×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

Een Coquette Vrouw van Carry van Bruggen, Hoofdstuk 2 Deel 1 - 3

Hoofdstuk 2 Deel 1 - 3

Even een schrik en toen herkende ze hem en bleef staan en riep zijn naam jubelend en smeekend tegelijk, in de plotselinge vreugde vergetend dat ze hem nauwelijks nog kende... Egbert, o Egbert -, en ze hief een bleek, vertrokken gezichtje naar hem op, waar plotseling de als in den schok ontbonden tranen overheen stroomden. ‘Wat zullen we nu beleven? Zitten ze je op de hielen?' Ze trachtte te glimlachen, maar haar mond vertrok bedroefd, ze snikte in haar zakdoek als een kind. Hij nam haar arm in de zijne. ‘Kom, laten we samen gaan -, en dan zal ik je beschermen.' De luchtige, schertsend gezegde woorden maakten een eindeloos gevoel van rust en veiligheid en dankbaarheid in haar gaande, ze omklemde vaster den ruigen, dikken mouw. ‘Ja, laten we samen gaan -, en bescherm me.' ‘Maar wat is er dan?' Toen begon ze te vertellen van al het ongelijk en den smaad die haar zooeven waren en voortdurend werden aangedaan -, van de omgeving thuis bij Mary, hun dorre, afgemeten ernst, hun ijle, ijzige, onpersoonlijke wellevendheid, hun aanmatiging, hoe ze dagelijks hun stokpaardje bereden, hun vrouwenkiesrecht-stokpaardje, hun maatschappelijk-werkstokpaardjes, hun hygienische kleeding-stokpaardje of colleges liepen in alle mogelijke geleerdheden, tot ‘Zuivere Rede' toe en zich voor de rest van den dag bezighielden met dezelfde leege beuzelpraat, en opgingen in hun zaken, hun scholen, hun tuintjes, hun kleeren zonder geestdrift of vervoering, of diepte of heerlijkheid. ‘Het zijn geen menschen,' kreet ze, ‘ze kunnen niet lachen, en ze kunnen niet schreien, het zijn holle poppen, sponzen die opzuigen wat je in ze giet en leegloopen als je knijpt -, ik ben ze beu, ik ben ze moe -, ik haat ze, allemaal.' ‘Maar mij toch niet, hoop ik!' schertste hij luchtig. ‘Neen jou niet, jou alleen niet.' Ze zei het ernstig en zweeg daarna met een diepen, verluchtenden zucht als een kind dat zich heeft mogen uitschreien en getroost is-,stil ging ze naast hem in donker, ze waren tot buiten de stad gekomen en liepen op een verlaten landweg; warm en groot lag zijn hand om de hare, zij ademde zacht en diep, als zoog ze zomerweelde uit den killen winterdamp. ‘Het zijn allemaal benepen burgerlijke proleten, de een zoo goed als de ander - jij bent veel te goed voor de heele bende. Blijf jij maar bij mij.' ‘Ja.' ‘Wil je werkelijk?' ‘Ja... ja... ja,' zei ze in gesmoorden jubel. ‘Was je al niet dien avond bij mij thuis een beetje verliefd op mij?' Ze antwoordde niet dadelijk, en vroeg het zich in haar vermoeide gedachten af, ‘was ik werkelijk?... ik geloof eigenlijk niet... ik meende, dat hij op mij...' -, maar ze zei niets. Ze lachte maar even en gaf er zich tegelijkertijd rekenschap van hoe ze hem zooeven zijn naam had toegejubeld, hoe ze zonder aarzeling met hem was gegaan en nu naast hem ging in eenzaamheid, innig gearmd, op een donkeren weg. Hoorden ze niet bij elkaar? Zou het niet schijnen als wilde ze kinderachtig en laf en onedelmoedig die overgave loochenen, dat vertrouwen herroepen, wanneer ze ontkende, dat ze toen al op hem verliefd was geweest? ‘Nu dan,' drong hij aan, ‘kom er maar eerlijk mee voor den draad.' ‘Jij op mij...?' vleide ze. ‘Wel