1 Woorden op reis. Een presentatie door een cursist
Goedemorgen, welkom bij deze eerste presentatie van de cursus Nederlands voor gevorderden. Ik ken jullie allemaal nog niet zo goed, we komen uit verschillende landen en hebben verschillende achtergronden, maar we hebben één gemeenschappelijk kenmerk en dat is? Kunnen jullie dat raden? Ja, we leren allemaal Nederlands. Maar je kunt je afvragen: waarom eigenlijk? Zo'n kleine taal, met zo weinig sprekers, dat stelt toch niks voor? Een taal die in een piepklein landje wordt gesproken en die bomvol woorden zit uit andere talen. Denk maar aan computer en carpoolen, uit het Engels, café en omelet (Frans), alcohol en koffie (Arabisch), kebab en yoghurt (Turks), sigaret en chocola (Spaans), tof (Hebreeuws), paradijs en schaken (Perzisch), mango (Indonesisch), sowieso (Duits), en ga zo maar door. Maar nu ga ik eerst iets vertellen over de Nederlandse woorden die in andere talen zijn terechtgekomen en hoeveel dat er zijn. Vervolgens vertel ik wat die andere talen zijn en het verhaal daarachter, en ten slotte wat de meest populaire woorden waren, én natuurlijk welk woord het meest is uitgeleend aan andere talen. Dat verklap ik nu nog niet, maar aan het eind van deze presentatie weten jullie het antwoord. Na de presentatie is er gelegenheid om vragen te stellen en/of te discussiëren. Mijn stelling is: Nederlands leren is makkelijk, omdat de hele wereld al Nederlandse woorden kent! Het zal je verbazen, maar er zijn wel 17.000 Nederlandse woorden in maar liefst 138 talen terechtgekomen! Die cijfers geeft taalkundige Nicoline van der Sijs 1) in een boek uit 2010, waarin ze een beschrijving geeft van veel van die woorden en talen.
Fig. 1.1 Aantal talen per deel van de wereld waarin Nederlandse woorden zijn opgenomen In deze grafiek (fig. 1.1 op blz. 16) zie je bijvoorbeeld hoe die talen verdeeld zijn. Kan iedereen het goed zien? Nee? O, het licht moet uit. Ja, dat is beter, dank je wel. Het grote aantal talen in Europa is begrijpelijk, maar waarom zoveel in Azië? Daarover straks meer. Nederlands en Engels staan quitte Het Nederlands heeft veel Engelse woorden opgenomen, en omgekeerd het Engels ook Nederlandse. Logisch, Nederland en Engeland zijn buurlanden en er waren vanouds veel handelscontacten op de Noordzee tussen de twee. Je kunt wel stellen dat een taal die woorden 'weggeeft' belangrijk is. De sprekers van die taal hebben iets 'in de aanbieding', en daardoor heeft die taal ook succes in het buitenland. Het Nederlands had tot in de achttiende eeuw een grote invloed op het Engels. Er emigreerden namelijk veel mensen naar Groot- Brittannië en die namen behalve hun spullen ook hun woorden mee. Zo'n 1600 woorden verhuisden op die manier naar het Engels. Via het Engels verspreidden Nederlandse woorden als schets (sketch) en schaats (skate) zich over de hele wereld. Verder kwamen er natuurlijk ook veel woorden die met schepen, en water en varen te maken hebben: dijk en duin en schipper enz. in het Engels terecht. Dat begon al vroeg, in de middeleeuwen. In de zeventiende eeuw werd de verhouding met Engeland stukken slechter, het werd een concurrent. Dat verklaart het niet geringe aantal negatieve woorden in combinatie met Dutch in het Engels. Denk maar aan to go Dutch, Dutch courage, enz. Na 1850 worden de verhoudingen omgekeerd en ontvangt het Nederlands veel Engelse woorden. Het netto resultaat is gelijk.
Hanze: handel en samenwerking Verrassend veel Nederlandse woorden zijn in de Scandinavische talen beland. Dat is niet van vandaag of gisteren maar dateert uit de middeleeuwen. Fig. 1.2 Nederlandse Hanzesteden zijn o.a. Zwolle, Deventer, Zutphen, Kampen, Arnhem, Stavoren, Groningen. De Hanze was een samenwerkingsverband van koopmanssteden (kijk, die rode stipjes op de kaart) in Oost-Nederland en Noord-Duitsland. Deze samenwerking was actief van de twaalfde tot de zestiende eeuw en beheerste de handel op de Noordzee en de Oostzee. Met alle landen op dit kaartje, tot in Rusland, werd door de Hanze handel gedreven, uiteraard over de zee en de rivieren. Ze handelden in zout, graan, vis, bier en huiden. Vooral op Zweeds, Deens en Noors had het Nederlands invloed, omdat de talen verwant zijn en er culturele overeenkomsten waren tussen de landen. Er waren persoonlijke contacten op hoog niveau. Koningen uit Denemarken en Zweden haalden in de zeventiende eeuw Nederlandse vaklui en architecten naar hun land, zodat je nu nog grachtenhuizen naar Hollands model in Göteborg kunt zien. Ook wiskundige termen als vierkant en driehoek, die Simon Stevin rond 1580 in het Nederlands heeft bedacht, werden in de Deense taal opgenomen.
