Alledaagse Rijkdom
Alledaagse Rijkdom Amsterdam vormt zich meer en meer naar een snelgroeiende, dominante groep: de goed verdienende woningbezitters die vaker uit eten gaan dan dat ze zelf koken en een ongelimiteerd boodschappenbudget hebben. De ongelijkheid neemt daardoor toe. ‘We lopen het risico een soort Britse of Amerikaanse, in zichzelf gekeerde elite te krijgen.' Tim Wagemakers29 januari 2022, 03:00 Hoewel de cafés en restaurants dicht zijn, staat er een lange rij voor de Coffee Roasters in de Spaarndammerstraat. Begin januari is het tentje een verzamelpunt voor de welbekende lockdownwandelingen, nu alles toch dicht is. Met een kopje koffie dus, waarvan het goedkoopste afhaalbakkie begint bij 3,50 euro. Havermelk? Je zit zo boven de 4 euro.
De bloemist van Miranda's Bloemenboetiek in de straat moet erom lachen. Zijn bosjes bloemen kosten maximaal 20 euro. Hij werkt er al vele jaren en herinnert zich dat het altijd ‘sappelen' was. “Een arme buurt hè? En de bewoners vinden 3,50 voor een bloemetje al duur.” De laatste jaren gaat het de zaak echter voor de wind. Dat komt vooral door de komst van de nieuwe wijk Houthavens, waar sommige mensen in huizen wonen ‘van meer dan een miljoen'. “Mensen geven zoveel geld uit. Dat gebeurde vroeger echt niet.” De bloemist wijst naar de chique wijnzaak een stukje verderop in de straat. “Dan zie ik ze daar vandaan komen met honderd euro aan flessen wijn. Een bloemetje erbij is dan zo verkocht, hoor.” Espresso Martini Wie een klein stukje verder fietst door de binnenstad wordt bevestigd in het beeld dat het financieel goed gaat met veel Amsterdammers. Op de Haarlemmerdijk worden grote tassen met boodschappen supermarkt Marqt uit gedragen, op de biologische Noordermarkt wordt voor tientallen euro's lekkere kaasjes uitgezocht voor de zondagmiddagborrel. Reeksen dure auto's – van Tesla's tot Audi's – in de parkeervakken en op elke straathoek de nodige elektrische VanMoof-fietsen. En wie de coronabeperkingen even wegdenkt, heeft weinig moeite de volle kroegen in het weekend voor te stellen met dure plankjes charcuterie en glazen speciaalbier. De Espresso Martini – zelden onder de 10 euro per drankje – was afgelopen zomer een van de populairste cocktails in de stad. De ongelijkheid groeit in Amsterdam en niet zonder reden gaat veel aandacht uit naar de groep Amsterdammers die moeite heeft de eindjes aan elkaar te knopen. Of de middenklasse die kleiner dreigt te worden. En als we de aandacht richten op rijke
Amsterdammers, dan hebben we het al snel over iemand als de ondernemer Won Yip als hij een nieuw penthouse voor miljoenen aan het IJ heeft gekocht. Managers in de gezondheidszorg Maar snel na de groep puissant rijken komt een groeiende groep Amsterdammers die het financieel voor de wind gaat. Ze verdienen goed, velen hebben een inkomen tegen of boven een ton, en vaak hebben ze ook nog vermogen in hun huis of huizen. Artikel gaat verder onder de infographic A Flourish hierarchy chart Wat gebeurt er met een stad waar de groep Amsterdammers zonder financiële zorgen stijgt? Hoe kleurt deze ‘alledaagse rijkdom' het straatbeeld? Wat doet het met de cohesie van de stad? Jan Bleijendaal (67) ziet het geld de stad in stromen, ‘en zeker niet alleen door expats, vooral ook door young professionals'. Bleijendaal heeft het verhuurbedrijf 020apartment, een derde van de woningen is sociale huur, de rest vrije sector. Onder zijn huurders zijn advocaten, mensen die bij reclamebureaus werken, maar ook specialisten en managers in de gezondheidszorg. “Die verdienen bakken met geld, joh. Als ik met ze praat, schrik ik me rot. 's Avonds denken die niet: wat zullen we eens gaan eten, maar wáár gaan we dat doen.” Statistieken laten zien dat juist in deze sectoren het aantal banen flink groeit. In 2020 waren de meeste nieuwe bedrijven in Amsterdam actief in IT en technologie, de financieel-zakelijke dienstverlening en ‘life sciences' en ‘health'.
