×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 2 Deel 2 - 1

Hoofdstuk 2 Deel 2 - 1

In de weken die volgden kende Ina geen andere vreugde dan de alles-omvattende en alles-vervullende vreugde van bij Egbert te zijn, ging al haar denken, al haar willen, al haar zorgen en bezinnen uitsluitend uit naar hem, naar zijn welzijn, zijn behagen, zijn geluk. Ze was, nadat Mary haar dien eersten avond en daarna herhaaldelijk om wegblijven van tafel of laat thuiskomen met schimpscheuten en verwijten hard gevallen was, eerst als tegen een klein, onordelijk kind, later, toen ze de waarheid vermoedde, alstegen een gemeene deern en nadat ze ten slotte over ‘slechte invloeden' op Gerda had durven spreken -, eindelijk in een snel genomen en snel volvoerd besluit het huis uit getrokken en op kamers gaan wonen. En toen ze daar eenmaal zat en genoot van haar onbelemmerde vrijheid verbaasde ze zich, dat ze niet veel eerder dat besluit had genomen. Doch het leek alleen maar zoo eenvoudig, begreep ze bij nader overwegen, dat breken met de zeden van haar oude huis, met haar oude omgeving en ze kon het alleen nu Egbert er haar de kracht toe gegeven had. Nu ze met hem was, nu ze hem had, durfde ze zonder bezinnen, zonder aarzeling alles aan, kon niets haar meer deren of vervaard maken. Ze had Otto voluit de waarheid geschreven, hij was haar voogd, en onrustig zijn antwoord afgewacht, want ofschoon hij zelf niet in staat was haar minderjarigheid te misbruiken om haar het geld te onthouden waarop zij recht had en daardoor te dwingen haar vrijheid op te geven, hij stond onder Annie's invloed. Zij had hem wel tot het vernielen en opruimen van haar vaders huis en erf en goed weten te brengen. Doch Otto's brief bleek vol wijzen vaderlijken raad, zonder hardheid, blijkbaar buiten Annie om en zeer duidelijk onder den indruk van zijn eigen huwelijk geschreven, aarzelend en bedroefd van toon. Het had haar smartelijk getroffen -, doch maar vluchtig, haar hart kon anders smart niet bevatten, zoo vol het van eigen vreugde was. Een heerlijk leven was begonnen, een blijgeestig jongensbestaan, zooals ze het niet voor zichzelf had durven droomen. Alle beklemming van het dorre, zwaar wichtige, de afgemeten saaie geleerdheid en holle zelfoverschatting in Mary's kring viel van haar af -, Coba met haar onverteerbaren ernst, Erik met zijn stuitende eerzucht en meerderheidsvertoon -, Gerda was vergeten en de eenige die zij terug wenschte te zien was Coba's vriendin, die haar gekrenkt had, om haar aan Egberts arm een triomfeerend gezicht te kunnen toonen. Leven kunnen zonder al die menschen, die niet waren van haar geest, die niet deelden in haar gevoel en wier vriendschap een zachtzinnige tijdpasseering, die geen offers bracht of vroeg, op het best een welwillende misleiding en zelfmisleiding was, bevrijd zijn van hun benauwende vooroordeelen, hun pietluttige ordentelijkheid - het was als woei er een vrije wind over een frissche wei, wanneer ze het overdacht. Alleen leven had ze niet gekund -, doch ze had nu hem, voor haar dagelijksch gezelschap, een dagelijksche vervulling en oogentroost. Hij was zoo knap en zoo felgeestig -, hij kon zoo meedoogenloos spotten -, niets van wat menschen deden of van wat menschen zeiden was in staat hem iets van zijn onverstoorbare kalmte te ontnemen -, niets in hun doen en laten kon hem schokken of deren -; niets hem aan zichzelf doen twijfelen, niets had hij van die halfheid en lafheid en zwakheid die haar eigen omgang met menschen zoo bemoeilijkt had, die niet onderwerpen had gewild en niet opstaan had gekund. Er was geen naam die hem intimideerde, geen reputatie die indruk op hem maakte, geen doode vorm of versleten traditie, waarin hij zich gebonden voelde -; wat was dat heerlijk, zoo groot en sterk te zijn, zoo boven vrees en vooroordeel uit, zoo alle ‘oûbakken' moraal ontgroeid - zoo zou zij zelf nu ook, door hem en met hem, misschien en mettertijd mogen worden. Hij was heel moeilijk te voldoen en stelde hooge eischen. Soms gingen ze samen in musea of naar schilderijententoonstellingen - hij schreef in een dagblad over schilderijen en besteedde daaraan den vrijen tijd, dien zijn werkkring aan een bank hem liet - en dan vertelde hij haar, wat er ontbrak aan de verschillende doeken, die zij heimelijk al gauw geneigd was mooi te vinden; ze waren meestal ‘hol-romantisch,' of ‘zoetelijk' of ‘gelikt,' vaak ook ‘niet uit de verf,' een enkele maal ‘wel tonig.'

Zij begreep wel niet precies wat hij bedoelde, maar ze aanvaardde zonder voorbehoud zijn gerijpt oordeel boven haar eigen gebrek aan ervaring en aan cultuur, waardoor ze geneigd was, alles maar ‘mooi' te vinden en haar bewondering steeg, naarmate de makers der ‘holle' of ‘niet uit de verf' gehaalde schilderijen klinkender namen droegen. En zonder dat ze het wist of vermoedde, deed haar wrok tegen een wereld welke haar tot nu toe alleen teleurstelling en bitterheid had bereid, haar trots gedeerd, haar zelfgevoel geschonden, zich gretig te goed aan den meedoogenloozen spot en niets-ontziende afkeuring van hem, den eerste, die haar vreugde bracht en tegelijk tot zich ophief en vleide, door haar deelgenoot van zijn oordeel te maken. Ze vermeden de menschen, tot zelfs het hart van de stad en de winkelstraten met hun zielloos, ontzenuwend gewoel. Zij beiden hadden geen van die duffe, geestelooze wezens, die hun leven vulden metslenteren, leuteren, eten en drinken, voor hun geluk noodig, zij hadden aan zichzelf en aan elkaar genoeg. Vaak ondernamen ze groote tochten te voet de stad uit en naar de naburige dorpen en dan zag ze Egbert in zijn kracht en glorie. Hij was onvermoeid en wist overal den weg, geen regen kon hem deren, geen tegenspoed hem ter neer slaan -, hij ging fluitend met rustige stappen over harde wegen en door mul zand, troostend als haar de moed ontzonk, wanneer de weg te lang viel, of wanneer ze prikkelbaar werd van een enkele maal verdolen en dwalen. Op die wandelingen vertelde ze hem veel van haar jeugd, want elke vroege bloem die zij plukte, het blanke lentelicht, het ijle waas over de boomen, de glanzen van het water, de bitter-zoete reuk van den bottenden berk bond stroomen van herinnering in haar los. En bij elk geluid dat ze om zich vernam, was het als werd er ietsin haar aangeslagen, dat weerklank gaf en meetrilde. Het was als werd haar geest in de open ontvankelijkheid van haar vroegste jeugd, plotseling en heerlijk herboren, elk ding was als toen, weer meeningsvol en zoet, had diepte en verschiet, ook het kleine, het schijnbaar-geringe en vlakke gebeuren. De dorre jaren schenen niet geleefd, ze was weer kind als toen. En ze vertelde hem van alles, van de plaatsen waar ze deze of gene bloem placht te zoeken, van de plekjes aan slootkanten, waar ze op haar rug had gelegen en tusschen het hooge boomenloof naar de hoogere wolken gestaard, tot ze als vastgegroeid zich voelde in den vochtigen grond, bedwelmd van grasgeur, zalig in zwijmelzoete vergetelheid, de zware wereld en het heden als onder haar voeten