×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

Max Havelaar, door Multatuli, Max Havelaar, door Multatuli - Tweede hoofdstuk

Max Havelaar, door Multatuli - Tweede hoofdstuk

TWEEDE HOOFDSTUK

Het was slap op de beurs, maar de voorjaarsveiling zal 't wel goed maken. Denk niet dat er niets by ons omgaat. By Busselinck & Waterman is 't nog slapper. Een vreemde wereld! Men woont zoo iets by, als men zoo'n twintig jaren de beurs bezoekt. Verbeeld u dat ze daar getracht hebben—Busselinck & Waterman, meen ik—my Ludwig Stern aftenemen. Daar ik niet weet of gy aan de beurs bekend zyt, wil ik u even zeggen dat Stern een eerst huis is in koffi te Hamburg, dat altyd door Last & Co is bediend geworden. Heel toevallig kwam ik daar achter … ik meen achter de knoeiery van Busselinck & Waterman. Zy zouden een kwart procent van de courtage laten vallen—onderkruipers zyn het, anders niet!—en zie nu eens wat ik gedaan heb om dien slag afteweren. Een ander in myn plaats had misschien aan Ludwig Stern geschreven dat hy ook wat zou laten vallen, dat hy hoopte op konsideratie om de langdurige diensten van Last & Co … ik heb uitgerekend dat de firma, sedert ruim vyftig jaren, vier ton aan Stern verdiend heeft. Die konnexie dateert van 't kontinentaal stelsel, toen wy dekoloniale waren insmokkelden van Helgoland. Ja, wie weet wat 'n ander al zoo zou geschreven hebben. Maar neen, onderkruipen doe ik niet. Ik ben naar Polen gegaan[2] liet me pen en papier geven, en schreef:

Dat de groote uitbreiding die onze zaken den laatsten tyd genomen hadden, vooral door de vele geëerde orders uit Noord-Duitschland …

't Is de zuivere waarheid! … dat die uitbreiding eenige vermeerdering van ons personeel noodzakelyk maakte .

't Is de waarheid! Gister-avend nog was de boekhouder na elven op 't kantoor, om zyn bril te zoeken. Dat vooral zich de behoefte deed gevoelen aan fatsoenlyke, welopgevoede jongelieden, voor de korrespondentie in het duitsch. Dat wel-is-waar veel duitsche jongelingen, in Amsterdam aanwezig, hiertoe de vereischte bekwaamheden bezaten, maar dat een huis dat zich respekteert …

't Is de zuivere waarheid! … by de toenemende ligtzinnigheid en onzedelykheid onder de jeugd, by het dagelyks aangroeien van het getal fortuinzoekers, en met het oog op de noodzakeijkheid om soliditeit van gedrag, hand-aan-hand te doen gaan met soliditeit in de uitvoering, van de gegeven orders …

't Is, waarachtig, alles de zuivere waarheid! … dat zulk een huis —ik bedoel Last & Co, makelaars in koffi, Lauriergracht N°. 37— niet omzichtig genoeg wezen kon met het engageeren van sujetten .

Dit alles is de zuivere waarheid, lezer! Weet ge wel, dat de jonge Duitscher, die op de beurs by pilaar 17 stond, weggeloopen is met de dochter van Busselinck & Waterman? Onze Marie wordt ook al dertien in September.

… dat ik de eer had gehad van den heer Saffeler te vernemen —Saffeler reist voor Stern— dat de geachte chef der firma, de heer Ludwig Stern, een zoon had, den heer Ernest Stern, die ter volmaking zyner kommercieele kennis, eenigen tyd in een hollandsch huis wenschte geëmploieerd te zyn. Dat ik met het oog op …

Hier herhaalde ik weer al die onzedelykheid, en vertelde de geschiedenis der dochter van Busselinck & Waterman. Niet om iemand zwart te maken … neen, bekladden ligt nu juist heelemaal niet in myn manier! Maar … het kan nooit kwaad dat ze 't weten, dunkt me. … dat ik met het oog dáárop, niets liever wenschte dan den heer Ernest Stern belast te zien met de duitsche korrespondentie van ons huis .

Uit kiesheid vermeed ik alle toespeling op honorarium of salaris. Maar ik voegde er by:

Dat, indien de heer Ernest Stern het verblyf ten onzen huize —Lauriergracht N° 37—wilde voor lief nemen, myn vrouw zich bereid verklaarde als een moeder voor hem te zorgen, en dat zyn linnengoed in huis zou versteld worden .

Dit is de zuivere waarheid, want Marie stopt en maast heel lief. En ten-slotte:

Dat by ons de Heer gediend werd . [3]

Die kan hy in zyn zak steken, want de Sterns zyn Luthersch. En ik verzond myn brief. Ge begrypt dat de oude Stern niet goedschiks by Busselinck & Waterman kan overgaan, als de jonge by ons aan 't kantoor is. Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord.

