×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

Max Havelaar, door Multatuli, Max Havelaar, door Multatuli - Zeventiende hoofdstuk, laatste deel

Max Havelaar, door Multatuli - Zeventiende hoofdstuk, laatste deel

Ik heb 't slot der geschiedenis van Saïdjah korter gemaakt, dan ik had kunnen doen wanneer ik lust gevoeld had in 't schetsen van iets akeligs. De lezer zal opgemerkt hebben hoe ik verwylde by de beschryving van het wachten onder den ketapan , als schrikte ik terug voor de treurige ontknooping, en hoe ik over deze ben heengegleden met afkeer. En toch was dit myn voornemen niet, toen ik begon over Saïdjah te spreken. Want aanvankelyk vreesde ik, sterker kleuren noodig te hebben om den lezer te treffen by 't beschryven van zoo vreemde toestanden. Gaande-weg echter gevoelde ik dat het een beleediging voor myn publiek wezen zou, te gelooven dat ik meer bloed had moeten brengen in myn schildery. [148]

Toch had ik dit kùnnen doen, want ik heb stukken voor my liggen … doch neen: liever een bekentenis.

Ja, een bekentenis, lezer! Ik weet niet of Saïdjah Adinda lief had. Niet of hy naar Batavia ging. Niet of hy in de Lampongs werd vermoord met nederlandsche bajonetten. Ik weet niet of zyn vader bezweek ten-gevolge van de rottingslagen die hem werden gegeven omdat hy Badoer had verlaten zonder pas. Ik weet niet of Adinda de manen telde door kerven in haar rystblok …

Dit alles weet ik niet !

Maar ik weet meer dan dat alles. Ik weet en kan bewyzen dat er veel Adinda's waren en veel Saïdjah's, en dat, wat verdichtsel is in 't byzonder, waarheid wordt in 't algemeen . Ik zeide reeds dat ik de namen kan opgeven van personen die, zooals de ouders van Saïdjah en Adinda , door onderdrukking werden verdreven uit hun land. Het is myn doel niet, in dit werk mededeelingen te geven als voegen zouden voor een vierschaar die uitspraak te doen had over de wyze waarop 't nederlandsch gezag in Indie wordt uitgeoefend, mededeelingen die slechts kracht van bewys zouden hebben voor wien het geduld had die met aandacht en belangstelling doortelezen, zooals niet verwacht kan worden van een publiek dat verstroojing zoekt in zyn lektuur. Daarom heb ik, in-plaats van dorre namen van personen en plaatsen, met de dagteekening er by, in-plaats van een afschrift der lyst van diefstallen en afpersingen, die voor me ligt [149] getracht een schets te geven van wat er kàn omgaan in de harten der arme lieden die men berooft van wat dienen moet tot onderhoud van hun leven, of zelfs: ik heb dit slechts laten gissen, vreezende my te zeer te bedriegen in het teekenen der omtrekken van aandoeningen die ik nooit ondervond.

Maar wat de hoofdzaak aangaat? O, dat ik opgeroepen werde om te staven wat ik schreef! O, dat men zeide: "ge hebt dien Saïdjah verdicht … hy zong nooit dat lied … er woonde geen Adinda te Badoer !" Maar dat het gezegd werd met de macht en den wil om recht te doen, zoodra ik zou bewezen hebben geen lasteraar te zyn!

Is er logen in de gelykenis van den barmhartigen Samaritaan, omdat er misschien nooit een geplunderd reiziger is opgenomen in een samaritaansch huis? Is er logen in de parabel van den zaaier, omdat geen landbouwer zyn zaad zal uitwerpen op een rots? Of—om aftedalen tot meer gelykheid met myn boek—mag men de waarheid ontkennen die de hoofdzaak uitmaakt van de Negerhut , omdat er misschien nooit een Evangeline bestaan heeft? Zal men tot de schryfster van dat onsterfelyk pleidooi—onsterfelyk, niet om kunst of talent, maar door strekking , en indruk —zal men tot haar zeggen: "ge hebt gelogen, de slaven worden niet mishandeld, want … er is onwaarheid in uw boek: het is een roman!" Moest niet ook zy, in-plaats eener optelling van dorre daadzaken, een verhaal geven dat die daadzaken inkleedde, om 't besef der behoefte aan verbetering te doen doordringen in de harten? Zou haar boek gelezen zyn, als ze daaraan den vorm had gegeven van een processtuk? Is 't haar schuld—of de myne—dat de waarheid, om toegang te vinden, zoo vaak het kleed moet borgen van de leugen? En aan sommigen die misschien beweren dat ik Saïdjah en zyn liefde heb geïdealiseerd, moet ik vragen hoe ze dit weten kunnen? Slechts zeer weinig Europeanen immers achten het de moeite waard zich neertebuigen tot waarneming der aandoeningen van de koffi- en suikerwerktuigen die men "inlanders" noemt. Doch al ware hun aanmerking gegrond, wie zùlke bedenkingen aanvoert als bewys tegen de hoofdstrekking van myn boek, geeft my een groote zegepraal. Want ze luiden, vertaald, "het kwaad dat gy bestrydt, bestaat niet, of niet in zoo hooge maat, omdat de inlander niet is als uw Saïdjah … er ligt in de mishandeling der Javanen geen zoo groot kwaad als daarin liggen zou wanneer ge uwen Saïdjah juister geteekend hadt. De Soendanees zingt zulke liederen niet, bemint zoo niet, gevoelt zoo niet, en dus …

Neen, Minister van Kolonien, neen, Gouverneurs-generaal in ruste, niet dàt hebt gy te bewyzen! Ge hebt te bewyzen dat de bevolking niet mishandeld wordt, onverschillig of er sentimenteele Saïdjahs onder die bevolking zyn. Of zoudt ge durven beweren buffels te mogen stelen van lieden die niet beminnen, die geen droefgeestige liedjes zingen, die niet sentimenteel zyn? [150]

