkheden van een vrije verbintenis. Ina telde ze niet, want ze zag ze niet -, maar hij had er ervaring van bij anderen, hoe het je maatschappelijk gesproken achterop bracht! En bovendien -, de heele wereld was vol dwaasheid, maar konden zij daar iets aan veranderen of beteren? Natuurlijk niet. En daarom waren er geen belachelijker wezens dan die in hun eentje voor wereldhervormer wilden gaan spelen -, de ‘Reinlevers', de Vegetariërs, ze schreeuwden zich, bij wijze van zeggen, de kelen schor en wie was er gebaat met hun holle kaken? De dingen, wàar ze zich zoo druk om maakten, kwamen immers wel van zelf -, alles moest zijn natuurlijk beloop hebben. En daarom moesten zij beiden in deze dwaze, onpleizierige wereld, tusschen het stomme, zatte kapitalistenvolk met hun kleffen aanhang en de overspannen zoogenaamde idealisten, manzieke vrouwen en jongens die geen vak verstonden maar stilletjes zich overal buiten houden, en zien dat ze het samen zoo goed en aangenaam mogelijk hadden. Deze gemeenschap was nu eenmaal toch zoo door en door voos en slecht, dat hij voor zich er allang geen bezwaar meer in zag, er dan ook maar zoo veel mogelijk van te plukken en te profiteeren. Zoo werd dan afgesproken dat ze na Ina's meerderjarigheid trouwen zouden. Tegen het einde van den zomer werd Egbert ziek, hij hoestte zwaar en moet een paar weken het bed houden. Ina was nu van den vroegen morgen tot in den laten avond bij hem om hem te verplegen en te verzorgen. Ze zat naast zijn bed en praatte en lachte met hem en voerde hem vruchten - voorlezen trok hem niet aan - en als hij sliep, ging ze stilletjes naar de keuken en snuffelde in kookboeken en maakte lekkernijen voor hem klaar. Ze was niet handig en brandde zich wel eens de vingers, dan plaagde hij haar als een dom kindje en streelde de felle wond vaderlijk. Hij was niet lastig en vergde weinig verzorging en somtijds speet haar dat, want hoe meer hij vroeg, en hoe meer zij voelde dat hij haar noodig had en op haar bouwde en van haar afhankelijk was, hoe heerlijker zij dat vond. Hij was nu eenmaal de knapste, de sterkste, hij had natuurlijk in alles een overwegende, een beslissende stem -, maar daarom was het juist zoo heerlijk, dat hij, nu hij ziek was, haar ook eens noodig had, zij dan de groote, zorgende, overleggende was en hij de kleine, zwakke, bouwende op haar liefde en edelmoedigheid. Het speet haar bijna, toen hij weer beter was en naar zijn dagelijksch werk ging en hij noemde haar schertsend een ‘aterling', die pas tevreden was, wanneer hij ‘aan het ziekbed lag gekluisterd'. Zoo vervloog de zomer en September was al halfweg weer voorbij, toen Ina, op een avond laat in haar eigen woning komend, daar een briefje vond van een meisje uit haar geboortestadje, die eind-examen had gedaan, nu letteren wilde gaan studeeren en dus eerst voor het staatsexamen werken moest. Het was een briefje vol geestdrift en plannen en verwachtingen van studie en ontwikkeling, en plotseling, voor het eerst na maanden, voelde Ina een sterk verlangen, haar eigen lessen toch ook weer op te vatten. Ze schrok van dat gevoel -, was het leven met Egbert haar nu al niet meer genoeg? Maar ze bedacht onmiddellijk, dat de lust in studie een heel redelijk en behoorlijk verlangen was dat haar gevoel niet schaden en Egbert onmogelijk krenken kon en ze besloot er hem over te spreken. Ook al trouwden ze binnenkort, ook al kwam er dan later een kindje of meer kindertjes, ook al was het daardoor niet mogelijk af te studeeren -, wat ze geleerd had, kon toch nooit verloren zijn. Zoo vertelde ze Egbert den volgenden dag haar voornemen en liet hem het briefje lezen. Hij zei er eerst niet veel op, maar het was duidelijk, dat hij er weinig voor voelde. Wat wilde Ina eigenlijk bereiken? Examen doen? Dat niet, maar wat wel? Algemeene ontwikkeling? Och, dat stelden zich al die jonge wichten voor, en ook het enthousiaste vriendinnetje -, alsof er van dat schoolmeersters-Grieksch en Latijn, dat philologen-gewauwel op de colleges, iets werkelijkste halen viel. Verloren moeite en weggegooid geld! Maar tegenhouden wilde hij haar natuurlijk niet. ‘Ik doe zoo weinig tegenwoordig -, den geheelen zomer heb ik niets uitgevoerd. En die leeraar is niet heel duur, en een heel aardig man, heusch geen frik, ik kan het immers met andere dingen bezuinigen. Ik ben juist blij, dat ik niet voor een examen hoef te pompen. Het was als kind al een illusie van me, om Latijn te leeren -, als ik een Latijnsch opschrift op een gebouw zag of een spreuk in een boek, dan vond ik het altijd zoo voornaam en verheven, bijna geheimzinnig -, en het gaf mij een gevoel, alsof alle dingen in het Latijn, ook de gewone dingen, een bijzondere beteekenis kregen, alsof er in den tijd toen het Latijn nog spreektaal was, alleen over waardige en elegante dingen kon worden gesproken.' ‘Suggesties', besliste Egbert schouderophalend. ‘Snert, die de een den ander napraat. Verheffende invloed der klassieken -, schoolmeestersgewauwel, wat ik je zeg! Heb je er al ooit iets zelf van gemerkt?' ‘Maar ik was pas aan de gang!' ‘Al was je nog tienmaal langer aan de gang. Heusch kindje, luister nu maar naar den goeden raad van een wijs man, het loopt allemaal op teleurstelling uit.' ‘Maar als ik het nu nog eens zou willen probeeren.' ‘Je weet hoe ik er over denk. Als je het beter weet, hoeven we er niet meer over te praten. Zooals ik je gezegd heb: tegenhouden wil ik je niet -, en wanneer je met alle geweld wilt, fiat dan maar.' Zoo werd het November, Ina had haar lessen niet hervat, na het gesprek met Egbert was ze gaan twijfelen en gaan vreezen dat de uitkomst niet aan haar verwachting beantwoorden zou. Haar geestdrift slonk ineen voor de overweging, dat hij gelijk zou kunnen hebben. Ze had zich aan het schrijven gezet en beproefd een herinnering uit haar jeugd in woorden voor zichzelf en wellicht voor anderen duidelijk te maken. Het was maar een vluchtig voorval: een bedelaar, die een vreemde taal en gebrekkig Hollandsch sprak, was gekomen in een October-vooravond, toen het woei, had even gerust, wat gegeten en was weer verder getrokken. Zij, als klein kind, had naast hem gestaan in de keuken, en later onder de hooge, waaiende boomen aan het hek, haar handen om de ijzige ijzeren spijlen en hem nagezien, met vreemd kloppend hart. Toen had hij, waar de laan zich boog en achter boomen verloor, plotseling omgekeken en gewuifd en het was geweest als trok haar hart in haar heftig om haar te bewegen het hek uit te gaan en het pad over, en hem te volgen, de wereld door. En toen scheen het ineens alsof alle boomen tegelijkertijd ruischten en ze was opgeschrokken uit haar peinzen: het had geklonken als het zware zuchten van een mensch, en de lichte kille avond had haar aangeblikt van den hemel af als een menschelijk oog -, toen was het haar zoo bang geworden en ze was ijlings in huis teruggevlucht. Nimmer had ze de gewaarwording van dat oogenblik begrepen, evenmin het vergeten, en in het herdenken leek het haar vol geheimen zin en diepen samenhang, een halfduistere schatkamer vol fonkeling en schemer, van wat ze niet te onderkennen wist. Dat had ze nu willen schrijven, maar het gelukte niet. Het scheen als was de band gebroken die haar aan haar eigen verleden bond, een dikke nevel neergedaald, waarin te tasten mistasten was, die alle kleur en geluid dempte. Het had haar moedeloos gemaakt. Ze had het Egbert verteld en hij had haar dat ‘tobben' ontraden, gezegd dat ze doorzetten moest en dan stellig iets draaglijks voor den dag zou brengen. Ze moest haar schets vooral niet ‘doodwerken'. Maar ze kon geen vrede vinden met welgevormde glanslooze zuiver afgeronde schoolsche