Om nu terug te komen op myn boek. Voor eenigen tyd kom ik 's avends door de Kalverstraat, en bleef staan kyken naar den winkel van een kruienier, die zich bezighield met het sorteeren van een partytje Java, ordinair, mooi-geel, Cheribonaard, iets gebroken, met veegsel , dat me zeer interesseerde, want ik let altyd op alles. Daar viel my op-eenmaal een heer in 't oog, die daarnaast voor een boekwinkel stond en me bekend voorkwam. Hy scheen ook my te herkennen, want onze blikken ontmoetten elkander gedurig. Ik moet betuigen dat ik te verdiept was in 't veegsel, om terstond optemerken, wat ik namelyk later zag, dat hy vry kaal in de kleeren stak. Anders had ik de zaak daarby gelaten. Maar op-eens schoot my de gedachte in, dat hy misschien reiziger was van een duitsch huis, die een solieden makelaar zocht. Hy had dan ook wel iets van een Duitscher, en van een reiziger ook. Hy was zeer blond, had blauwe oogen, en in houding en kleeding iets dat den vreemdeling verraadde. In-plaats van een behoorlyken winterjas, hing hem een soort van sjaal over den schouder—Frits zegt "shawl" maar dit doe ik niet—alsof hy zoo van de reis kwam. Ik meende een klant te zien, en gaf hem een adreskaartje: Last & Co, makelaars in koffi, Lauriergracht N° 37 . Hy hield het by de gasvlam, en zeide: "ik dank u, maar ik heb me vergist. Ik dacht het genoegen te hebben een ouden schoolkameraad voor me te zien, maar … Last ? Dit is de naam niet." —Pardon, zei ik—want ik ben altyd beleefd—ik ben m'nheer Droogstoppel, Batavus Droogstoppel. Last en Co is de firma, makelaars in koffi, Lauriergr …

—Wel, Droogstoppel, kent ge my niet meer? Zie my eens goed aan.

Hoe meer ik hem aanzag, hoe meer ik my herinnerde hem meer gezien te hebben. Maar, zonderling, zyn gelaat deed my de uitwerking alsof ik vreemde parfumerien rook. Lach hier niet om, lezer, straks zult ge zien hoe dit kwam. Ik ben verzekerd dat hy geen drup reukwerk by zich droeg, en toch rook ik iets aangenaams, iets sterks, iets wat me herinnerde aan … daar had ik het!

—Zyt gy het, riep ik, die my van den Griek hebt verlost?

—Wel zeker, zeide hy, dat was ik . En hoe gaat het U ?

Ik vertelde dat we met ons dertienen op 't kantoor waren, en dat er zooveel by ons omging. En toen vroeg ik hoe het hèm ging, wat me later speet, want hy scheen niet in goede omstandigheden te verkeeren, en ik houd niet van arme menschen, omdat er gewoonlyk eigen schuld onder loopt, daar de Heer niet iemand verlaten zou, die hem trouw gediend had. Had ik eenvoudig gezegd, "we zyn met ons dertienen, en … goeien avend verder!" dan was ik van hem af geweest. Maar door dat vragen en antwoorden werd het hoe langer hoe moeielyker—Frits zegt: hoe langs zoo moeielyker, maar dit doe ik niet— hoe moeielyker dus, om van hem verlost te worden. Aan den anderen kant moet ik ook weer erkennen dat ge dan dit boek niet hadt te lezen gekregen, want het is een gevolg van die ontmoeting. Ik houd er van, het goede optemerken, en wie dit niet doen, zyn ontevreden menschen die ik niet lyden kan.

Ja, ja, hy was het, die my uit de handen van den Griek had verlost! Denk nu niet dat ik ooit door zeeroovers ben genomen geweest, of dat ik twist heb gehad in den Levant. Ik heb u reeds gezegd dat ik na myn trouwen, met myn vrouw naar den Haag ben gegaan. Daar hebben wy het Mauritshuis gezien, en flanel gekocht in de Veenestraat. Dit is het eenige uitstapje dat de zaken my ooit hebben veroorloofd, omdat er zooveel by ons omgaat. Neen, in Amsterdam zelf had hy om-mynentwil een Griek den neus aan 't bloeden geslagen. Want hy bemoeide zich altyd met dingen die hem niet aangingen.

Het was in drie of vier en dertig, geloof ik, en in September, want er was kermis te Amsterdam. Daar myn oude luî van voornemen waren een predikant van my te maken, leerde ik latyn. Later heb ik myzelf dikwyls afgevraagd, waarom men latyn moet verstaan, om in 't hollandsch te zeggen: "God is goed?" Genoeg, ik was op de latynsche school—nu zeggen ze gymnasium —en daar was kermis … in Amsterdam, meen ik. Op de Westermarkt stonden kramen, en als ge een Amsterdammer zyt, lezer, en nagenoeg van myn leeftyd, zult ge u herinneren hoe daaronder één was, die uitmuntte door de zwarte oogen en de lange vlechten van een meisje, dat als een Griekin gekleed was. Ook haar vader was een Griek, of althans hy zag er uit als een Griek. Ze verkochten allerlei reukgoed.