By een aanval op letterkundig gebied zou ik de juistheid der teekening van Saïdjah verdedigen, maar op staatkundigen bodem geef ik terstond alle aanmerkingen op die juistheid gewonnen, om te beletten dat de groote vraag worde verplaatst op verkeerd terrein. Het is me geheel om 't even of men my houde voor een onbekwaam schilder, mits men my toegeve dat de mishandeling van den inlander is: VERREGAAND! Zóó toch luidt het woord op de nota des voorgangers van Havelaar, die door dezen getoond werd aan den kontroleur Verbrugge: een nota die voor me ligt . [149]

Maar ik heb andere bewyzen! En dit is gelukkig, want ook Havelaar's voorganger kon zich vergist hebben. Helaas, als hy zich vergiste, werd hy voor die vergissing zeer hard gestraft. Hy is vermoord.

141. Ik geef hier by-een de verklaring van eenige maleische woorden, idiotismen en eigenaardigheden, die in de epizode van Saïdjah voorkomen.

Lombong : bergplaats voor ryst en padie. Meestal is ze buiten 't huis tegen een der wanden aangebouwd. Kris , 't volksthümliche wapen van den Javaan, dat als zoodanig by z'n volslagen kleeding behoort, gelyk by ons in vroeger tyd de degen. Het is 'n slangvormige platte dolk, met zeer kleinen greep. Gewoonlyk zyn de krissen van reepen week yzer in-eengesmeed—damastwerk alzoo?—en daarna met behulp van buffelhoeven gestaald. Ze werden voor roest bewaard door 'n inwryving met djerook ('n citroensoort) met arsenicum , dat aan 't yzer 'n eigenaardig doffe tint geeft. Het bygeloof beweert dat men, 'n kris willende bezien, die geheel-en-al uit de schede moet halen. Wie 't slechts gedeeltelyk doet, stelt zich bloot aan groot ongeluk. Over betooverde krissen, e.d. zyn tallooze vertellingen in omloop.

Poesaka : erfstuk, hier—gelyk dikwyls—in pieuzen zin genomen.

Sawah : door kunstmatige bewatering toebereid rystveld, in tegenstelling van gagah's en tipars , rystaanplantingen die wat de bevochtiging aangaat, rechtstreeks van den regen af hangen. Klamboe -haken. Klamboe is gordyn. In de platte, zeer breede haken waarmee ze worden opgehouden, heerscht eenige weelde. Ook by den minstwelvarende zyn ze toch gewoonlyk van messing.

Patjol : 't werktuig dat de Javaan als spade gebruikt. Het blad zit, als 't yzer van 'n houweel, loodrecht op den houten steel. Er wordt dus mee gehouwen , niet gespit , 'n eigenaardigheid die misschien hieruit voortvloeit, dat de inlander blootvoets gaat. Oeser-oeseran . 't Woord wordt in den tekst verklaard. Vermeende byzonderheden in den loop van zulke haarkringen, vooral wanneer ze zich vertoonen op den kruin van 'n kind, leveren stof tot allerlei voorspellingen. Zie, byv. blz. 121. (Zie alinea die begint met: "De Adhipatti bezag het hoofd", M.D.) Penghoeloe : priester.

Ontong : geluk, voordeel.

Galangans : smalle dykjes die 't water op de sawahs houden. Allang-allang : riet, reuzen- of prairie -gras. Het is vaak zoo hoog dat 'n man te paard er zich in verbergen kan. De benaming op Sumatra is riemboe , wat daar ook wildernis in 't algemeen beteekent. Sarong. Batik. Kapala . De sarong is 't eigenaardig kleedingstuk der Javanen, mannen en vrouwen beide. Het is een van kapok geweven lap, welks einden aan elkander genaaid worden. Het gebruik van zyde is uitzondering. Een dezer einden heet kapala , d.i. hoofd , en is beschilderd met 'n breeden rand, gemeenlyk uit tegen elkander inloopende driehoeken bestaande. Dit "schilderen" heet batik , en geschiedt uit de hand. Het weefsel wordt te-dien-einde op 'n raam gespannen, en de verf is in 'n werktuigje van blik dat—zeer verkleind —den vorm heeft van 'n trekpot of antiek lampje. Sarongs zonder kapala , en welker einden niet aan-eengenaaid zyn, heeten slendangs . Men draagt deze kleedingstukken om de heupen, en de mannen schorten ze meer of min, ja soms geheel-en-al, op. Ook wordt de slendang dikwyls geheel tot gordel saamgerold, in welk geval de mannen een broek dragen, zeer tegen de eigenlyke javaansche gewoonte, 'twelk meer en meer de overhand neemt by de Javanen die veel met Europeërs in aanraking komen. Als 'n byzonderheid mag opgemerkt worden, dat het gebruik van broeken onder de sarong , door vrouwen , alleen in den Noordhoek van Sumatra voorkomt. Ik althans heb deze gewoonte slechts daar aangetroffen. Ze is van atjineschen oorsprong, waarom dan ook die kleedingstukken den naam dragen van serewah atjeh : atjinesche broek. Het vervaardigen daarvan is een der voornaamste industrien in de rykjes waarmee we nu in oorlog zyn.

