×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

20.000 Mijlen onder Zee door Jules Verne, 4 Ned Land

4 Ned Land

Kapitein Farragut was een flink zeeman, en het fregat waard dat hij commandeerde.

Zijn schip en hij vormden slechts een geheel; hij was er de ziel van. Hij twijfelde geen oogenblik aan het bestaan van den eenhoorn, en hij duldde niet dat men daarover aan boord twistte. Hij geloofde er aan, zooals sommige oude wijven aan het bestaan van den Leviathan gelooven, uit geloofsovertuiging, niet door redeneering. Het monster bestond, hij zou er de zee van bevrijden, dit had hij gezworen. Het was een soort van ridder van Rhodus, een Dieudonné de Gozon, die de slang opzocht, welke dit eiland verwoestte. Of de kapitein zou den eenhoorn dooden of dit dier zou den kapitein dooden; een middelweg bestond er niet. De officieren deelden het gevoelen van den commandant. Men had ze eens moeten hooren spreken over de verschillende kansen eener ontmoeting, en den uitgestrekten Oceaan zien bekijken. Meer dan een hield vrijwillig de wacht op de bramsteng, die zulk een baantje onder andere omstandigheden zou verwenscht hebben. Zoolang de zon hare dagelijksche loopbaan aan den hemel beschreef, zat het want vol matrozen, wien de planken onder de voeten brandden zoodat zij op het dek niet konden blijven staan. En toch kliefde de Abraham Lincoln de golven van den Grooten Oceaan nog niet! Wat de equipage betrof, deze verlangde niets liever dan om den eenhoorn te ontmoeten, hem te harpoenen, aan boord te hijschen en aan stukken te snijden; de matrozen bekeken de zee met bijzondere oplettendheid.

Bovendien had de kapitein gesproken van eene som van 2000 dollars, welke uitbetaald zou worden aan iedereen, matroos of kajuitsjongen, bootsman of officier, die het dier zou aanwijzen. Men kan denken hoe de oogen aan boord van de Abraham Lincoln zich inspanden. Ik voor mij bleef bij de overigen niet achter, en ik liet aan niemand mijn aandeel in het dagelijksch uitkijken over.

Het fregat zou honderdmaal eerder Argus hebben moeten heeten. Koenraad alléén was onverschillig voor de zaak, welke ons allen gespannen hield, en deelde niet in de algemeene geestdrift. Ik heb reeds gezegd dat kapitein Farragut het fregat zorgvuldig voorzien had van allerlei werktuigen om den grooten visch te vangen.

Een walvischvaarder zou niet beter zijn uitgerust. Wij hadden alle mogelijke instrumenten, van den harpoen, die met de hand geworpen wordt, tot de met weerhaken voorziene pijlen, die door donderbussen, en de ontplofbare kogels, welke door ganzenroeren worden afgeschoten. Op den voorsteven stond een voortreffelijk achterlaadkanon, met dikke wanden en nauwe ziel, waarvan een model op de tentoonstelling van 1867 zou worden ingezonden. Dit prachtige stuk geschut van Amerikaanschen oorsprong slingerde een puntkogel van vier kilogram op een gemiddelden afstand van zestien kilometer. De Abraham Lincoln miste dus geen enkel vernielingswerktuig, maar zij had nog beter, namelijk Ned Land den koning der harpoeniers.

Ned Land was uit Canada afkomstig, en wist zoo buitengemeen handig met den harpoen om te gaan, dat hij in dat gevaarlijk bedrijf zijn gelijke niet had.

Hij was behendig en koelbloedig, stout en listig in de hoogste mate, en het moest wel een slimme walvisch, of een bijzonder listige potvisch zijn, die aan zijn harpoen ontsnapte. Ned Land was omstreeks veertig jaar oud; hij had eene lengte van meer dan zes Engelsche voet, was forsch gebouwd, had een ernstig gelaat, sprak weinig, was soms erg driftig en werd zelfs woedend als men hem tegenwerkte. Zijn persoon trok de opmerkzaamheid tot zich, en zijn doordringend oog gaf eene zonderlinge uitdrukking aan zijn gelaat. Ik geloof dat de kapitein wijs gehandeld had met dien man voor den tocht aan te werven.

Hij was, wat de scherpte van zijn blik en de kracht van zijn arm aangaat, alléen eene geheele equipage waard. Ik kan hem nergens beter bij vergelijken dan bij een krachtigen verrekijker, die tegelijk voor kanon kan dienen. Wie van Canada spreekt denkt aan Frankrijk, en hoe weinig Ned Land zich ook met anderen bemoeide, moet ik toch bekennen dat hij eene zekere vriendschap voor mij opvatte.