weggezonken en zijzelve opgegaan in het groote ijle Al. Hij luisterde glimlachend en antwoordde niet veel, maar op een dag zei hij haar plotseling, dat ze de dingen die zij hem op hun tochten vertelde, eens opschrijven moest, dat ze er vertellingen van moest zien te maken. Hij kon haar voorspellen, dat er een schrijfster in haar stak -, ze moest het werkelijk niet onbeproefd laten, maar eens wat aan een tijdschrift zenden -, lukte het, dan kon ze immers geld verdienen en naam maken -, en ze zouden, eenmaal getrouwd, zorgeloos en zalig samenleven. Ze schreef haar lessen af -, Egbert had haar afkeerig gemaakt van de botte schoolmeesters met hun dorre, verwaande wijsheid, hun nuttelooze geleerdheid, zonder welke het leven veel beter was; ze nam alles wat hij zeide zonder voorbehoud aan, en deed zonder aarzelen wat hij haar ried. Hij kende haar beter dan zij zichzelf kende en hielp haar zichzelf te verlossen van oude wanen en vooroordeelen, die haar nog te veel van de vurig begeerde vrijheid ontnamen. Ze dronk gretig de slakende reden in. Vóór alles wilde ze nu vrij en onafhankelijk zijn, los van menschen en hun heerschzucht, en hun opgedrongen meeningen, in volkomen vrijmachtigheid leven, met tot eenig richtsnoer haar eigen wil. Haar trots groeide uit en schoot op als een overweelderige plant. Ze had nog altijd een oud ontzag, een schroomvallig-verborgen eerbied voor Kerk en Geloof in zich, maar Egbert leerde haar wat die gevoelens in waarheid beduidden, en hoe zij er zich van moest ontdoen. Het was op een Zondagmorgen, dat ze op hun weg naar buiten een kerk zagen uitgaan en Egbert zijn grimmigen spot luchtte tegen het schijnheilig-oogverdraaiende ‘Godsvolk', tegen de wauwelende dominees, de ‘steken,' die onmogelijk anders dan idioten of bedriegers konden zijn, dat Ina halfbeschaamd een zwak protest waagde; toen onderrichtte Egbert haar hoe haar sluimerend ontzag, haar afkeer van ‘spotten' met ‘heilige zaken' een waardeloos overleefsel was van eeuwenlang primitief en barbaarsch bijgeloof, van geslacht op geslacht overgegaan, altijd maar weer opnieuw aanvaard door zwakhoofdige weekelingen, die een onbeholpen en kromme verklaring zochten voor wat ze in de Natuur vreesden en niet begrepen, en in hun slap onverstand, hun weeken hang naar zoogenaamde ‘bovennatuurlijkheid' met redelijke verklaringen geen genoegen wilden nemen. Het was zijn, Egberts, overtuiging, trouwens die van elk verstandig mensch, dat alle dingen met de nuchtere, materieele middelen der natuurwetenschappelijke onderzoekers zouden worden opgelost. Ina moest toch vooral niet gelooven, dat de dominees zelf de dupe waren van hun gewauwel. Zij waren of afhankelijk van de grooten en machtigen der aarde of ze spanden met die grooten en machtigen samen om den kleinen man te knoeien, het arme volk dom en verdrukt te houden. Dat was de mop van hun zoogenaamden strijd tegen ongeloof, dat was het heele eiereneten: de proletariërs moesten bedwongen worden onder de Vreeze des Heeren, gepaaid met den Hemel, overdonderd met de Hel -, het geloof en de kerk waren eenvoudig maatschappelijke machtsmiddelen, een speculeeren op overleefselen van bijgeloof in zwakke geesten -. en zoowel het bijgeloof zelf als het machtsmiddel dat er uit gekweekt werd, was onherroepelijk bestemd te verdwijnen bij het vorderen der beschaving; een betere toekomst zou stellig geen kerken en dominees, geen dweperij en ‘geloof' meer kennen. Zoo leeraarde hij en Ina luisterde en geloofde hem en omdat ze in de eerste felle opleving van haar vrijheidsdorst en onafhankelijkheidsdrang, in de versche roes na het losbreken uit familie-verband en maatschappelijk verband, niets in zich dulden wilde, dat op angst en afhankelijkheid wees, dat ‘dom bijgeloof' beteekende, ‘beschamend overleefsel' uit barbaarsche en primitieve tijden -, wierp ze alles dat haar van deemoed en Godsvrucht restte als minderwaardig uit zich weg, als een roekeloos en balddadig beeldstormer sloeg ze al de oude heiligenbeelden in zich tot scherven. Ze had Egbert verteld van haar tobberijen en twijfelingen over ‘goed en kwaad', ‘recht en onrecht', ‘waarheid' en ‘leugen', hoe ze daarin voor zichzelf nog geen oplossing en uitkomst zag, nog geen richtsnoer had gevonden; hij wees zonder aarzelen voor al die ‘woorden' en ‘begrippen' hun juist verband aan en hun juiste plaats. Ze hadden op zichzelf geen zin, ze waren nuchtere noodzakelijkheden aan het menschelijk samenleven verbonden, óók al weer ten gerieve der oude-wijven-naturen die nu eenmaal likten naar ‘bovennatuurlijkheid' als de kat naar melk, met ‘goddelijken' glans omkleed. ‘Waarheid' zoeken was dus al een bij uitstek kinderachtig en nutteloos bedrijf -, ‘moraal' en ‘deugd' was een maatschappelijk machtsmiddel van soortgelijken aard als ‘geloof' en wat Ina's veelvuldig denken over het wezen der menschen en de raadselen der natuur betrof -, dit had geen zin, alles, wat zij, alsleek, daarover kon uitdenken, hadden filosofen-van-beroep, knappe vaklieden, al voor tientallen jaren tot systemen opgebouwd. Als ze lust had, kon ze het zoo kant en klaar in hun boeken vinden, beter geformuleerd dan zij het zelf ooit zou kunnen -, ze moest daar dus maar niet op eigen gelegenheid over denken, het bleef toch dilettantenwerk. Als ze wat ouder werd zou hij haar wel eens wat van Kant en Schopenhauer te lezen geven, daar zou ze alles vinden wat ze weten wilde -, systematisch bijeen, hij zelf stelde er niet zoozeer belang in doch hij bezat die boeken wel, want ze behoorden tot datgene waar een beschaafd mensch niet geheel onkundig van mocht wezen. Ina moest vooral niet te veel lezen, het meeste van wat er in Holland was en werd geschreven, kon toch vrijwel waardeloos genoemd worden. Buitenlandsche, vooral Duitsche en dan liefst klassieke litteraturen. Goethe, Heine, Lessing - Schiller was eigenlijk ook maar een tweederangs-poëet - en natuurlijk Shakespeare in de eerste plaats, dat was allemaal veel breeder, om zoo te zeggen, ‘uit grooter hout gesneden', die kerels hadden pas wat in hun mars gehad! Hollandsche klassieken? Hij lachte -, die bestonden immers niet! Vondel? O ja zeker, de oude heer had prachtige verzen geschreven, maar hij was zoo vervelend en zoo bekrompen. Kende Ina ‘Lucifer' -, en was er een kinderachtiger, onbeholpener voorstelling denkbaar dan die van het ‘Paradijs'? Bidprentjesfantasie -, klokspijs voor den kleinen man. Neen, Ina moest vooral niet gelooven in wat de schoolmeesters haar voorgepraat hadden-, dat was allemaal maar van vaderland, koek en amandelen, kinderachtige ophemelarij van armzalige Hollandsche grootheden, schrijvende dominees, koffiemakelaars en filosofen van den kouden grond. Alles, wat werkelijk groot was, stamde uit het buitenland. Multatuli? Hij lachte weer -; in zijn tijd, och ja, 't kon misschien geen kwaad dat die dingen ook eens gezegd werden -, maar nu had hij toch werkelijk zijn jaren uitgediend, elk volwassen mensch was over ‘Ideën'-wijsheid toch wel al lang en breed heen, ze deden alleen nog maar opgeld in provinciale