Wat overigens de sarongs en slendangs aangaat, sedert 'n dertigtal jaren leggen zich europesche fabrikanten toe op 't namaken van 't javaansche batik , en er worden dan ook jaarlyks voor millioenen in dat artikel omgezet. Toch wordt het dragen van 'n gedrukten kain ( kahin : kleed, de generische naam voor al zulke kleedingstukken) steeds voor 'n blyk van armoed of althans van geringer welvaart gehouden. Mata-glap. Amokh . 't Woord ( matah-glap = verdonkerd oog) duidt den toestand aan van iemand die in razerny alles wat hy ontmoet neervelt, tot hyzelf verslagen wordt. Ik noemde 't ergens 'n "zelfmoord in gezelschap" en weet er nog altyd geen beter naam voor. De ongelukkige die door deze woede wordt aangetast, kent vriend noch vyand. Oorzaken zyn gewoonlyk òf minnenyd, òf lang opgekropte wrevel over mishandeling. De Javaan is, als de meeste andere Inlanders, uit den aard zachtmoedig en inschikkelyk. Al te diep gegriefd, of te lang verongelykt, berst z'n woede in amokh uit. Dat evenwel ook de amfioen (opium) hierby 'n rol speelt—'tzy als oorzaak der kwaal, 'tzy als opwekkend hulpmiddel tot het botvieren van de woede—spreekt vanzelf. Atap : 'n soort van waterpalm welks bladen tot dekking van geringe huizen gebruikt worden. Bendie : chais, tilbury.

Djati. Ketapan . Twee soorten van groote boomen. De eerste levert 'n zeer duurzaam hout. Waarom botanici hem den naam van quercus indica gegeven hebben weet ik niet, daar hy geenszins met onzen eik overeenkomt. " Kajatenhout " is pleonastische verbastering van kajoe-djati = djatihout . Melati . Een klein wit bloempje met sterken jasmyngeur. Het speelt, als by ons de roos, 'n groote rol in balladen, sagen en legenden. Rystblok . Zware houten trog waarin de padie door stampen ontdaan wordt van den bolster. Dat stampen heet—klanknabootsing alweer! — toembokh .

Toedoeng , zie Noot 31. De bepaling van 't uur, naar den schaduw die Saïdjah's toedoeng teekende op zyn gelaat, is 'n indiïsmus. Lalayang : vlieger. Op Java vermaken zich niet uitsluitend kinderen met dit speeltuig. Het heeft geen staart, en beschryft allerlei slingeringen die door vieren, inhalen en rukken eenigszins bestuurd worden door de persoon die de koord houdt. Het doel van 't spel is, de koord van den vlieger der tegenspelers in de lucht te ontmoeten en aftesnyden. Uit de pogingen die hiertoe worden aangewend, ontstaat als 't ware een gevecht dat zeer vermakelyk is om aantezien, en de toeschouwers opwekt tot levendige deelneming. De door Saïdjah veronderstelde mogelykheid dat "de kleine Djamien", zou getricheerd hebben, is, wat de daartoe vereischte handigheid in 't werpen aangaat, 'n indiïsmus. Zout maken aan de zuidkust . Zie Noot 71.

Grooten mond hebben , en: vuur dooden , zyn malayismen.

Klaagvrouwen . By 't sterven van 'n Javaan wordt vreeselyk misbaar gemaakt, niet—zooals vroeger ten-onzent—door bezoldigde huilebalgen , maar door verwanten, kennissen en buren. Spaansche matten : zuid-amerikaansche dollars , waarschynlyk dusgenoemd omdat in vroeger tyd het zeer omslachtige spaansche wapen aan matwerk deed denken. Die waarop twee kolommen staan, de zoogenaamde pilaarmatten , worden voor de besten gehouden, en gelden zooveel als onze oude zeeuwsche ryksdaalders, die misschien, wat gewicht en gehalte aangaat, aanvankelyk naar spaansch model geslagen werden. De "spaansche mat"—nu veelal van mexikaanschen muntslag—heet in ons Indie " ringgit " en blyft nog steeds 'n zeer gewild betaalmiddel, omdat de chinezen, die veel munt uitvoeren en in China versmelten, het zilvergehalte op hoogen prys stellen. Kamoening : fyn geel gevlamd hout, dat slechts door den wortel van 't aldus genaamde kleine boompje geleverd wordt, en dus nooit groot van stuk wezen kan. Het is zeer duur.

Ikat-pendieng . Pendieng is de buikband zelf. Ikat : gemeenzame verkorting in slecht maleisch van pengikatan , de agraaf daarvan.

Pagger (ten-rechte pagar ) beteekent heg . Pagger is een van de vele maleische woorden, die—evenals pikelen : dragen, mandiën : baden, soemah : moeite, verdriet—burgerrecht verkregen in 't hollandsch der Europeanen in Indie. Soesoehoenan van Solo : de Keizer van Soerakarta . Hy geeft in z'n officieele korrespondentie, aan den gouverneur-generaal, o.a. den titel van "grootvader." Kondeh … gevangen in eigen strik . Zie hierover noot 33. In de engelsche vertaling van den Havelaar , heeft m'n beste Nahuys, zonder erg gemeend in deze beschryving iets te mogen veranderen. Hy laat Adinda's haren samenhouden door 'n lint, wat zeer onjavaansch is. Deze blunder heeft my in den edinburgschen Scotsman 'n vinnige berisping op den hals gehaald van 'n hollandschen korrespondent—toevallig 'n gewezen theekontraktanttokohouder en … rystopkooper, dat is: woekeraar van de ergste soort, 'n ware javanenbloedzuiger—die daaruit betoogt dat ik niet het minste verstand heb van indische politiek en dat de inlander 't heel goed heeft. Pontianak : spook dat zich in boomen ophoudt, en zeer gebeten is op vrouwen, vooral zwangere. Ik weet niet of er verband bestaat tusschen deze beteekenis van 't woord, en de naam der nederlandsche vestiging op Borneo's Westkust. Oog van den dag voor zon: malayismus.

Pelitah : lampje.

Rottan of Rotan : spaansch riet, rotting.