Godsvermogen Het verhuren is makkelijker geworden, ziet Bleijendaal. “Mensen betalen met liefde een godsvermogen voor appartementen. Dan zeggen ze zonder te aarzelen dat ze 1500 euro per maand kunnen ophoesten, als het maar een goed appartement is en ze er geen werk aan hebben. Dat is echt enorm gegroeid, hoor. Je weet toch ook dat enorm veel woningtransacties zonder hypotheek gebeuren?” Artikel gaat verder onder de infographic A Flourish chart Amsterdam staat in de top 3 van de duurste steden in Europa als het gaat om huurprijzen van appartementen met één slaapkamer. De gemiddelde huurprijs voor een appartement in de stad ligt op 1641 euro per maand. Alleen in Londen (1850 euro) en Parijs (1964 euro) ligt dat bedrag hoger. Sinds het vertrek van veel expats lijkt de huurmarkt haar piek te hebben bereikt. Deze week werd duidelijk dat leegstand in de vrije sector, bij huurwoningen vanaf 1250 euro, toeneemt. Bleijendaal, die bijna niet aan expats verhuurt, ziet die piek nog niet. Hij richt zich vooral op kapitaalkrachtige Amsterdammers. “Daar zie ik de vraag niet afnemen.” Erfenissen Maar misschien nog wel belangrijker dan inkomen is de groei van het aantal mensen met vermogen dat niet door werk is verworven. Gezamenlijk hadden Amsterdammers in 2020 een vermogen van 108 miljard euro, twee keer zoveel als in 2015. Vermogen wordt vaak generationeel doorgegeven, zegt Ruben van Zwieten (38), auteur van het boek Elite gezocht, dat hij samen schreef met
Sander Schimmelpenninck over de levens van de Nederlandse economische elite. Zij concludeerden dat meer dan de helft van het privévermogen in Nederland afkomstig is uit erfenissen. Van Zwieten is dominee en ondernemer en oprichter van bezinningscentrum De Nieuwe Poort op de Zuidas. “Ik zie het in mijn generatie al echt beginnen: de grote erfenissen die worden doorgegeven door de babyboomers.” Daarnaast is de stijging van de waarde van de woningen bepalend. De lucky ones zijn dan ook degenen met een koopwoning. Daar zit het geld van veel Amsterdammers: de gestegen waarde van hun huis, puur door de locatie en gewildheid om in Amsterdam te wonen. En, zeker als rijkdom ontstaat zonder dat je er voor gewerkt hebt, ontstaat er ook gêne. Over geld en vermogen praten mensen sowieso niet graag. Zo ook een jonge Amsterdamse vrouw die anoniem wil blijven. “Ik heb gewoon een goede baan, ben gaan samenwonen met mijn vriend en we hebben allebei ons huis verkocht. Nu kan ik opeens op huizen bieden van 1,5 miljoen euro. Ik vind het bizar.” Die ervaring heeft Jaap Pasmans (40) ook. Hij is onderwijsadviseur in Amsterdam en ‘verdient goed'. Hij beschrijft dat het de laatste jaren voelt alsof bij hem alles op de balans ‘net de goede kant op valt'. “Ik weet nog dat ik in 2014 met veel moeite een huisje kon kopen en enorm twijfelde. Nu ben ik zó blij dat ik dat toen gedaan heb.” Pasmans kon door het kopen van een koopwoning zijn leven verder opbouwen. Hij heeft een mooie carrière, een gezin en maakt zich financieel eigenlijk geen zorgen. “Het voelt alsof ik de loterij heb gewonnen in Amsterdam. Het is voor mij allemaal zo snel gegaan. Maar als ik dan programma's als Scheefgroei zie, dan voelt het waanzinnig oneerlijk.”