debatingclubs bij lange pijpen en in schooljongensvereenigingen. ‘Maar het “Gebed van den Onwetende”, Egbert, luister nu eens, dat heb ik toch altijd heel mooi gevonden. Ik begrijp zoo goed, hoe hij daartoe gekomen is.' En Ina dacht aan den middag dat de oude klokkenmaker, haar vriend, het haar voorgelezen had -, terwijl zijn koolzwarte oogen glansden en zijn stem trilde van bewogenheid. ‘Lees het dan nu nog eens, beste kind -, ik wed dat je het allemaal bombast vindt en zoo groen als gras.' Hij leeraarde en Ina luisterde en nam aan. Dien avond thuis las ze het ‘Gebed' weer over -, het viel uit elkaar, er bleef werkelijk niets over dan ‘bombast, zoo groen als gras'. Dat gaf een gevoel van onuitsprekelijke verluchting. Wat was het heerlijk, zich zoo boven alles te kunnen en te durven verheffen, eindelijk volwassen te zijn, vrij en vrijmachtig, door niemand en aan niets gebonden, voor geen God en geen mensch langer vervaard, van geen enkel boerenbedrog de dupe meer, eindelijk los, eindelijk onafhankelijk. Egbert en Ina kenden elkaar nog niet langer dan enkele weken toen ze op een van hun dagelijksche wandelingen in den namiddag langs een oud, verweerd huis met een vochtigen, grauwen afgebrokkelden tuinmuur liepen. Het werd blijkbaar gereed gemaakt voor den zomer, werklieden waren binnen en buiten bezig, droegen in het bleek paarse licht door de zwarte aarde van den platgetreden tuin kalk en blanke planken aan, en riepen en zongen en floten. Toen Ina er langs kwam en het zag, voelde ze plotseling een schok van herinnering. Ze herkende het huis als dat, waar ze in het verleden voorjaar zoo menigmaal eenzaam was voorbij gedoold, toen de appelboomen bloeiden en alles rondom riekte en ruischte en kweelde. Ze hield Egbert staande en bleef dicht aan zijn arm peinzend kijken naar het donkere huis achter den ruigen muur, en zoo krachtig steeg de herinnering in haar op, dat het was als rook ze opnieuw de zoete bloesem -, die al zoo lang geleden vrucht gezet had en wier vrucht al zoo lang was vergaan. ‘Is het niet vreemd, Egbert, dat het voorjaar mij altijd en hoe mooier het is hoe meer, zoo angstig en onrustig maakt? Het is dan altijd of alle dingen rondom mij spreken en fluisteren in een taal, die ik niet versta, de wind en het water en het gras en het jonge loof -, en dan voel ik niets dan een mateloos, smartelijk en toch zoo heerlijk verlangen -, verlangen moet ik het noemen, omdat er geen ander woord is -, maar er is niets bepaalds waarnaar ik verlang -, misschien is alles dan ál te zoet en àl te versch en jong en vol en kan ik het niet bergen en niet omvatten en maakt die overmaat van weelde mij onrustig. Hier voor dit huis, daar waar je die kale takken nu ziet -, dat zijn appelboomen, weet je, en die hingen toen zoo rijk en vol met rose bloesem over de grijze muren en dat geurde in dien eenen avond - ik weet nog goed, de lucht was nog vrij koel, zoo doorzichtig en zuiver, de hemel bleekblauw en ongewoon hoog en ruim, leek het mij, het woei een beetje -, dat geurde toen zoo heeriijk in schemerdonker, dat ik daaronder tegen den muur heb staan snikken van, ja ik weet niet waarvan -, van dat wat ik mijn verlangen noem. Heb jij er eenig idee van wat zoo iets beteekenen kan?' Hij had haar laten uitspreken en antwoordde niet dadelijk en dit was zoo ongewoon, in hem die steeds zonder aarzelen op elke vraag een antwoord of verklaring gereed had, dat ze verwonderd naar hem opzag. Hij glimlachte in haar oogen, kuste haar, drukte haar arm en antwoordde nog niet. ‘Wat is er, Egbert -, waarom lach je en doe je zoo vreemd?' Ze voelde dat ze bloosde en wist niet waarom en zocht niet te weten waarom. ‘Begrijp je het, wat ik je zooeven vroeg?' ‘Ik geloof van wel,' zei hij, met hetzelfde glimlachje, ‘het is niet zoo heel moeilijk te begrijpen.' Zijn toon duidde op verborgen gedachten, een duister en verward gevoel van onrust en onbehagen steeg even in haar op, maar ze drong het meteen terug. ‘En wat is het dan?' ‘Wel -, och, misschien vindt je het niet eens prettig dat ik het zeg.' ‘Ik begrijp je niet. Waarom zou ik niet prettig vinden, als jij mij zegt... Ik vertel jou ook alles, en het is niet eerlijk, als ik jou een verklaring vraag, dat je die weet en niet zegt,' - ze sprak met gewilde, opgeschroefde heftigheid. ‘Is het niet voldoende als ik het begrijp?' ‘Neen, ik wil het zelf begrijpen,' - haar toon klonk geprikkeld. Hij kuste haar weer, maar ze verzette zich, half in ernst, half schertsend. ‘Ik zal het je zeggen, als we thuis zijn. Ben je er zoo erg nieuwsgierig naar?' ‘Natuurlijk, als je zoo geheimzinnig doet.' ‘Laten we dan meteen naar huis gaan, wil je?' Ze knikte, ze liepen haastig verder en spraken niet meer. Ina bemerkte dat Egbert gejaagd en onrustig was en dat haar eigen hart bonsde. Weer rees het gevoel van onrust en onbehagen naar boven en drong haar tegen de keel; ze keek hem van terzijde aan, hij bleef even staan en kuste haar, knikte haar lachend in de oogen en ze gingen door, haar wangen gloeiden rood. Ze kwamen thuis in stilte en schemering. Geerte was afwezig zooals gewoonlijk, ze kwam, sinds Ina en Egbert elkaar kenden, bijna alleen nog thuis om te slapen. Ina was dan al naar haar huis en zag haar daardoor zelden -, ze had den indruk gekregen, dat Geerte niet bijzonder met haar ingenomen was, maar bekommerde zich daarover niet. Boven op zijn kamer sloten de zware gordijnen het laatste licht al buiten, maar hij stak de lamp niet aan, haalde evenmin de gordijnen op, doch nam Ina plotseling in zijn armen en kuste haar wild, toen liep hij naar de deur en draaide den sleutel in hetstot. Het gevoel van beklemming en vreemde verwachting vervulde Ina nu zoo geheel, dat ze het niet meer terugdwingen kon. Er waren in Egbert, voelde ze, verborgen gedachten en verborgen voornemens, die verband hielden met wat ze hem had gezegd en die haar juist door dat verband onbegrijpelijk waren. ‘Kom nu eens naast mij op de bank zitten.' Ze liet zich meevoeren en poogde met scherts het angstig en benauwd gevoel van zich af te wentelen. ‘Ik heb je nog nooit zoo geheimzinnig gezien.' Hij lachte, nam haar hand vast en trok haar tegen zich aan, zijn vingers gloeiden. ‘Vertel me nu eens, dat gevoel, wat je me straks vertelde, heb je dat vaak?' ‘Ja, heel vaak.' ‘Alleen in het voorjaar?'

‘Ook wel in de herfst.' ‘Maar toch het sterkst in het voorjaar? Bedenk je maar eens goed.' ‘Mogelijk wel,' zei ze, aarzelend en verward. Het vaag gevoel van beklemming zwol in haar aan, tot een gewaarwording van angst, bijna afkeer, een begin van verzet, als voorvoelde ze een beleediging. ‘Dan zal ik je eens precies vertellen wat het te beduiden heeft -, maar niet boos zijn, hoor -, het beteekent alleen, dat het heel goed voor je is, dat je mij ontmoet hebt, en dat we maar heel gauw trouwen moeten.' ‘Dat we maar gauw trouwen moeten...?' werktuigelijk, verward herhaalde Ina de woorden, toen liet ze vuurrood het hoofd op zijn schouders vallen. ‘Boos?' plaagde hij, als tegen een kind. Ze antwoordde niet, bleef roerloos.