Badjing : javasche eekhorn. Dit beestje kwam me altyd kleiner voor dan z'n europesche soortgenoot. Het laat zich gemakkelyk tam maken.

Buikje voor maag: malayismus.

Rottingstraf . Onder den indruk van den Havelaar is deze straf afgeschaft, wat ik als 'n fout beschouw. Ook hier bevond men zich, als gewoonlijk, à côté de la question . Indien er voor kleine delikten gestraft worden moet , is rottingstraf doeltreffender, zedelyker, en vooral … menschlievender , dan 't opsluiten in 'n gevangenis of de ten-arbeidstelling aan publieke werken. Zie over dit laatste, blz. [xxx] (zie alinea met: "Het gering aantal lieden …", M.D.). Het doet me leed, hier geen ruimte te hebben deze zaak breeder te behandelen, gelyk eerst myn voornemen was. Ik bepaal me tot de verklaring dat de afschaffing der rottingstraf naar aanleiding van den Havelaar , in-verband met het opzettelyk verwaarloozen der hoofdstrekking van dat werk , een escobarsche huichelary is. De Natie heeft zich alweer dat zand in de oogen laten strooien. Het weder invoeren van de rottingstraf in Indiën is in 't belang van den Javaan dringend noodzakelyk. Boaja : kaaiman, 'n krokodillensoort. Dat offeren geschiedt door 's avends wat ryst en andere spys in een bamboezen korfjen of bakje dat van 'n lichtje voorzien is, met den stroom te laten afdryven. Als er wat veel op de rivieren geofferd wordt, leveren die zachtkens voort- schuivende vuurpunten 'n aardig gezicht op. 142. Ik verneem dat men thans bezig is, ook elders dan in Bantam "persoonlyk grondeigendom" intevoeren. De zaak is van hoog belang, doch zal waarschynlyk schipbreuk lyden op de moeielykheid om de gemeenschappelyke bewatering van rystvelden te regelen. Ik erken op dit oogenblik niet te weten hoe dit in 't Bantamsche geschiedt. Behalve deze zaak, die voor Java levenskwestie is, zullen er maatregelen dienen genomen te worden om den onmondigen Javaan te beschermen tegen den "handelsgeest" van zekere industrieelen. Wanneer bedoelde maatregel de strekking heeft om den inlander z'n grond te laten afkwanselen door den eersten den besten fortuinzoeker, ben ik er tegen ! 143. In 't handschrift had ik de fout begaan, hier uitdrukkelyk te verzekeren dat het nu volgend voorbeeld van trouw eens buffels aan z'n jongen meester "niet verdicht" was. De heer Veth maakte daarop in den Gids van Augustus 1860 'n aanmerking die volkomen gegrond was, en daarom laat ik nu die verzekering in den tekst weg. Doch 't zy me vergund haar in deze Noten te herhalen. Ik bezit het Tydschrift van Nederl. Indie niet, maar beroep my op zeker daarin opgenomen officieel relaas van de zaak. Wie lust heeft het optezoeken, wordt naar zeer oude nummers verwezen, ik meen zelfs uit de dagen toen dat tydschrift nog te Batavia uitkwam, dus vóór '48. 144. Er worden inderdaad te Tangerang zeer fyne stroohoeden gevlochten, die aan de manilla -hoeden in buigzaamheid en sterkte weinig toegeven. Waarom wordt die industrie niet 'n beetjen aangemoedigd? Wie bewerken kon dat het te Parys mode werd un chapeau Tangerang te dragen, zou groote sommen gelds naar Java lokken. Doch er zyn zeer veel artikelen van die soort in Indie, en daaronder van veel grooter belang, waarvoor de europesche markt gesloten blyft omdat de Regeering op alle krachten beslag legt ten- behoeve van z'n kruieniers-affaire. Even als die andere Droogstoppel kent en waardeert ze niets dan z'n koffi. En … suiker, 't is waar ook! 145. Zie over dit lied van Saïdjah, 't begin van Noot 6. Onder de korrektie (1875) vernam ik dat de heer Wiersma, zendeling in de Minahassa , de Saïdjah -epizode in 't maleisch heeft overgezet. Het doet me leed nooit 'n exemplaar van die vertaling onder de oogen gekregen te hebben. Zeer in 't byzonder had ik zoo gaarne dat lied in 't maleisch weergezien. Het myne begon: liatlah badjing tjari penghidoepan , enz. Dit herinner ik my, maar van 't vervolg niet veel meer. 146. En "dus" in brand stond . Om deze uitdrukking te rechtvaardigen, beroep ik me op de toelichtingen in Ideen 304 en 1066.

147. De aangehaalde regels zyn van Tollens. Hy sluit daarmee z'n tamelyk apokriefe vertelling: Dirk Willemsz van Asperen . 148. Met verwyzing naar Noot 104, vraag ik alweder of de beschuldiging van "overdryving" tegen my mag worden ingebracht? Indien hierin m'n fout lag, zou ze, dunkt me, by-voorkeur zich geopenbaard hebben in 't slot der geschiedenis van Saïdjah. De stof ontbrak waarlyk niet!

149. Nooit gaf iemand blyk van begeerte om bewysstukken als de hier bedoelde intezien.

150. De minister Fransen van de Putte heeft in de Kamer beloofd " dat geschiedenissen als die van Saïdjah niet meer zouden plaats hebben ." Maar nooit bleek er dat er iets gedaan werd om dit doel te bereiken. Integendeel, hy, waarlyk niet minder dan z'n vele voorgangers en opvolgers, stond altyd alle verbetering in den weg door de Natie bezig te houden met byzaken.


