Basic Bootcamp - #2 Talking Nationality in Dutch
J: Ik heet Jacob.
Jacob: Hallo. Ik heet Jacob.
Ik ben Nederlands.
Mies: Hallo. Ik heet Mies. Ik ben Belgisch.
J: Laten we nog eens luisteren, langzaam nu.
Jacob: Hallo. Ik heet Jacob, ik ben Nederlands.
Mies: Hallo. Ik heet Mies. Ik ben Belgisch.
J: En nu met de vertaling.
Jacob: Hallo. Ik heet Jacob.
Ik ben Nederlands.
Mies: Hallo. Ik heet Mies. Ik ben Belgisch.
“Goedemorgen” “Afrikaans” Jacob: hallo
Jacob: ik
Jacob: heet ( heten)
Jacob: ben
Jacob: Nederlands
Jacob: Belgisch
“Hallo, ik heet Mies”
“Hoe heet jij?”
Ik heet Jacob
J: “Ben”
J: “Ik ben Nederlands"
J: “Ik ben Belgisch”
J: “Ik ben Duits”
J: “Ik ben Japans”
"Ik ben Nederlands"
J: Hij is
M: Wij zijn
M: Het is
J: Japans
J: Frans
J: Amerikaans
J: Italiaans
J: “Hij is Duits.”
J: Wij zijn Nederlands
Dag!