Hoofdstuk 2 Deel 2 - 1 Chapter 2 Part 2 - 1 Bölüm 2 Kısım 2 - 1

In de weken die volgden kende Ina geen andere vreugde dan de alles-omvattende en alles-vervullende vreugde van bij Egbert te zijn, ging al haar denken, al haar willen, al haar zorgen en bezinnen uitsluitend uit naar hem, naar zijn welzijn, zijn behagen, zijn geluk. En las semanas que siguieron, Ina no conoció otra alegría que la alegría que todo lo abarca y todo lo llena de estar con Egbert, todo su pensamiento, toda su voluntad, todas sus preocupaciones y reflexiones se dirigieron exclusivamente a él, a su bienestar, su favor, su felicidad. Ze was, nadat Mary haar dien eersten avond en daarna herhaaldelijk om wegblijven van tafel of laat thuiskomen met schimpscheuten en verwijten hard gevallen was, eerst als tegen een klein, onordelijk kind, later, toen ze de waarheid vermoedde, alstegen een gemeene deern en nadat ze ten slotte over ‘slechte invloeden' op Gerda had durven spreken -, eindelijk in een snel genomen en snel volvoerd besluit het huis uit getrokken en op kamers gaan wonen. Después de que Mary la golpeara duramente esa primera noche y después por no levantarse de la mesa o llegar tarde a casa con burlas y reproches, primero como a una niña pequeña y desaliñada, luego, cuando sospechó la verdad, como a una mala moza, y después de que finalmente se atrevió a hablar de 'malas influencias' sobre Gerda-, finalmente, en una decisión rápidamente tomada y rápidamente ejecutada, se mudó de la casa y se fue a vivir a habitaciones. En toen ze daar eenmaal zat en genoot van haar onbelemmerde vrijheid verbaasde ze zich, dat ze niet veel eerder dat besluit had genomen. Y una vez que se sentó allí, disfrutando de su libertad sin restricciones, se sorprendió de no haber tomado esa decisión mucho antes. Doch het leek alleen maar zoo eenvoudig, begreep ze bij nader overwegen, dat breken met de zeden van haar oude huis, met haar oude omgeving en ze kon het alleen nu Egbert er haar de kracht toe gegeven had. Pero solo parecía tan simple, se dio cuenta al reflexionar, que romper con las costumbres de su antigua casa, con su antiguo entorno, y solo podía hacerlo ahora que Egbert le había dado la fuerza para hacerlo. Nu ze met hem was, nu ze hem had, durfde ze zonder bezinnen, zonder aarzeling alles aan, kon niets haar meer deren of vervaard maken. Ahora que estaba con él, ahora que lo tenía, se atrevía a hacer todo sin dudarlo, sin dudarlo, ya nada podía lastimarla ni asustarla. Ze had Otto voluit de waarheid geschreven, hij was haar voogd, en onrustig zijn antwoord afgewacht, want ofschoon hij zelf niet in staat was haar minderjarigheid te misbruiken om haar het geld te onthouden waarop zij recht had en daardoor te dwingen haar vrijheid op te geven, hij stond onder Annie's invloed. Le había escrito a Otto con toda la verdad, él era su tutor, y esperaba ansiosa su respuesta, pues aunque él mismo no podía abusar de su minoría de edad para privarla del dinero al que tenía derecho y así obligarla a dar hasta su libertad, estaba bajo la influencia de Annie. Zij had hem wel tot het vernielen en opruimen van haar vaders huis en erf en goed weten te brengen. Se las había arreglado para que él destruyera y ordenara la casa, el jardín y la propiedad de su padre. Doch Otto's brief bleek vol wijzen vaderlijken raad, zonder hardheid, blijkbaar buiten Annie om en zeer duidelijk onder den indruk van zijn eigen huwelijk geschreven, aarzelend en bedroefd van toon. Pero la carta de Otto resultó estar llena de sabios consejos paternales, sin dureza, aparentemente escrita sin Annie y muy claramente impresionada por su propio matrimonio, de tono vacilante y triste. Het had haar smartelijk getroffen -, doch maar vluchtig, haar hart kon anders smart niet bevatten, zoo vol het van eigen vreugde was. La había afligido, pero sólo fugazmente, de lo contrario su corazón no podría contener el dolor, tan lleno de su propia alegría. Een heerlijk leven was begonnen, een blijgeestig jongensbestaan, zooals ze het niet voor zichzelf had durven droomen. Había comenzado una vida maravillosa, una niñez feliz como nunca se había atrevido a soñar. Alle beklemming van het dorre, zwaar wichtige, de afgemeten saaie geleerdheid en holle zelfoverschatting in Mary's kring viel van haar af -, Coba met haar onverteerbaren ernst, Erik met zijn stuitende eerzucht en meerderheidsvertoon -, Gerda was vergeten en de eenige die zij terug wenschte te zien was Coba's vriendin, die haar gekrenkt had, om haar aan Egberts arm een triomfeerend gezicht te kunnen toonen. Toda la opresión de la erudición árida, pesada, mesurada, aburrida y la sobreestimación hueca en el círculo de Mary cayó sobre ella -, Coba con su seriedad indigerible, Erik con su asombrosa ambición y exhibición mayoritaria - Gerda había sido olvidada y la única a la que deseaba volver. .. mostró a la amiga de Coba, que la había ofendido, para mostrarle una cara triunfante del brazo de Egbert. Leven kunnen zonder al die menschen, die niet waren van haar geest, die niet deelden in haar gevoel en wier vriendschap een zachtzinnige tijdpasseering, die geen offers bracht of vroeg, op het best een welwillende misleiding en zelfmisleiding was, bevrijd zijn van hun benauwende vooroordeelen, hun pietluttige ordentelijkheid - het was als woei er een vrije wind over een frissche wei, wanneer ze het overdacht. Vivir sin todas aquellas personas que no eran de su espíritu, que no compartían sus sentimientos y cuya amistad era un suave paso del tiempo, que no hacía sacrificio ni exigía, era en el mejor de los casos un engaño benévolo y un autoengaño, ser libre. de sus prejuicios opresivos, de su meticuloso orden: era como un viento libre que soplaba sobre un prado fresco cuando pensaba en ello. Alleen leven had ze niet gekund -, doch ze had nu hem, voor haar dagelijksch gezelschap, een dagelijksche vervulling en oogentroost. No podía haber vivido sola, pero ahora lo tenía a él, como su compañía diaria, una satisfacción diaria y un brillo para los ojos. Hij was zoo knap en zoo felgeestig -, hij kon zoo meedoogenloos spotten -, niets van wat menschen deden of van wat menschen zeiden was in staat hem iets van zijn onverstoorbare kalmte te ontnemen -, niets in hun doen en laten kon hem schokken of deren -; niets hem aan zichzelf doen twijfelen, niets had hij van die halfheid en lafheid en zwakheid die haar eigen omgang met menschen zoo bemoeilijkt had, die niet onderwerpen had gewild en niet opstaan had gekund. Era tan guapo y tan feroz, podía burlarse tan despiadadamente, nada de lo que la gente hiciera o dijera podía quitarle nada de su imperturbable compostura, nada de lo que hicieran podría escandalizarlo o lastimarlo.-; nada le hacía dudar de sí mismo, no tenía nada de esa tibieza y cobardía y debilidad que le había hecho tan difícil el trato de ella con la gente, que no había querido someterse y no podía levantarse. Er was geen naam die hem intimideerde, geen reputatie die indruk op hem maakte, geen doode vorm of versleten traditie, waarin hij zich gebonden voelde -; wat was dat heerlijk, zoo groot en sterk te zijn, zoo boven vrees en vooroordeel uit, zoo alle ‘oûbakken' moraal ontgroeid - zoo zou zij zelf nu ook, door hem en met hem, misschien en mettertijd mogen worden. No había ningún nombre que lo intimidara, ninguna reputación que lo impresionara, ninguna forma muerta o tradición gastada en la que se sintiera atado; qué maravilloso era ser tan grande y fuerte, tan por encima del miedo y de los prejuicios, tan superada por toda moralidad 'pasada de moda'; así podría ser ella misma ahora, a través de él y con él, tal vez y con el tiempo. Hij was heel moeilijk te voldoen en stelde hooge eischen. Era muy difícil de satisfacer y establecía altos estándares. Soms gingen ze samen in musea of naar schilderijententoonstellingen - hij schreef in een dagblad over schilderijen en besteedde daaraan den vrijen tijd, dien zijn werkkring aan een bank hem liet - en dan vertelde hij haar, wat er ontbrak aan de verschillende doeken, die zij heimelijk al gauw geneigd was mooi te vinden; ze waren meestal ‘hol-romantisch,' of ‘zoetelijk' of ‘gelikt,' vaak ook ‘niet uit de verf,' een enkele maal ‘wel tonig.' A veces iban juntos a museos o a exposiciones de pintura -él escribía sobre cuadros en un periódico y les dedicaba el tiempo libre que le permitía su trabajo en un banco- y luego le contaba lo que faltaba en los distintos lienzos que ella secretamente estaba pronto inclinado a encontrar hermoso; por lo general, eran 'huecos-románticos', o 'dulces' o 'pulidos', a menudo 'no fuera de la pintura', ocasionalmente 'tonificados'.