Max Havelaar, door Multatuli - Zeventiende hoofdstuk, laatste deel Max Havelaar, by Multatuli - Seventeenth chapter, last part

Ik heb 't slot der geschiedenis van  Saïdjah  korter gemaakt, dan ik had kunnen doen wanneer ik lust gevoeld had in 't schetsen van iets akeligs. De lezer zal opgemerkt hebben hoe ik verwylde by de beschryving van het wachten onder den  ketapan , als schrikte ik terug voor de treurige ontknooping, en hoe ik over deze ben heengegleden met afkeer. En toch was dit myn voornemen niet, toen ik begon over  Saïdjah  te spreken. Want aanvankelyk vreesde ik, sterker kleuren noodig te hebben om den lezer te treffen by 't beschryven van zoo vreemde toestanden. Gaande-weg echter gevoelde ik dat het een beleediging voor myn publiek wezen zou, te gelooven dat ik meer bloed had moeten brengen in myn schildery. [148]

Toch had ik dit kùnnen doen, want ik heb stukken voor my liggen … doch neen: liever een bekentenis.

Ja, een bekentenis, lezer! Ik weet niet of  Saïdjah   Adinda  lief had. Niet of hy naar  Batavia  ging. Niet of hy in de  Lampongs  werd vermoord met nederlandsche bajonetten. Ik weet niet of zyn vader bezweek ten-gevolge van de rottingslagen die hem werden gegeven omdat hy  Badoer  had verlaten zonder pas. Ik weet niet of  Adinda  de manen telde door kerven in haar rystblok …

Dit alles weet ik  niet !

Maar ik weet  meer  dan dat alles. Ik weet  en kan bewyzen dat er veel  Adinda's waren en  veel  Saïdjah's, en dat,  wat verdichtsel is in 't byzonder, waarheid wordt in 't algemeen . Ik zeide reeds dat ik de namen kan opgeven van personen die, zooals de ouders van  Saïdjah  en  Adinda , door onderdrukking werden verdreven uit hun land. Het is myn doel niet, in dit werk mededeelingen te geven als voegen zouden voor een vierschaar die uitspraak te doen had over de wyze waarop 't nederlandsch gezag in Indie wordt uitgeoefend, mededeelingen die slechts kracht van bewys zouden hebben voor wien het geduld had die met aandacht en belangstelling doortelezen, zooals niet verwacht kan worden van een publiek dat verstroojing zoekt in zyn lektuur. Daarom heb ik, in-plaats van dorre namen van personen en plaatsen, met de dagteekening er by, in-plaats van een afschrift  der lyst van diefstallen en afpersingen, die voor me ligt [149] getracht een schets te geven van wat er kàn omgaan in de harten der arme lieden die men berooft van wat dienen moet tot onderhoud van hun leven, of zelfs: ik heb dit slechts laten gissen, vreezende my te zeer te bedriegen in het teekenen der omtrekken van aandoeningen die ik nooit ondervond.

Maar wat de  hoofdzaak  aangaat? O, dat ik opgeroepen werde om te staven wat ik schreef! O, dat men zeide: "ge hebt dien  Saïdjah  verdicht … hy zong nooit dat lied … er woonde geen  Adinda  te Badoer !" Maar dat het gezegd werd met de macht en den wil om recht te doen, zoodra ik zou bewezen hebben geen lasteraar te zyn!

Is er logen in de gelykenis van den barmhartigen Samaritaan, omdat er misschien nooit een geplunderd reiziger is opgenomen in een samaritaansch huis? Is er logen in de parabel van den zaaier, omdat geen landbouwer zyn zaad zal uitwerpen op een rots? Of—om aftedalen tot meer gelykheid met myn boek—mag men de waarheid ontkennen die de hoofdzaak uitmaakt van de  Negerhut , omdat er misschien nooit een  Evangeline  bestaan heeft? Zal men tot de schryfster van dat onsterfelyk pleidooi—onsterfelyk, niet om kunst of talent, maar door  strekking , en  indruk —zal men tot haar zeggen: "ge hebt gelogen, de slaven worden niet mishandeld, want … er is onwaarheid in uw boek: het is een roman!" Moest niet ook zy, in-plaats eener optelling van dorre daadzaken, een verhaal geven dat die daadzaken inkleedde, om 't besef der behoefte aan verbetering te doen doordringen in de harten? Zou haar boek gelezen zyn, als ze daaraan den vorm had gegeven van een processtuk? Is 't haar schuld—of de myne—dat de waarheid, om toegang te vinden, zoo vaak het kleed moet borgen van de leugen? En aan sommigen die misschien beweren dat ik  Saïdjah  en zyn liefde heb geïdealiseerd, moet ik vragen hoe ze dit weten kunnen? Slechts zeer weinig Europeanen immers achten het de moeite waard zich neertebuigen tot waarneming der aandoeningen van de koffi- en suikerwerktuigen die men "inlanders" noemt. Doch al ware hun aanmerking gegrond, wie zùlke bedenkingen aanvoert als bewys tegen de hoofdstrekking van myn boek, geeft my een groote zegepraal. Want ze luiden, vertaald, "het kwaad dat gy bestrydt, bestaat niet, of niet in zoo hooge maat,  omdat  de inlander niet is als uw  Saïdjah  … er ligt in de mishandeling der Javanen geen zoo groot kwaad als daarin liggen zou wanneer ge uwen  Saïdjah  juister geteekend hadt. De Soendanees zingt zulke liederen niet, bemint zoo niet, gevoelt zoo niet, en dus …

Neen, Minister van Kolonien, neen, Gouverneurs-generaal in ruste, niet dàt hebt gy te bewyzen! Ge hebt te bewyzen dat de bevolking niet mishandeld wordt, onverschillig of er sentimenteele  Saïdjahs  onder die bevolking zyn. Of zoudt ge durven beweren buffels te mogen stelen van lieden die  niet  beminnen, die  geen  droefgeestige liedjes zingen, die  niet  sentimenteel zyn? [150]

By een aanval op letterkundig gebied zou ik de juistheid der teekening van  Saïdjah  verdedigen, maar op staatkundigen bodem geef ik terstond alle aanmerkingen op die juistheid gewonnen, om te beletten dat de groote vraag worde verplaatst op verkeerd terrein. Het is me geheel om 't even of men my houde voor een onbekwaam schilder, mits men my toegeve dat de mishandeling van den inlander is: VERREGAAND! Zóó toch luidt het woord op de nota des voorgangers van Havelaar, die door dezen getoond werd aan den kontroleur Verbrugge:  een nota die voor me ligt . [149]

Maar ik heb andere bewyzen! En dit is gelukkig, want ook Havelaar's voorganger kon zich vergist hebben. Helaas, als  hy  zich vergiste, werd hy voor die vergissing zeer hard gestraft. Hy is vermoord.