mogelijk,' ontweek hij lachend, ‘maar jij op mij?' ‘Ja,' bekende ze nu innig. ‘En wil je het dan nu wel blijven?' ‘Ja.' Hij bleef ineens staan, sloeg den arm om haar schouders en hief met de vrije hand haar gezicht naar zich op. Ze glimlachte, sloot de oogen en voelde de warmte van zijn mond, het ruige krieuwen van zijn baard overal op haar gezicht, in een halve bezwijming. ‘Moet je eigenlijk niet naar huis?' vroeg hij, toen ze weer voortliepen. ‘Nog lang niet,' lachte ze -, haar oogen schitterden, haar hart ging als ten dans in haar borst. ‘Wordt er dan niet bij jou thuis: “precies als aan wal geslapen en ontbeten”?' ‘Jawel, maar het kan mij niet schelen.' Maar wat later vond ze het zelf beter naar huis te gaan, ze konden ongerust worden -, het was al laat en donker, ze kwam altijd anders op tijd. Ze was maar even uitgegaan om Josefine weg te brengen -, het was bijna niet om in te denken en te gelooven dat alles zoo ineens gebeurd was. ‘Hou-je werkelijk van me, Egbert?' vroeg ze fluisterend, ‘zoo'n groote man van zoo'n klein meisje?' Hij lachte vriendelijk en gevleid. ‘Het kleine meisje wordt ook wel grooter,' voorspelde hij goedig, vaderlijk. En ze spraken af, dat ze elkaar de volgende dagen en alle volgende weer zouden zien.


Hoofdstuk 2 Deel 1 - 3 Chapter 2 Parts 1 - 3 Bölüm 2 Kısım 1 - 3

Even een schrik en toen herkende ze hem en bleef staan en riep zijn naam jubelend en smeekend tegelijk, in de plotselinge vreugde vergetend dat ze hem nauwelijks nog kende... Egbert, o Egbert -, en ze hief een bleek, vertrokken gezichtje naar hem op, waar plotseling de als in den schok ontbonden tranen overheen stroomden. Un momento de conmoción y luego ella lo reconoció y se detuvo y lo llamó por su nombre, exultante y suplicante al mismo tiempo, olvidando en la alegría repentina que apenas lo conocía... Egbert, oh Egbert, y levantó una cara pálida y contorsionada. hacia él, arriba, donde las lágrimas de repente fluyeron como si se disolvieran en estado de shock. ‘Wat zullen we nu beleven? '¿Qué experimentaremos ahora? Zitten ze je op de hielen?' ¿Están detrás de ti? Ze trachtte te glimlachen, maar haar mond vertrok bedroefd, ze snikte in haar zakdoek als een kind. Intentó sonreír, pero su boca se torció con tristeza, sollozó en su pañuelo como una niña. Hij nam haar arm in de zijne. Él tomó su brazo en el suyo. ‘Kom, laten we samen gaan -, en dan zal ik je beschermen.' "Ven, vayamos juntos, y luego te protegeré". De luchtige, schertsend gezegde woorden maakten een eindeloos gevoel van rust en veiligheid en dankbaarheid in haar gaande, ze omklemde vaster den ruigen, dikken mouw. Las palabras alegres y bromistas evocaron una sensación infinita de paz, seguridad y gratitud, se aferró con más fuerza a la manga peluda y gruesa. ‘Ja, laten we samen gaan -, en bescherm me.' "Sí, vayamos juntos y protégeme". ‘Maar wat is er dan?' '¿Pero qué es entonces?' Toen begon ze te vertellen van al het ongelijk en den smaad die haar zooeven waren en voortdurend werden aangedaan -, van de omgeving thuis bij Mary, hun dorre, afgemeten ernst, hun ijle, ijzige, onpersoonlijke wellevendheid, hun aanmatiging, hoe ze dagelijks hun stokpaardje bereden, hun vrouwenkiesrecht-stokpaardje, hun maatschappelijk-werkstokpaardjes, hun hygienische kleeding-stokpaardje of colleges liepen in alle