De stad uit. Niet iedereen blijft in de stad. De verhalen zijn ook talrijk van Amsterdammers die rond of net na de crisis van 2007/2008 een huisje kochten, een paar jaar later de overwaarde gebruikten om een nieuw huis te kopen en daarna de stad uit trokken met een fikse winst op hun woning, naar plekken waar het goedkoper leven is. “Mensen zeiden tegen mij dat ik het ‘slim had gedaan',” zegt Chris van Bokhorst. In 2014 verkocht hij nog met verlies zijn studiootje in de Staatsliedenbuurt voor een opknaphuis aan de Nieuwendammerdijk. Maar twee jaar later, toen hij en zijn vrouw een praktijk aan huis wilden openen, verkochten ze dat huis met anderhalve ton overwaarde en trokken naar een groter huis een stukje verder in Noord. Na een burn-out in 2018 besloot Van Bokhorst het leven om te gooien. Twee jaar na de koop verkochten ze het huis voor 900.000
euro, weer anderhalve ton meer dan waar ze het voor kochten. Zijn wooncarrière leidde uiteindelijk tot het realiseren van de droom van hem en zijn vrouw, het retraitecentrum The Place to Be in een oude boerderij in de Achterhoek. “En dat was me nooit gelukt zonder de overwaarde van mijn huis.” Van Bokhorst: “Ik ben daar heel dankbaar voor, al voelt het natuurlijk als onrechtmatig verkregen geld. Dat is een van de redenen waarom wij nu ook écht ons centrum opzetten als een plek waar iedereen, arm of rijk, terecht moet kunnen.” Jubelton En hoewel waarde in stenen niet per se bepaalt wat je besteedbaar inkomen in een maand is, maakt het wel mogelijk een tweede hypotheek op je huis te nemen. Van Bokhorst kent er genoeg die de overwaarde gebruiken om een tweede huisje te kopen en te verhuren. “Sommigen noemen dat handig, ik denk dat het je is overkomen. Net zoals het mij is overkomen. Ik gun ze het beste, maar daar heb je natuurlijk zelf niets voor gedaan.” De lucky ones die dat ticket op de woningmarkt hebben, kunnen dat voordeel ook nog eens doorgeven aan hun kinderen, met de zogenaamde jubelton, 100.000 euro belastingvrij. “Ik ken zoveel verhalen van mensen die niet zo'n goede relatie met papa hebben,” zegt dominee Van Zwieten, “maar papa kan nog wel even een kleine donatie doen zodat er een appartementje kan worden gekocht. Alsof het niets is. Het kabinet gaat nu dan wel de jubelton afschaffen, maar verder wordt er eigenlijk niets gedaan om vermogens eerlijker te belasten.” “Eigenlijk vind ik dat schandalig,” vindt Jaap Pasmans. Wat hem betreft moet het kabinet meer doen. “Denk alleen al aan het geld
dat ik zonder al te veel belasting kan nalaten. Geld waar mijn kind niets voor heeft gedaan. Het comfortabele jasje waar ik in zit, knelt, omdat ik ook wel snap dat dit niet voor iedereen is weggelegd.” Zwembad in de kelder Maar de groep waar het wel voor is weggelegd, en die vaak nog veel meer verdient dan Pasmans, laat het geld flink rollen in de stad, met excessen die opvallen. Neem het nieuwsbericht onlangs dat een toekomstige bewoner aan de Egelantiersgracht zijn nieuwe huis wil gaan verbouwen. Op zich gebeurt dat vrij vaak in Amsterdam, alleen gaat het dit keer niet om een lullige dakkapel, maar om een bijna 25 meter lang zwembad in de kelder. Die rijkdom is ook zichtbaar in het straatbeeld, zeker in de binnenstad. Want naast winkels gericht op toerisme, wemelt het er van luxe broodjeszaken, dure sportscholen en delicatessenwinkels. Of neem de Dam. Met de komst van losse winkels van Dior en Armani volgend jaar wordt de Dam steeds meer een luxeplein. De Bijenkorf richt zich al steeds meer op het hoogste segment. In de Spaarndammerstraat is de Zeeman vertrokken. Op dezelfde locatie zit nu Tabeya, een dure minisupermarkt gericht op expats met hoge inkomens.