Mijne afkomst trok hem zeker aan; hij had daardoor gelegenheid die oude taal van Rabelais te spreken, welke in sommige streken van Canada nog in gebruik is, en die ik zoo gaarne hoorde. Het geslacht van den harpoenier was uit Quebec afkomstig, en telde reeds tal van stoutmoedige visschers in den tijd toen deze stad aan Frankrijk behoorde. Ned kreeg langzamerhand meer lust in het praten, en ik hoorde gaarne het verhaal zijner avonturen in de Poolzeeën.

In de verhalen van zijne vischvangsten en gevechten ademde eene natuurlijke poëzie; zijne geschiedenissen kregen den vorm van heldendichten, en tusschenbeiden dacht ik een Canadaschen Homerus te hooren, die de Ilias der poolstreken zong. Ik beschrijf dien stoutmoedigen makker zooals ik hem nu ken.

Wij zijn oude vrienden geworden, en verbonden door een onverbreekbaren vriendschapsband, zooals slechts de verschrikkelijkste gebeurtenissen kan in 't leven roepen! Ik zou honderd jaar willen leven, dappere Ned, om mij uwer des te langer te kunnen herinneren! En hoedanig was nu het gevoelen van Ned Land over het zeemonster?

Ik moet bekennen dat hij niet aan den eenhoorn geloofde, en dat hij de eenige aan boord was, die de algemeene overtuiging niet deelde. Hij vermeed het zelfs om over die zaak te spreken, waarover ik evenwel hoopte hem wel eens aan 't praten te krijgen. Op een prachtigen avond (30 Juni), drie weken na ons vertrek, was ons fregat op de hoogte van de Witte Kaap, dertig kilometer van de kust van Patagonië.

Wij waren den Steenbokskeerkring gepasseerd, en de straat van Magelhaen lag op iets minder dan 700 kilometer meer zuidwaarts. Voor er acht dagen om waren zou de Abraham Lincoln de golven der Stille Zuidzee klieven. Op de kampanje gezeten, praatten Ned Land en ik over koetjes en kalfjes, terwijl wij onze blikken over die geheimzinnige zee lieten dwalen, wier diepten tot nog toe voor den menschelijken blik ondoordringbaar waren gebleven.

Ik bracht zeer natuurlijk het gesprek op den reusachtigen eenhoorn, en ik ging de verschillende kansen van het al of niet gelukken onzer onderneming na. Toen ik zag dat Ned mij slechts liet praten zonder zelf iets te zeggen, ging ik meer op den man af. “Hoe komt het toch Ned,” vroeg ik, “dat gij niet overtuigd zijt van het bestaan van den eenhoorn, dien wij vervolgen?

Hebt gij dan bijzondere redenen om zoo ongeloovig te zijn?” De harpoenier keek mij eenige oogenblikken aan voor hij een antwoord gaf; drukte zooals hij gewoonlijk deed de breede hand tegen het voorhoofd, kneep de oogen toe als om een besluit te nemen, en zeide eindelijk:

“Misschien wel, mijnheer Aronnax.”

“Komaan Ned, gij een walvischvaarder van uw ambacht, gij die met de groote zoogdieren der zee gemeenzaam geworden zijt, gij die u gemakkelijk het bestaan van zulke monsters verbeelden kunt, gij moest de laatste zijn van onder zulke omstandigheden nog twijfel te voeden.”

“Daarin bedriegt gij u juist, mijnheer de professor,” antwoordde Ned.

“Het domme volk moge geloof slaan aan buitengewone kometen, die door het hemelruim vliegen, of aan het bestaan van voorwereldlijke monsters, die nog binnen in de aarde leven, ik laat dat gaan, maar sterrekundigen noch geologen hechten aan zulke hersenschimmen; met een walvischvaarder is dit hetzelfde geval. Ik heb er al heel wat vervolgd, een groot aantal met mijn harpoen getroffen, verscheidene gedood, maar hoe sterk of hoe goed gewapend zij ook waren, noch hun staart noch hun tanden of andere verdedigingsmiddelen zouden de ijzeren platen van een stoomschip ooit hebben kunnen aantasten.” “Maar toch Ned noemt men schepen, die door den eenhoorn doorboord zijn.”

“Houten schepen, dat is mogelijk, maar ik heb ze nooit gezien.

Zoolang ik niet van het tegendeel overtuigd word, ontken ik dat walvisschen, potvisschen of eenhoorns zoo iets zouden kunnen doen.” “Hoor eens Ned....”

“Neen mijnheer, neen; al wat gij wilt, maar dat nooit.

Misschien een reusachtige polyp?” “Nog minder Ned.

De polyp is een weekdier, en die naam alleen doet u reeds hooren hoe weinig vastheid haar vleesch heeft. Al was zij ook 500 voet lang, dan nog zou de polyp, die niet tot de klasse der gewervelde dieren behoort, geheel onschadelijk zijn voor schepen als de Scotia en de Abraham Lincoln. Verhalen van Kraken of andere monsters van die soort moet men dan ook geheel naar het gebied der fabelen verbannen. “Dus mijnheer de natuurkenner, houdt gij het er voor,” hernam Ned Land met ietwat spotachtigs in zijn toon, “dat zulk een groote eenhoorn bestaat...?”