mogelijke geleerdheden, tot ‘Zuivere Rede' toe en zich voor de rest van den dag bezighielden met dezelfde leege beuzelpraat, en opgingen in hun zaken, hun scholen, hun tuintjes, hun kleeren zonder geestdrift of vervoering, of diepte of heerlijkheid. Entonces empezó a hablar de todos los agravios y reproches que acababan de infligirse y le infligían constantemente: del ambiente en la casa de Mary, de su seriedad árida y mesurada, de su cortesía etérea, gélida e impersonal, de su presunción, de cómo se dedicaban a jugar todos los días. , su caballo de batalla del sufragio femenino, su caballo de batalla de trabajo social, su caballo de batalla de vestimenta higiénica o sus conferencias corrieron en todos los aprendizajes posibles, hasta llegar a la 'Pura Razón' y se ocuparon por el resto del día con las mismas tonterías vacías, y absortos en sus asuntos, sus escuelas, sus jardincitos, sus vestidos sin entusiasmo ni arrobamiento, ni profundidad ni gloria. ‘Het zijn geen menschen,' kreet ze, ‘ze kunnen niet lachen, en ze kunnen niet schreien, het zijn holle poppen, sponzen die opzuigen wat je in ze giet en leegloopen als je knijpt -, ik ben ze beu, ik ben ze moe -, ik haat ze, allemaal.' "No son personas", gritó, "no pueden reír, y no pueden llorar, son muñecos huecos, esponjas que chupan lo que les viertes y se desinflan cuando aprietas - Estoy cansada de ellos, estoy cansado de ellos, los odio a todos. ‘Maar mij toch niet, hoop ik!' "¡Pero yo no, espero!" schertste hij luchtig. bromeó a la ligera. ‘Neen jou niet, jou alleen niet.' Ze zei het ernstig en zweeg daarna met een diepen, verluchtenden zucht als een kind dat zich heeft mogen uitschreien en getroost is-,stil ging ze naast hem in donker, ze waren tot buiten de stad gekomen en liepen op een verlaten landweg; warm en groot lag zijn hand om de hare, zij ademde zacht en diep, als zoog ze zomerweelde uit den killen winterdamp. Lo dijo gravemente, y luego se detuvo con un profundo suspiro de alivio, como un niño al que se le ha permitido llorar y ha sido consolado; en silencio, fue a su lado en la oscuridad, habían salido de la ciudad y caminaban por un campo desierto. la carretera; cálida y grande su mano yacía alrededor de la de ella, ella respiró suave y profundamente, como si aspirara el lujo del verano del frío vapor del invierno. ‘Het zijn allemaal benepen burgerlijke proleten, de een zoo goed als de ander - jij bent veel te goed voor de heele bende. Todos son proletarios burgueses de mente estrecha, uno tan bueno como el otro: eres demasiado bueno para toda la pandilla. Blijf jij maar bij mij.' Te quedas conmigo.' ‘Ja.' ‘Wil je werkelijk?' ‘Ja... ja... ja,' zei ze in gesmoorden jubel. ‘Was je al niet dien avond bij mij thuis een beetje verliefd op mij?' "¿No estabas ya un poco enamorada de mí esa noche en mi casa?" Ze antwoordde niet dadelijk, en vroeg het zich in haar vermoeide gedachten af, ‘was ik werkelijk?... Ella no respondió de inmediato, y se preguntó en su mente cansada: '¿Lo estaba realmente?... ik geloof eigenlijk niet... ik meende, dat hij op mij...' -, maar ze zei niets. Realmente no creo... Pensé que estaba sobre mí...' - pero ella no dijo nada. Ze lachte maar even en gaf er zich tegelijkertijd rekenschap van hoe ze hem zooeven zijn naam had toegejubeld, hoe ze zonder aarzeling met