Ik was juist oud genoeg om het meisje mooi te vinden, zonder evenwel den moed te hebben haar aantespreken. Dit zou my ook weinig gebaat hebben, want meisjes van achttien jaren beschouwen een jongen van zestien, als een kind. En hierin hebben ze groot gelyk. Toch kwamen wy, jongens van quarta , altyd 's avends op de Westermarkt om dat meisje te zien. Nu was hy die daar voor me stond met zyn sjaal, eens daarby, schoon hy een paar jaren jonger was dan de anderen, en dus nog te kinderachtig om naar de Griekin te kyken. Maar hy was de primus van onze klasse—want knap was hy, dit moet ik erkennen—en hy hield veel van spelen, stoeien en vechten. Dáárom was hy by ons. Terwyl we dus—we waren wel met ons tienen—vry ver van de kraam af, naar die Griekin stonden te kyken, en beraadslaagden hoe wy 't moesten aanleggen om kennis met haar te maken, werd er besloten geld by-een te leggen om iets in die kraam te koopen. Maar toen was de goede raad duur, om te weten wie de stoute schoenen zou aantrekken om het meisjen aantespreken. Ieder wilde, maar niemand durfde. Er werd geloot, en het lot viel op my. Nu erken ik, dat ik niet gaarne gevaren trotseer. Ik ben man en vader, en houd ieder die het gevaar zoekt, voor een gek, wat ook in de Schrift staat. Het is my inderdaad aangenaam optemerken hoe ik my in myn denkbeelden over gevaar en zulke dingen, gelyk ben gebleven, daar ik thans over zoo-iets nog juist dezelfde meening koester, als dien avend toen ik daar by de kraam van den Griek stond, met de twaalf stuivers die we saamgelegd hadden, in de hand. Maar zie, uit valsche schaamte durfde ik niet zeggen dat ik niet durfde, en bovendien, ik moest wel vooruit, want myn makkers drongen me, en weldra stond ik voor de kraam.

Het meisje zag ik niet: ik zag niets! Alles werd me groen en geel voor de oogen. Ik stamelde een aoristus primus van ik weet niet welk werkwoord …

— Plaît-il? zeide zy.

Ik herstelde my eenigszins, en ging voort:

— Meenin aeide thea , en … dat Egypte een geschenk van den Nyl was.

Ik ben overtuigd dat ik in de kennismaking zou geslaagd zyn, indien niet op dat oogenblik een myner makkers uit kinderachtige baldadigheid my een zoo harden stoot in den rug had gegeven, dat ik heel onzacht tegen de uitstalkast aanvloog, die op halvemanshoogte de voorzy van de kraam afsloot. Ik voelde een greep in myn nek … een tweeden greep veel lager … ik zweefde een oogenblik … en vóór ik recht begreep hoe de zaken stonden, was ik in de kraam van den Griek, die in verstaanbaar fransch zei dat ik een gamin was, en dat hy de policie roepen zou. Nu was ik wel dicht by het meisje, maar genoegen deed het me niet. Ik schreide, en bad om genade, want ik zat vreeselyk in angst. Maar het baatte niet. De Griek hield me by den arm, en schopte my. Ik zocht naar myn makkers—we hadden juist dien morgen veel over Scaevola te doen gehad, die zyn hand in 't vuur stak, en in hun latynsche opstellen hadden ze dit zoo heel mooi gevonden—jawel! Niemand was daar gebleven om voor my een hand in 't vuur te steken … Zóó meende ik. Maar zie, daar vloog op-eens myn Sjaalman door de achterdeur de kraam in. Hy was niet groot of sterk, en pas een jaar of dertien oud, maar hy was een vlug en dapper mannetje. Nog zie 'k zyn oogen flikkeren—anders zagen ze flauw—hy gaf den Griek een vuistslag, en ik was gered. Later heb ik gehoord dat de Griek hem duchtig geslagen heeft, maar omdat ik een vast principe heb, me nooit te bemoeien met dingen die me niet aangaan, ben ik terstond weggeloopen. Ik heb het dus niet gezien.

Ziedaar de reden waarom zyn trekken me zoo aan reukwerk herinnerden, en hoe men in Amsterdam twist kan krygen met een Griek. Als op latere kermissen die man weer met zyn kraam op de Westermarkt stond, ging ik my altyd elders vermaken.

Daar ik veel van wysgeerige opmerkingen houd, moet ik u toch even zeggen, lezer, hoe wonderbaar de zaken dezer wereld aan elkander hangen. Als de oogen van dat meisje minder zwart waren geweest, als ze korter vlechten had gehad, of als men my niet tegen die winkelkast had aangeworpen, zoudt ge nu dit boek niet lezen. Wees dus dankbaar dat dit zoo gebeurd is. Geloof me, alles in de wereld is goed, zóó als het is, en ontevreden menschen die altyd klagen, zyn myn vrienden niet. Daar hebt ge Busselinck & Waterman … maar ik moet voortgaan, want myn boek moet af voor de voorjaarsveiling. Ronduit gezegd—want ik houd van de waarheid—was my het weerzien van dien persoon niet aangenaam. Ik bemerkte terstond dat het geen soliede konnexie was. Hy zag zeer bleek, en toen ik hem vroeg hoe laat het was, wist hy 't niet. Dit zyn dingen, waar een mensch op let, die zoo'n twintig jaar de beurs bezocht heeft, en zooveel heeft bygewoond. Ik heb al wat huizen zien vallen!

Ik meende dat hy rechts zou gaan, en zei dat ik links moest. Doch zie, hy ging ook links, en ik kon dus niet vermyden in gesprek te treden. Maar ik bedacht gedurig dat hy niet wist hoe laat het was, en bespeurde bovendien dat zyn jasje tot aan de kin was dichtgeknoopt—dat een zeer slecht merk is—zoodat ik den toon van ons onderhoud wat flauw blyven liet. Hy verhaalde my dat hy in Indie was geweest, dat hy getrouwd was, dat hy kinderen had. Ik had daar niets tegen, maar vond er niets belangryks in. By de Kapelsteeg—ik ga anders nooit door die steeg, omdat het voor een fatsoenlyk man niet staat, vind ik—maar ditmaal wilde ik by de Kapelsteeg rechts-af-slaan. Ik wachtte tot wy dat straatje byna voorby waren, om goed te doen blyken dat zyn weg rechtuit leidde, en toen zei ik zeer beleefd … want beleefd ben ik altyd, men kan nooit weten hoe men later iemand noodig heeft:

—Het was me byzonder aangenaam u weer te zien, m'nheer … r … r ! En … èn … èn … ik rekommandeer me! Ik moet hierin.