“Ja Ned, en ik herhaal dit met eene overtuiging, die op feiten berust.

Ik geloof aan het bestaan van een krachtig ontwikkeld zoogdier, dat tot de gewervelde dieren behoort, zooals walvisschen, potvisschen, en dolfijnen, en dat met een buitengewoon sterken hoorn voorzien is.” De harpoenier liet een “hm!” hooren, terwijl hij met het hoofd schudde als iemand, die zich niet wil laten overtuigen.

“Vergeet niet,” hernam ik, “dat als zulk een dier bestaat, als het de diepten van den Oceaan bewoont, als het eenige kilometers onder de oppervlakte der zee zwemmen kan, dat het dan noodzakelijk een samenstel hebben moet, welks kracht alle vergelijking te boven gaat.”

“En waarom dan?” vroeg Ned.

“Omdat er eene onberekenbare kracht noodig is om zich in zulk eene groote diepte op te houden, en aan den druk van de massa water boven zich weerstand te bieden.”

“Zoo?” zeide Ned terwijl hij mij aankeek en een oogje knipte.

“Zeker, en eenige cijfers kunnen u dit gemakkelijk bewijzen.”

“O cijfers!” antwoordde Ned, “daar doet men mede wat men wil.”

“In handelszaken is dit mogelijk Ned, maar niet in de wiskunde.

Hoor slechts: laat ons aannemen dat de drukking van den dampkring wordt voorgesteld door den druk van eene kolom water van 32 voet hoog; in wezenlijkheid zou de kolom minder hoog zijn, omdat wij hier te doen hebben met zeewater, waarvan de dichtheid veel grooter is dan van zoet water; welnu Ned, evenveel maal 32 voet als gij naar beneden duikt, even zooveel atmosferen drukken er dan op uw lichaam, of een even groot aantal kilogrammen op elken vierkanten centimeter van de oppervlakte uws lichaams. Daarom volgt dat op eene diepte van 320 voet die drukking gelijk staat met die van tien atmosferen, en als men eene diepte van 32000 voet of ruim tien kilometer bereiken kon, dan zouden er duizend atmosferen op u drukken; elke vierkante centimeter derhalve van uwe lichaamsoppervlakte zou een gewicht te dragen hebben van duizend kilogram; en weet gij nu wel, mijn dappere Ned, hoeveel vierkante centimeters die oppervlakte bedraagt?” “In het geheel niet, mijnheer Aronnax.”

“Ongeveer 17000.”

“Nog zóoveel?”

“En daar in de werkelijkheid de drukking van den dampkring nog iets meer is dan een kilogram op de vierkante centimeter, zoo dragen uwe 17000 vierkante centimeter op dit oogenblik een gewicht van 17568 kilogram.”

“Zonder dat ik er iets van merk?”

“Zonder dat gij het bemerkt.

En dat gij door zulk een drukking niet verpletterd wordt, komt omdat de lucht met een even groote drukking in uw lichaam doordringt, van daar een volmaakt evenwicht hetwelk het u gemakkelijk doet dragen; maar in het water is het een ander ding.” “Ja wel, dat begrijp ik,” antwoordde Ned, die wat oplettender was geworden, “omdat het water mij omringt, en niet in mijn lichaam doordringt.”

“Juist Ned; derhalve ondergaat gij 32 voet onder water eene drukking van 17568 kilogram; en zoo voortgaande hebt gij bijvoorbeeld op eene diepte van 32000 voet een gewicht op u van 17,568,000 kilogram, gij zoudt dan zoo platgedrukt zijn, alsof gij uit eene hydraulische pers kwaamt.”

“Drommels,” zeide Ned.

“Welnu mijn waarde harpoenier, als gewervelde dieren van eenige honderden meter lang, en dik naar evenredigheid, zich in zulke diepten ophielden, zouden zij omdat de oppervlakte van hun lichaam zooveel grooter is, een gewicht van millioenen maal millioenen kilogrammen te dragen hebben; en bereken dan maar eens welk een weerstandsvermogen hun skelet en welke kracht hun samenstel hebben moet om zulk eene drukking te weerstaan.”

“Dan zouden ze van achtduims staalplaten gemaakt moeten zijn, zooals de gepantserde fregatten.”

“Zoo is het Ned, en denk dan eens aan de verwoesting, welke zulk een massa kan te weeg brengen, als zij met de snelheid van een spoortrein tegen den romp van een schip aankomt.”

“Ja ... inderdaad ... misschien”, antwoordde Ned, in de war gebracht door de cijfers, hoewel hij zich nog niet wilde gewonnen geven.

“Welnu, heb ik u overtuigd?”

