10.2 Possessive pronouns 10.2 Possessive pronouns 10.2 Pronoms possessifs 10.2 İyelik zamirleri 10.2 Bezittelijke voornaamwoorden

Eiendomspronomen. İyelik zamirleri. Bezittelijke voornaamwoorden.

-> Hun sier: Fortell om henne: -> She says: Tell about her: -> Zij zegt: Vertel over haar: Eksempel: Voorbeeld:

Jeg liker bilen min. ik|hou van|de auto|mijn I like my car. Ik hou van mijn auto.

- Hun liker bilen sin. zij|houdt van|de auto|haar - She likes her car. - Zij houdt van haar auto.

1) Jeg liker senga mi. ik|hou van|het bed|mijn 1) Ik hou van mijn bed.

Hun liker senga si. zij|houdt van|het bed|haar Zij houdt van haar bed.

2) Jeg liker rommet mitt. ik|hou van|de kamer|mijn 2) Ik hou van mijn kamer.

Hun liker rommet sitt. zij|hou van|de kamer|haar Zij houdt van haar kamer.

3) Jeg liker vennene mine. ik|hou van|de vrienden|mijn 3) Ik hou van mijn vrienden.

Hun liker vennene sine. zij|hou van|de vrienden|haar Zij houdt van haar vrienden.

-> De sier: Fortell om dem: de|ze zeggen|vertel|over|hen -> They say: Tell about them: -> Ze zeggen: Vertel over hen: Eksempel: voorbeeld Voorbeeld:

Vi liker bilen vår. wij|houden van|de auto|onze Wij houden van onze auto.

- De liker bilen sin. de|houden van|de auto|hun - Zij houden van hun auto.

4) Vi liker senga vår. wij|houden van|bed|ons 4) Wij houden van ons bed.

De liker senga si. zij|houden van|bed|hun Zij houden van hun bed.

5) Vi liker rommet vårt. wij|houden van|kamer|onze 5) Wij houden van onze kamer.

De liker rommet sitt. zij|houden van|kamer|hun Zij houden van hun kamer.

6) Vi liker vennene våre. wij|houden van|vrienden|onze 6) We houden van onze vrienden.

De liker vennene sine. zij|houden van|vrienden|hun Zij houden van hun vrienden.