Zij begreep wel niet precies wat hij bedoelde, maar ze aanvaardde zonder voorbehoud zijn gerijpt oordeel boven haar eigen gebrek aan ervaring en aan cultuur, waardoor ze geneigd was, alles maar ‘mooi' te vinden en haar bewondering steeg, naarmate de makers der ‘holle' of ‘niet uit de verf' gehaalde schilderijen klinkender namen droegen. Ella no entendió exactamente a qué se refería, pero aceptó sin reservas su juicio maduro por encima de su propia falta de experiencia y cultura, lo que la hizo inclinarse a pensar que todo era 'hermoso' y creció su admiración como los hacedores del 'hueco' o ' los cuadros sin pintar tenían nombres más resonantes. En zonder dat ze het wist of vermoedde, deed haar wrok tegen een wereld welke haar tot nu toe alleen teleurstelling en bitterheid had bereid, haar trots gedeerd, haar zelfgevoel geschonden, zich gretig te goed aan den meedoogenloozen spot en niets-ontziende afkeuring van hem, den eerste, die haar vreugde bracht en tegelijk tot zich ophief en vleide, door haar deelgenoot van zijn oordeel te maken. Y sin que ella lo supiera ni lo sospechara, su resentimiento hacia un mundo que hasta entonces sólo había preparado su decepción y su amargura, hirió su orgullo, violó su sentido de sí mismo, se deleitó con avidez en la burla implacable y la desaprobación despiadada del primero, que trajo su alegría y al mismo tiempo la exaltaba y halagaba, haciéndola partícipe de su juicio. Ze vermeden de menschen, tot zelfs het hart van de stad en de winkelstraten met hun zielloos, ontzenuwend gewoel. Evitaban a la gente, incluso al corazón de la ciudad y las calles comerciales con su bullicio desalmado e inquietante. Zij beiden hadden geen van die duffe, geestelooze wezens, die hun leven vulden metslenteren, leuteren, eten en drinken, voor hun geluk noodig, zij hadden aan zichzelf en aan elkaar genoeg. Ninguno de los dos necesitaba a ninguna de esas criaturas aburridas y sin sentido que ocupaban sus vidas holgazaneando, charlando, comiendo y bebiendo para su felicidad; tenían suficiente de sí mismos y de los demás. Vaak ondernamen ze groote tochten te voet de stad uit en naar de naburige dorpen en dan zag ze Egbert in zijn kracht en glorie. A menudo hacían largos viajes a pie fuera de la ciudad y hacia los pueblos vecinos, y entonces ella veía a Egbert en toda su fuerza y gloria. Hij was onvermoeid en wist overal den weg, geen regen kon hem deren, geen tegenspoed hem ter neer slaan -, hij ging fluitend met rustige stappen over harde wegen en door mul zand, troostend als haar de moed ontzonk, wanneer de weg te lang viel, of wanneer ze prikkelbaar werd van een enkele maal verdolen en dwalen. Era incansable y sabía su camino en todas partes, ninguna lluvia podía lastimarlo, ninguna desgracia lo derribaría -, iba silbando con pasos silenciosos por caminos duros y por arena suelta, reconfortándola cuando perdía el corazón cuando el camino se hacía demasiado largo, o cuando se volvió irritable por perderse y deambular de vez en cuando. Op die wandelingen vertelde ze hem veel van haar jeugd, want elke vroege bloem die zij plukte, het blanke lentelicht, het ijle waas over de boomen, de glanzen van het water, de bitter-zoete reuk van den bottenden berk bond stroomen van herinnering in haar los. En esos paseos ella le contó mucho de su juventud, de cada flor temprana que arrancaba, la luz blanca de la primavera, la fina neblina sobre los árboles, el brillo del agua, el olor agridulce del abedul huesudo atado en corrientes de memoria. .la suelta. En bij elk geluid dat ze om zich vernam, was het als werd er ietsin haar aangeslagen, dat weerklank gaf en meetrilde. Y con cada sonido que escuchaba a su alrededor, era como si algo la hubiera golpeado, hecho eco y vibrado. Het was als werd haar geest in de open ontvankelijkheid van haar vroegste jeugd, plotseling en heerlijk herboren, elk ding was als toen, weer meeningsvol en zoet, had diepte en verschiet, ook het kleine, het schijnbaar-geringe en vlakke gebeuren. Era como si, en la abierta receptividad de su primera juventud, su mente renaciera repentina y maravillosamente, todo era como entonces, de nuevo pensativo y dulce, tenía profundidad y perspectiva, incluso el pequeño, aparentemente pequeño y plano acontecimiento. De dorre jaren schenen niet geleefd, ze was weer kind als toen. Los años estériles parecían no vividos, ella era una niña otra vez como entonces. En ze vertelde hem van alles, van de plaatsen waar ze deze of gene bloem placht te zoeken, van de plekjes aan slootkanten, waar ze op haar rug had gelegen en tusschen het hooge boomenloof naar de hoogere wolken gestaard, tot ze als vastgegroeid zich voelde in den vochtigen grond, bedwelmd van grasgeur, zalig in zwijmelzoete vergetelheid, de zware wereld en het heden als onder haar voeten weggezonken en zijzelve opgegaan in het groote ijle Al. Y ella le contó toda clase de cosas, de los lugares donde solía buscar tal o cual flor, de los lugares a la orilla de una zanja, donde se había acostado boca arriba y miraba las nubes más altas entre las hojas altas de los árboles, hasta que sintió como si se hubiera atrincherado en la tierra húmeda, embriagada por el olor de la hierba, dichosa en un dulce olvido, el mundo pesado y el presente como hundidos bajo sus pies, y ella misma desaparecía en el gran todo delgado. Hij luisterde glimlachend en antwoordde niet veel, maar op een dag zei hij haar plotseling, dat ze de dingen die zij hem op hun tochten vertelde, eens opschrijven moest, dat ze er vertellingen van moest zien te maken. Él escuchó con una sonrisa y no respondió mucho, pero un día de repente le dijo que debería escribir las cosas que le dijo en sus viajes, que debería tratar de hacer historias de ellos. Hij kon haar voorspellen, dat er een schrijfster in haar stak -, ze moest het werkelijk niet onbeproefd laten, maar eens wat aan een tijdschrift zenden -, lukte het, dan kon ze immers geld verdienen en naam maken -, en ze zouden, eenmaal getrouwd, zorgeloos en zalig samenleven. Podía predecir que había una escritora en ella, realmente no debería dejarlo sin probar, pero enviar algo a una revista, si funcionaba, entonces podría ganar dinero y hacerse un nombre, y algún día se casarían, sin preocupaciones. y feliz convivencia. Ze schreef haar lessen af -, Egbert had haar afkeerig gemaakt van de botte schoolmeesters met hun dorre, verwaande wijsheid, hun nuttelooze geleerdheid, zonder welke het leven veel beter was; ze nam alles wat hij zeide zonder voorbehoud aan, en deed zonder aarzelen wat hij haar ried. Descartó sus lecciones: a Egbert le desagradaban los maestros de escuela bruscos con su sabiduría seca y arrogante, su aprendizaje inútil, sin el cual la vida era mucho mejor; ella tomó todo lo que él dijo sin reservas e hizo lo que él le aconsejó sin dudarlo. Hij kende haar beter dan zij zichzelf kende en hielp haar zichzelf te verlossen van oude wanen en vooroordeelen, die haar nog te veel van de vurig begeerde vrijheid ontnamen. Él la conocía mejor que ella misma y la ayudó a liberarse de viejos delirios y prejuicios que aún la privaban de su ansiada libertad. Ze dronk gretig de slakende reden in. Bebió ansiosamente en la razón palpitante. Vóór alles wilde ze nu vrij en onafhankelijk zijn, los van menschen en hun heerschzucht, en hun opgedrongen meeningen, in volkomen vrijmachtigheid leven, met tot eenig richtsnoer haar eigen wil. Sobre todo, ahora quería ser libre e independiente, al margen de las personas y sus ansias de poder, y sus opiniones impuestas, para vivir en completa libertad, con su propia voluntad como única directriz. Haar trots groeide uit en schoot op als een overweelderige plant. Su orgullo creció y brotó como una planta exuberante. Ze had nog altijd een oud ontzag, een schroomvallig-verborgen eerbied voor Kerk en Geloof in zich, maar Egbert leerde haar wat die gevoelens in waarheid beduidden, en hoe zij er zich van moest ontdoen. Todavía tenía un viejo asombro, una reverencia tímidamente oculta por la Iglesia y la Fe, pero Egbert le enseñó lo que realmente significaban esos sentimientos y cómo