25 jaar geleden: drugsbaron Pablo Escobar wordt doodgeschoten
Op 2 december 1993 wordt drugsbaron Pablo Escobar
neergeschoten in de Colombiaanse stad Medellín.
Hij vierde daags voordien zijn 44e verjaardag
en is op dat moment de grootste drugsbaron ooit.
Wanneer Pablo Escobar in zijn tienerjaren wordt geschorst op school,
verdient hij z'n eerste geld
door gestolen grafzerken te verkopen als nieuwe.
In 1974 wordt hij gearresteerd op verdenking van autodiefstal.
Pablo is op dat moment ook actief als huurmoordenaar en drugstrafikant.
Samen met zijn neef smokkelt hij cocaïnepasta
van de laboratoria in de Colombiaanse jungle naar de stad Medellín.
Omdat cocaïne beter betaalt dan moord,
specialiseert Escobar zich in cocaïnesmokkel.
Midden jaren 70 vervoert hij kilo's van het witte poeder
met kleine vliegtuigjes naar Amerika.
Na enkele vluchten is de smokkelaar multimiljonair
en koopt hij Hacienda Nápoles,
een enorm luxelandgoed tussen Medellín en Bogota.
Het is helemaal omringd met wegen, heeft een eigen landingsbaan
en er staan villa's voor zijn trouwe medewerkers.
Naast een themapark met beelden van prehistorische dieren
is er ook een zoo met geïmporteerd wild uit Afrika.
Hij poseert graag voor het pronkstuk van zijn autocollectie:
een oldtimer die van Al Capone zou zijn geweest.
Vanuit dit hoofdkwartier groeit Escobar uit
tot een van de grootste drugsbaronnen aller tijden.
Eind jaren 70 komt hij aan het hoofd van het Medellínkartel,
dat 80 procent van de wereldhandel in cocaïne zal beheren.
Op het hoogtepunt verdient het kartel meer dan 60 miljoen dollar per dag.
Escobar is dan een van de rijkste mensen ter wereld.
Er komt zoveel geld binnen dat ze er geen blijf mee weten.
De biljetten worden begraven en in magazijnen opgeslagen.
Veel miljoenen dollars worden in de opslagplaatsen opgegeten door ratten
of aangetast door vocht in de grond.
De populariteit van Escobar krijgt een enorme boost
wanneer hij in de sloppenwijken honderden huizen laat bouwen
en ze wegschenkt.
Hierdoor verwerft hij de status van moderne Robin Hood,
waardoor hij in 1982 verkozen raakt als parlementslid.
Zijn politieke carrière wordt echter in de kiem gesmoord
door de politiefoto die bij zijn arrestatie in 1974 werd genomen.
Sterk ontgoocheld stapt hij uit de politiek
en ontketent een oorlog tegen de staat.
Ministers, presidentskandidaten,
rechters, journalisten en tegenstanders
worden in groten getale vermoord.
Het devies luidt 'plata o plomo', zilver of lood.
Wie geen smeergeld aanneemt, wordt vermoord.
Door dit moordzuchtige gedrag evolueert zijn status van filantroop
naar terrorist.
In 1991 levert Escobar zichzelf uit aan het gerecht
en neemt intrek in 'n luxegevangenis
die hij zelf heeft laten bouwen, La Catedral.
Van daaruit kan hij zijn luxeleven en winstgevende handel
ongestoord voortzetten.
Wanneer het Colombiaanse leger wil binnenvallen,
weet hij te ontsnappen.
De jacht op de misdadiger is open.
Escobar wordt volledig geïsoleerd,
maar weet nog lang onder de radar te blijven.
Hij wordt gelokaliseerd tijdens een lang telefoongesprek met zijn familie.
Een speciale eenheid schakelt hem uit op een dak
tijdens zijn laatste vluchtpoging.
Op zijn begrafenis zijn 30.000 mensen aanwezig.
Het toont aan hoe populair de misdadiger nog is bij zijn dood.
Vooral bij de armere bevolking kan hij op veel sympathie rekenen.
Terwijl Colombia het moorddadige verleden achter zich probeert te laten,
is het graf van Escobar voor velen nog een pelgrimsoord.