Onbekend terrein - Hoofdstuk 2 – Naar het westen
Hoofdstuk 2 – Naar het westen
De vergadering was zoals Thoric had gehoopt. Het ging over hoofdman Eskols strategie voor de volgende expeditie. Het was waar. Eskol wilde verder reizen, veel verder.
Hoofdman Eskol vertelde over zijn nieuwe plannen. Hij wilde voorbij de bergen en voorbij het meer gaan. Hij wilde via de rivier naar de zee. Hij wilde de zeeën op om meer land te zoeken. Zijn strategie was om zo ver mogelijk naar het westen te gaan.
De inwoners van Asglor waren verbaasd, waaronder ook Thoric en Niels. Maar ze waren het allemaal eens met de expeditie. Het bouwen en organiseren begon.
Er ging een maand voorbij. Hij ging heel langzaam voorbij. Het was bijna winter. De inwoners van Asglor wisten dat ze binnenkort meer voedsel nodig zouden hebben. Ze wilden tekorten voorkomen. Hopelijk zou dit de laatste hongerwinter zijn.
Niels leidde het bouwen van de schepen. Ze werden gemaakt van bomen in de buurt van de rivier. Hoofdman Eskol kwam vaak naar de bouwplaats. Hij wilde weten wat de vooruitgang was. ‘Vertel me, Niels,' zei Eskol, ‘wanneer kunnen we varen? Ik zie dat sommige schepen al op de rivier zijn.' Toen voegde hij er met een serieuze toon aan toe: ‘We moeten gauw gaan varen.'
‘Ik weet het niet zeker, hoofdman. Misschien over een week? Mogelijk eerder.'
‘Een week? Prima!'
‘Ja, het hout is goed. De materialen zijn sterk. En onze bouwlieden zijn erg competent,' zei Niels.
Die nacht sprak hoofdman Eskol weer in de Grote Zaal. Het was tijd om te beslissen wie op de schepen zouden gaan. Er was slechts plaats voor 75 mannen. Eén voor één staken mannen hun hand op om mee te gaan. De meesten van hen waren krijgers. De krijgers waren zeer goed getraind. Hun kwaliteiten zouden zeer goed zijn voor de expeditie.
Thoric wilde ook gaan. Hoewel hij geen krijger was, kon hij erg goed jagen. Voedsel was altijd belangrijk tijdens een expeditie. Thoric stak zijn hand op. ‘U weet maar nooit wat voor voedsel er zal zijn,' zei Thoric tegen de hoofdman. ‘U hebt jagers nodig. Ik kan overal en op alles jagen,' zei hij.
Hoofdman Eskol keek hem aan en zei: ‘Prima, Thoric. Ga met ons mee.'
Vanaf dat moment kon Thoric niet wachten tot de expeditie begon. Toen de dag aanbrak, waren hoofdman Eskol, Niels, Thoric en de rest van de Vikingen klaar om te varen. Ze vroegen de goden om hen te helpen. Hun vrouwen en families namen afscheid. Eskol gaf de leiding aan zijn vrouw terwijl hij weg was. Zij kwam ook heel wat met de mannen bespreken. Ze moedigde hen ook aan. Het zou een lange tocht worden.
Ten slotte gingen de mannen aan boord van de schepen. De expeditie begon.
De drie schepen reisden eerst naar het westen. Ze waren in perfecte conditie. Iedereen leek gelukkig. De eerste paar weken gingen probleemloos voorbij.
Enkele weken later maakten de schepen nog steeds goede vooruitgang. De ontdekkingsreizigers zagen nog geen land, alleen water. Ze zagen zelfs geen vogels. Vogels betekenden dat er land in de buurt was.
Een paar Vikingen begonnen hoofdman Eskol vragen te stellen. ‘Hoofdman Eskol, weet u zeker dat er land is in het westen?' vroeg één man.
‘Ik weet het zeker.'
‘Wat als we het niet kunnen vinden?'
Hoofdman Eskol werd boos. ‘Wij zullen niet falen!' schreeuwde hij. ‘Er is land in het westen. Iemand heeft me verteld dat het er was. Iemand die het met zijn eigen ogen heeft gezien. Begrijp je dat?
Maak nu dat je weg komt,' zei de hoofdman. Het gesprek was afgelopen.
Eskol was sterk en vastberaden. Hij hield er niet van om veel vragen te moeten beantwoorden. Maar hij wist dat de mannen niet zeker waren of hij gelijk had. Voor hen was het niet zo duidelijk. Hij besloot om tot de rest van de mannen te spreken. ‘Er is land in het westen!' riep hij tegen de ontdekkingsreizigers. ‘Ik kan het bewijzen! Begrijpen jullie mij? Ik heb bewijs!' Hij hield een klein doek omhoog. Op het doek stonden vreemde afbeeldingen. ‘Iemand heeft dit gemaakt. Jullie moeten me geloven. Ik weet dat het land er is!'