deshacerse de ellos. Het was op een Zondagmorgen, dat ze op hun weg naar buiten een kerk zagen uitgaan en Egbert zijn grimmigen spot luchtte tegen het schijnheilig-oogverdraaiende ‘Godsvolk', tegen de wauwelende dominees, de ‘steken,' die onmogelijk anders dan idioten of bedriegers konden zijn, dat Ina halfbeschaamd een zwak protest waagde; toen onderrichtte Egbert haar hoe haar sluimerend ontzag, haar afkeer van ‘spotten' met ‘heilige zaken' een waardeloos overleefsel was van eeuwenlang primitief en barbaarsch bijgeloof, van geslacht op geslacht overgegaan, altijd maar weer opnieuw aanvaard door zwakhoofdige weekelingen, die een onbeholpen en kromme verklaring zochten voor wat ze in de Natuur vreesden en niet begrepen, en in hun slap onverstand, hun weeken hang naar zoogenaamde ‘bovennatuurlijkheid' met redelijke verklaringen geen genoegen wilden nemen. Fue un domingo por la mañana que, al salir, vieron salir una iglesia y Egbert aireó su sombría burla al hipócrita y torcido "Pueblo de Dios", a los clérigos balbuceantes, a los "aguijones", que no podían ayudad, pero sed idiotas o impostores, sea que Ina, medio avergonzada, aventuró una débil protesta; luego Egberto le enseñó cómo su asombro dormido, su disgusto por "burlarse" de las "cosas sagradas" era una supervivencia inútil de épocas de superstición primitiva y bárbara, transmitida de generación en generación, aceptada una y otra vez por semanarios estúpidos, quienes son explicaciones torpes y torcidas de lo que temían y no entendían en la Naturaleza, y en su débil estupidez, su inclinación de una semana por lo que se llama "lo sobrenatural" no se conformaría con explicaciones razonables. Het was zijn, Egberts, overtuiging, trouwens die van elk verstandig mensch, dat alle dingen met de nuchtere, materieele middelen der natuurwetenschappelijke onderzoekers zouden worden opgelost. Era su convicción, la de Egbert, de hecho la de cualquier persona sensata, que todas las cosas serían resueltas por los medios sobrios y materiales de los investigadores científicos. Ina moest toch vooral niet gelooven, dat de dominees zelf de dupe waren van hun gewauwel. Ina no debe creer que los propios pastores fueron víctimas de sus tonterías. Zij waren of afhankelijk van de grooten en machtigen der aarde of ze spanden met die grooten en machtigen samen om den kleinen man te knoeien, het arme volk dom en verdrukt te houden. O dependían de los grandes y poderosos de la tierra, o conspiraban con los grandes y poderosos para arruinar al hombrecito, para mantener a la pobre gente estúpida y oprimida. Dat was de mop van hun zoogenaamden strijd tegen ongeloof, dat was het heele eiereneten: de proletariërs moesten bedwongen worden onder de Vreeze des Heeren, gepaaid met den Hemel, overdonderd met de Hel -, het geloof en de kerk waren eenvoudig maatschappelijke machtsmiddelen, een speculeeren op overleefselen van bijgeloof in zwakke geesten -. Ese fue el chiste de su llamada lucha contra la incredulidad, ese fue todo el comer huevos: los proletarios tenían que ser sometidos bajo el Temor del Señor, aplacados con el Cielo, abrumados con el Infierno, la fe y la iglesia simplemente fueron medios de poder social, una especulación sobre supervivencias de supersticiones en mentes débiles -. en zoowel het bijgeloof zelf als het machtsmiddel dat er uit gekweekt werd, was onherroepelijk bestemd te verdwijnen bij het vorderen der beschaving; een betere toekomst zou stellig geen kerken en dominees, geen dweperij en ‘geloof' meer kennen. y tanto la superstición misma como los medios de poder cultivados a partir de ella estaban irrevocablemente destinados a desaparecer con el progreso de la civilización; un futuro mejor ciertamente no tendría más iglesias ni pastores, ni fanatismo ni 'fe'. Zoo leeraarde hij en Ina luisterde en geloofde hem en omdat ze in de eerste felle opleving van haar vrijheidsdorst en onafhankelijkheidsdrang, in de versche roes na het losbreken uit familie-verband en maatschappelijk verband, niets in zich dulden wilde, dat op angst en afhankelijkheid wees, dat ‘dom bijgeloof' beteekende, ‘beschamend overleefsel' uit barbaarsche en primitieve tijden -, wierp ze alles dat haar van deemoed en Godsvrucht restte als minderwaardig uit zich weg, als een roekeloos en balddadig beeldstormer sloeg ze al de oude heiligenbeelden in zich tot scherven. Así lo aprendió e Ina lo escuchó y le creyó y porque en el primer feroz renacer de su sed de libertad e independencia, en la fresca embriaguez tras desligarse del vínculo familiar y social, no toleraría nada que indicara miedo y dependencia. superstición estúpida' significaba 'supervivencia vergonzosa' de los tiempos bárbaros y primitivos: desechó todo lo que quedaba de su humildad y piedad como inferior, como una iconoclasta imprudente y lasciva, destrozó todas las viejas imágenes de santos en sí misma. Ze had Egbert verteld van haar tobberijen en twijfelingen over ‘goed en kwaad', ‘recht en onrecht', ‘waarheid' en ‘leugen', hoe ze daarin voor zichzelf nog geen oplossing en uitkomst zag, nog geen richtsnoer had gevonden; hij wees zonder aarzelen voor al die ‘woorden' en ‘begrippen' hun juist verband aan en hun juiste plaats. Le había contado a Egbert sus preocupaciones y dudas sobre el 'bien y el mal', el 'bien y el mal', la 'verdad' y la 'mentira', cómo no veía solución ni resultado para sí misma, aún no había encontrado una guía; señaló sin vacilación a todas esas "palabras" y "conceptos" su conexión adecuada y su lugar adecuado. Ze hadden op zichzelf geen zin, ze waren nuchtere noodzakelijkheden aan het menschelijk samenleven verbonden, óók al weer ten gerieve der oude-wijven-naturen die nu eenmaal likten naar ‘bovennatuurlijkheid' als de kat naar melk, met ‘goddelijken' glans omkleed. No tenían sentido en sí mismos, eran necesidades sobrias adjuntas a la convivencia humana, de nuevo para la conveniencia de las naturalezas de las viejas que simplemente lamían la 'sobrenaturalidad' como el gato en la leche, vestida con un esplendor 'divino'. ‘Waarheid' zoeken was dus al een bij uitstek kinderachtig en nutteloos bedrijf -, ‘moraal' en ‘deugd' was een maatschappelijk machtsmiddel van soortgelijken aard als ‘geloof' en wat Ina's veelvuldig denken over het wezen der menschen en de raadselen der natuur betrof -, dit had geen zin, alles, wat zij, alsleek, daarover kon uitdenken, hadden filosofen-van-beroep, knappe vaklieden, al voor tientallen jaren tot systemen opgebouwd. De modo que buscar la 'verdad' ya era un negocio preeminentemente pueril e inútil, la 'moralidad' y la 'virtud' eran medios sociales de poder de naturaleza similar a la 'fe' y en cuanto al pensamiento frecuente de Ina sobre la esencia del hombre y la se refería a los misterios de la naturaleza.-, esto no tenía sentido, todo lo que ella, al parecer, podía pensar al respecto, había sido construido en sistemas durante décadas por filósofos profesionales, hábiles artesanos. Als ze lust had, kon ze het zoo kant en klaar in hun boeken vinden, beter geformuleerd dan zij het zelf ooit zou kunnen -, ze moest daar dus maar niet op eigen gelegenheid over denken, het bleef toch dilettantenwerk. Si quisiera, podría encontrarlo ya hecho en sus libros, mejor formulado de lo que nunca podría hacerlo, por lo que no debería pensar en ello por su cuenta, todavía era el trabajo de un diletante. Als ze wat ouder werd zou hij haar wel eens wat van Kant en Schopenhauer te lezen geven, daar zou ze alles vinden wat ze weten wilde -, systematisch bijeen, hij zelf stelde er niet zoozeer belang in doch hij bezat die boeken wel, want ze behoorden tot datgene waar een beschaafd mensch niet geheel onkundig van mocht wezen. Cuando fuera un poco mayor le daría algo para leer de Kant y Schopenhauer, allí encontraría todo lo que quisiera saber - recopilados sistemáticamente, a él mismo no le interesaban mucho, pero esos libros sí los poseía, porque pertenecían a lo que un hombre civilizado no debe ser del todo ignorante. Ina moest vooral niet te veel lezen, het meeste van wat er in Holland was en werd geschreven, kon toch vrijwel waardeloos