Toen keek hy me heel gek aan, en zuchtte, en vatte opeens een knoop van myn jas …

—Beste Droogstoppel, zeide hy, ik heb u iets te vragen.

Er ging my een rilling door de leden. Hy wist niet hoe laat het was, en wilde my iets vragen! Natuurlyk antwoordde ik dat ik geen tyd had, en naar de beurs moest, schoon het avend was. Maar als men zoo'n twintig jaren de beurs heeft bezocht … en iemand wil u iets vragen, zonder te weten hoe laat het is …

Ik maakte myn knoop los, groette heel beleefd—want beleefd ben ik altyd —en ging de Kapelsteeg in, wat ik anders nooit doe, omdat het niet fatsoenlyk is, en fatsoen gaat my boven alles. Ik hoop dat niemand het gezien heeft.

2. Het " Poolsche koffihuis " was, of is nog, 'n druk bezochte inrichting in de Kalverstraat te Amsterdam, en vooral 'n verzamelingspunt voor zekere klassen van beursgangers. 3. " Dass er —de jonge Stern— bei uns speisen kann ." Aldus heeft zekere Herr Stromer, in z'n zoogenaamde vertaling van den Havelaar deze woorden overgezet. Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de woorden pantalon en pantoffel , dat hy "witte mieren" verandert in schweinsnieren , enz. enz. zal men de waarde van z'n werk kunnen beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2/5 van 't boek mir nichts dir nichts doodeenvoudig weggelaten, en alzoo 't heele boek tot onzin gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver te benoemen.

Ook de fransche vertaling van Nieuwenhuis en Crisafulli laat zeer veel te wenschen over, maar zóó slecht als de duitsche kon ze nu eenmaal niet worden. Onbereikbaar!

De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is goed, en wordt ook in Engeland geprezen.


Max Havelaar, door Multatuli - Tweede hoofdstuk Max Havelaar, von Multatuli - Zweites Kapitel Max Havelaar, by Multatuli - Second chapter Max Havelaar, de Multatuli - Segundo capítulo Max Havelaar, autor: Multatuli - Rozdział drugi

TWEEDE HOOFDSTUK

Het was slap op de beurs, maar de voorjaarsveiling zal 't wel goed maken. It was weak at the fair, but the spring auction will make up for it. Borsada hafif kaldı, ancak bahar müzayedesi iyi olacak. Denk niet dat er niets by ons omgaat. Don't think that nothing is going on with us. Hiçbir şeyin bizim için önemli olduğunu düşünmeyin. By Busselinck & Waterman is 't nog slapper. By Busselinck & Waterman it is even weaker. Busselinck & Waterman tarafından biraz daha küçüktür. Een vreemde wereld! Garip bir dünya! Men woont zoo iets by, als men zoo’n twintig jaren de beurs bezoekt. People live by such a thing when they visit the fair for about twenty years. İnsanlar yaklaşık yirmi yıl boyunca fuarı ziyaret ettiklerinde yaşarlar. Verbeeld u dat ze daar getracht hebben—Busselinck & Waterman, meen ik—my Ludwig Stern aftenemen. Imagine that they tried there — Busselinck & Waterman, I believe — to take away my Ludwig Stern. Daar ik niet weet of gy aan de beurs bekend zyt, wil ik u even zeggen dat Stern een eerst huis is in koffi te Hamburg, dat altyd door Last & Co is bediend geworden. Since I do not know whether you are known at the stock exchange, I would like to tell you that Stern is a first house in coffee in Hamburg, which has always been served by Last & Co. Heel toevallig kwam ik daar achter … ik meen achter de knoeiery van Busselinck & Waterman. It just so happened that I found out… I believe behind the mess of Busselinck & Waterman. Zy zouden een kwart procent van de courtage laten vallen—onderkruipers zyn het, anders niet!—en zie nu eens wat ik gedaan heb om dien slag afteweren. They'd drop a quarter percent of the brokerage - they are, but they won't be! - and look what I did to ward off that battle. Een ander in myn plaats had misschien aan Ludwig Stern geschreven dat hy ook wat zou laten vallen, dat hy hoopte op konsideratie om de langdurige diensten van Last & Co … ik heb uitgerekend dat de firma, sedert ruim vyftig jaren, vier ton aan Stern verdiend heeft. Another in my place might have written to Ludwig Stern that he would also drop something, that he hoped for convergence for the long-term services of Last & Co ... I have calculated that the company has earned four tons of Stern for over fifty years has. Die konnexie dateert van 't kontinentaal stelsel, toen wy dekoloniale waren insmokkelden van Helgoland. That connection dates back to the continental system, when we smuggled the colonial goods from Heligoland. Ja, wie weet wat 'n ander al zoo zou geschreven hebben. Yes, who knows what someone else would have written like this. Maar neen, onderkruipen doe ik niet. But no, I don't huddle. Ik ben naar  Polen  gegaan[2] liet me pen en papier geven, en schreef:

Dat de groote uitbreiding die onze zaken den laatsten tyd genomen hadden, vooral door de vele geëerde orders uit Noord-Duitschland  … That the great expansion that our business had taken last, especially because of the many honored orders from North Germany…

't Is de zuivere waarheid! … dat die uitbreiding eenige vermeerdering van ons personeel noodzakelyk maakte .