Streefklasse Tegelijkertijd líjkt de stad ook rijker dan die is. De winnende groep met eigen huis of huizen, dat zijn de drivers van verandering in het karakter van buurten, maar er is ook een groep die weliswaar een goed inkomen heeft en dezelfde levensstijl erop na houdt, maar geen toegang heeft tot een koopwoning en amper vermogen opbouwt via sparen. Hoogleraar Openbaar Beleid Elizabeth Currid-Halkett beschrijft in haar boek The Sum of Small Things: A Theory of the Aspirational Class het ontstaan van deze nieuwe klasse de afgelopen jaren: de streefklasse. In het boek beschrijft Halkett hoe een arme kunstenaar dan wel verschilt van een goed verdienende consultant – in inkomen, opleiding of politieke voorkeur – maar dat ze elkaar tegenkomen bij hetzelfde schap met biologische producten, de fairtrade
koffietentjes en de dure bakker met zuurdesembroden. Waar de hoge inkomens het gemak hebben dit ook nog te kunnen betalen, beschrijft zij hoe een andere groep, ‘de streefklasse', zich financieel kwetsbaar maakt. Het is namelijk een klasse die bewust of onbewust wil passen binnen wat zij denken dat de codes van het stadsleven zijn. Dus: yoga, een bakfiets, de kinderen op muziek en sport en naar dure restaurants. Zelfs als dit met de hoge huren moeilijk te financieren is. Michelinster “Er zit dan ook veel kwetsbaarheid in het systeem,” zegt Clé Lesger, sociaal en economisch historicus aan de Universiteit van Amsterdam. Anders gezegd: er is veel onzekerheid, over stijgende lasten, over pensioenen en toegang tot de koopmarkt. “Maar dat verandert nu niet het feit dat deze mensen maandelijks een hoop te besteden hebben,” aldus Lesger. “En waar het geld vloeit, wordt activiteit op die groep gericht.” Wat krijg je dan? Een stad die écht rijker wordt en een stad die zich rijker voordoet dan ze in werkelijkheid is. En daarmee de mensen die op achterstand staan, door allerlei factoren, nog meer uitsluit. Want, zo constateert Currid-Halkett, deze groepen praten vaak ook nog dezelfde taal. En dat maakt ze blind voor het feit dat ze zich steeds meer verwijderen van de rest van de samenleving. Ze lezen dezelfde columnisten, maken verantwoorde keuzes en omringen zich met mensen die dat ook doen.
