×

We gebruiken cookies om LingQ beter te maken. Als u de website bezoekt, gaat u akkoord met onze cookiebeleid.


image

DutchPod101.com - Beginner, Basic Bootcamp - #1 Basic Greetings in Dutch

Basic Bootcamp - #1 Basic Greetings in Dutch

[English parts have not been included in the transcript]

Jacob: Hallo. Ik heet Jacob. Hoe heet jij?

Mies: Hallo Jacob. Ik heet Mies.

Jacob: Leuk je te ontmoeten!

Mies: Insgelijks.

Jacob: Laten we nog eens luisteren. Langzaam nu.

Jacob: Hallo. Ik heet Jacob. Hoe heet jij?

Mies: Hallo Jacob. Ik heet Mies.

Jacob: Leuk je te ontmoeten!

Mies: Insgelijks.

Jacob: En nu met de vertaling!

Jacob: Hallo. Ik heet Jacob Hoe heet jij?

Mies: Hallo Jacob. Ik heet Mies.

Jacob: Leuk je te ontmoeten!

Mies: Insgelijks.

Jacob: hallo

Jacob: ik

Jacob: hoe

Jacob: heet ( heten)

Jacob: jij

Jacob: leuk

Jacob: je

Jacob: te

Jacob: ontmoeten

Jacob: insgelijks

J: Hallo

“Leuk je te ontmoeten”

J: “Hoe heet jij?”

J: "Hoe"

J: "heet"

J: jij

J: Hoe heet jij?

J: Ik heet Sandra

“Leuk je te ontmoeten”. Insgelijks

J: Hoe heet jij ?

Dag!


Basic Bootcamp - #1 Basic Greetings in Dutch

[English parts have not been included in the transcript] [English parts have not been included in the transcript] [英語の部分はトランスクリプトに含まれていません]

Jacob: Hallo. Jacob: Hello. Ik heet Jacob. My name is Jacob. Hoe heet jij? What's your name?

Mies: Hallo Jacob. Ik heet Mies.

Jacob: Leuk je te ontmoeten! Jacob: Nice to meet you! ジェイコブ:はじめまして!

Mies: Insgelijks. Man: Likewise. ミース:同様に。

Jacob: Laten we nog eens luisteren. Jacob: Let's listen again. ジェイコブ:もう一度聞いてみましょう。 Langzaam nu. Slowly now. ゆっくりと今。

Jacob: Hallo. Ik heet Jacob. Hoe heet jij?

Mies: Hallo Jacob. Ik heet Mies.

Jacob: Leuk je te ontmoeten!

Mies: Insgelijks.

Jacob: En nu met de vertaling! Jacob: And now with the translation!

Jacob: Hallo. Ik heet Jacob Hoe heet jij?

Mies: Hallo Jacob. Ik heet Mies.

Jacob: Leuk je te ontmoeten!

Mies: Insgelijks.

Jacob: hallo

Jacob: ik

Jacob: hoe Jacob: how

Jacob: heet ( heten) Jacob: hot ( called)

Jacob: jij

Jacob: leuk

Jacob: je

Jacob: te Jacob: te

Jacob: ontmoeten Jacob: meet

Jacob: insgelijks

J: Hallo

“Leuk je te ontmoeten”

J: “Hoe heet jij?”

J: "Hoe"

J: "heet"

J: jij

J: Hoe heet jij?

J: Ik heet Sandra

“Leuk je te ontmoeten”. Insgelijks

J: Hoe heet jij ?

Dag! Day!