“Gij hebt mij van eene zaak overtuigd, mijnheer de natuurkenner, en dat is dat als zulke dieren in de diepten der zee bestaan, zij noodzakelijk zoo sterk moeten zijn als gij zegt.”

“Maar als zij niet bestaan, koppige harpoenier, hoe verklaart gij dan het ongeluk van de Scotia?”

“Het is misschien....” zeide Ned aarzelend.

“Wat dan?”

“Omdat ... omdat het niet waar is!” antwoordde Ned, terwijl hij zonder het te weten een beroemd antwoord van Arago herhaalde.

Doch dit antwoord bewees de stijfhoofdigheid van den harpoenier en anders niets. Dien dag klampte ik hem niet verder aan boord. Het gebeurde met de Scotia kon niet ontkend worden; het gat bestond, en men had dit moeten dicht maken, dat wel het beste bewijs zal zijn voor het bestaan van het lek. Dat gat was er niet van zelf ingekomen, en omdat het niet door onderzeesche rotspunten of onzichtbare vernielingswerktuigen er ingeboord was, moest het natuurlijk aan het werktuig van een dier worden toegeschreven. Volgens mij was het dier om alle opgesomde redenen een eenhoorn; om dien behoorlijk te kennen moest men het onbekende monster in stukken kunnen snijden; om het stuk te snijden moest men het vangen; om het te vangen harpoenen, en dat was de zaak van Ned Land, om het te harpoenen zien, dat was de zaak van de equipage, en om het te zien ontmoeten, dat was de zaak van het toeval.


4 Ned Land 4 Ned Country

Kapitein Farragut was een flink zeeman, en het fregat waard dat hij commandeerde.

Zijn schip en hij vormden slechts een geheel; hij was er de ziel van. Hij twijfelde geen oogenblik aan het bestaan van den eenhoorn, en hij duldde niet dat men daarover aan boord twistte. Hij geloofde er aan, zooals sommige oude wijven aan het bestaan van den Leviathan gelooven, uit geloofsovertuiging, niet door redeneering. Het monster bestond, hij zou er de zee van bevrijden, dit had hij gezworen. Het was een soort van ridder van Rhodus, een Dieudonné de Gozon, die de slang opzocht, welke dit eiland verwoestte. Of de kapitein zou den eenhoorn dooden of dit dier zou den kapitein dooden; een middelweg bestond er niet. De officieren deelden het gevoelen van den commandant. Men had ze eens moeten hooren spreken over de verschillende kansen eener ontmoeting, en den uitgestrekten Oceaan zien bekijken. Meer dan een hield vrijwillig de wacht op de bramsteng, die zulk een baantje onder andere omstandigheden zou verwenscht hebben. Zoolang de zon hare dagelijksche loopbaan aan den hemel beschreef, zat het want vol matrozen, wien de planken onder de voeten brandden zoodat zij op het dek niet konden blijven staan. En toch kliefde de Abraham Lincoln de golven van den Grooten Oceaan nog niet! Wat de equipage betrof, deze verlangde niets liever dan om den eenhoorn te ontmoeten, hem te harpoenen, aan boord te hijschen en aan stukken te snijden; de matrozen bekeken de zee met bijzondere oplettendheid.

Bovendien had de kapitein gesproken van eene som van 2000 dollars, welke uitbetaald zou worden aan iedereen, matroos of kajuitsjongen, bootsman of officier, die het dier zou aanwijzen. Men kan denken hoe de oogen aan boord van de Abraham Lincoln zich inspanden. Ik voor mij bleef bij de overigen niet achter, en ik liet aan niemand mijn aandeel in het dagelijksch uitkijken over.

Het fregat zou honderdmaal eerder Argus hebben moeten heeten. Koenraad alléén was onverschillig voor de zaak, welke ons allen gespannen hield, en deelde niet in de algemeene geestdrift. Ik heb reeds gezegd dat kapitein Farragut het fregat zorgvuldig voorzien had van allerlei werktuigen om den grooten visch te vangen. I have already said that Captain Farragut had carefully supplied the frigate with all kinds of tools to catch the great fish.

Een walvischvaarder zou niet beter zijn uitgerust. A whaling ship would not be better equipped. Wij hadden alle mogelijke instrumenten, van den harpoen, die met de hand geworpen wordt, tot de met weerhaken voorziene pijlen, die door donderbussen, en de ontplofbare kogels, welke door ganzenroeren worden afgeschoten. We had all possible instruments, from the harpoon, which was thrown by hand, to the barbed arrows, by thunderbuses, and the explosive bullets, which were shot by goose rifles. Op den voorsteven stond een voortreffelijk achterlaadkanon, met dikke wanden en nauwe ziel, waarvan een model op de tentoonstelling van 1867 zou worden ingezonden. On the prow was an excellent rear loading gun, with thick walls and a narrow soul, a model of which was to be sent to the exhibition of 1867. Dit prachtige stuk geschut van Amerikaanschen oorsprong slingerde een puntkogel van vier kilogram op een gemiddelden afstand van zestien kilometer. This beautiful piece of artillery of American origin slung a bullet of four kilograms at an average distance of sixteen kilometers. De Abraham Lincoln miste dus geen enkel vernielingswerktuig, maar zij had nog beter, namelijk Ned Land den koning der harpoeniers. The Abraham Lincoln therefore did not miss any destruction tool, but she had even better, namely, Ned Land, the king of the harpooniers.