't Is de waarheid! Gister-avend nog was de boekhouder na elven op 't kantoor, om zyn bril te zoeken. Dat vooral zich de behoefte deed gevoelen aan fatsoenlyke, welopgevoede jongelieden, voor de korrespondentie in het duitsch. That especially the need arose for decent, well-educated young people, for the correspondence in German. Dat wel-is-waar veel duitsche jongelingen, in Amsterdam aanwezig, hiertoe de vereischte bekwaamheden bezaten, maar dat een huis dat zich respekteert  … It is true that many German youths, present in Amsterdam, had the necessary skills for this, but that a house that respects itself…

't Is de zuivere waarheid! … by de toenemende ligtzinnigheid en onzedelykheid onder de jeugd, by het dagelyks aangroeien van het getal fortuinzoekers, en met het oog op de noodzakeijkheid om soliditeit van gedrag, hand-aan-hand te doen gaan met soliditeit in de uitvoering, van de gegeven orders  … … Because of the growing idiosyncrasy and indecency among the youth, by the daily growth of the number of fortune seekers, and in view of the necessity to make solidity of behavior go hand-to-hand with solidity in the execution of the orders given. ...

't Is, waarachtig, alles de zuivere waarheid! … dat zulk een huis —ik bedoel Last & Co, makelaars in koffi, Lauriergracht N°. 37— niet omzichtig genoeg wezen kon met het engageeren van sujetten . 37— could not be wary enough with engaging sujets.

Dit alles is de zuivere waarheid, lezer! Weet ge wel, dat de jonge Duitscher, die op de beurs by pilaar 17 stond, weggeloopen is met de dochter van Busselinck & Waterman? Do you know that the young German, who was present at the fair by pillar 17, ran away with the daughter of Busselinck & Waterman? Onze Marie wordt ook al dertien in September.

… dat ik de eer had gehad van den heer Saffeler te vernemen  —Saffeler reist voor Stern— dat de geachte chef der firma, de heer Ludwig Stern, een zoon had, den heer Ernest Stern, die ter volmaking zyner kommercieele kennis, eenigen tyd in een hollandsch huis wenschte geëmploieerd te zyn. … That I had the honor of hearing from Mr. Saffeler —Saffeler travels for Stern — that the Honorable Chief of the Firm, Mr. Ludwig Stern, had a son, Mr. Ernest Stern, who, for the sake of his commercial knowledge, had some time in a dutch house wished to be exploited. Dat ik met het oog op  … That with a view to ...

Hier herhaalde ik weer al die onzedelykheid, en vertelde de geschiedenis der dochter van Busselinck & Waterman. Niet om iemand zwart te maken … neen, bekladden ligt nu juist heelemaal niet in myn manier! Not to blame someone ... no, daubing just isn't in my way at all! Maar … het kan nooit kwaad dat ze 't weten, dunkt me. But… it never hurts that they know, I think. … dat ik met het oog dáárop, niets liever wenschte dan den heer Ernest Stern belast te zien met de duitsche korrespondentie van ons huis . … That with this in mind I wanted nothing more than to see Mr. Ernest Stern in charge of the German correspondence of our house.

Uit kiesheid vermeed ik alle toespeling op honorarium of salaris. For reasons of choice, I avoided all reference to fees or salary. Maar ik voegde er by: But I added by:

Dat, indien de heer Ernest Stern het verblyf ten onzen huize —Lauriergracht N° 37—wilde voor lief nemen, myn vrouw zich bereid verklaarde als een moeder voor hem te zorgen, en dat zyn linnengoed in huis zou versteld worden . That if Herr Ernest Stern would accept the stay at our house —Lauriergracht N ° 37 — my wife would declare herself willing to take care of him as a mother, and that his linen would be mended in the house.

Dit is de zuivere waarheid, want Marie stopt en maast heel lief. This is the pure truth, because Marie stops and mazes very sweetly. En ten-slotte: And finally:

Dat by ons de Heer gediend werd . That the Lord was served by us. [3]

Die kan hy in zyn zak steken, want de Sterns zyn Luthersch. He can put it in his pocket, because the Terns are Luthersch. En ik verzond myn brief. And I sent my letter. Ge begrypt dat de oude Stern niet goedschiks by Busselinck & Waterman kan overgaan, als de jonge by ons aan 't kantoor is. You understand that the old Stern cannot pass over by Busselinck & Waterman when the young one is at our office. Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord.