En zo zitten er allemaal zelfversterkende effecten in het systeem van de stad. Want rijkere mensen én een groeiende streefklasse betekent ook dat meer rijke mensen zich vestigen in de stad. Dat uit zich in opwaardering van buurten, gentrificatie. En in een stad die steeds meer een consumptiestad is geworden, betekent dat een bruisend cultureel leven en een café- en restaurantcultuur van hoge kwaliteit. Er mag worden betaald voor eten en flink ook. Het is niet voor niets dat Amsterdam ondertussen 24 restaurants met een Michelinster heeft. Amper mensen van kleur Maar al jaren is ook duidelijk dat die gentrificatie keerzijdes heeft. Dat ziet ook Tayfun Balcik, die door de lens van zijn eigen wooncarrière constateert dat hij steeds meer uit de binnenstad wordt weggedrukt. Geboren in een zijstraat van de Marnixstraat, verhuisden zijn ouders in 1992 naar Nieuw-West. Daar bleef hij noodgedwongen wonen tot 2021 omdat hij op een wachtlijst stond
voor een sociale huurwoning. Nu woont hij in Geuzenveld. “Een fijne plek, maar steeds verder weg van de Ring.” Balcik zag hoe gentrificatie de buurt in Nieuw-West, met veel mensen van kleur met een laag inkomen, veranderde. Een voorbeeld: “Vroeger had je een fijn café aan de Sloterplas, daar kwam iedereen. Nu heb je een nieuw restaurantje. Ze serveren wel mediterraanse gerechten, wat goed past bij de buurt, maar dan duur. Een kopje koffie is 3 euro, een wijntje bestel je vanaf 5 of 6 euro. Daar zie je amper mensen van kleur.” Een stukje verder bij Plein '40-'45 is het omgekeerd. “Daar zie je heel weinig witte mensen.” Het illustreert volgens Balcik hoe mede door hogere inkomens en hun bestedingspatronen een stad homogener wordt. “Kleur valt in wijken als Nieuw-West vaak samen met klasse.” En die gentrificatie leidt ook tot segregatie. “Nieuwe bewoners wonen vaak in nieuw gebouwde, grote appartementenblokken, maar die maken bijna nul contact.” Iedereen in zijn eigen bubbel dus. Iets wat historicus Clé Lesger, die onderzoek deed naar de winkelstraten in de vroegmoderne tijd in Amsterdam (vijftiende tot negentiende eeuw), herkent uit rijke perioden van de stad, toen de welgestelde Amsterdamse elite vertrok uit de Warmoesstraat en zich terugtrok in de grachtenpanden van de nieuwgebouwde grachtengordel. “Daarmee verloren zij lange tijd een soort gevoeligheid voor de economische situatie van andere mensen.” ‘Te eenzijdig beeld van kwaliteit' “Het gevolg is ook dat de gemeente de rode loper uitrolt voor zowel de streefklasse als de hoge inkomens,” zegt econoom en grootstedelijk strateeg Najah Aouaki, die als ‘stadmaker' kleine ondernemers hielp een antwoord te vinden voor hun bedrijf in een
gentrificerende Javastraat. “Het wensbeeld van de stad is doorgedraaid. In de drang naar opwaardering is er een te eenzijdig beeld van kwaliteit ontstaan. En dat betekent dat er allemaal winkels, concept stores en horeca worden ontwikkeld voor een bepaalde klasse.” Maar dat gaat voorbij aan de vraag of iedereen daar wat aan heeft, of waar écht vraag naar is. Aouaki: “Een goede sleutelmaker. Een betaalbare bakker. Maar ook de snackbar of toko waar je roti kan halen. Plekken die een heel brede doelgroep bedienen.” Aouaki denkt wel dat opwaardering en het almaar groeiende consumptiepatroon een limiet hebben. “De wetten van de vastgoedmarkt bepalen uiteindelijk voor een belangrijk deel het aanbod in een straat. Een hoge huurprijs laat weinig ruimte voor andere kosten. En dat gaat uiteindelijk ten koste van de kwaliteit en de diversiteit.” Dat zie je in Centrum, maar begint ook zichtbaar te worden in de rest van de stad. Aouaki: “Kijk maar naar de Negen Straatjes, waar het aanbod zich steeds meer is gaan richten op toeristen. Het aanbod verschuift dan naar producten met een grote winstmarge en hoge omloopsnelheid.” In de binnenstad koopt gemeente Amsterdam in samenwerking met NV Zeedijk panden op om marktmacht te breken, maar volgens Aouaki zou er voor de de hele stad een strategie en aanpak moeten komen. “Om bijvoorbeeld ervoor te zorgen dat essentiële winkels voor de buurt blijvend een plek hebben. Dat startende ondernemers toegang hebben. En dat ook de Amsterdammers met een kleine portemonnee worden bediend.” Gekke henkie