zinnen, waar de innigheid en gloed aan ontbrak. Ze overdacht dit terwijl ze wakker in bed lag, een vroegen morgen. Buiten regende het, zwaar zag ze tegen den dag op, die voor haar uit lag. Ze kon tot opstaan niet komen, telkens en telkens weer verschoof ze het oogenblik, dat ze zou moeten denken, bewegen, spreken, handelen, besluiten, en de morgengeluiden van huis en straat, die zwak tot haar doordrongen, schril roepen, de verre slag van een deur, het gure flapperen van een openstaand venster, geweld van karren en kleedenkloppen gaven haar een zacht behagelijk gevoel van veiligheid en binnenkamersche afgeslotenheid. Het schellen van den postbode - zij herkende ook zijn luide stem - bracht als altijd een vluchtig opschrikken, hartkloppende verwachting in haar teweeg; toen de deur dichtviel, luisterde ze gespannen in welke richting het sloffen van de juffrouw ging. Naar haar kamer kwam het en even later lag een stijfgebonden, nat pakje naast haar op bed, met een brief er boven op. Ze las eerst den brief; Josefine schreef dat Annie het er werkelijk op scheen aan te leggen het stadje te verlaten en zich in de groote stad te vestigen, - het huis waaraan zooveel was verbouwd ten koste van zooveel geld, beviel haar op den duur toch niet, - evenmin de omgang met de dames van hun ouden kring, ze verveelden haar, ze maakten haar prikkelbaar en ongedurig en Otto leed zichtbaar onder het vooruitzicht, dat voortdurend duidelijker door Annie's klachten en bezwaren heenschemerde, dat ze zouden moeten verhuizen. Met een beweging van wrevel en weerzin wierp Ina den brief naast zich op bed en opende het pakje - waarvan Josefine schreef dat het enkele boeken en oude portretten bevatte, - in een warme benieuwdheid. Daar was ‘Sans Famille' en daar ‘Pêcheurs d'Islande' - wat had Egbert geschaterd toen ze hem bekende dat ze het misschien nog niet zonder huiveringen en tranen zou kunnen lezen; - hij had gelijk, het was een flauw, sentimenteel boek, ze was er nu dan ook wel boven verheven. En dan hier een paar boeken van Ebers, waarmee ze had gedweept, die haar hadden doen gloeien van bewondering, een vuur van moed en menschenmin in haar hart ontstoken hadden, een geestdrift, die zichzelf ontembaar had gewaand en toch op niets was uitgeloopen. Maar daar was de ‘Camera Obscura' en nu ze dat verschoten bruine boek met het doffe gouden figuurtje op den band in haar hand hield, nu leefde haar jeugd in kleuren en geuren op, een stroom van herinneringen uit alle jaren en alle jaargetijden tegelijkertijd. Haar hart klopte en het heele lieve leven dat voorbij was, herleefde als in éénen adem van haar geest. Zoo was het heden niet, met dien wonderlijken, vollen, zoeten smaak, zoo zou de toekomst nimmermeer worden. Ze had Egbert nu, - straks zou ze naar hem toegaan. Gaf dit vooruitzicht haar vreugde? Ach, het was immers iets van alle dagen, en waar ze dus geen dagelijks oplaaiende vreugde en vervoering meer van verwachten mocht. Ze zou straks naar hem toegaan, - en op haar weg den tengeren jongen ontmoeten, die dan uit het gymnasium kwam en altijd bloosde als hij haar zag en zijn oogen, groote, grijze, verlangende oogen, bijna niet naar haar dorst opslaan, maar het toch deed, in een langen schuwen blik van eerbied en bewondering. Ze zou hem ontmoeten en hem ook vandaag weer aanzien en even in zijn oogen glimlachen, omdat ze het niet laten kon en te dankbaar was voor dien gloeienden, schuwen blik - ze zou hem aanzien en zich dadelijk daarna schamen en zich verwijten, dat ze niet voor zich keek of eenvoudig die straat vermeed, omdat dit schuw en verboden oogenspel ontrouw beteekende aan Egbert, die alleen en alle rechten op haar had. Maar het was zoo heerlijk, er viel niet aan te ontkomen, nauwelijks te begrijpen, maar niettemin waar, dat dit ééne moment een plotselinge stijging in haar levenslust teweegbracht, een fonkeling in zoo menigen grauwen dag. Wie mocht die bleeke jongen wezen, die ouder dan zijn kameraden scheen en altijd alleen ging, misschien een wees, bij harde verwanten in een koud huis levend, met voor eenigen troost háár aanblik, voor eenig bezit de gedachtenis aan háár glimlach en haar oogen. Die aan haar dacht in de nachten dat hij niet slapen kon met den wind om het huis, die aan haar denken mocht bij waken en slapen, omdat zijn gedachten en daden niet gebonden waren in beloofde en aanvaarde trouw. De hare wel. Zij mocht niet, zij wilde niet aan dien jongen denken, het was slecht in het begin van den dag zich al te verheugen in die heimelijke ontmoeting, in dien verboden blik. Opstaan en den dag beginnen en die verderfelijke stem tot zwijgen brengen! Ze was het bed al uit. Het was nu stiller dan straks in huis en ook daarbuiten. Zou de regen zijn bedaard en de wind verkrompen? Ze liep naar het raam en schoof de gordijnen vaneen, - daar sprong haar hart op en het bloed stroomde warm door haar leden heen. Beneden tegen den grauwen gevel aan den overkant stond de jongen en keek naar de ramen op, met groote, verlangende oogen; ze liet snel het gordijn weer vallen en bleef trillend naar hem kijken door de spleet, - ze voelde zich plotseling vol van dankbaarheid en deernis en van een ontzaglijk verlangen, dien gedwee hunkerenden, verlaten jongen wèl te doen en voor zijn vereering matelooste beloonen en te zegenen. Omdat hij daar stond in dien klammen ochtend, omdat hij dagelijks voor haar aanblik bloosde, daarom wilde zij hem nu ook weldoen, hem troosten, hem met warmte ontvangen, voor zijn armoe en eenzaamheid schadeloos stellen, dat hij haar nog hooger en boven alles vereeren zou en naar haar opzien, als naar het licht zijner dagen, als naar de verwachting zijner wenschen. Ze schrok van den sterken gloed, van de rustelooze wijde vlucht harer gedachten, - maar het mocht niet, het kon niet en ze moest die gedachten achterhalen en ten onder brengen. Ze had Egbert toch lief en ze mocht hem, zelfs in gedachten niet, zelfs voor een oogenblik niet, ontrouw wezen en verraden. Hij was haar man, zij was zijn vrouw, zij had de gave van zijn leven, hij het hare geschonken en aanvaard. Ze wilde niet slecht zijn, geen lichtzinnige, wufte vrouw. Daarbuiten ging de jongen traag zijns weegs, met gebogen hoofd; ze trilde van medelijden, van verlangen hem troost te brengen. God, - nog niet getrouwd, nog nauwelijks een halfjaar te zamen en nu al zoo! Maar ze kon toch de vreugde om den verliefden eerbied van den jongen niet ten onder brengen en de gedachte, die plotseling in haar opschoot, dat hij misschien nu of later een ander meisje zou zoeken om zijn licht te zijn, vervulde haar met verzet en tegenzin. Neen, hij zou haar nooit kennen, zij zou hem nooit vreugde schenken mogen, maar hij mocht haar toch niet vergeten. Ze keerde zich weer naar binnen, de wereld en zij zelf schenen haar van gedaante en wezen veranderd, voller, rijker, geheimzinniger, in een wonderlijke vervoering. En ineens wist ze wat ze wilde en vermocht in die ongedachte verrijking en verwijding van haar eigen persoonlijkheid: het verhaal van den bedelaar schrijven voor zichzelf en voor hem. Ze zou hem niet noemen, maar hij zou zichzelven kennen in het kind, dat zijzelf niet zou zijn, maar een knaap met grijze, schuwe oogen. Zoo zou zij hem antwoorden en hij zou voelen dat ze tot hem gesproken had, dat ze hem kende en zijn vereering aanvaarden wilde met behoud van haar zuivere trouw. En hij zou haar dan altijd meer, altijd hooger vereeren en haar nooit vergeten en zij zou levenslang heerschen over zijn gedachten en over zijn hart en zijn geest, en zelf stijgen met het stijgen zijner vereering om die vereering waardig te zijn. Ze dacht aan wat ze schrijven