141\\. Ik geef hier by-een de verklaring van eenige maleische woorden, idiotismen en eigenaardigheden, die in de epizode van  Saïdjah  voorkomen.

Lombong : bergplaats voor ryst en padie. Meestal is ze buiten 't huis tegen een der wanden aangebouwd. Kris , 't  volksthümliche  wapen van den Javaan, dat als zoodanig by z'n volslagen kleeding behoort, gelyk by ons in vroeger tyd de degen. Het is 'n slangvormige platte dolk, met zeer kleinen greep. Gewoonlyk zyn de krissen van reepen week yzer in-eengesmeed—damastwerk alzoo?—en daarna met behulp van buffelhoeven gestaald. Ze werden voor roest bewaard door 'n inwryving met  djerook  ('n citroensoort) met  arsenicum , dat aan 't yzer 'n eigenaardig doffe tint geeft. Het bygeloof beweert dat men, 'n kris willende bezien, die  geheel-en-al  uit de schede moet halen. Wie 't slechts gedeeltelyk doet, stelt zich bloot aan groot ongeluk. Over betooverde krissen, e.d. zyn tallooze vertellingen in omloop.

Poesaka : erfstuk, hier—gelyk dikwyls—in pieuzen zin genomen.

Sawah : door kunstmatige bewatering toebereid rystveld, in tegenstelling van  gagah's  en  tipars , rystaanplantingen die wat de bevochtiging aangaat, rechtstreeks van den regen af hangen. Klamboe -haken. Klamboe  is gordyn. In de platte, zeer breede haken waarmee ze worden opgehouden, heerscht eenige weelde. Ook by den minstwelvarende zyn ze toch gewoonlyk van messing.

Patjol : 't werktuig dat de Javaan als spade gebruikt. Het blad zit, als 't yzer van 'n houweel, loodrecht op den houten steel. Er wordt dus mee  gehouwen , niet  gespit , 'n eigenaardigheid die misschien hieruit voortvloeit, dat de inlander blootvoets gaat. Oeser-oeseran . 't Woord wordt in den tekst verklaard. Vermeende byzonderheden in den loop van zulke haarkringen, vooral wanneer ze zich vertoonen op den kruin van 'n kind, leveren stof tot allerlei voorspellingen. Zie, byv. blz. 121. (Zie alinea die begint met: "De Adhipatti bezag het hoofd", M.D.) Penghoeloe : priester.

Ontong : geluk, voordeel.

Galangans : smalle dykjes die 't water op de  sawahs  houden. Allang-allang : riet, reuzen- of  prairie -gras. Het is vaak zoo hoog dat 'n man te paard er zich in verbergen kan. De benaming op  Sumatra  is  riemboe , wat daar ook  wildernis in 't algemeen  beteekent. Sarong. Batik. Kapala . De  sarong  is 't eigenaardig kleedingstuk der Javanen, mannen en vrouwen beide. Het is een van  kapok  geweven lap, welks einden aan elkander genaaid worden. Het gebruik van zyde is uitzondering. Een dezer einden heet  kapala , d.i. hoofd , en is beschilderd met 'n breeden rand, gemeenlyk uit tegen elkander inloopende driehoeken bestaande. Dit "schilderen" heet  batik , en geschiedt uit de hand. Het weefsel wordt te-dien-einde op 'n raam gespannen, en de verf is in 'n werktuigje van blik dat—zeer verkleind —den vorm heeft van 'n trekpot of antiek lampje. Sarongs  zonder  kapala , en welker einden niet aan-eengenaaid zyn, heeten  slendangs . Men draagt deze kleedingstukken om de heupen, en de mannen schorten ze meer of min, ja soms geheel-en-al, op. Ook wordt de  slendang  dikwyls geheel tot gordel saamgerold, in welk geval de mannen een broek dragen, zeer tegen de eigenlyke javaansche gewoonte, 'twelk meer en meer de overhand neemt by de Javanen die veel met Europeërs in aanraking komen. Als 'n byzonderheid mag opgemerkt worden, dat het gebruik van broeken onder de  sarong , door  vrouwen , alleen in den Noordhoek van Sumatra voorkomt. Ik althans heb deze gewoonte slechts daar aangetroffen. Ze is van atjineschen oorsprong, waarom dan ook die kleedingstukken den naam dragen van  serewah atjeh : atjinesche broek. Het vervaardigen daarvan is een der voornaamste industrien in de rykjes waarmee we nu in oorlog zyn.