Om nu terug te komen op myn boek. To come back to my book now. Voor eenigen tyd kom ik 's avends door de Kalverstraat, en bleef staan kyken naar den winkel van een kruienier, die zich bezighield met het sorteeren van een partytje Java, ordinair, mooi-geel, Cheribonaard, iets gebroken, met veegsel , dat me zeer interesseerde, want ik let altyd op alles. For some time I come in the evening through the Kalverstraat, and stopped to look at the shop of a grocer, who was busy sorting a party of Java, ordinary, beautiful yellow, Cheribon nature, something broken, with smudge that very interested, because I always pay attention to everything. Daar viel my op-eenmaal een heer in 't oog, die daarnaast voor een boekwinkel stond en me bekend voorkwam. There I noticed a gentleman who stood next to a bookshop and seemed familiar to me. Hy scheen ook my te herkennen, want onze blikken ontmoetten elkander gedurig. He also seemed to recognize me, for our eyes met each other continuously. Ik moet betuigen dat ik te verdiept was in 't veegsel, om terstond optemerken, wat ik namelyk later zag, dat hy vry kaal in de kleeren stak. I have to say that I was too engrossed in the wiping to notice immediately, what I actually saw later, that Hyvry was bald in the clothes. Anders had ik de zaak daarby gelaten. Otherwise I would have left the matter aside. Maar op-eens schoot my de gedachte in, dat hy misschien reiziger was van een duitsch huis, die een solieden makelaar zocht. But suddenly I thought that he might have been a traveler of a German house looking for a solicitor. Hy had dan ook wel iets van een Duitscher, en van een reiziger ook. Hy therefore had something of a German, and a traveler too. Hy was zeer blond, had blauwe oogen, en in houding en kleeding iets dat den vreemdeling verraadde. He was very fair, had blue eyes, and in attitude and dress something that betrayed the stranger. In-plaats van een behoorlyken winterjas, hing hem een soort van sjaal over den schouder—Frits zegt "shawl" maar dit doe ik niet—alsof hy zoo van de reis kwam. Instead of a proper winter coat, a sort of scarf hung over his shoulder — Frits says "shawl", but I don't do this — as if he came straight from the trip. Ik meende een klant te zien, en gaf hem een adreskaartje:  Last & Co, makelaars in koffi, Lauriergracht N° 37 . Hy hield het by de gasvlam, en zeide: "ik dank u, maar ik heb me vergist. He held it by the gas flame, and said, "Thank you, but I was mistaken. Ik dacht het genoegen te hebben een ouden schoolkameraad voor me te zien, maar …  Last ? Dit is de naam niet." —Pardon, zei ik—want ik ben altyd beleefd—ik ben m’nheer Droogstoppel, Batavus Droogstoppel. "Excuse me," I said — because I am always polite — I am Mr Droogstoppel, Batavus Droogstoppel. Last en Co  is de firma, makelaars in koffi, Lauriergr …

—Wel, Droogstoppel, kent ge my niet meer? "Well, Dry Stubble, you don't remember me? Zie my eens goed aan.

Hoe meer ik hem aanzag, hoe meer ik my herinnerde hem meer gezien te hebben. The more I looked at him, the more I remembered seeing him more. Maar, zonderling, zyn gelaat deed my de uitwerking alsof ik vreemde parfumerien rook. But, strangely, his face gave the effect to me as if I smelled strange perfumes. Lach hier niet om, lezer, straks zult ge zien hoe dit kwam. Do not laugh at this, reader, you will soon see how this came about. Ik ben verzekerd dat hy geen drup reukwerk by zich droeg, en toch rook ik iets aangenaams, iets sterks, iets wat me herinnerde aan … daar had ik het! I'm assured he wasn't carrying a drop of incense, and yet I smelled something pleasant, something strong, something that reminded me of… there I was!

—Zyt gy het, riep ik, die my van den Griek hebt verlost? "Is it you, I cried, who have delivered me from the Greek?"

—Wel zeker, zeide hy, dat was  ik . "Certainly, he said, that was me. En hoe gaat het  U ?

Ik vertelde dat we met ons dertienen op 't kantoor waren, en dat er zooveel by ons omging. I told them that we were thirteen of us at the office, and that so much was going on with us. En toen vroeg ik hoe het hèm ging, wat me later speet, want hy scheen niet in goede omstandigheden te verkeeren, en ik houd niet van arme menschen, omdat er gewoonlyk eigen schuld onder loopt, daar de Heer niet iemand verlaten zou, die hem trouw gediend had. And then I asked how he was doing, which I regretted later, for he didn't seem to be in good conditions, and I don't like poor people, because it just involves my own guilt, as the Lord would not leave anyone who would leave him. served faithfully. Had ik eenvoudig gezegd, "we zyn met ons dertienen, en … goeien avend verder!" Had I simply said, "We are thirteen of us, and ... good night!" dan was ik van hem af geweest. then I would have got rid of him. Maar door dat vragen en antwoorden werd het hoe langer hoe moeielyker—Frits zegt:  hoe langs zoo  moeielyker, maar dit doe ik niet— hoe moeielyker dus, om van hem verlost te worden. But because of that questioning and answering it became more and more difficult — Frits says: how along so difficult, but I don't do this — how difficult, therefore, to be released from him. Aan den anderen kant moet ik ook weer erkennen dat ge dan dit boek niet hadt te lezen gekregen, want het is een gevolg van die ontmoeting. On the other hand, I must also acknowledge that you would not have been able to read this book, because it is a result of that meeting. Ik houd er van, het goede optemerken, en wie dit niet doen, zyn ontevreden menschen die ik niet lyden kan.