wilde en wonderlijk licht kwamen nu de woorden, zonder weifelen of tasten omdat ze zag, - zóó werd het een zuivere spiegeling van het oude, diepe herinneringsbeeld, dat ze weken lang vergeefs moeizaam had getracht uit zichzelf omhoog te halen en naar voren te brengen en met brokjes en stukjesineen te bouwen. Een verwondering maakte zich van haar meester, omdat eenvoudige woorden zoo sterk en krachtig en meeningsvol konden worden in schikking en val, - en omdat het vermogen hen te grijpen en te schikken langs zoo duistere baan en als bij betoovering tot haar kwam. Toch zou ze nu niet dadelijk hebben kunnen schrijven, - de afstand tusschen het doorvoelen en het uitdrukken kende ze van vroeger, toen een gehoorde melodie vaak duidelijk en vol naklonk in haar hoofd, zonder dat ze die zelf kon zingen of spelen. Dat kwam later; na veel innerlijk bezinnen en herhalen en zoo zou ook nu, wist ze, die ijle stelligheid van kunnen, binnen in haar, welhaast in vaste vormen naar buiten treden. Er was trouwens nu geen tijd tot probeeren, - ze moest naar Egbert toe, - hij was gewoon haar te vinden als hij thuiskwam bij de gedekte tafel in het middaguur en ze aten dan te zamen. Ze zou de boeken en de portretten meenemen om hem te laten zien, - ze waren toch maar van vergeten schoolvriendinnen, indertijd uit onverschillige gewoonte voor de hare gewisseld; de stijve haartoeten, genepen pruimemondjes en hemelsche blikken zouden Egbert stellig vermaken, hij zou allerlei grappige vergelijkingen vinden en ze zouden samen erom lachen. Ze wilde ook versche bloemen meenemen en vruchten en een das, die ze gisteren hadden gezien en die Egbert mooi gevonden had -, het was altijd zoo heerlijk met verrassingen te komen. Met het oude portretje van haar vader en moeder in bruidstooi in de hand aarzelde ze even. Egbert kon zoo spotten met boterbriefjes-plechtigheên; hij had gelijk, die dingen waren uit den tijd, zij-beiden zouden natuurlijk in allen eenvoud en stilte, zonder bloemen en sluiers en de rest van den burgerlijken rompslomp, trouwen -, maar zoo'n oud portretje, met vader zoo jong en kranig en fier, moeder nog bijna een kind aan zijn arm, was daarom toch heel lief. En ze lei het bij de andere om mee te nemen. Als ze met de tram ging, was ze vóór Egbert thuis en kon hem verrassen aan een fleurig-gedekte tafel met vruchten en bloemen -, en ze wilde plotseling liever niet den jongen ontmoeten; haar jonge vervoering weerde bijna onbewust reeds nu de gevaren der werkelijkheid van het pas ontworpen beeld.


Hoofdstuk 2 Deel 2 - 2 Chapter 2 Part 2 - 2

Ze voelde zich verward en verslagen en gekrenkt. Se sentía confundida, derrotada y herida. Waarom dorst hij haar zoo iets zeggen? ¿Por qué se atrevía a decirle algo así? En waarom had ze hem onbeheerscht verraden, dat ze hem begrepen had, zoodat de verklaring nu niet af te weren was? ¿Y por qué lo había traicionado incontrolablemente, que lo había entendido, de modo que la explicación no podía evitarse ahora? Maar hoe zou ooit zoo iets waar kunnen zijn, zoo iets vernederends? Pero, ¿cómo podría ser cierto algo así, algo tan humillante? ‘Je begrijpt toch wel wat ik bedoel met ‘trouwen?' drong hij aan en leunde zijn wang tegen haar gebogen hoofd. insistió él, apoyando su mejilla contra su cabeza inclinada. Ze beantwoordde de vraag niet rechtstreeks, hield hardnekkig het gezicht tegen zijn schouder gedrukt, haar stem klonk gesmoord. Ella no respondió a la pregunta directamente, presionó su rostro obstinadamente contra su hombro, su voz ahogada. ‘Ik kan het niet gelooven, Egbert... ik geloof het niet, dat het dat zou zijn, dat het daarmee iets te maken heeft.' “No puedo creerlo, Egbert… No creo que sea eso, que tenga algo que ver con eso”. ‘Maar natuurlijk heeft het daarmee iets te maken -, en je hoeft er je heelemaal niet voor te schamen -, het spreekt vanzelf. 'Pero claro que tiene algo que ver con eso -, y no tienes por qué avergonzarte de ello-, se sobreentiende. Als kleine meisjes zooals jij in het voorjaar staan te zuchten en traantjes te vergieten “aan den oever van een snellen vliet” of onder muurtjes met bloeiende appelboomen dan weten de groote menschen precies hoe laat het is. Cuando las niñas como tú suspiran y derraman lágrimas en la primavera "a orillas de un rápido arroyo" o bajo muros con manzanos en flor, los adultos saben exactamente qué hora es. Maar de kleine meisjes weten het zelf niet -, of ze houden zich maar zoo -, en dat is ook heel aardig, dat mag gerust -, maar daarom is het evengoed wel zoo.' Pero las niñas pequeñas no lo saben, o simplemente lo mantendrán así, y eso es muy bueno, no se preocupe, pero es por eso que es así. Ze voelde dat hij antwoord en instemming van haar wachtte, maar ze vond geen woord en wist haar gevoel van ongeloof en onwil niet te overwinnen. Sintió que él esperaba su respuesta y acuerdo, pero no pudo encontrar una palabra y no pudo superar su sensación de incredulidad y reticencia. Hij streelde haar de haren en liefkoosde haar al gretiger, maar het drong nauwelijks tot haar door. Le acarició el cabello y la acarició con más entusiasmo, pero apenas llegó a ella. Ze had hem tot nu toe geloofd in alles wat hij zei en geloofde hem dus ook hierin, ze dorst niets meer tegenspreken, maar het innerlijk verzet bleef als een krop in haar keel. Ella le había creído en todo lo que decía hasta ahora y por lo tanto le creía en esto también, ya no se atrevía a contradecir nada, pero la resistencia interior se le quedó como un nudo en la garganta. ‘Zie je, kleine meid, de menschen maken zich natuurlijk wel van alles wijs, net als jij nu doet en zoeken in zoogenaamd ‘verheven sferen' de verklaring van wat heel nuchter op den beganen grond thuishoort. 'Ya ves, niña, por supuesto que la gente se engaña a sí misma, como lo estás haciendo ahora, y busca en las llamadas 'esferas exaltadas' la explicación de lo que pertenece muy sobriamente en la planta baja. Dat is hetzelfde soort gevoel, waar we het onlangs over hadden, dezelfde malle romantische dweperij van zwakhoofdige wezens, die de werkelijkheid niet aandurven. Ese es el mismo tipo de sentimiento del que hablamos el otro día, el mismo fanatismo romántico tonto de los seres débiles de cabeza que no se atreven a enfrentar la realidad. En die vloekwaardige dominees hebben het allemaal op hun geweten met hun idioot gekwebbel over ‘kuischheid' en ‘erfzonde.' Zijn woorden bevredigden haar niet -, maar ze hield zichzelf voor, dat hij natuurlijk gelijk had. Sus palabras no la satisficieron, pero se dijo a sí misma que tenía razón, por supuesto. Hij sprak niet meer, drukte haar heftiger tegen zich aan -, het kon haar niet langer ontgaan, wat hij zocht; ze voelde zich slap en angstig, zonder verlangen, zonder wil tot verzet. Él no habló más, la apretó más contra él -, ya no se le podía escapar lo que buscaba; se sentía flácida y ansiosa, sin deseos, sin voluntad de resistir. Hij wilde het immers en zij hield immers van hem, zijn bijzijn was veilig en vertrouwd, wat hij vroeg was natuurlijk en ze mocht hem niet om den wil van het ‘onnoozel overleefsel' dat ook die ‘zoogenaamde preutschheid' natuurlijk was, afwijzen. Después de todo, él lo quería y ella lo amaba, su presencia era segura y familiar, lo que él pedía era natural, y ella no podía rechazarlo por el bien de la 'simple supervivencia', que por supuesto también era eso ' la llamada mojigatería». Dus voegde ze zich naar zijn wil. Así que ella cumplió con su voluntad. De volgende dagen toonde Egbert zich zonder veer woorden dankbaar-verteederd, hij hield onder het samengaan haar arm in den zijne en keek haar bij wijlen innig in de oogen. Los