Wat overigens de  sarongs  en  slendangs  aangaat, sedert 'n dertigtal jaren leggen zich europesche fabrikanten toe op 't namaken van 't javaansche  batik , en er worden dan ook jaarlyks voor millioenen in dat artikel omgezet. Toch wordt het dragen van 'n  gedrukten kain  ( kahin : kleed, de generische naam voor al zulke kleedingstukken) steeds voor 'n blyk van armoed of althans van geringer welvaart gehouden. Mata-glap. Amokh . 't Woord ( matah-glap  = verdonkerd oog) duidt den toestand aan van iemand die in razerny alles wat hy ontmoet neervelt, tot hyzelf verslagen wordt. Ik noemde 't ergens 'n "zelfmoord in gezelschap" en weet er nog altyd geen beter naam voor. De ongelukkige die door deze woede wordt aangetast, kent vriend noch vyand. Oorzaken zyn gewoonlyk òf minnenyd, òf lang opgekropte wrevel over mishandeling. De Javaan is, als de meeste andere Inlanders, uit den aard zachtmoedig en inschikkelyk. Al te diep gegriefd, of  te  lang verongelykt, berst z'n woede in  amokh  uit. Dat evenwel ook de amfioen  (opium) hierby 'n rol speelt—'tzy als oorzaak der kwaal, 'tzy als opwekkend hulpmiddel tot het botvieren van de woede—spreekt vanzelf. Atap : 'n soort van waterpalm welks bladen tot dekking van geringe huizen gebruikt worden. Bendie : chais, tilbury.

Djati. Ketapan . Twee soorten van groote boomen. De eerste levert 'n zeer duurzaam hout. Waarom botanici hem den naam van  quercus indica  gegeven hebben weet ik niet, daar hy geenszins met onzen eik overeenkomt. " Kajatenhout " is pleonastische verbastering van  kajoe-djati  =  djatihout . Melati . Een klein wit bloempje met sterken jasmyngeur. Het speelt, als by ons de roos, 'n groote rol in balladen, sagen en legenden. Rystblok . Zware houten trog waarin de  padie  door stampen ontdaan wordt van den bolster. Dat stampen heet—klanknabootsing alweer! — toembokh .

Toedoeng , zie Noot 31. De bepaling van 't uur, naar den schaduw die  Saïdjah's toedoeng  teekende op zyn gelaat, is 'n indiïsmus. Lalayang : vlieger. Op Java vermaken zich niet uitsluitend kinderen met dit speeltuig. Het heeft geen staart, en beschryft allerlei slingeringen die door vieren, inhalen en rukken eenigszins bestuurd worden door de persoon die de koord houdt. Het doel van 't spel is, de koord van den vlieger der tegenspelers in de lucht te ontmoeten en aftesnyden. Uit de pogingen die hiertoe worden aangewend, ontstaat als 't ware een gevecht dat zeer vermakelyk is om aantezien, en de toeschouwers opwekt tot levendige deelneming. De door Saïdjah veronderstelde mogelykheid dat "de kleine Djamien", zou getricheerd hebben, is, wat de daartoe vereischte handigheid in 't werpen aangaat, 'n indiïsmus. Zout maken aan de zuidkust . Zie Noot 71.

Grooten mond hebben , en:  vuur dooden , zyn malayismen.

Klaagvrouwen . By 't sterven van 'n Javaan wordt vreeselyk misbaar gemaakt, niet—zooals vroeger ten-onzent—door bezoldigde  huilebalgen , maar door verwanten, kennissen en buren. Spaansche matten : zuid-amerikaansche  dollars , waarschynlyk dusgenoemd omdat in vroeger tyd het zeer omslachtige spaansche wapen aan matwerk deed denken. Die waarop twee kolommen staan, de zoogenaamde  pilaarmatten , worden voor de besten gehouden, en gelden zooveel als onze oude  zeeuwsche  ryksdaalders, die misschien, wat gewicht en gehalte aangaat, aanvankelyk naar spaansch model geslagen werden. De "spaansche mat"—nu veelal van mexikaanschen muntslag—heet in ons Indie " ringgit " en blyft nog steeds 'n zeer gewild betaalmiddel, omdat de chinezen, die veel munt uitvoeren en in China versmelten, het zilvergehalte op hoogen prys stellen. Kamoening : fyn geel gevlamd hout, dat slechts door den wortel van 't aldus genaamde kleine boompje geleverd wordt, en dus nooit groot van stuk wezen kan. Het is zeer duur.

Ikat-pendieng . Pendieng  is de buikband zelf. Ikat : gemeenzame verkorting in slecht maleisch van  pengikatan , de agraaf daarvan.

Pagger  (ten-rechte  pagar ) beteekent  heg . Pagger  is een van de vele maleische woorden, die—evenals  pikelen : dragen,  mandiën : baden,  soemah : moeite, verdriet—burgerrecht verkregen in 't hollandsch der Europeanen in Indie. Soesoehoenan van Solo : de Keizer van  Soerakarta . Hy geeft in z'n officieele korrespondentie, aan den gouverneur-generaal, o.a. den titel van "grootvader." Kondeh … gevangen in eigen strik . Zie hierover noot 33. In de engelsche vertaling van den  Havelaar , heeft m'n beste Nahuys, zonder erg gemeend in deze beschryving iets te mogen veranderen. Hy laat Adinda's haren samenhouden door 'n lint, wat zeer onjavaansch is. Deze blunder heeft my in den edinburgschen  Scotsman  'n vinnige berisping op den hals gehaald van 'n hollandschen korrespondent—toevallig 'n gewezen theekontraktanttokohouder en … rystopkooper, dat is: woekeraar van de ergste soort, 'n ware javanenbloedzuiger—die daaruit betoogt dat ik niet het minste verstand heb van indische politiek en dat de inlander 't heel goed heeft. Pontianak : spook dat zich in boomen ophoudt, en zeer gebeten is op vrouwen, vooral zwangere. Ik weet niet of er verband bestaat tusschen deze beteekenis van 't woord, en de naam der nederlandsche vestiging op Borneo's Westkust. Oog van den dag  voor zon: malayismus.

Pelitah : lampje.

Rottan  of  Rotan : spaansch riet, rotting.