Ned Land was uit Canada afkomstig, en wist zoo buitengemeen handig met den harpoen om te gaan, dat hij in dat gevaarlijk bedrijf zijn gelijke niet had.

Hij was behendig en koelbloedig, stout en listig in de hoogste mate, en het moest wel een slimme walvisch, of een bijzonder listige potvisch zijn, die aan zijn harpoen ontsnapte. He was agile and cool-blooded, naughty and cunning in the highest degree, and it had to be a smart whale, or a particularly cunning potvian, who escaped his harpoon. Ned Land was omstreeks veertig jaar oud; hij had eene lengte van meer dan zes Engelsche voet, was forsch gebouwd, had een ernstig gelaat, sprak weinig, was soms erg driftig en werd zelfs woedend als men hem tegenwerkte. Ned Land was about forty years old; he had a length of more than six feet, was built stout, had a serious face, spoke little, was sometimes very passionate, and even became furious when he was opposed to him. Zijn persoon trok de opmerkzaamheid tot zich, en zijn doordringend oog gaf eene zonderlinge uitdrukking aan zijn gelaat. His person drew attention, and his piercing eye gave an eccentric expression to his face. Ik geloof dat de kapitein wijs gehandeld had met dien man voor den tocht aan te werven. I believe that the captain had acted wisely with recruiting the man for the journey.

Hij was, wat de scherpte van zijn blik en de kracht van zijn arm aangaat, alléen eene geheele equipage waard. He was, as far as the sharpness of his gaze and the strength of his arm was concerned, only worthy of a whole equipage. Ik kan hem nergens beter bij vergelijken dan bij een krachtigen verrekijker, die tegelijk voor kanon kan dienen. I can not compare him to anything better than with powerful binoculars, which can also serve as a cannon. Wie van Canada spreekt denkt aan Frankrijk, en hoe weinig Ned Land zich ook met anderen bemoeide, moet ik toch bekennen dat hij eene zekere vriendschap voor mij opvatte. Whoever speaks of Canada thinks of France, and however little Ned Land interferes with others, I must admit that he understands a certain friendship for me.

Mijne afkomst trok hem zeker aan; hij had daardoor gelegenheid die oude taal van Rabelais te spreken, welke in sommige streken van Canada nog in gebruik is, en die ik zoo gaarne hoorde. My origin certainly attracted him; he therefore had the opportunity to speak that old language of Rabelais, which is still in use in some areas of Canada, and which I so gladly heard. Het geslacht van den harpoenier was uit Quebec afkomstig, en telde reeds tal van stoutmoedige visschers in den tijd toen deze stad aan Frankrijk behoorde. The genus of the harpooner came from Quebec, and already counted many bold fishermen at the time when this city belonged to France. Ned kreeg langzamerhand meer lust in het praten, en ik hoorde gaarne het verhaal zijner avonturen in de Poolzeeën. Ned gradually got more pleasure in talking, and I liked to hear the story of his adventures in the Polar Seas.

In de verhalen van zijne vischvangsten en gevechten ademde eene natuurlijke poëzie; zijne geschiedenissen kregen den vorm van heldendichten, en tusschenbeiden dacht ik een Canadaschen Homerus te hooren, die de Ilias der poolstreken zong. In the stories of his fish catches and fights a natural poetry breathed; his histories took the form of epics, and between them I thought to hear a Canadians Homer, who sang the Iliad of the polar regions. Ik beschrijf dien stoutmoedigen makker zooals ik hem nu ken.

Wij zijn oude vrienden geworden, en verbonden door een onverbreekbaren vriendschapsband, zooals slechts de verschrikkelijkste gebeurtenissen kan in 't leven roepen! Ik zou honderd jaar willen leven, dappere Ned, om mij uwer des te langer te kunnen herinneren! En hoedanig was nu het gevoelen van Ned Land over het zeemonster?

Ik moet bekennen dat hij niet aan den eenhoorn geloofde, en dat hij de eenige aan boord was, die de algemeene overtuiging niet deelde. Hij vermeed het zelfs om over die zaak te spreken, waarover ik evenwel hoopte hem wel eens aan 't praten te krijgen. Op een prachtigen avond (30 Juni), drie weken na ons vertrek, was ons fregat op de hoogte van de Witte Kaap, dertig kilometer van de kust van Patagonië.