Ja, ja, hy was het, die my uit de handen van den Griek had verlost! Yes, yes, it was he who had delivered me from the hands of the Greek! Denk nu niet dat ik ooit door zeeroovers ben genomen geweest, of dat ik twist heb gehad in den Levant. Don't think now that I've ever been taken by pirates, or that I've had a strife in the Levant. Ik heb u reeds gezegd dat ik na myn trouwen, met myn vrouw naar den Haag ben gegaan. I have already told you that after my marriage, I went with my wife to The Hague. Daar hebben wy het Mauritshuis gezien, en flanel gekocht in de Veenestraat. Dit is het eenige uitstapje dat de zaken my ooit hebben veroorloofd, omdat er zooveel by ons omgaat. This is the only outing that business has ever allowed me, because so much is going on with us. Neen, in Amsterdam zelf had hy om-mynentwil een Griek den neus aan 't bloeden geslagen. No, in Amsterdam itself he had, for my sake, hit a Greek on the nose. Want hy bemoeide zich altyd met dingen die hem niet aangingen. For he was always involved in things that did not concern him.

Het was in drie of vier en dertig, geloof ik, en in September, want er was kermis te Amsterdam. It was in three or thirty-four, I believe, and in September, because there was a fair in Amsterdam. Daar myn oude luî van voornemen waren een predikant van my te maken, leerde ik latyn. Since my old people intended to make me a preacher, I learned latyn. Later heb ik myzelf dikwyls afgevraagd, waarom men latyn moet verstaan, om in 't hollandsch te zeggen: "God is goed?" Later I often asked myself why one must understand latyn, to say in Dutch: "God is good?" Genoeg, ik was op de latynsche school—nu zeggen ze  gymnasium —en daar was kermis … in Amsterdam, meen ik. Op de Westermarkt stonden kramen, en als ge een Amsterdammer zyt, lezer, en nagenoeg van myn leeftyd, zult ge u herinneren hoe daaronder één was, die uitmuntte door de zwarte oogen en de lange vlechten van een meisje, dat als een Griekin gekleed was. There were stalls on the Westermarkt, and if you are an Amsterdammer, reader, and almost of my age, you will remember how there was one underneath, which stood out for the black eyes and the long braids of a girl dressed like a Greek. . Ook haar vader was een Griek, of althans hy zag er uit als een Griek. Her father was also a Greek, or at least he looked like a Greek. Ze verkochten allerlei reukgoed. They sold all kinds of perfume.

Ik was juist oud genoeg om het meisje mooi te vinden, zonder evenwel den moed te hebben haar aantespreken. I was just old enough to like the girl, but without having the courage to speak to her. Dit zou my ook weinig gebaat hebben, want meisjes van achttien jaren beschouwen een jongen van zestien, als een kind. This would have been of little use to me either, because eighteen-year-old girls consider a sixteen-year-old boy to be a child. En hierin hebben ze groot gelyk. And in this they have likened great. Toch kwamen wy, jongens van  quarta , altyd 's avends op de Westermarkt om dat meisje te zien. Still, we boys from Quarta always came in the evenings to the Westermarkt to see that girl. Nu was hy die daar voor me stond met zyn sjaal, eens daarby, schoon hy een paar jaren jonger was dan de anderen, en dus nog te kinderachtig om naar de Griekin te kyken. Now he was standing there in front of me with his scarf, once there, although he was a few years younger than the others, and therefore still too childish to go to the Greek. Maar hy was de  primus  van onze klasse—want knap was hy, dit moet ik erkennen—en hy hield veel van spelen, stoeien en vechten. Dáárom was hy by ons. Terwyl we dus—we waren wel met ons tienen—vry ver van de kraam af, naar die Griekin stonden te kyken, en beraadslaagden hoe wy 't moesten aanleggen om kennis met haar te maken, werd er besloten geld by-een te leggen om iets in die kraam te koopen. Maar toen was de goede raad duur, om te weten wie de stoute schoenen zou aantrekken om het meisjen aantespreken. Ieder wilde, maar niemand durfde. Er werd geloot, en het lot viel op my. Nu erken ik, dat ik niet gaarne gevaren trotseer. Ik ben man en vader, en houd ieder die het gevaar zoekt, voor een gek, wat ook in de Schrift staat. Het is my inderdaad aangenaam optemerken hoe ik my in myn denkbeelden over gevaar en zulke dingen, gelyk ben gebleven, daar ik thans over zoo-iets nog juist dezelfde meening koester, als dien avend toen ik daar by de kraam van den Griek stond, met de twaalf stuivers die we saamgelegd hadden, in de hand. Maar zie, uit valsche schaamte durfde ik niet zeggen dat ik niet durfde, en bovendien, ik moest wel vooruit, want myn makkers drongen me, en weldra stond ik voor de kraam.

Het meisje zag ik niet: ik zag niets! Alles werd me groen en geel voor de oogen. Ik stamelde een  aoristus primus  van ik weet niet welk werkwoord …

— Plaît-il? zeide zy.

Ik herstelde my eenigszins, en ging voort:

— Meenin aeide thea , en … dat Egypte een geschenk van den Nyl was.