hem was gegaan en nu naast hem ging in eenzaamheid, innig gearmd, op een donkeren weg. Ella sonrió solo brevemente, y al mismo tiempo se dio cuenta de cómo acababa de animarlo por su nombre, cómo se había ido con él sin dudarlo, y ahora caminaba a su lado en soledad, del brazo, por un camino oscuro. Hoorden ze niet bij elkaar? ¿No pertenecían juntos? Zou het niet schijnen als wilde ze kinderachtig en laf en onedelmoedig die overgave loochenen, dat vertrouwen herroepen, wanneer ze ontkende, dat ze toen al op hem verliefd was geweest? ¿No parecería como si ella quisiera negar infantil y cobarde y poco generosamente esa entrega, revocar esa confianza, cuando negó que ya había estado enamorada de él entonces? ‘Nu dan,' drong hij aan, ‘kom er maar eerlijk mee voor den draad.' 'Ahora bien', instó, 'simplemente llévelo directamente al hilo'. ‘Jij op mij...?' "¿Estás sobre mí...?" vleide ze. ‘Wel mogelijk,' ontweek hij lachend, ‘maar jij op mij?' 'Posiblemente', evitó reírse, '¿pero tú conmigo?' ‘Ja,' bekende ze nu innig. "Sí", confesó ella ahora con entusiasmo. ‘En wil je het dan nu wel blijven?' "¿Y quieres quedarte ahora?" ‘Ja.' Hij bleef ineens staan, sloeg den arm om haar schouders en hief met de vrije hand haar gezicht naar zich op. Se detuvo de repente, le pasó el brazo por los hombros y levantó su rostro hacia él con la mano libre. Ze glimlachte, sloot de oogen en voelde de warmte van zijn mond, het ruige krieuwen van zijn baard overal op haar gezicht, in een halve bezwijming. Ella sonrió, cerró los ojos y sintió el calor de su boca, el crujido de su barba peluda en toda su cara, medio desmayada. ‘Moet je eigenlijk niet naar huis?' "¿No se supone que debes ir a casa?" vroeg hij, toen ze weer voortliepen. preguntó mientras continuaban su camino. ‘Nog lang niet,' lachte ze -, haar oogen schitterden, haar hart ging als ten dans in haar borst. 'Todavía no', se rió, sus ojos brillaban, su corazón bailaba en su pecho. ‘Wordt er dan niet bij jou thuis: “precies als aan wal geslapen en ontbeten”?' '¿No hay entonces en tu casa: 'igual que dormir y desayunar en tierra'?' ‘Jawel, maar het kan mij niet schelen.' "Sí, pero no me importa". Maar wat later vond ze het zelf beter naar huis te gaan, ze konden ongerust worden -, het was al laat en donker, ze kwam altijd anders op tijd. Pero un poco más tarde pensó que era mejor irse ella misma a casa, podrían preocuparse -, ya era tarde y estaba oscuro, siempre llegaba a tiempo diferente. Ze was maar even uitgegaan om Josefine weg te brengen -, het was bijna niet om in te denken en te gelooven dat alles zoo ineens gebeurd was. Solo había salido un momento para llevarse a Josephine, era casi imposible imaginar y creer que todo había sucedido tan repentinamente. ‘Hou-je werkelijk van me, Egbert?' "¿De verdad me amas, Egbert?" vroeg ze fluisterend, ‘zoo'n groote man van zoo'n klein meisje?' preguntó en un susurro, '¿un hombre tan grande de una niña tan pequeña?' Hij lachte vriendelijk en gevleid. Él sonrió amablemente y halagado. ‘Het kleine meisje wordt ook wel grooter,' voorspelde hij goedig, vaderlijk. —La niña también crecerá —predijo con buen humor, paternalmente. En ze spraken af, dat ze elkaar de volgende dagen en alle volgende weer zouden zien. Y acordaron que se volverían a ver al día siguiente y todo el siguiente.