Wij waren den Steenbokskeerkring gepasseerd, en de straat van Magelhaen lag op iets minder dan 700 kilometer meer zuidwaarts. Voor er acht dagen om waren zou de Abraham Lincoln de golven der Stille Zuidzee klieven. Op de kampanje gezeten, praatten Ned Land en ik over koetjes en kalfjes, terwijl wij onze blikken over die geheimzinnige zee lieten dwalen, wier diepten tot nog toe voor den menschelijken blik ondoordringbaar waren gebleven.

Ik bracht zeer natuurlijk het gesprek op den reusachtigen eenhoorn, en ik ging de verschillende kansen van het al of niet gelukken onzer onderneming na. Toen ik zag dat Ned mij slechts liet praten zonder zelf iets te zeggen, ging ik meer op den man af. “Hoe komt het toch Ned,” vroeg ik, “dat gij niet overtuigd zijt van het bestaan van den eenhoorn, dien wij vervolgen?

Hebt gij dan bijzondere redenen om zoo ongeloovig te zijn?” De harpoenier keek mij eenige oogenblikken aan voor hij een antwoord gaf; drukte zooals hij gewoonlijk deed de breede hand tegen het voorhoofd, kneep de oogen toe als om een besluit te nemen, en zeide eindelijk:

“Misschien wel, mijnheer Aronnax.”

“Komaan Ned, gij een walvischvaarder van uw ambacht, gij die met de groote zoogdieren der zee gemeenzaam geworden zijt, gij die u gemakkelijk het bestaan van zulke monsters verbeelden kunt, gij moest de laatste zijn van onder zulke omstandigheden nog twijfel te voeden.”

“Daarin bedriegt gij u juist, mijnheer de professor,” antwoordde Ned.

“Het domme volk moge geloof slaan aan buitengewone kometen, die door het hemelruim vliegen, of aan het bestaan van voorwereldlijke monsters, die nog binnen in de aarde leven, ik laat dat gaan, maar sterrekundigen noch geologen hechten aan zulke hersenschimmen; met een walvischvaarder is dit hetzelfde geval. "The stupid people may believe in extraordinary comets flying through the celestial space, or the existence of prehistoric monsters that still live in the earth, I let that go, but astronomers or geologists do not attach to such chimeras; this is the same with a whaling ship. Ik heb er al heel wat vervolgd, een groot aantal met mijn harpoen getroffen, verscheidene gedood, maar hoe sterk of hoe goed gewapend zij ook waren, noch hun staart noch hun tanden of andere verdedigingsmiddelen zouden de ijzeren platen van een stoomschip ooit hebben kunnen aantasten.” I have already done a lot of persecution, a large number hit my harpoon, several killed, but no matter how strong or well armed they were, neither their tail nor their teeth or other defenses could ever have damaged the iron plates of a steamship. . " “Maar toch Ned noemt men schepen, die door den eenhoorn doorboord zijn.” "But Ned is called ships, which are pierced by the unicorn."

“Houten schepen, dat is mogelijk, maar ik heb ze nooit gezien. "Wooden ships, that is possible, but I never saw them.

Zoolang ik niet van het tegendeel overtuigd word, ontken ik dat walvisschen, potvisschen of eenhoorns zoo iets zouden kunnen doen.” As long as I do not get convinced of the contrary, I deny that whales, sperm whales or unicorns could do something like that. " “Hoor eens Ned....” "Hear Ned ...."

“Neen mijnheer, neen; al wat gij wilt, maar dat nooit. "No, sir, no; whatever you want, but never.

Misschien een reusachtige polyp?” Maybe a huge polyp? " “Nog minder Ned. "Even less Ned.

De polyp is een weekdier, en die naam alleen doet u reeds hooren hoe weinig vastheid haar vleesch heeft. The polyp is a mollusk, and that name alone tells you how little firmness its flesh has. Al was zij ook 500 voet lang, dan nog zou de polyp, die niet tot de klasse der gewervelde dieren behoort, geheel onschadelijk zijn voor schepen als de Scotia en de Abraham Lincoln. Even if it was 500 feet long, the polyp, which does not belong to the class of vertebrate animals, would be completely harmless to ships such as Scotia and Abraham Lincoln. Verhalen van Kraken of andere monsters van die soort moet men dan ook geheel naar het gebied der fabelen verbannen. Stories from Kraken or other monsters of that kind must therefore be completely banished to the area of ​​fables. “Dus mijnheer de natuurkenner, houdt gij het er voor,” hernam Ned Land met ietwat spotachtigs in zijn toon, “dat zulk een groote eenhoorn bestaat...?” "So, sir, the nature connoisseur, do you keep it up," did Ned Land resume with a bit ridiculous in his tone, "that such a great unicorn exists ...?"

“Ja Ned, en ik herhaal dit met eene overtuiging, die op feiten berust. "Yes Ned, and I repeat this with a conviction that is based on facts.