De Vikingen hielden zich stil en bleven roeien. Maar ze hadden allemaal dezelfde vraag: ‘Wie heeft hoofdman Eskol verteld dat er land was in het westen?'
Later die dag begon het opeens te regenen. De wind werd sterker. Het water werd ruw. Al snel kwam er een storm zoals ze nog nooit hadden meegemaakt. De schepen hadden het zo moeilijk dat ze bijna niet konden varen. De Vikingen deden er alles aan om de drie schepen bij elkaar te houden.
Eindelijk ging de storm liggen. Hoofdman Eskol kon de lucht weer zien. Hij keek waar de schepen waren. Toen werd hij boos. De storm had ze uit de koers gebracht! Eskol wist niet precies waar ze waren. De hoofdman kon het de mannen niet vertellen. Hij kon alleen maar hopen dat hij nog gelijk had. Er moest land zijn als ze naar het westen gingen.
Dagen later werd Thoric vroeg wakker. Hij keek naar de lucht. Plotseling zag hij iets. Eerst kon hij het niet geloven! Toen keek hij weer. Ja, ze waren er echt!
Thoric rende naar Niels. ‘Niels. Niels! Word wakker!' schreeuwde hij.
‘Wat is er?' zei de ontdekkingsreiziger met zijn ogen nog steeds dicht.
‘Er zijn vogels!'
‘Wat?'
‘Er zijn vogels in de lucht! Er is land in de buurt!'
De ogen van Niels gingen snel open. Hij keek omhoog. Daar, ver in het westen, zag hij vogels! ‘Het is dus waar!' riep hij.
Niels stond op. Hij moest dit melden bij de hoofdman. Thoric ging met hem mee. ‘Hoofdman Eskol, word wakker!' schreeuwde Niels.
Hoofdman Eskol werd snel wakker. ‘Niels? Thoric? Wat is er gebeurd?'
‘Er zijn vogels in de lucht!' riep Niels.
‘Er is land!' riep Thoric.
Hoofdman Eskol stond snel op. Toen schreeuwde hij naar de mannen: ‘Roeien! Kom op! Wakker worden allemaal! Er is land vlakbij! Roeien!'
De Vikingen roeiden hard en zagen eindelijk land. Hoofdman Eskol beval de schepen te stoppen bij een nabijgelegen strand. Het strand was erg lang. Er waren veel bomen en bergen in de buurt. Het was prachtig.
De Vikingen gingen van boord. Hoofdman Eskol riep de mannen bij elkaar. Ze vormden kleine groepen. De hoofdman zei tegen één groep: ‘Jullie. Stokken zoeken. Wij hebben vuur nodig.' Toen keek hij naar Thoric en Niels. ‘We hebben nog maar heel weinig eten over,' zei hij. ‘We houden het niet lang vol, tenzij we gaan jagen. Schiet een aantal dieren dood.'
Thoric en Niels jaagden, maar het voelde niet natuurlijk aan. De bomen en geluiden waren anders. Zelfs de dieren waren anders. Maar de mannen hadden honger. Daarom doodden ze toch onbekende dieren en aten ze op. Het vlees was anders, maar het was niet slecht.
Hoofdman Eskol sprak die avond met de mannen. ‘We hebben nu voedsel. En daar zijn we dankbaar voor,' zei hij tegen hen. ‘Maar nu moeten we gaan verkennen. We moeten zien wat er zich achter het strand bevindt. We moeten weten of we hier het land kunnen bewerken. Als we hier voedsel kunnen verbouwen, komen er meer Vikingen.'
Eén van de mannen vroeg: ‘Hoe weten we waar we zijn? Sommige mannen denken dat de storm ons uit koers heeft gebracht.'
Hoofdman Eskol was een paar minuten stil. Uiteindelijk zei hij niets. Hij antwoordde niet op de vraag en zei: ‘We moeten deze plaats verkennen. We zullen morgen bij zonsopgang beginnen.'
Hoofdstuk 2 Overzicht
Samenvatting
De hoofdman vertelt zijn plan aan het dorp. De expeditie zal naar het westen varen op zee. Thoric en Niels zijn gekozen om op reis te gaan. De expeditie vertrekt. Weken later zijn de mannen bang dat er geen land in het westen is. Hoofdman Eskol toont ze bewijs dat het er wel is. Later op de dag is er een storm. De schepen raken uit koers. Ze vinden eindelijk land. Ze gaan van boord. Ze jagen op voedsel. Ze maken plannen om de volgende dag te gaan verkennen.