días siguientes Egbert se mostró agradecido y tierno sin palabras, la tomó del brazo y la miró a los ojos por momentos. Daardoor verdween haar aanvankelijk gevoel van schaamte, terughouding en vernedering en maakte plaats voor een blijden trots, omdat zij hem vreugde had mogen en had kunnen geven. Como resultado, su sentimiento inicial de vergüenza, reserva y humillación desapareció y fue reemplazado por un gozoso orgullo de haber podido y permitido darle alegría. Maar de weken verliepen en ongemerkt ging van dit nieuwe het bijzondere verloren en Ina gevoelde het reeds als een natuurlijk bijbehooren van haar leven met Egbert -, voordat ze er ooit toe was gekomen het te leeren gevoelen als een natuurlijk deel van haar eigen liefde en van haar eigen persoonlijkheid. Pero pasaron las semanas y la especialidad de esta novedad se perdió inadvertida, e Ina ya la sentía como una parte natural de su vida con Egbert, antes de que aprendiera a sentirla como una parte natural de su propio amor y de su propio amor. su propia personalidad. Diep in haar, afgesloten van het daglicht van haar bewustzijn, maar niettemin uitschemer en stilte invloed oefenend, bleven de gevoelens van vernedering en schaamte en een hardnekkig ongeloof dat dit ooit het heimelijk doel van haar onbestemd verlangen had kunnen zijn. En lo más profundo de ella, aislada de la luz del día de su conciencia, pero aún influida por la tristeza y el silencio, permanecían los sentimientos de humillación y vergüenza y una obstinada incredulidad de que esto pudiera haber sido alguna vez el objeto secreto de su vago deseo. Ze had Egbert gezegd dat ze, als hij het verlangde, openlijk bij hem wilde komen wonen, maar Egbert vond beter dat zij voor den korten tijd van haar minderjarigheid geen familie-beroering te weeg bracht en zichzelf niet meer dan noodig in opspraak. Ella le había dicho a Egbert abiertamente que vendría a vivir con él si así lo deseaba, pero Egbert pensó que era mejor que durante el corto tiempo de su minoría no causara una conmoción familiar y no se desacreditara más de lo necesario. Meer dan eensspraken ze over trouwen en Ina, die zijn afkeer tegen de zoogenaamde ‘boterbriefjes-wettigheid' uit herhaalde gesprekken kende, sloeg een vrij huwelijk voor. Más de una vez hablaron de casarse, e Ina, que conocía su aversión a la llamada 'legalidad del billete de mantequilla' por conversaciones repetidas, sugirió un matrimonio libre. Ze wilde niet, zei ze, heel ernstig, dat hij om harentwil een daad tegen zijn beginselen ging doen. Ella no quería, dijo muy seriamente, que él hiciera un acto en contra de sus principios por ella. Maar Egbert lachte om het woord. Pero Egbert se rió de la palabra. ‘Beginselen!' Het klonk, vond hij, uit haar mond zoo grappig en zoo groen. Sonaba, pensó, saliendo de su boca tan divertido y tan verde. Meende het kind nu heusch, dat hij tot die dwaze, onpractische ‘Principiën-Reiters' hoorde? ¿De verdad pensaba el niño que pertenecía a esos estúpidos y poco prácticos 'Principen-Riters'? Dan kende ze hem toch slecht! ¡Entonces ella lo conocía mal! Zoo in het algemeen beschouwd was het huwelijk een onding, de verouderde instelling van een dwaze, verouderde moraal, waar een verstandig mensch allang aan ontgroeid was. Así, en general, el matrimonio era un absurdo, la institución anticuada de una moralidad tonta y anticuada, que cualquier hombre sensato había superado hacía mucho tiempo. Maar...., dat zij zich zouden gaan blootstellen aan het eindeloos geharrewar, de moeiten en verdrietelijkheden van een vrije verbintenis. Pero.... que se expondrían a las luchas interminables, los problemas y penas de una unión libre. Ina telde ze niet, want ze zag ze niet -, maar hij had er ervaring van bij anderen, hoe het je maatschappelijk gesproken achterop bracht! Ina no los contó, porque no los vio -, pero él tenía la experiencia de eso con otros, ¡cómo te atrasaba socialmente! En bovendien -, de heele wereld was vol dwaasheid, maar konden zij daar iets aan veranderen of beteren? Y además -, el mundo entero estaba lleno de locura, pero ¿podrían cambiarlo o mejorarlo? Natuurlijk niet. En daarom waren er geen belachelijker wezens dan die in hun eentje voor wereldhervormer wilden gaan spelen -, de ‘Reinlevers', de Vegetariërs, ze schreeuwden zich, bij wijze van zeggen, de kelen schor en wie was er gebaat met hun holle kaken? Y por eso no había criaturas más ridículas que las que por sí solos querían jugar a reformadores del mundo -, los 'Reinlevers', los vegetarianos, gritaban, por así decirlo, con la garganta ronca y ¿quién se beneficiaba de sus mandíbulas huecas? De dingen, wàar ze zich zoo druk om maakten, kwamen immers wel van zelf -, alles moest zijn natuurlijk beloop hebben. Después de todo, las cosas que tanto les molestaban surgieron de forma natural: todo tenía que seguir su curso natural. En daarom moesten zij beiden in deze dwaze, onpleizierige wereld, tusschen het stomme, zatte kapitalistenvolk met hun kleffen aanhang en de overspannen zoogenaamde idealisten, manzieke vrouwen en jongens die geen vak verstonden maar stilletjes zich overal buiten houden, en zien dat ze het samen zoo goed en aangenaam mogelijk hadden. Y es por eso que ambos tenían que vivir en este mundo tonto y desagradable, entre los capitalistas estúpidos y borrachos con sus torpes seguidores y los llamados idealistas sobreexcitados, mujeres y niños enfermos de hombres que no entendían un oficio pero guardaban silencio. ellos mismos fuera de todo, y ver que se lleven tan bien juntos como sea posible. Deze gemeenschap was nu eenmaal toch zoo door en door voos en slecht, dat hij voor zich er allang geen bezwaar meer in zag, er dan ook maar zoo veel mogelijk van te plukken en te profiteeren. Después de todo, esta comunidad era tan repugnante y mala que ya no veía ninguna objeción en aprovecharla tanto como fuera posible. Zoo werd dan afgesproken dat ze na Ina's meerderjarigheid trouwen zouden. Entonces se acordó que se casarían después de la mayoría de edad de Ina. Tegen het einde van den zomer werd Egbert ziek, hij hoestte zwaar en moet een paar weken het bed houden. Hacia el final del verano, Egbert se enfermó, tosió mucho y estuvo confinado a la cama durante algunas semanas. Ina was nu van den vroegen morgen tot in den laten avond bij hem om hem te verplegen en te verzorgen. Ina estaba ahora con él desde temprano en la mañana hasta tarde en la noche para cuidarlo y cuidarlo. Ze zat naast zijn bed en praatte en lachte met hem en voerde hem vruchten - voorlezen trok hem niet aan - en als hij sliep, ging ze stilletjes naar de keuken en snuffelde in kookboeken en maakte lekkernijen voor hem klaar. Se sentaba al lado de su cama y hablaba y reía con él y le daba de comer fruta (leer no le atraía) y cuando él se dormía iba tranquilamente a la cocina y rebuscaba en los libros de cocina y le preparaba delicias. Ze was niet handig en brandde zich wel eens de vingers, dan plaagde hij haar als een dom kindje en streelde de felle wond vaderlijk. Ella no era manitas ya veces se quemaba los dedos, entonces él la fastidiaba como a un niño estúpido y acariciaba paternalmente la feroz herida. Hij was niet lastig en vergde weinig verzorging en somtijds speet haar dat, want hoe meer hij vroeg, en hoe meer zij voelde dat hij haar noodig had en op haar bouwde en van haar afhankelijk was, hoe heerlijker zij dat vond. Era fácil de cuidar, ya veces lo lamentaba, porque cuanto más le pedía, y cuanto más sentía que él la necesitaba y dependía de ella, más lo amaba. Hij was nu eenmaal de knapste, de sterkste, hij had natuurlijk in alles een overwegende, een beslissende stem -, maar daarom was het juist zoo heerlijk, dat hij, nu hij ziek was, haar ook eens noodig had, zij dan de groote, zorgende, overleggende was en hij de kleine, zwakke, bouwende op haar liefde en edelmoedigheid. Después de todo, él era el más inteligente, el más fuerte, por supuesto que tenía una voz predominante, decisiva en todo, pero precisamente por eso era tan maravilloso que, ahora que estaba enfermo, él también la necesitara, ella la grande. , cuidando, considerando, y él era el pequeño, débil, construyendo sobre su amor y generosidad. Het speet haar bijna, toen hij weer beter was en naar zijn dagelijksch werk ging en hij noemde haar schertsend een ‘aterling', die pas tevreden was, wanneer hij ‘aan het ziekbed lag gekluisterd'. Casi se arrepintió cuando él se recuperó y se fue a su trabajo diario, y él en broma la llamó "terner", que no estaba satisfecha hasta que estuvo "atado a la cama del enfermo". Zoo vervloog de zomer en September was al halfweg weer voorbij, toen Ina, op een avond laat in haar eigen woning komend, daar een briefje vond van een meisje uit haar geboortestadje, die eind-examen had gedaan, nu letteren wilde gaan studeeren en dus eerst voor het staatsexamen werken moest. Así pasó volando el verano y ya había pasado la mitad de septiembre, cuando Ina, llegando tarde una noche a su propia casa, encontró una nota de una chica de su pueblo natal, que había terminado sus exámenes finales y ahora quería estudiar letras, y así primero tuvo que trabajar para el examen estatal. Het was een briefje vol geestdrift en plannen en verwachtingen van studie en ontwikkeling, en plotseling, voor het eerst na maanden, voelde Ina een sterk verlangen, haar eigen lessen toch ook weer op te vatten. Era una nota llena de entusiasmo y planes y expectativas de estudio y desarrollo, y de repente, por primera vez en meses, Ina sintió un fuerte deseo de retomar sus propias lecciones. Ze schrok van dat gevoel -, was het leven met Egbert haar nu al niet meer genoeg? Estaba sorprendida por ese sentimiento, ¿acaso la vida con Egbert ya no era suficiente para ella? Maar ze bedacht onmiddellijk, dat de lust in studie een heel redelijk en behoorlijk verlangen was dat haar gevoel niet schaden en Egbert onmogelijk krenken kon en ze besloot er hem over te spreken. Pero inmediatamente pensó que el deseo de estudiar era un deseo muy razonable y decente que no heriría sus sentimientos y no podría ofender a Egbert, y decidió hablar con él al respecto. Ook al trouwden ze binnenkort, ook al kwam er dan later een kindje of meer kindertjes, ook al was het daardoor niet mogelijk af te studeeren -, wat ze geleerd had, kon toch nooit verloren zijn. Incluso si se casaran pronto, incluso si tuvieran un hijo o más hijos más tarde, incluso si fuera imposible graduarse, lo que ella había aprendido nunca se perdería. Zoo vertelde ze Egbert den volgenden dag haar voornemen en liet hem het briefje lezen. Así que al día siguiente le dijo a Egbert su intención y le dejó leer la nota. Hij zei er eerst niet veel op, maar het was duidelijk, dat hij er weinig voor voelde. No dijo mucho al principio, pero estaba claro que no sentía mucho por ello. Wat wilde Ina eigenlijk bereiken? ¿Qué quería lograr Ina en realidad? Examen doen? Dat niet, maar wat wel? Algemeene ontwikkeling? desarrollo general? Och, dat stelden zich al die jonge wichten voor, en ook het enthousiaste vriendinnetje -, alsof er van dat schoolmeersters-Grieksch en Latijn, dat philologen-gewauwel op de colleges, iets werkelijkste halen viel. Oh, eso es lo que imaginaban todas esas señoritas, y también la novia entusiasta, como si algo real pudiera lograrse con ese griego y latín de maestro de escuela, esa tontería de filólogo en las conferencias. Verloren moeite en weggegooid geld! ¡Esfuerzo desperdiciado y dinero desperdiciado! Maar tegenhouden wilde hij haar natuurlijk niet. Pero, por supuesto, él no quería detenerla. ‘Ik doe zoo weinig tegenwoordig -, den geheelen zomer heb ik niets uitgevoerd. Hago tan poco estos días, no he hecho nada en todo el verano. En die leeraar is niet heel duur, en een heel aardig man, heusch geen frik, ik kan het immers met andere dingen bezuinigen. Y ese profesor no es muy caro, y un hombre muy agradable, realmente no es un frik, después de todo puedo salvarlo con otras cosas. Ik ben juist blij, dat ik niet voor een examen hoef te pompen. Me alegro de no tener que bombear para un examen. Het was als kind al een illusie van me, om Latijn te leeren -, als ik een Latijnsch opschrift op een gebouw zag of een spreuk in een boek, dan vond ik het altijd zoo voornaam en verheven, bijna geheimzinnig -, en het gaf mij een gevoel, alsof alle dingen in het Latijn, ook de gewone dingen, een bijzondere beteekenis kregen, alsof er in den tijd toen het Latijn nog spreektaal was, alleen over waardige en elegante dingen kon worden gesproken.' Era una ilusión mía de niño aprender latín -cuando veía una inscripción en latín en un edificio o un proverbio en un libro, siempre me parecía tan grandioso y sublime, casi misterioso-, y me daba la sensación de que todas las cosas en latín, incluso las cosas ordinarias, adquirían un significado especial, como si en aquellos tiempos en que todavía se hablaba el latín sólo se podía hablar de cosas dignas y elegantes.' ‘Suggesties', besliste Egbert schouderophalend. "Sugerencias", decidió Egbert encogiéndose de hombros. ‘Snert, die de een den ander napraat. 'Snert, que se imitan unos a otros. Verheffende invloed der klassieken -, schoolmeestersgewauwel, wat ik je zeg! Edificante influencia de los clásicos -, tonterías de maestro de escuela, ¡lo que te digo! Heb je er al ooit iets zelf van gemerkt?' ¿Alguna vez has notado algo tú mismo? ‘Maar ik was pas aan de gang!' "¡Pero recién estaba comenzando!" ‘Al was je nog tienmaal langer aan de gang. Incluso si fueras diez veces más largo. Heusch kindje, luister nu maar naar den goeden raad van een wijs man, het loopt allemaal op teleurstelling uit.' Mi querida niña, solo escucha el consejo de un hombre sabio, todo terminará en decepción.' ‘Maar als ik het nu nog eens zou willen probeeren.' "Pero si quisiera volver a intentarlo". ‘Je weet hoe ik er over denk. Ya sabes cómo me siento al respecto. Als je het beter weet, hoeven we er niet meer over te praten. Cuando lo sepas mejor, no necesitamos hablar más de eso. Zooals ik je gezegd heb: tegenhouden wil ik je niet -, en wanneer je met alle geweld wilt, fiat dan maar.' Como te dije: no quiero detenerte, y si quieres, adelante. Zoo werd het November, Ina had haar lessen niet hervat, na het gesprek met Egbert was ze gaan twijfelen en gaan vreezen dat de uitkomst niet aan haar verwachting beantwoorden zou. Así llegó noviembre, Ina no había retomado sus lecciones, después de la conversación con Egbert había comenzado a dudar y temer que el resultado no cumpliera con sus expectativas. Haar geestdrift slonk ineen voor de overweging, dat hij gelijk zou kunnen hebben. Su entusiasmo disminuyó ante la idea de que él podría tener razón. Ze had zich aan het schrijven gezet en beproefd een herinnering uit haar jeugd in woorden voor zichzelf en wellicht voor anderen duidelijk te maken. Se había puesto a escribir, tratando de poner en palabras un recuerdo de la infancia para ella y quizás para otros. Het was maar een vluchtig voorval: een bedelaar, die een vreemde taal en gebrekkig Hollandsch sprak, was gekomen in een October-vooravond, toen het woei, had even gerust, wat gegeten en was weer verder getrokken. Fue un incidente fugaz: un mendigo, que hablaba un idioma extranjero y mal holandés, había llegado una noche de octubre, cuando