genoemd worden. Ina, especialmente, no debería leer demasiado, la mayor parte de lo que se escribió y se escribió en Holanda aún podría considerarse casi sin valor. Buitenlandsche, vooral Duitsche en dan liefst klassieke litteraturen. Literatura extranjera, especialmente alemana, y preferiblemente clásica. Goethe, Heine, Lessing - Schiller was eigenlijk ook maar een tweederangs-poëet - en natuurlijk Shakespeare in de eerste plaats, dat was allemaal veel breeder, om zoo te zeggen, ‘uit grooter hout gesneden', die kerels hadden pas wat in hun mars gehad! Goethe, Heine, Lessing (en realidad, Schiller era solo un poeta de segunda categoría) y, por supuesto, Shakespeare en primer lugar, todo eso era mucho más amplio, por así decirlo, 'cortado de cosas más grandes', esos tipos tenían algo bajo la manga. ¡tenido! Hollandsche klassieken? Hij lachte -, die bestonden immers niet! Se rió, ¡no existían después de todo! Vondel? O ja zeker, de oude heer had prachtige verzen geschreven, maar hij was zoo vervelend en zoo bekrompen. Oh, sí, el anciano había escrito hermosos versos, pero era tan tedioso y tan estrecho de miras. Kende Ina ‘Lucifer' -, en was er een kinderachtiger, onbeholpener voorstelling denkbaar dan die van het ‘Paradijs'? ¿Conocía Ina a 'Lucifer'? ¿Había una representación más infantil y torpe imaginable que la de 'Paradise'? Bidprentjesfantasie -, klokspijs voor den kleinen man. Tarjetas de oración de fantasía: comida de campana para el hombrecito. Neen, Ina moest vooral niet gelooven in wat de schoolmeesters haar voorgepraat hadden-, dat was allemaal maar van vaderland, koek en amandelen, kinderachtige ophemelarij van armzalige Hollandsche grootheden, schrijvende dominees, koffiemakelaars en filosofen van den kouden grond. No, Ina especialmente no debería creer en lo que le habían dicho los maestros de escuela, todo eso era solo de la tierra natal, pastel y almendras, glorificación infantil de las pobres celebridades holandesas, pastores escritores, corredores de café y filósofos de la tierra fría. Alles, wat werkelijk groot was, stamde uit het buitenland. Todo lo que era realmente bueno venía del exterior. Multatuli? Multatuli? Hij lachte weer -; in zijn tijd, och ja, 't kon misschien geen kwaad dat die dingen ook eens gezegd werden -, maar nu had hij toch werkelijk zijn jaren uitgediend, elk volwassen mensch was over ‘Ideën'-wijsheid toch wel al lang en breed heen, ze deden alleen nog maar opgeld in provinciale debatingclubs bij lange pijpen en in schooljongensvereenigingen. Volvió a reír -; en su tiempo, oh bueno, tal vez no estaría de más que esas cosas también se dijeran, pero ahora realmente había cumplido sus años, cada ser humano adulto tenía una larga y amplia sabiduría sobre 'Ideas', solo dejaron su huella en provincial. clubes de debate de tubo largo y en asociaciones de escolares. ‘Maar het “Gebed van den Onwetende”, Egbert, luister nu eens, dat heb ik toch altijd heel mooi gevonden. 'Pero la 'Oración del Ignorante', Egbert, escucha, siempre me ha parecido muy hermosa. Ik begrijp zoo goed, hoe hij daartoe gekomen is.' Entiendo muy bien cómo llegó a esto. En Ina dacht aan den middag dat de oude klokkenmaker, haar vriend, het haar voorgelezen had -, terwijl zijn koolzwarte oogen glansden en zijn stem trilde van bewogenheid. E Ina pensó en la tarde en que el viejo relojero, su amigo, se lo había leído, mientras sus ojos negros como el carbón brillaban y su voz temblaba de emoción. ‘Lees het dan nu nog eens, beste kind -, ik wed dat je het allemaal bombast vindt en zoo groen als gras.' Ahora léelo de nuevo, querida niña. Apuesto a que piensas que es una locura y tan verde como la hierba. Hij leeraarde en Ina luisterde en nam aan. Él enseñó e Ina escuchó y aceptó. Dien avond thuis las ze het ‘Gebed' weer over -, het viel uit elkaar, er bleef werkelijk niets over dan ‘bombast, zoo groen als gras'. Esa noche en casa leyó de nuevo la 'Oración' - se vino abajo, realmente no quedó nada más que 'bombas, tan verdes como la hierba'. Dat gaf een gevoel van onuitsprekelijke verluchting. Eso le dio una sensación de alivio indescriptible. Wat was het heerlijk, zich zoo boven alles te kunnen en te durven verheffen, eindelijk volwassen te zijn, vrij en vrijmachtig, door niemand en aan niets gebonden, voor geen God en geen mensch langer vervaard, van geen enkel boerenbedrog de dupe meer, eindelijk los, eindelijk onafhankelijk. Qué maravilloso fue poder y atreverse a elevarse por encima de todo, ser por fin un adulto, libre y libre, atado por nadie y por nada, ya no temido por ningún dios ni hombre, ya no víctima de ningún engaño campesino , por fin suelto, por fin independiente. Egbert en Ina kenden elkaar nog niet langer dan enkele weken toen ze op een van hun dagelijksche wandelingen in den namiddag langs een oud, verweerd huis met een vochtigen, grauwen afgebrokkelden tuinmuur liepen. Egbert e Ina no se conocían desde hacía más de unas pocas semanas cuando, en uno de sus paseos vespertinos diarios, pasaron frente a una casa vieja y desgastada con un muro de jardín húmedo y gris que se estaba desmoronando. Het werd blijkbaar gereed gemaakt voor den zomer, werklieden waren binnen en buiten bezig, droegen in het bleek paarse licht door de zwarte aarde van den platgetreden tuin kalk en blanke planken aan, en riepen en zongen en floten. Evidentemente, se estaba preparando para el verano, los trabajadores estaban ocupados por dentro y por fuera, en la pálida luz púrpura, transportando cal y tablones blancos a través de la tierra negra del jardín bien pisado, y gritando, cantando y silbando. Toen Ina er langs kwam en het zag, voelde ze plotseling een schok van herinnering. Cuando Ina pasó y lo vio, de repente sintió una sacudida en el recuerdo. Ze herkende het huis als dat, waar ze in het verleden voorjaar zoo menigmaal eenzaam was voorbij gedoold, toen de appelboomen bloeiden en alles rondom riekte en ruischte en kweelde. Reconoció la casa como aquella por la que había pasado solitaria con tanta frecuencia la primavera pasada, cuando los manzanos florecían y todo alrededor olía, susurraba y gorjeaba. Ze hield Egbert staande en bleef dicht aan zijn arm peinzend kijken naar het donkere huis achter den ruigen muur, en zoo krachtig steeg de herinnering in haar op, dat het was als rook ze opnieuw de zoete bloesem -, die al zoo lang geleden vrucht gezet had en wier vrucht al zoo lang was vergaan. Detuvo a Egbert y se mantuvo cerca de su brazo, mirando pensativa la casa oscura más allá de la pared áspera, y tan poderosamente afloró el recuerdo que fue como si volviera a oler la dulce flor, que había dado fruto hacía tanto tiempo y cuyo la fruta había perecido tanto tiempo. ‘Is het niet vreemd, Egbert, dat het voorjaar mij altijd en hoe mooier het is hoe meer, zoo angstig en onrustig maakt? ¿No es extraño, Egbert, que la primavera siempre me pone, y cuanto más hermosa es, más ansiosa e inquieta? Het is dan altijd of alle dingen rondom mij spreken en fluisteren in een taal, die ik niet versta, de wind en het water en het gras en het jonge loof -, en dan voel ik niets dan een mateloos, smartelijk en toch zoo heerlijk verlangen -, verlangen moet ik het noemen, omdat er geen ander woord is -, maar er is niets bepaalds waarnaar ik verlang -, misschien is alles dan ál te zoet en àl te versch en jong en vol en kan ik het niet bergen en niet omvatten en maakt die overmaat van weelde mij onrustig. Entonces siempre es como si todas las cosas a mi alrededor hablaran y susurraran en un idioma que no entiendo, el viento y el agua y la hierba y las hojas jóvenes, y entonces no siento nada más que un anhelo inmenso, doloroso y sin embargo tan maravilloso. -, debo llamarlo anhelo, porque no hay otra palabra -, pero no hay nada definido que anhele -, tal vez todo es demasiado dulce y demasiado fresco y joven y lleno y no puedo contenerlo y no puedo comprenderlo y ese exceso de riqueza me inquieta. Hier voor dit huis, daar waar je die kale takken nu ziet -, dat zijn appelboomen, weet je, en die hingen toen zoo rijk en vol met rose bloesem over de grijze muren en dat