Ik geloof aan het bestaan van een krachtig ontwikkeld zoogdier, dat tot de gewervelde dieren behoort, zooals walvisschen, potvisschen, en dolfijnen, en dat met een buitengewoon sterken hoorn voorzien is.” I believe in the existence of a powerfully developed mammal belonging to the vertebrates, such as whales, sperm whales, and dolphins, and provided with an extraordinarily strong horn. " De harpoenier liet een “hm!” hooren, terwijl hij met het hoofd schudde als iemand, die zich niet wil laten overtuigen. The harpooner heard a "hm!" While shaking his head like someone who does not want to be convinced.

“Vergeet niet,” hernam ik, “dat als zulk een dier bestaat, als het de diepten van den Oceaan bewoont, als het eenige kilometers onder de oppervlakte der zee zwemmen kan, dat het dan noodzakelijk een samenstel hebben moet, welks kracht alle vergelijking te boven gaat.” "Do not forget," I said, "that if such an animal exists, if it dwells in the depths of the Ocean, if it can swim a few miles below the surface of the sea, then it must necessarily have an assembly, the strength of which is all the comparison. beyond. "

“En waarom dan?” vroeg Ned. "And why?" Ned asked.

“Omdat er eene onberekenbare kracht noodig is om zich in zulk eene groote diepte op te houden, en aan den druk van de massa water boven zich weerstand te bieden.” "Because there is an unpredictable power to hold up in such a great depth, and to resist the pressure of the mass of water above."

“Zoo?” zeide Ned terwijl hij mij aankeek en een oogje knipte. "So?" Ned said, looking at me and winking.

“Zeker, en eenige cijfers kunnen u dit gemakkelijk bewijzen.” "Certainly, and some figures can easily prove this to you."

“O cijfers!” antwoordde Ned, “daar doet men mede wat men wil.” "O numbers!" Ned answered, "they do what they want."

“In handelszaken is dit mogelijk Ned, maar niet in de wiskunde. "In commercial matters this is possible Ned, but not in mathematics.

Hoor slechts: laat ons aannemen dat de drukking van den dampkring wordt voorgesteld door den druk van eene kolom water van 32 voet hoog; in wezenlijkheid zou de kolom minder hoog zijn, omdat wij hier te doen hebben met zeewater, waarvan de dichtheid veel grooter is dan van zoet water; welnu Ned, evenveel maal 32 voet als gij naar beneden duikt, even zooveel atmosferen drukken er dan op uw lichaam, of een even groot aantal kilogrammen op elken vierkanten centimeter van de oppervlakte uws lichaams. Just hear: let us assume that the pressure of the atmosphere is represented by the pressure of a column of water of 32 feet high; in essence, the column would be less high because we are dealing here with sea water, the density of which is much greater than that of fresh water; Well, Ned, as many times as 32 feet when you dive down, just as many atmospheres then press on your body, or an equal number of kilograms on every square inch of the surface of your body. Daarom volgt dat op eene diepte van 320 voet die drukking gelijk staat met die van tien atmosferen, en als men eene diepte van 32000 voet of ruim tien kilometer bereiken kon, dan zouden er duizend atmosferen op u drukken; elke vierkante centimeter derhalve van uwe lichaamsoppervlakte zou een gewicht te dragen hebben van duizend kilogram; en weet gij nu wel, mijn dappere Ned, hoeveel vierkante centimeters die oppervlakte bedraagt?” Therefore it follows that at a depth of 320 feet that pressure is equal to that of ten atmospheres, and if one could reach a depth of 32000 feet or more than ten kilometers, then there would be a thousand atmospheres on you; every square inch of your body surface would have a weight of one thousand kilograms; and do you now know, my brave Ned, how many square centimeters that area is? " “In het geheel niet, mijnheer Aronnax.” "Not at all, Mr. Aronnax."

“Ongeveer 17000.” "About 17,000."

“Nog zóoveel?” "Still so much?"

“En daar in de werkelijkheid de drukking van den dampkring nog iets meer is dan een kilogram op de vierkante centimeter, zoo dragen uwe 17000 vierkante centimeter op dit oogenblik een gewicht van 17568 kilogram.” "And since in reality the pressure of the atmosphere is a bit more than a kilogram on the square centimeter, so your 17000 square centimeters at this moment carry a weight of 17568 kilograms."

“Zonder dat ik er iets van merk?” "Without noticing anything?"

“Zonder dat gij het bemerkt. "Without you noticing.

En dat gij door zulk een drukking niet verpletterd wordt, komt omdat de lucht met een even groote drukking in uw lichaam doordringt, van daar een volmaakt evenwicht hetwelk het u gemakkelijk doet dragen; maar in het water is het een ander ding.” And that you are not crushed by such pressure, it is because the air penetrates into your body with an equally great pressure, from there a perfect balance which makes it easy for you to carry; but in the water it is another thing. " “Ja wel, dat begrijp ik,” antwoordde Ned, die wat oplettender was geworden, “omdat het water mij omringt, en niet in mijn lichaam doordringt.” "Yes, I understand that," said Ned, who had become more attentive, "because the water surrounds me, and does not penetrate my body."