soplaba el viento, había descansado un rato, había comido algo y se había ido. Zij, als klein kind, had naast hem gestaan in de keuken, en later onder de hooge, waaiende boomen aan het hek, haar handen om de ijzige ijzeren spijlen en hem nagezien, met vreemd kloppend hart. Ella, de pequeña, había estado junto a él en la cocina y más tarde bajo los árboles altos y oscilantes de la puerta, con las manos alrededor de los barrotes de hierro helado, y lo miraba con el corazón latiendo de forma extraña. Toen had hij, waar de laan zich boog en achter boomen verloor, plotseling omgekeken en gewuifd en het was geweest als trok haar hart in haar heftig om haar te bewegen het hek uit te gaan en het pad over, en hem te volgen, de wereld door. Luego, donde la avenida se curvaba y se perdía detrás de los árboles, de repente miró hacia atrás y saludó con la mano, y fue como si su corazón se desgarrara con vehemencia para sacarla de la puerta y cruzar el camino, y seguirlo, el mundo. por medio de. En toen scheen het ineens alsof alle boomen tegelijkertijd ruischten en ze was opgeschrokken uit haar peinzen: het had geklonken als het zware zuchten van een mensch, en de lichte kille avond had haar aangeblikt van den hemel af als een menschelijk oog -, toen was het haar zoo bang geworden en ze was ijlings in huis teruggevlucht. Y entonces, de repente, pareció como si todos los árboles susurraran a la vez, y ella salió de sus meditaciones sobresaltada: había sonado como el pesado suspiro de un hombre, y la noche ligera y fría la había mirado desde el cielo como un ojo humano--entonces se asustó, y ella rápidamente huyó de vuelta a casa. Nimmer had ze de gewaarwording van dat oogenblik begrepen, evenmin het vergeten, en in het herdenken leek het haar vol geheimen zin en diepen samenhang, een halfduistere schatkamer vol fonkeling en schemer, van wat ze niet te onderkennen wist. Jamás había comprendido la sensación de ese momento, ni lo había olvidado, y al recordarlo le pareció lleno de sentido secreto y de profunda cohesión, un tesoro semioscuro lleno de centelleos y crepúsculos, de lo que no podía reconocer. Dat had ze nu willen schrijven, maar het gelukte niet. Quería escribir eso ahora, pero no podía. Het scheen als was de band gebroken die haar aan haar eigen verleden bond, een dikke nevel neergedaald, waarin te tasten mistasten was, die alle kleur en geluid dempte. Parecía como si el lazo que la unía a su propio pasado se hubiera roto, descendía una espesa niebla, en la que había un toque de niebla, amortiguando todo color y sonido. Het had haar moedeloos gemaakt. La había dejado abatida. Ze had het Egbert verteld en hij had haar dat ‘tobben' ontraden, gezegd dat ze doorzetten moest en dan stellig iets draaglijks voor den dag zou brengen. Se lo había dicho a Egbert y él le había aconsejado que no se "preocupara", le dijo que perseverara y entonces seguramente traería algo tolerable. Ze moest haar schets vooral niet ‘doodwerken'. Sobre todo, no debe "trabajar hasta la muerte" su boceto. Maar ze kon geen vrede vinden met welgevormde glanslooze zuiver afgeronde schoolsche zinnen, waar de innigheid en gloed aan ontbrak. Pero no podía encontrar la paz con oraciones escolásticas bien formadas, brillantes, limpias y redondeadas, que carecían de intimidad y brillo. Ze overdacht dit terwijl ze wakker in bed lag, een vroegen morgen. Pensó en esto mientras yacía despierta en la cama una mañana temprano. Buiten regende het, zwaar zag ze tegen den dag op, die voor haar uit lag. Estaba lloviendo afuera, y temía el día que tenía por delante. Ze kon tot opstaan niet komen, telkens en telkens weer verschoof ze het oogenblik, dat ze zou moeten denken, bewegen, spreken, handelen, besluiten, en de morgengeluiden van huis en straat, die zwak tot haar doordrongen, schril roepen, de verre slag van een deur, het gure flapperen van een openstaand venster, geweld van karren en kleedenkloppen gaven haar een zacht behagelijk gevoel van veiligheid en binnenkamersche afgeslotenheid. No podía levantarse, una y otra vez cambiaba el momento en que debía pensar, moverse, hablar, actuar, decidir, y los ruidos matutinos de la casa y la calle, que apenas la penetraban, gritaban estridentes, el golpe lejano de una puerta. , el frío aleteo de una ventana abierta, la violencia de los carros y el golpeteo de las alfombras le dieron una suave y confortable sensación de seguridad y cercanía. Het schellen van den postbode - zij herkende ook zijn luide stem - bracht als altijd een vluchtig opschrikken, hartkloppende verwachting in haar teweeg; toen de deur dichtviel, luisterde ze gespannen in welke richting het sloffen van de juffrouw ging. El timbre del cartero —reconoció también su fuerte voz— provocó, como siempre, un sobresalto fugaz, una anticipación desgarradora; cuando la puerta se cerró de golpe, escuchó atentamente en qué dirección iban los pasos de la maestra. Naar haar kamer kwam het en even later lag een stijfgebonden, nat pakje naast haar op bed, met een brief er boven op. Llegó a su habitación y, un momento después, un paquete húmedo y fuertemente atado yacía junto a ella en la cama, con una carta encima. Ze las eerst den brief; Josefine schreef dat Annie het er werkelijk op scheen aan te leggen het stadje te verlaten en zich in de groote stad te vestigen, - het huis waaraan zooveel was verbouwd ten koste van zooveel geld, beviel haar op den duur toch niet, - evenmin de omgang met de dames van hun ouden kring, ze verveelden haar, ze maakten haar prikkelbaar en ongedurig en Otto leed zichtbaar onder het vooruitzicht, dat voortdurend duidelijker door Annie's klachten en bezwaren heenschemerde, dat ze zouden moeten verhuizen. Primero leyó la carta; Josefine escribió que Annie realmente parecía decidida a dejar el pequeño pueblo y establecerse en la gran ciudad -la casa que había sido tan renovada a costa de tanto dinero, después de todo no le gustaba- ni la compañía con las damas de su antiguo círculo la aburrían, la volvían irritable e inquieta, y Otto estaba visiblemente angustiado ante la perspectiva, que brillaba cada vez más a través de las quejas y objeciones de Annie, de que tendrían que mudarse. Met een beweging van wrevel en weerzin wierp Ina den brief naast zich op bed en opende het pakje - waarvan Josefine schreef dat het enkele boeken en oude portretten bevatte, - in een warme benieuwdheid. Con un movimiento de resentimiento y disgusto, Ina arrojó la carta a su lado sobre la cama y abrió el paquete —que según Josefine contenía algunos libros y retratos antiguos— con cálida curiosidad. Daar was ‘Sans Famille' en daar ‘Pêcheurs d'Islande' - wat had Egbert geschaterd toen ze hem bekende dat ze het misschien nog niet zonder huiveringen en tranen zou kunnen lezen; - hij had gelijk, het was een flauw, sentimenteel boek, ze was er nu dan ook wel boven verheven. Estaba 'Sans Famille' y allí 'Pêcheurs d'Islande': cómo se había reído Egbert cuando le confesó que tal vez aún no sería capaz de leerlo sin estremecimientos y lágrimas; - Tenía razón, era un libro soso y sentimental, por lo que ahora estaba por encima de él. En dan hier een paar boeken van Ebers, waarmee ze had gedweept, die haar hadden doen gloeien van bewondering, een vuur van moed en menschenmin in haar hart ontstoken hadden, een geestdrift, die zichzelf ontembaar had gewaand en toch op niets was uitgeloopen. Y estos son algunos de los libros de Ebers que la entusiasmaron, que la hicieron resplandecer de admiración, encendieron en su corazón un fuego de coraje y humanidad, un entusiasmo que se creía indomable y, sin embargo, se había convertido en nada. Maar daar was de ‘Camera Obscura' en nu ze dat verschoten bruine boek met het doffe gouden figuurtje op den band in haar hand hield, nu leefde haar jeugd in kleuren en geuren op, een stroom van herinneringen uit alle jaren en alle jaargetijden tegelijkertijd. Pero estaba la 'Cámara Oscura' y ahora que sostenía en su mano ese libro marrón descolorido con la figura dorada opaca en la encuadernación, su infancia estaba viva en colores y olores, una corriente de recuerdos de todos los años y todas las estaciones del año. Mismo tiempo. Haar hart klopte en het heele lieve leven dat voorbij was, herleefde als in éénen adem van haar geest. Zoo was het heden niet, met dien wonderlijken, vollen, zoeten smaak, zoo zou de toekomst nimmermeer worden. El presente no era así, con ese sabor maravilloso, lleno, dulce, el futuro nunca sería así. Ze had Egbert nu, - straks zou ze naar hem toegaan. Ahora tenía a Egbert, iría a él más tarde. Gaf dit vooruitzicht haar vreugde? ¿Esta perspectiva le trajo alegría? Ach, het was immers iets van alle dagen, en waar ze dus geen dagelijks oplaaiende vreugde en vervoering meer van verwachten mocht. Bueno, era algo de todos los días, después de todo, y de lo que ya no podía esperar estallidos diarios de alegría y éxtasis. Ze zou straks naar hem toegaan, - en op haar weg den tengeren jongen ontmoeten, die dan uit het gymnasium kwam en altijd bloosde als hij haar zag en zijn oogen, groote, grijze, verlangende oogen, bijna niet naar haar dorst opslaan, maar het toch deed, in een langen schuwen blik van eerbied en bewondering. Pronto iría hacia él... y se encontraría con el chico delgado en su camino, quien luego saldría del gimnasio y siempre se sonrojaría cuando la viera, y sus ojos, grandes, grises, anhelantes ojos, apenas abiertos a su sed, pero el todavía lo hizo, en una larga y tímida mirada de respeto y admiración. Ze zou hem ontmoeten en hem ook vandaag weer aanzien en even in zijn oogen glimlachen, omdat ze het niet laten kon en te dankbaar was voor dien gloeienden, schuwen blik - ze zou hem aanzien en zich dadelijk daarna schamen en zich verwijten, dat ze niet voor zich keek of eenvoudig die straat vermeed, omdat dit schuw en verboden oogenspel ontrouw beteekende aan Egbert, die alleen en alle rechten op haar had. Lo encontraría y lo miraría de nuevo hoy y le sonreiría a los ojos porque no podía evitarlo y estaba demasiado agradecida por esa mirada tímida y brillante; lo miraría e inmediatamente después se sentiría avergonzada y reprochada por no mirar. adelante o simplemente evitaba esa calle, porque este juego visual tímido y prohibido significaba una deslealtad a Egbert, quien tenía todos los derechos sobre ella. Maar het was zoo heerlijk, er viel niet aan te ontkomen, nauwelijks te begrijpen, maar niettemin waar, dat dit ééne moment een plotselinge stijging in haar levenslust teweegbracht, een fonkeling in zoo menigen grauwen dag. Pero fue tan maravilloso, fue ineludible, difícil de comprender, pero sin embargo cierto, que este momento provocó un aumento repentino en su entusiasmo por la vida, un destello en tantos días grises. Wie mocht die bleeke jongen wezen, die ouder dan zijn kameraden scheen en altijd alleen ging, misschien een wees, bij harde verwanten in een koud huis levend, met voor eenigen troost háár aanblik, voor eenig bezit de gedachtenis aan háár glimlach en haar oogen. Quién será ese niño pálido, que parecía mayor que sus camaradas, y siempre andaba solo, tal vez huérfano, viviendo con parientes duros en una casa fría, con su mirada por algún consuelo, por alguna posesión el recuerdo de su sonrisa y sus ojos . Die aan haar dacht in de nachten dat hij niet slapen kon met den wind om het huis, die aan haar denken mocht bij waken en slapen, omdat zijn gedachten en daden niet gebonden waren in beloofde en aanvaarde trouw. Que pensaba en ella en las noches cuando no podía dormir con el viento alrededor de la casa, que se permitía pensar en ella al despertar y al dormir, porque sus pensamientos y obras no estaban ligados a la fidelidad prometida y aceptada. De hare wel. El de ella sí. Zij mocht niet, zij wilde niet aan dien jongen denken, het was slecht in het begin van den dag zich al te verheugen in die heimelijke ontmoeting, in dien verboden blik. No estaba permitida, no quería pensar en ese chico, era malo alegrarse al principio del día en esa reunión secreta, en esa mirada prohibida. Opstaan en den dag beginnen en die verderfelijke stem tot zwijgen brengen! ¡Levántate y comienza el día y silencia esa voz perniciosa! Ze was het bed al uit. Ella ya estaba fuera de la cama. Het was nu stiller dan straks in huis en ook daarbuiten. Zou de regen zijn bedaard en de wind verkrompen? ¿Habría amainado la lluvia y amainado el viento? Ze liep naar het raam en schoof de gordijnen vaneen, - daar sprong haar hart op en het bloed stroomde warm door haar leden heen. Se acercó a la ventana y abrió las cortinas; su corazón se aceleró y la sangre fluyó cálidamente por sus miembros. Beneden tegen den grauwen gevel aan den overkant stond de jongen en keek naar de ramen op, met groote, verlangende oogen; ze liet snel het gordijn weer vallen en bleef trillend naar hem kijken door de spleet, - ze voelde zich plotseling vol van dankbaarheid en deernis en van een ontzaglijk verlangen, dien gedwee hunkerenden, verlaten jongen wèl te doen en voor zijn vereering matelooste beloonen en te zegenen. Abajo, contra la fachada gris opuesta, el chico se puso de pie y miró hacia las ventanas con ojos muy abiertos y anhelantes; rápidamente dejó caer de nuevo la cortina y se quedó temblando mirándolo a través de la rendija - se sintió repentinamente llena de gratitud y piedad y de un inmenso deseo de hacer el bien a aquel muchacho dócilmente anhelante, abandonado, y de recompensar y premiar inmoderadamente su adoración .bendecir Omdat hij daar stond in dien klammen ochtend, omdat hij dagelijks voor haar aanblik bloosde, daarom wilde zij hem nu ook weldoen, hem troosten, hem met warmte ontvangen, voor zijn armoe en eenzaamheid schadeloos stellen, dat hij haar nog hooger en boven alles vereeren zou en naar haar opzien, als naar het licht zijner dagen, als naar de verwachting zijner wenschen. Porque él estuvo allí en aquella mañana húmeda, porque se sonrojaba a diario ante su vista, por eso ella quería hacerle bien ahora, consolarlo, recibirlo con calor, reparar su pobreza y soledad, para que pudiera hónrala aún más alto y por encima de todo, y mírala como a la luz de sus días, como a la espera de sus deseos. Ze schrok van den sterken gloed, van de rustelooze wijde vlucht harer gedachten, - maar het mocht niet, het kon niet en ze moest die gedachten achterhalen en ten onder brengen. Estaba asustada por el fuerte resplandor, por el vuelo amplio e inquieto de sus pensamientos, pero no podía, no podía, y tenía que ponerse al día con esos pensamientos y someterlos. Ze had Egbert toch lief en ze mocht hem, zelfs in gedachten niet, zelfs voor een oogenblik niet, ontrouw wezen en verraden. Ella amaba a Egbert después de todo, y no debía, ni siquiera en su mente, ni por un momento, serle infiel y traicionarlo. Hij was haar man, zij was zijn vrouw, zij had de gave van zijn leven, hij het hare geschonken en aanvaard. Él era su esposo, ella era su esposa, ella había dado y aceptado el regalo de su vida, él la de ella. Ze wilde niet slecht zijn, geen lichtzinnige, wufte vrouw. No quería ser una mujer mala, frívola, frívola. Daarbuiten ging de jongen traag zijns weegs, met gebogen hoofd; ze trilde van medelijden, van verlangen hem troost te brengen. Afuera, el muchacho siguió su camino lentamente, con la cabeza