geurde in dien eenen avond - ik weet nog goed, de lucht was nog vrij koel, zoo doorzichtig en zuiver, de hemel bleekblauw en ongewoon hoog en ruim, leek het mij, het woei een beetje -, dat geurde toen zoo heeriijk in schemerdonker, dat ik daaronder tegen den muur heb staan snikken van, ja ik weet niet waarvan -, van dat wat ik mijn verlangen noem. Aquí, frente a esta casa, donde se ven esas ramas desnudas ahora, son manzanos, ya sabes, y luego colgaban tan abundantemente y llenos de flores rosadas sobre las paredes grises y olían esa noche, recuerdo bien, el el aire todavía era bastante fresco, tan transparente y puro, el cielo azul pálido e inusualmente alto y espacioso, me pareció, el viento soplaba un poco, olía tan bien en el crepúsculo que me paré debajo de él contra la pared, sollozando de, sí no sé de qué-, de eso que llamo mi deseo. Heb jij er eenig idee van wat zoo iets beteekenen kan?' ¿Tienes alguna idea de lo que podría significar tal cosa? Hij had haar laten uitspreken en antwoordde niet dadelijk en dit was zoo ongewoon, in hem die steeds zonder aarzelen op elke vraag een antwoord of verklaring gereed had, dat ze verwonderd naar hem opzag. Él la había dejado terminar y no contestó de inmediato, y esto era tan inusual en él que siempre tenía lista una respuesta o explicación sin vacilar para cada pregunta, que ella lo miró asombrada. Hij glimlachte in haar oogen, kuste haar, drukte haar arm en antwoordde nog niet. Él le sonrió a los ojos, la besó, le apretó el brazo y siguió sin responder. ‘Wat is er, Egbert -, waarom lach je en doe je zoo vreemd?' Ze voelde dat ze bloosde en wist niet waarom en zocht niet te weten waarom. Sintió que se sonrojaba y no sabía por qué y no quería saber por qué. ‘Begrijp je het, wat ik je zooeven vroeg?' ‘Ik geloof van wel,' zei hij, met hetzelfde glimlachje, ‘het is niet zoo heel moeilijk te begrijpen.' "Creo que sí", dijo, con la misma sonrisa, "no es tan difícil de entender". Zijn toon duidde op verborgen gedachten, een duister en verward gevoel van onrust en onbehagen steeg even in haar op, maar ze drong het meteen terug. Su tono indicaba pensamientos ocultos, una oscura y confusa sensación de inquietud e inquietud surgió en ella por un momento, pero inmediatamente la rechazó. ‘En wat is het dan?' ‘Wel -, och, misschien vindt je het niet eens prettig dat ik het zeg.' "Bueno, oh, tal vez ni siquiera te guste que lo diga". ‘Ik begrijp je niet. Waarom zou ik niet prettig vinden, als jij mij zegt... Ik vertel jou ook alles, en het is niet eerlijk, als ik jou een verklaring vraag, dat je die weet en niet zegt,' - ze sprak met gewilde, opgeschroefde heftigheid. ¿Por qué no me va a gustar que me digas… yo también te lo diré todo y no es justo que te pida una explicación que tú lo sabes y no lo digas?- habló con voluntad. vehemencia inflada. ‘Is het niet voldoende als ik het begrijp?' "¿No es suficiente si entiendo?" ‘Neen, ik wil het zelf begrijpen,' - haar toon klonk geprikkeld. 'No, quiero entenderme a mí misma', su tono era espinoso. Hij kuste haar weer, maar ze verzette zich, half in ernst, half schertsend. La besó de nuevo, pero ella se resistió, medio en serio, medio en broma. ‘Ik zal het je zeggen, als we thuis zijn. Te lo diré cuando lleguemos a casa. Ben je er zoo erg nieuwsgierig naar?' ¿Tienes tanta curiosidad al respecto? ‘Natuurlijk, als je zoo geheimzinnig doet.' "Por supuesto, si eres tan reservado". ‘Laten we dan meteen naar huis gaan, wil je?' "Vamos directo a casa entonces, ¿quieres?" Ze knikte, ze liepen haastig verder en spraken niet meer. Ella asintió, siguieron corriendo y no hablaron más. Ina bemerkte dat Egbert gejaagd en onrustig was en dat haar eigen hart bonsde. Ina notó que Egbert estaba agitado e inquieto y que su propio corazón latía con fuerza. Weer rees het gevoel van onrust en onbehagen naar boven en drong haar tegen de keel; ze keek hem van terzijde aan, hij bleef even staan en kuste haar, knikte haar lachend in de oogen en ze gingen door, haar wangen gloeiden rood. Nuevamente la sensación de inquietud e inquietud se elevó, oprimiéndola contra la garganta; ella lo miró de reojo, él hizo una pausa y la besó, asintió con sus ojos sonrientes y continuaron, sus mejillas brillando rojas. Ze kwamen thuis in stilte en schemering. Llegaron a casa en el silencio y el crepúsculo. Geerte was afwezig zooals gewoonlijk, ze kwam, sinds Ina en Egbert elkaar kenden, bijna alleen nog thuis om te slapen. Geerte estaba ausente como de costumbre, ya que Ina y Egbert se conocían, ella regresaba a casa casi solo para dormir. Ina was dan al naar haar huis en zag haar daardoor zelden -, ze had den indruk gekregen, dat Geerte niet bijzonder met haar ingenomen was, maar bekommerde zich daarover niet. Ina ya había ido a su casa y, por lo tanto, rara vez la veía; tenía la impresión de que Geerte no estaba particularmente complacido con ella, pero no se preocupó por eso. Boven op zijn kamer sloten de zware gordijnen het laatste licht al buiten, maar hij stak de lamp niet aan, haalde evenmin de gordijnen op, doch nam Ina plotseling in zijn armen en kuste haar wild, toen liep hij naar de deur en draaide den sleutel in hetstot. Arriba en su habitación las pesadas cortinas ya tapaban la última luz, pero no encendió la lámpara, ni levantó las cortinas, sino que de repente tomó a Ina en sus brazos y la besó salvajemente, luego se dirigió a la puerta y giró la clave en absoluto. Het gevoel van beklemming en vreemde verwachting vervulde Ina nu zoo geheel, dat ze het niet meer terugdwingen kon. El sentimiento de opresión y extraña expectativa ahora llenaba a Ina tan completamente que ya no podía forzarlo a retroceder. Er waren in Egbert, voelde ze, verborgen gedachten en verborgen voornemens, die verband hielden met wat ze hem had gezegd en die haar juist door dat verband onbegrijpelijk waren. En Egbert, sintió, había pensamientos ocultos e intenciones secretas conectadas con lo que ella le había dicho y que eran incomprensibles para ella precisamente por esa conexión. ‘Kom nu eens naast mij op de bank zitten.' "Ven y siéntate a mi lado en el sofá". Ze liet zich meevoeren en poogde met scherts het angstig en benauwd gevoel van zich af te wentelen. Se dejó llevar y en broma trató de alejar el sentimiento de ansiedad y angustia de ella. ‘Ik heb je nog nooit zoo geheimzinnig gezien.' "Nunca te había visto tan misterioso". Hij lachte, nam haar hand vast en trok haar tegen zich aan, zijn vingers gloeiden. Él se rió, tomó su mano y la atrajo hacia él, sus dedos brillando. ‘Vertel me nu eens, dat gevoel, wat je me straks vertelde, heb je dat vaak?' 'Ahora dime, ¿a menudo tienes ese sentimiento, lo que me dijiste después?' ‘Ja, heel vaak.' ‘Alleen in het voorjaar?'

‘Ook wel in de herfst.' ‘Maar toch het sterkst in het voorjaar? Bedenk je maar eens goed.' Solo piensa en ello.' ‘Mogelijk wel,' zei ze, aarzelend en verward. "Posiblemente", dijo, vacilante y confundida. Het vaag gevoel van beklemming zwol in haar aan, tot een gewaarwording van angst, bijna afkeer, een begin van verzet, als voorvoelde ze een beleediging. La vaga sensación de tirantez creció en ella, convirtiéndose en una sensación de miedo, casi aversión, un comienzo de resistencia, como si presagiara un insulto. ‘Dan zal ik je eens precies vertellen wat het te beduiden heeft -, maar niet boos zijn, hoor -, het beteekent alleen, dat het heel goed voor je is, dat je mij ontmoet hebt, en dat we maar heel gauw trouwen moeten.' 'Entonces te diré exactamente lo que significa, pero no te enojes, ya sabes, solo significa que es muy bueno para ti que me hayas conocido, y que deberíamos casarnos muy pronto.' ‘Dat we maar gauw trouwen moeten...?' "¿Que deberíamos casarnos pronto...?" werktuigelijk, verward herhaalde Ina de woorden, toen liet ze vuurrood het hoofd op zijn schouders vallen. mecánicamente, la confundida Ina repitió las palabras, luego dejó caer su cabeza roja brillante sobre sus hombros. ‘Boos?' '¿Enfadado?' plaagde hij, als tegen een kind. bromeó, como si fuera un niño. Ze antwoordde niet, bleef roerloos. Ella no respondió, permaneció inmóvil.