Ik ben overtuigd dat ik in de kennismaking zou geslaagd zyn, indien niet op dat oogenblik een myner makkers uit kinderachtige baldadigheid my een zoo harden stoot in den rug had gegeven, dat ik heel onzacht tegen de uitstalkast aanvloog, die op halvemanshoogte de voorzy van de kraam afsloot. Ik voelde een greep in myn nek … een tweeden greep veel lager … ik zweefde een oogenblik … en vóór ik recht begreep hoe de zaken stonden, was ik in de kraam van den Griek, die in verstaanbaar fransch zei dat ik een  gamin  was, en dat hy de policie roepen zou. Nu was ik wel dicht by het meisje, maar genoegen deed het me niet. Ik schreide, en bad om genade, want ik zat vreeselyk in angst. Maar het baatte niet. De Griek hield me by den arm, en schopte my. Ik zocht naar myn makkers—we hadden juist dien morgen veel over Scaevola te doen gehad, die zyn hand in 't vuur stak, en in hun latynsche opstellen hadden ze dit zoo heel mooi gevonden—jawel! Niemand was daar gebleven om voor  my  een hand in 't vuur te steken … Zóó meende ik. Maar zie, daar vloog op-eens myn Sjaalman door de achterdeur de kraam in. Hy was niet groot of sterk, en pas een jaar of dertien oud, maar hy was een vlug en dapper mannetje. Nog zie 'k zyn oogen flikkeren—anders zagen ze flauw—hy gaf den Griek een vuistslag, en ik was gered. Later heb ik gehoord dat de Griek hem duchtig geslagen heeft, maar omdat ik een vast principe heb, me nooit te bemoeien met dingen die me niet aangaan, ben ik terstond weggeloopen. Ik heb het dus niet gezien.

Ziedaar de reden waarom zyn trekken me zoo aan reukwerk herinnerden, en hoe men in Amsterdam twist kan krygen met een Griek. Als op latere kermissen die man weer met zyn kraam op de Westermarkt stond, ging ik my altyd elders vermaken.

Daar ik veel van wysgeerige opmerkingen houd, moet ik u toch even zeggen, lezer, hoe wonderbaar de zaken dezer wereld aan elkander hangen. Als de oogen van dat meisje minder zwart waren geweest, als ze korter vlechten had gehad, of als men my niet tegen die winkelkast had aangeworpen, zoudt ge nu dit boek niet lezen. Wees dus dankbaar dat dit zoo gebeurd is. Geloof me, alles in de wereld is goed, zóó als het is, en ontevreden menschen die altyd klagen, zyn myn vrienden niet. Daar hebt ge Busselinck & Waterman … maar ik moet voortgaan, want myn boek moet af voor de voorjaarsveiling. Ronduit gezegd—want ik houd van de waarheid—was my het weerzien van dien persoon niet aangenaam. Ik bemerkte terstond dat het geen soliede konnexie was. Hy zag zeer bleek, en toen ik hem vroeg hoe laat het was, wist hy 't niet. Dit zyn dingen, waar een mensch op let, die zoo’n twintig jaar de beurs bezocht heeft, en zooveel heeft bygewoond. Ik heb al wat huizen zien vallen!

Ik meende dat hy rechts zou gaan, en zei dat ik links moest. Doch zie, hy ging ook links, en ik kon dus niet vermyden in gesprek te treden. Maar ik bedacht gedurig dat hy niet wist hoe laat het was, en bespeurde bovendien dat zyn jasje tot aan de kin was dichtgeknoopt—dat een zeer slecht merk is—zoodat ik den toon van ons onderhoud wat flauw blyven liet. Hy verhaalde my dat hy in Indie was geweest, dat hy getrouwd was, dat hy kinderen had. Ik had daar niets tegen, maar vond er niets belangryks in. By de Kapelsteeg—ik ga anders nooit door die steeg, omdat het voor een fatsoenlyk man niet staat, vind ik—maar ditmaal wilde ik by de Kapelsteeg rechts-af-slaan. Ik wachtte tot wy dat straatje byna voorby waren, om goed te doen blyken dat zyn weg rechtuit leidde, en toen zei ik zeer beleefd … want beleefd ben ik altyd, men kan nooit weten hoe men later iemand noodig heeft:

—Het was me byzonder aangenaam u weer te zien, m’nheer …  r  …  r ! En … èn … èn … ik rekommandeer me! Ik moet hierin.

Toen keek hy me heel gek aan, en zuchtte, en vatte opeens een knoop van myn jas …

—Beste Droogstoppel, zeide hy, ik heb u iets te vragen.

Er ging my een rilling door de leden. Hy wist niet hoe laat het was, en wilde my iets vragen! Natuurlyk antwoordde ik dat ik geen tyd had, en naar de beurs moest, schoon het avend was. Maar als men zoo’n twintig jaren de beurs heeft bezocht … en iemand wil u iets vragen, zonder te weten hoe laat het is …

Ik maakte myn knoop los, groette heel beleefd—want beleefd ben ik altyd —en ging de Kapelsteeg in, wat ik anders nooit doe, omdat het niet fatsoenlyk is, en fatsoen gaat my boven alles. Ik hoop dat niemand het gezien heeft.

2\\. Het " Poolsche koffihuis " was, of is nog, 'n druk bezochte inrichting in de Kalverstraat te Amsterdam, en vooral 'n verzamelingspunt voor zekere klassen van beursgangers. 3\\. " Dass er —de jonge Stern— bei uns speisen kann ." Aldus heeft zekere  Herr  Stromer, in z’n zoogenaamde vertaling van den  Havelaar  deze woorden overgezet. Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de woorden  pantalon  en  pantoffel , dat hy "witte mieren" verandert in  schweinsnieren , enz. enz. zal men de waarde van z’n werk kunnen beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2/5 van 't boek  mir nichts dir nichts  doodeenvoudig weggelaten, en alzoo 't heele boek tot onzin gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver te benoemen.

Ook de fransche vertaling van  Nieuwenhuis  en  Crisafulli  laat zeer veel te wenschen over, maar zóó slecht als de duitsche kon ze nu eenmaal niet worden. Onbereikbaar!

De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is goed, en wordt ook in Engeland geprezen.