Sommige Amsterdammers beginnen gewoon op voorsprong, zegt Tayfun Balcik. “Daarmee is alledaagse rijkdom niet alleen geld, maar ook privilege. De juiste mensen kennen. Op het juiste moment ouders die je financieel kunnen steunen. Maar solidariteit tussen groepen erodeert.” Een stad die rijker wordt, loopt dus het risico ‘alleen nog maar zichzelf tegen te komen'. Historicus Lesger wijst graag op de nivellerende werking van de altijd terugkerende golfbeweging, zoals de opkomst van sociale bewegingen in de negentiende eeuw. “En je ziet het nu gelukkig weer terugkomen bij bijvoorbeeld de Woonprotesten. Goede sociale bewegingen kunnen mensen weer bewust maken van de bubbel, en weer gevoelig voor de situatie van anderen.” Verhuurder Jan Bleijendaal ziet vooral ook een rol voor de politiek weggelegd. “De afgelopen tien jaar is er zoveel geld in die
samenleving gestort, dat geld gaat een plek zoeken in de samenleving en onroerend goed is dan een ideale bestemming. Je zou wel gekke henkie zijn als je dat niet doet.” Hij raadt zijn huurders aan, zodra het kan, altijd te kopen. “Maar aan de onderkant van de samenleving hebben mensen daar niets aan.” In zichzelf gekeerde elite “We lopen in de stad het risico een soort Britse of Amerikaanse, in zichzelf gekeerde elite te krijgen, met hun eigen feestjes,” zegt dominee Ruben van Zwieten. “En dan zijn we gewoon weer terug bij een samenleving waar het gaat om waar je geboren bent in plaats van welk talent je hebt.” Dat kan grote gevolgen hebben voor de samenleving, denkt hij. “Als het dus niet uitmaakt wat je doet, of hoe hard je werkt voor de plek waar je terechtkomt, haken mensen af. Ik ben ervan overtuigd dat dit één van de redenen is voor de polarisatie die we nu zien. Ons sociaal weefsel wordt losgemaakt en het verzwakt ons gemeenschapsleven.” De bloemist in de Spaarndammerstraat spreekt van een dubbel gevoel. “Wat kan je er aan doen hè? Ik ben blij dat de zaken goed gaan, maar tja, het is wel anders met al die dure woningen erbij. Ik blijf gewoon ook goedkope boeketjes verkopen hoor, in plaats van dat ik er steeds een euro op gooi. Het moet wel gezellig blijven.” Feiten & cijfers Eind vorig jaar publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat Amsterdam steeds meer miljonairs kent, zo'n 20.000 huishoudens, 4,4 procent van het totaal aantal huishoudens. Dat betekent overigens niet dat ze een miljoen euro op de rekening hebben staan, zo wordt het vermogen van de woning daarin meegenomen.
Wie naar inkomensverdeling kijkt, ziet ook dat de bovenste 10 procent van inkomens, vanaf 50.000 euro besteedbaar inkomen per jaar, sinds 2011 elk jaar groeit. De bovengrens van deze groep is niet beschikbaar vanwege geheimhouding. Ook arbeidsmigranten brengen rijkdom mee, ondanks dat een deel van de expats is vertrokken aan het begin van de coronacrisis. In 2017 bleek uit onderzoek van ING dat bijna de helft van de arbeidsmigranten meer dan 50.000 euro bruto per jaar verdiende. Uit woningmarktonderzoek uit 2019 blijkt bovendien dat het aandeel huishoudens met een inkomen boven twee keer modaal (modaal is 3167 euro bruto per maand) groeit en ongeveer 28 procent vormt van alle Amsterdamse huishoudens. Het aandeel Amsterdammers met een hoog inkomen is volgens de statistieken 35 procent, ten opzichte van 29 procent in 2011.