gacha; ella temblaba de piedad, con deseos de consolarlo. God, - nog niet getrouwd, nog nauwelijks een halfjaar te zamen en nu al zoo! Dios, aún no casados, apenas medio año juntos, ¡y ya! Maar ze kon toch de vreugde om den verliefden eerbied van den jongen niet ten onder brengen en de gedachte, die plotseling in haar opschoot, dat hij misschien nu of later een ander meisje zou zoeken om zijn licht te zijn, vervulde haar met verzet en tegenzin. Pero no pudo reprimir la alegría de la reverencia amorosa del muchacho, y la idea, que de repente se le ocurrió, de que tal vez ahora o más tarde él buscaría a otra chica para ser su luz, la llenó de desafío y desgana. Neen, hij zou haar nooit kennen, zij zou hem nooit vreugde schenken mogen, maar hij mocht haar toch niet vergeten. No, él nunca debería conocerla, ella nunca debería darle alegría, pero él no debería olvidarla. Ze keerde zich weer naar binnen, de wereld en zij zelf schenen haar van gedaante en wezen veranderd, voller, rijker, geheimzinniger, in een wonderlijke vervoering. Volvió a entrar, el mundo y ellos mismos parecían cambiar de forma y naturaleza, más llenos, más ricos, más misteriosos, en un éxtasis maravilloso. En ineens wist ze wat ze wilde en vermocht in die ongedachte verrijking en verwijding van haar eigen persoonlijkheid: het verhaal van den bedelaar schrijven voor zichzelf en voor hem. Y de repente supo lo que quería y podía hacer en ese inimaginable enriquecimiento y expansión de su propia personalidad: escribir la historia del mendigo para ella y para él. Ze zou hem niet noemen, maar hij zou zichzelven kennen in het kind, dat zijzelf niet zou zijn, maar een knaap met grijze, schuwe oogen. No lo nombraría, pero él se conocería a sí mismo en el niño, que no sería ella misma, sino un muchacho de ojos grises y tímidos. Zoo zou zij hem antwoorden en hij zou voelen dat ze tot hem gesproken had, dat ze hem kende en zijn vereering aanvaarden wilde met behoud van haar zuivere trouw. Así le respondería ella, y él sentiría que ella le había hablado, que lo conocía, y aceptaría su adoración manteniendo su pura fidelidad. En hij zou haar dan altijd meer, altijd hooger vereeren en haar nooit vergeten en zij zou levenslang heerschen over zijn gedachten en over zijn hart en zijn geest, en zelf stijgen met het stijgen zijner vereering om die vereering waardig te zijn. Y él la reverenciaría cada vez más, cada vez más, y nunca la olvidaría, y ella gobernaría sus pensamientos, su corazón y su mente de por vida, y se elevaría con el aumento de su reverencia para ser digna de esa reverencia. Ze dacht aan wat ze schrijven wilde en wonderlijk licht kwamen nu de woorden, zonder weifelen of tasten omdat ze zag, - zóó werd het een zuivere spiegeling van het oude, diepe herinneringsbeeld, dat ze weken lang vergeefs moeizaam had getracht uit zichzelf omhoog te halen en naar voren te brengen en met brokjes en stukjesineen te bouwen. Pensó en lo que quería escribir, y las palabras ahora venían con una luz maravillosa, sin vacilar ni andar a tientas porque veía, - por lo que se convirtió en un puro reflejo de la imagen de la memoria antigua y profunda, que laboriosamente había tratado de levantar durante semanas. fuera de sí misma y llevarlo adelante y construir con partes y piezas juntas. Een verwondering maakte zich van haar meester, omdat eenvoudige woorden zoo sterk en krachtig en meeningsvol konden worden in schikking en val, - en omdat het vermogen hen te grijpen en te schikken langs zoo duistere baan en als bij betoovering tot haar kwam. Un asombro se apoderó de ella de que las palabras simples pudieran volverse tan fuertes y poderosas y mezquinas en su disposición y caída, y porque el poder de apoderarse de ellas y ordenarlas le llegó por un camino tan oscuro y como por arte de magia. Toch zou ze nu niet dadelijk hebben kunnen schrijven, - de afstand tusschen het doorvoelen en het uitdrukken kende ze van vroeger, toen een gehoorde melodie vaak duidelijk en vol naklonk in haar hoofd, zonder dat ze die zelf kon zingen of spelen. Sin embargo, no habría podido escribir en este momento; conocía la distancia entre sentir y expresar desde antes, cuando una melodía escuchada a menudo resonaba clara y completamente en su cabeza, sin poder cantarla o tocarla ella misma. Dat kwam later; na veel innerlijk bezinnen en herhalen en zoo zou ook nu, wist ze, die ijle stelligheid van kunnen, binnen in haar, welhaast in vaste vormen naar buiten treden. Eso vino después; después de mucha contemplación interior y repetición y así también ahora, sabía, esa tenue certeza de poder, dentro de ella, casi saldría en formas sólidas. Er was trouwens nu geen tijd tot probeeren, - ze moest naar Egbert toe, - hij was gewoon haar te vinden als hij thuiskwam bij de gedekte tafel in het middaguur en ze aten dan te zamen. Además, ahora no había tiempo para intentarlo, tenía que ir a Egbert, él solía encontrarla cuando llegaba a casa a la mesa puesta al mediodía, y comían juntos. Ze zou de boeken en de portretten meenemen om hem te laten zien, - ze waren toch maar van vergeten schoolvriendinnen, indertijd uit onverschillige gewoonte voor de hare gewisseld; de stijve haartoeten, genepen pruimemondjes en hemelsche blikken zouden Egbert stellig vermaken, hij zou allerlei grappige vergelijkingen vinden en ze zouden samen erom lachen. Se llevaría los libros y los retratos para enseñárselos; al fin y al cabo, no eran más que amigos olvidados del colegio, intercambiados por los suyos por indiferente costumbre; el cabello tieso, las bocas estrechas y las miradas celestiales sin duda divertirían a Egbert, encontraría todo tipo de comparaciones graciosas y se reirían juntos de ellas. Ze wilde ook versche bloemen meenemen en vruchten en een das, die ze gisteren hadden gezien en die Egbert mooi gevonden had -, het was altijd zoo heerlijk met verrassingen te komen. También quería traer flores y frutas frescas y una corbata, que habían visto ayer y que le había gustado a Egbert; siempre era maravilloso inventar sorpresas. Met het oude portretje van haar vader en moeder in bruidstooi in de hand aarzelde ze even. Sosteniendo el viejo retrato de su padre y su madre vestidos de novia en la mano, dudó por un momento. Egbert kon zoo spotten met boterbriefjes-plechtigheên; hij had gelijk, die dingen waren uit den tijd, zij-beiden zouden natuurlijk in allen eenvoud en stilte, zonder bloemen en sluiers en de rest van den burgerlijken rompslomp, trouwen -, maar zoo'n oud portretje, met vader zoo jong en kranig en fier, moeder nog bijna een kind aan zijn arm, was daarom toch heel lief. Egbert era una burla de las ceremonias de los picos de mantequilla; tenía razón, esas cosas estaban pasadas de moda, por supuesto que se casarían con toda sencillez y silencio, sin flores ni velos y el resto de los problemas burgueses, pero un retrato tan antiguo, con un padre tan joven, valiente y orgulloso, madre todavía casi un niño en su brazo, por lo tanto, era muy dulce. En ze lei het bij de andere om mee te nemen. Y lo puso con los demás para llevar. Als ze met de tram ging, was ze vóór Egbert thuis en kon hem verrassen aan een fleurig-gedekte tafel met vruchten en bloemen -, en ze wilde plotseling liever niet den jongen ontmoeten; haar jonge vervoering weerde bijna onbewust reeds nu de gevaren der werkelijkheid van het pas ontworpen beeld. Cuando iba en tranvía, llegaba a casa antes que Egbert y podía sorprenderlo en una mesa brillantemente puesta con frutas y flores, y de repente no quería conocer al niño; su éxtasis juvenil ya evitaba casi inconscientemente los peligros de la realidad de la imagen recién diseñada.