Badjing : javasche eekhorn. Dit beestje kwam me altyd kleiner voor dan z'n europesche soortgenoot. Het laat zich gemakkelyk tam maken.

Buikje  voor maag: malayismus.

Rottingstraf . Onder den indruk van den  Havelaar  is deze straf afgeschaft, wat ik als 'n fout beschouw. Ook hier bevond men zich, als gewoonlijk,  à côté de la question . Indien er voor kleine delikten gestraft worden  moet , is rottingstraf doeltreffender, zedelyker, en vooral …  menschlievender , dan 't opsluiten in 'n gevangenis of de ten-arbeidstelling aan publieke werken. Zie over dit laatste, blz. [xxx] (zie alinea met: "Het gering aantal lieden …", M.D.). Het doet me leed, hier geen ruimte te hebben deze zaak breeder te behandelen, gelyk eerst myn voornemen was. Ik bepaal me tot de verklaring dat de afschaffing der rottingstraf naar aanleiding van den  Havelaar , in-verband met het  opzettelyk verwaarloozen der hoofdstrekking van dat werk , een escobarsche huichelary is. De Natie heeft zich alweer dat zand in de oogen laten strooien. Het weder invoeren van de rottingstraf in Indiën is  in 't belang van den Javaan  dringend noodzakelyk. Boaja : kaaiman, 'n krokodillensoort. Dat offeren geschiedt door 's avends wat ryst en andere spys in een bamboezen korfjen of bakje dat van 'n lichtje voorzien is, met den stroom te laten afdryven. Als er wat veel op de rivieren geofferd wordt, leveren die zachtkens voort- schuivende vuurpunten 'n aardig gezicht op. 142\\. Ik verneem dat men thans bezig is, ook elders dan in  Bantam  "persoonlyk grondeigendom" intevoeren. De zaak is van hoog belang, doch zal waarschynlyk schipbreuk lyden op de moeielykheid om de gemeenschappelyke  bewatering van rystvelden te regelen. Ik erken op dit oogenblik niet te weten hoe dit in 't Bantamsche geschiedt. Behalve deze zaak, die voor Java levenskwestie is, zullen er maatregelen dienen genomen te worden om den  onmondigen Javaan  te beschermen tegen den "handelsgeest" van zekere industrieelen. Wanneer bedoelde maatregel de strekking heeft om den inlander z'n grond te laten afkwanselen door den eersten den besten fortuinzoeker, ben ik er  tegen ! 143\\. In 't handschrift had ik de fout begaan, hier uitdrukkelyk te verzekeren dat het nu volgend voorbeeld van trouw eens buffels aan z'n jongen meester "niet verdicht" was. De heer Veth maakte daarop in den  Gids  van Augustus 1860 'n aanmerking die volkomen gegrond was, en daarom laat ik nu die verzekering  in den tekst  weg. Doch 't zy me vergund haar in deze  Noten  te herhalen. Ik bezit het  Tydschrift van Nederl. Indie  niet, maar beroep my op zeker daarin opgenomen  officieel  relaas van de zaak. Wie lust heeft het optezoeken, wordt naar zeer oude nummers verwezen,  ik meen  zelfs uit de dagen toen dat tydschrift nog te Batavia uitkwam, dus vóór '48. 144\\. Er worden inderdaad te  Tangerang  zeer fyne stroohoeden gevlochten, die aan de  manilla -hoeden in buigzaamheid en sterkte weinig toegeven. Waarom wordt die industrie niet 'n beetjen aangemoedigd? Wie bewerken kon dat het te Parys  mode  werd  un chapeau Tangerang  te dragen, zou groote sommen gelds naar Java lokken. Doch er zyn  zeer veel  artikelen van die soort in Indie, en daaronder van veel grooter belang, waarvoor de europesche markt gesloten blyft omdat de Regeering op alle krachten beslag legt ten- behoeve van z'n kruieniers-affaire. Even als die andere Droogstoppel kent en waardeert ze niets dan z'n koffi. En … suiker, 't is waar ook! 145\\. Zie over dit lied van Saïdjah, 't begin van Noot 6. Onder de korrektie (1875) vernam ik dat de heer Wiersma, zendeling in de  Minahassa , de  Saïdjah -epizode in 't maleisch heeft overgezet. Het doet me leed nooit 'n exemplaar van die vertaling onder de oogen gekregen te hebben. Zeer in 't byzonder had ik zoo gaarne  dat  lied in 't maleisch weergezien. Het myne begon:  liatlah badjing tjari penghidoepan , enz. Dit herinner ik my, maar van 't vervolg niet veel meer. 146. En "dus" in brand stond . Om deze uitdrukking te rechtvaardigen, beroep ik me op de toelichtingen in  Ideen  304 en 1066.

147\\. De aangehaalde regels zyn van Tollens. Hy sluit daarmee z'n tamelyk apokriefe vertelling:  Dirk Willemsz van Asperen . 148\\. Met verwyzing naar Noot 104, vraag ik alweder of de beschuldiging van "overdryving" tegen my mag worden ingebracht? Indien  hierin  m'n fout lag, zou ze, dunkt me, by-voorkeur zich geopenbaard hebben in 't slot der geschiedenis van Saïdjah. De stof ontbrak waarlyk niet!

149\\. Nooit gaf iemand blyk van begeerte om bewysstukken als de hier bedoelde intezien.

150\\. De minister Fransen van de Putte heeft in de Kamer beloofd " dat geschiedenissen als die van  Saïdjah  niet meer zouden plaats hebben ." Maar nooit bleek er dat er iets  gedaan  werd om dit doel te bereiken. Integendeel, hy, waarlyk niet minder dan z'n vele voorgangers en opvolgers, stond altyd alle verbetering in den weg door de Natie bezig te houden met byzaken.