Waarom bekeerde Stijn zich tot de islam?
Het was het eerste hoofdstuk van de Koran: Soera al-Fatiha.
Met dat vers begin je altijd.
Bij elk gebed moet je dat vers overlopen.
Ik vond dat vers prachtig,
want het was alsof God tegen mij sprak.
Echt, de eerste zin: Bismi'llah ir-Rahman ir-Rahiem.
Het begint zo: in de naam van de meest barmhartige,
de meest vergevingsgezinde.
Je kunt niet van de ene op de andere dag veranderen
en het systeem veranderen. Dat vraagt tijd.
Ik ben begonnen met bidden op een heel kinderachtige manier.
Ik zei tegen mezelf:
Deze week ga ik een keer bidden, volgende week twee keer
en de week daarna drie keer, tot ik uiteindelijk vijf keer bid.
En nu, die vijf keer... Dat is een gewoonte.
Alcohol drink ik niet meer. Ik weet niet eens meer...
Ik heb er nog over gediscussieerd met mijn zus.
Zij drinkt heel graag wijn.
Het is al zo lang geleden dat ik wijn heb gedronken,
van voor mijn bekering, dat ik die smaak niet meer ken.
Ik was daarover bezig met mijn zus:
Verlang je daar niet naar?
Ik zou niet kunnen zonder wijn of een curryworst van de frituur.
Maar als moslim maak je die klik vrij makkelijk.
Mensen vragen dat vaak:
Hoe kun jij nu een hoofddoek dragen?
Hoe kan het nu dat jij geen varkensvlees meer eet?
Dat is omdat veel mensen dat zien als een last.
De hoofddoek is het beste voorbeeld.
Ik heb die discussie gehad met mijn mama:
Het is 33 graden en die vrouwen dragen een hoofddoek.
Dat kan toch niet gezond zijn?
Dat is omdat veel mensen die het niet bekijken
vanuit een islamitisch perspectief het als een last zien.
Moslims bekijken het vanuit een ander perspectief.
Daarom niet beter of slechter, maar gewoon anders.
Voor ons is dat een zegening.
Ik zit met hem in de auto, om twee uur 's nachts.
Je moet je de situatie voorstellen. Het was compleet stil.
Je hoorde zelfs nog vliegjes buiten.
Ik zei: Papa, ik moet je iets vertellen.
Ik herinner me zijn blik nog.
En het eerste wat hij zei: Oei. Je bent toch geen homo?
Ik zei: Nee, papa. Rustig. Maak je geen zorgen.
Het is eigenlijk iets anders.
Ondertussen had hij wel al de koran, gebedstapijtjes
en tasbihs gevonden op mijn kamer.
Hij wist dus wel al dat ik met iets bezig was.
Waarop hij zijn zin vervolledigde en zei:
Wat is er dan wel aan de hand, dat zo dringend of zo erg is?
Je bent toch geen moslim?
Eerst zat het vast in mijn keel. Ik dacht: Moet ik dat echt vertellen?
Maar mijn geloof was zo sterk dat ik dacht: wat er ook gebeurt,
ik heb vertrouwen in God en in mijn familie
en ik weet dat het wel goed komt.
Soms hebben zaken gewoon tijd nodig.
Mettertijd zal dat zich vanzelf uitwijzen.
Ik heb dan verteld: Papa, ik ben bekeerd.
Ik wilde dat al lang zeggen, maar ik heb een jaar gewacht
zodat je zou zien dat ik nog steeds studeer,
dat ik nog dezelfde ben en dat ik nog graag voetbal.
Eerst zei hij tien seconden niks. Het was alsof hij het niet had gehoord.
Ik dacht: misschien moet ik het nog eens herhalen.
Uiteindelijk begon hij dan te wenen en te roepen.
Dat heeft mij wel zwaar geraakt, want mijn vader is een sterk man.
Hij neemt altijd zijn verantwoordelijk- heid, ook voor ons gezin.
Ik heb hem nooit een traan zien laten.
En dat breekt je natuurlijk, dat je je eigen vader laat wenen.
Ik heb daar ook erg van afgezien in het begin.
Maar uiteindelijk is alles goed gekomen.
De liefde... Ik denk dat je kunt kiezen op wie je verliefd wordt.
Daarmee bedoel ik:
als jij bepaalde principes hebt die mij aanspreken,
dan ga ik sowieso verder praten met jou.
Als wij totaal tegengesteld zijn, dan zullen wij nooit
gemeenschappelijke standpunten hebben.
Er is geen dwang in ons geloof. Je mag niemand iets verplichten.
Ik kan je niet dwingen een hoofddoek te dragen of te bidden.
Dat is een relatie tussen jou en God.
Ik zou natuurlijk wel een moslima willen als vrouw,
maar moslims geloven dat alles is voorbestemd.
Je lot heb je niet in handen.
De integratie in de moslimgemeenschap
kan ik het best omschrijven...
De vijf jaar die ik nu al achter de rug heb als bekeerling...
Achter de rug... Alsof het een werkervaring is.
Nee, de vijf jaar als bekeerling
waren eigenlijk vijf jaar van marokkanisatie, zal ik zeggen.
Ik heb mijn achtergrond niet verloochend.
Ik blijf Belg, ik blijf Vlaams en ik ben daar trots op.
Tijdens de ramadan ga je naar de moskee.
Je eet geen patatjes, groentjes en vlees, maar tajine of couscous.
Je bekijkt de match niet met een frisse pint,
maar je drinkt muntthee.
Die kleine zaken hebben een grote invloed.
Dat maakt de integratie in de moslimgemeenschap makkelijker.
Vroeger gaf ik vrouwen een kus, nu gewoon een hand.
Vroeger ging ik bijvoorbeeld op stap met Belgische vrienden
en deed ik zaken die, hoe moet ik het zeggen,
niet al te zuiver waren.
Nu heb ik Marokkaanse vrienden die een bepaalde schaamte hebben.
Je kunt met Belgische, Vlaamse vrienden over zaken praten
die totaal niet schaamtelijk lijken,
maar in bepaalde culturen volledig taboe zijn.
Zoals?
Je praat bijvoorbeeld niet over hoe mooi je een meisje vindt
met Marokkaanse ouders of grootouders erbij.
Dat is not done. Dat is taboe. Dat wordt niet gedaan.
Belgische ouders zouden lachen en zeggen:
Je hebt haar nummer toch gevraagd?
Dat maakt het raar.
Maar het feit dat je beide werelden kent,
maakt je blik veel ruimer
en zorgt ervoor dat je zaken meer apprecieert.
Je moet weten dat er veel jongens en meisjes zijn
die zich zouden willen bekeren.
Veel meisjes en jongens hebben tegen mij gezegd:
Als mijn familie niet zo of zo was, had ik me al bekeerd.
Ik wacht tot ik het huis uit ben. Dan zeg ik het tegen mijn ouders.
Dat geldt ook voor het dragen van een hoofddoek.
Voor ik bekeerd was,
was ik ook gelukkig en leefde ik mijn leventje.
Ik was blij en had ook vrienden.
Maar het grote verschil
tussen een religie hebben en geen religie hebben,
is het perspectief vanwaaruit je iets bekijkt.
Ik ben nu gelukkiger dan vroeger, maar vanuit een ander perspectief.
Dat is het probleem in de samenleving:
mensen verwijzen vaak naar zwart of wit,
maar er is een grote grijze zone.
Wat voor de ene een last is, is voor de andere een zegening.