Kolonisten Een andere stroom woorden ging richting Amerika. In 1609 landde het eerste gezelschap Nederlanders en Vlamingen op de Amerikaanse oostkust, waar zij een kolonie stichtten. Tot in de 19e eeuw werd daar Nederlands gesproken. Net toen halverwege de negentiende eeuw de meeste Nederlandse afstammelingen hun taal voor het Engels hadden ingeruild, kwam een nieuwe stroom emigranten naar Amerika op gang, met weer een heleboel nieuwe woorden tot gevolg. Herken je het Nederlands in de woorden Santa Claus (Sinterklaas), cookie (koekje), en in de naam 'Yankees' voor Amerikanen (de voornaam 'Jan-Kees')? Het Indonesisch heeft verreweg de meeste Nederlandse leenwoorden. Dat is ook logisch, omdat het zo lang een kolonie is geweest. Maar ook na de onafhankelijkheid, in de jaren vijftig, werden er nog woorden overgenomen. Er ontstond daar een nieuwe maatschappij en daarvoor waren nieuwe woorden nodig. Omdat het Nederlands toch wat besmet was, zijn allerlei woorden een beetje veranderd. Universiteit werd bijvoorbeeld universitas. Huis- tuin- en keukenwoorden. *baas*, *gas*, *kraan*, *pomp*, *bakje* In bijgaand overzicht (zie fig.1.3) zie je welke woorden het meest zijn uitgeleend. Wat opvalt is dat het allemaal woorden voor heel gewone dingen zijn. Vanaf de zeventiende eeuw zijn Nederlanders en Vlamingen de wereld rondgetrokken. In het algemeen was dat niet om elders religie, kunst en cultuur te verspreiden, maar simpelweg om de eigen levensstandaard te verbeteren door handel en door emigratie. De reizigers namen vooral hun vertrouwde dagelijkse spullen mee: gereedschap, potten en pannen, pennen en naalden, allerlei zaken waarvoor belangstelling was in verre landen. De mensen daar hadden niet altijd een woord voor die specifieke producten, en namen dan het woord van de handelaar over. Zo komt het dat je bijvoorbeeld in het Japans de Nederlandse woorden voor bier, kurkentrekker en glas nog kunt herkennen.
Baas en gas Maar dat woord 'baas' op nr. 1, hoe komt dat daar? Dat is waarschijnlijk ook een overblijfsel uit de Gouden Eeuw, toen Nederlanders en Vlamingen de wereld veroverden. We moeten wel concluderen dat ze overal de baas speelden! De hoge frequentie van baas zal ook wel samenhangen met het feit dat 'baas' niet alleen een titel is, maar ook een aanspreekvorm: dergelijke aanspreekvormen worden gemakkelijk in vreemde talen overgenomen. In de VS is het overgenomen als 'boss' en via het Engels in veel talen verspreid. Geen woord om trots op te zijn dus, net zomin als het helaas bekende woord apartheid 2), maar dit zijn de feiten. En dat woord 'gas'? Daarvan is bekend dat het in de zeventiende eeuw bedacht is door een Vlaamse scheikundige die zich liet inspireren door het Griekse woord chaos. Het woord 'gas' sloeg aan en komt nu in heel veel talen voor. Hiermee ben ik aan het einde gekomen van mijn presentatie. Jullie kennen nu een paar Nederlandse woorden die in andere talen terecht zijn gekomen, jullie weten dat het er nog veel meer zijn en dat onderstreept mijn stelling: Nederlands leren is gemakkelijk, want je kent vast al Nederlandse woorden uit je eigen taal! Applaus Spreekster: Hebben jullie nog vragen? Daarop volgt een levendige discussie. Docent: Wil iemand uit het publiek een kort dankwoord uitspreken? Eh, ja, jij daar! Cursist: Ik vond dit een boeiende presentatie. Wel een beetje te lang, maar de structuur was goed, er waren duidelijke illustraties en het was af en toe ook grappig. Het begin was pakkend en de laatste zin was kernachtig. Ik heb er veel van geleerd. Maar als ik een advies mag geven: kijk de volgende keer alsjeblieft gewoon het lokaal rond in plaats van (i.p.v. ) naar het plafond, je hoeft niet verlegen te zijn, je doet het hartstikke goed! Docent: Bedankt. Ik heb alle opmerkingen voor de spreekster genoteerd. De volgende spreker! Niemand meer? Dan gaan we pauzeren!