“Juist Ned; derhalve ondergaat gij 32 voet onder water eene drukking van 17568 kilogram; en zoo voortgaande hebt gij bijvoorbeeld op eene diepte van 32000 voet een gewicht op u van 17,568,000 kilogram, gij zoudt dan zoo platgedrukt zijn, alsof gij uit eene hydraulische pers kwaamt.” "Right Ned; therefore you will undergo a pressure of 17568 kilograms under water for 32 feet; and so on, for example, at a depth of 32,000 feet, you have a weight on 17,568,000 kilograms, you would be so crushed, as if you were from a hydraulic press. "

“Drommels,” zeide Ned. "Dumbles," said Ned.

“Welnu mijn waarde harpoenier, als gewervelde dieren van eenige honderden meter lang, en dik naar evenredigheid, zich in zulke diepten ophielden, zouden zij omdat de oppervlakte van hun lichaam zooveel grooter is, een gewicht van millioenen maal millioenen kilogrammen te dragen hebben; en bereken dan maar eens welk een weerstandsvermogen hun skelet en welke kracht hun samenstel hebben moet om zulk eene drukking te weerstaan.” "Now that my value harpoonier, like vertebrates of a few hundred meters in length, and thick in proportion, would end up in such depths, they would have to carry a weight of millions of times millions of kilograms because the surface of their body is so much larger; and then calculate what a resilience their skeleton and the strength of their system must have to withstand such pressure. "

“Dan zouden ze van achtduims staalplaten gemaakt moeten zijn, zooals de gepantserde fregatten.” "Then they would have to be made of eight-inch steel plates, like the armored frigates."

“Zoo is het Ned, en denk dan eens aan de verwoesting, welke zulk een massa kan te weeg brengen, als zij met de snelheid van een spoortrein tegen den romp van een schip aankomt.” "So it is Ned, and then think of the devastation which such a mass can cause when it arrives at the speed of a railroad train against the hull of a ship."

“Ja ... inderdaad ... misschien”, antwoordde Ned, in de war gebracht door de cijfers, hoewel hij zich nog niet wilde gewonnen geven. "Yes ... indeed ... maybe", Ned answered, confused by the numbers, although he still did not want to give.

“Welnu, heb ik u overtuigd?”

“Gij hebt mij van eene zaak overtuigd, mijnheer de natuurkenner, en dat is dat als zulke dieren in de diepten der zee bestaan, zij noodzakelijk zoo sterk moeten zijn als gij zegt.” "You have convinced me of a matter, sir the naturalist, and that is that if such animals exist in the depths of the sea, they must necessarily be as strong as you say."

“Maar als zij niet bestaan, koppige harpoenier, hoe verklaart gij dan het ongeluk van de Scotia?”

“Het is misschien....” zeide Ned aarzelend.

“Wat dan?”

“Omdat ... omdat het niet waar is!” antwoordde Ned, terwijl hij zonder het te weten een beroemd antwoord van Arago herhaalde. "Because ... because it is not true!" Ned replied, unknowingly repeating a famous response from Arago.

Doch dit antwoord bewees de stijfhoofdigheid van den harpoenier en anders niets. But this answer proved the rigidity of the harpoon and nothing else. Dien dag klampte ik hem niet verder aan boord. That day I did not clamp him on board. Het gebeurde met de Scotia kon niet ontkend worden; het gat bestond, en men had dit moeten dicht maken, dat wel het beste bewijs zal zijn voor het bestaan van het lek. It happened with the Scotia could not be denied; the hole existed, and this should have been closed, which will be the best proof of the existence of the leak. Dat gat was er niet van zelf ingekomen, en omdat het niet door onderzeesche rotspunten of onzichtbare vernielingswerktuigen er ingeboord was, moest het natuurlijk aan het werktuig van een dier worden toegeschreven. That hole had not come of itself, and because it was not penetrated by submarine rocks or invisible destruction tools, it had to be attributed to an animal's tool, of course. Volgens mij was het dier om alle opgesomde redenen een eenhoorn; om dien behoorlijk te kennen moest men het onbekende monster in stukken kunnen snijden; om het stuk te snijden moest men het vangen; om het te vangen harpoenen, en dat was de zaak van Ned Land, om het te harpoenen zien, dat was de zaak van de equipage, en om het te zien ontmoeten, dat was de zaak van het toeval. I think the animal was a unicorn for all the reasons listed; to know properly, the unknown monster had to be cut into pieces; to cut the piece one had to catch it; to catch the harpoons, and that was the case of Ned Land, to see the harpoons, that was the cause of the equipage, and to see it meet, that was the matter of chance.