Woord voor woord - les 8
hallo. welkom bij woord voor woord
dit is les 8. hoe laat is het?
dit is de klok. de klok.
hoe laat is het?
hoe laat is het?
het is één uur. het is één uur.
het is twee uur. het is twee uur.
het is drie uur.
ik wijs naar de klok.
ik wijs.
dit is een wijzer. dit is een wijzer.
ik wijs. de wijzer wijst.
deze wijzer is lang.
dit is de groot wijzer. de groot wijzer is lang. lang.
deze wijzer is klein.
de wijzer is kort.
kort – lang
dit potlood is kort.
dit potlood is lang.
klein – groot
dit boek is klein.
dit boek is groot.
klein – groot
de klein wijzer. de groot wijzer.
klein – groot
de groot wijzer is boven het getal.
de klein wijzer is niet boven het getal.
de klok heeft 12 getallen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
het is één uur.
de wijzers gaan rond.
de wijzers gaan rond.
de groot wijzer gaat één uur rond.
de klein wijzer gaat van één naar twee.
de klein wijzer gaat langzaam.
de groot wijzer gaat snel.
de groot wijzer gaat snel rond.
de klein wijzer gaat langzaam rond.
in één uur gaat de groot wijzer in één keer rond.
de klein wijzer gaat van één naar twee.
in één uur gaat de groot wijzer één keer rond.
de klein wijzer gaat van twee naar drie.
het is 3 uur
het is 4 uur
hoe laat is het? het is 5 uur.
hoeveel uur? vijf uur.
de groot wijzer staat op de 12.
6 uur.
hoeveel uur? zes uur.
de groot wijzer staat op de 12.
7 uur.
de groot wijzer staat op de 12.
hoe laat is het?
het is half één.
hoe laat is het?
het is half twee.
de groot wijzer wijst naar de zes.
de groot wijzer staat op de zes.
de klein wijzer staat tussen de 1 en de 2.
tussen.
het kopje staat tussen de kan en de koptelefoon.
de kan, de koptelefoon
het kopje staat tussen de kan en de koptelefoon.
de klein wijzer staat tussen de 1 en de 2.
het is half twee.
het is half drie.
de groot wijzer staat op de 6.
de klein wijzer staat tussen de 2 en de 3.
het is half vier.
de klok heeft 12 getallen.
2 keer 12 is 24.
ik tel tot 24. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24.
24 uur.
ik schrijf de getallen van 11 tot 20 op het bord.
ik begin met 11. elf is één en één samen.
ik schrijf de 1. ik schrijf nog 1.
klaar. elf.
ik schrijf twaalf.
ik begin met de één.
ik schrijf de 2 achter de één.
klaar. twaalf.
ik schrijf dertien.
ik begin met de één.
ik schrijf de 3 achter de één.
ik zeg dertien.
let op! niet drie tien. ik zeg dertien.
ik schrijf veertien.
ik begin met de één. ik schrijf de vier achter de één.
14
let op! ik zeg veertien.
niet vier tien.
ik schrijf de getallen 15 tot en met 20 snel.
vijftien zestien zeventien achttien negentien twintig
klaar.
ik zeg elf twaalf dertien veertien.
ik schrijf één vijf
ik zeg vijf tien.
ik schrijf één zes.
ik zeg zes tien.
ik schrijf één zeven. ik zeg zeven tien.
ik zeg zeven tien. acht tien. negen tien.
twintig.
zeg mij na.
zeg hetzelfde.
ik zeg dertien.
jij zegt dertien.
rick, jij zegt mij na.
jij zegt hetzelfde. ik zeg dertien. jij zegt dertien.
goed? goed. zeg na. dertien.
dertien. zeg na– veertien. veertien.
zeg na– hoe laat is het?
hoe laat is het?
goed, rick. jij zegt hoe laat is het.
jij zegt hetzelfde.
jij geeft geen antwoord.
jij zegt het na.
hoe laat is het is een vraag.
geef antwoord– hoe laat is het?
het is half vier. het is half vier.
dat is het antwoord.
zeg na– hoe laat is het?
hoe laat is het?
goed! jij zegt het na– hoe laat is het? hoe laat is het?
jij geeft antwoord– hoe laat is het? het is half vier.
oké. ik vraag... rick geeft antwoord.
hoe heet jij?
ik heet rick.
hoe heet jij?
is de vraag.
ik heet rick is het antwoord.
hoe gaat het? goed!
hoe gaat het is de vraag. goed is het antwoord.
ik vraag, uit welk land kom jij?
uit welk land kom jij?
ik kom uit Nederland.
wil je koffie?
ja, alsjeblieft.
waar woon jij?
ik woon in Groningen.
hoe laat begint jouw les?
mijn les begint om 9 uur.
de les van rick begint om negen uur.
hoe laat begint jouw les?
hoe heet jij?
waar woon jij?
wil je koffie?
uit welk land kom jij?
geef antwoord.
rick, zeg na. zeg hetzelfde.
nu geen antwoord. zeg hetzelfde.
hoe laat begint jouw les?
hoe laat begint jouw les?
rick zegt na– hoe laat begint jouw les?
hij zegt hetzelfde.
hoe laat begint jouw les?
mag ik wat vragen?
ja, vraag maar.
hoe laat begint de pauze?
goede vraag! hoe laat begint de pauze?
pauze. ik wil koffie. de...
de pauze... oh! het is tijd.
de les is klaar.
dit was les acht.
tot de volgende les