×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

Les 9 Met de bus of met de trein

Les 9 Met de bus of met de trein

Met de bus of met de trein 1.

De school waar ik les heb, is niet ver van mijn huis. Ik ga erheen op de fiets. Ik ben blij dat ik dichtbij woon. Daardoor verlies ik weinig tijd met reizen. Het kost mij hoogstens vijf minuten. Ik kan eventueel zelfs lopend gaan. Sommige cursisten komen uit andere steden. Ze wonen ver weg. 5 Elke ochtend nemen ze de bus of de trein. Dat kost hun veel tijd. Isabel, hoe kom jij naar de les? - Ik kom met de tram. Ik stap uit bij het station. Van daar loop ik in 5 minuten naar school. 10 Hoeveel tijd kost het jou om van huis naar school te gaan? - Een half uurtje. Soms kom ik met de fiets, zeker als het mooi weer is. Dan ben ik binnen een kwartier op school Wie komt er met de auto? 15 Eerst zwijgt iedereen, maar dan steekt Boris zijn vinger in de lucht. Hij is de enige. - Ik, meneer. Ik heb sinds kort een auto. Neem je liever de auto dan de trein of de bus? - Ja, dan hoefik nooit op de bus of de trein te wachten. Met de auto ben ik sneller waar ik moet zijn. Alleen als er een file is op de weg - 's ochtends vroeg en laat in de middag 20 - gaat het niet zo snel. De bus en de trein hebben nog een nadeel: ze zijn vaak erg vol Als er geen lege plaatsen zijn, moet je staan. In m'n auto heb ik altijd plaats. Dat is waar, maar de bus en de trein zijn wel goedkoop, zeker als je studeert.


Les 9 Met de bus of met de trein

Met de bus of met de trein 1.

De school waar ik les heb, is niet ver van mijn huis. Ik ga erheen op de fiets. I go there on the bike. Eu vou lá de bicicleta. Ik ben blij dat ik dichtbij woon. I am happy to live close by. Estou feliz por viver perto. Daardoor verlies ik weinig tijd met reizen. That way I lose little time with travel. Como resultado, perco pouco tempo viajando. Het kost mij hoogstens vijf minuten. It takes me five minutes at the most. Ik kan eventueel zelfs lopend gaan. I can even walk on foot. Eu posso até ir a pé. Sommige cursisten komen uit andere steden. Ze wonen ver weg. They live far away. Eles moram longe. 5 Elke ochtend nemen ze de bus of de trein. Dat kost hun veel tijd. Isabel, hoe kom jij naar de les? - Ik kom met de tram. Ik stap uit bij het station. Van daar loop ik in 5 minuten naar school. 10 Hoeveel tijd kost het jou om van huis naar school te gaan? 10 How much time does it take you to go from home to school? - Een half uurtje. Soms kom ik met de fiets, zeker als het mooi weer is. Sometimes I come by bike, especially when the weather is nice. Dan ben ik binnen een kwartier op school Wie komt er met de auto? Then I'll be at school within fifteen minutes. Who's coming by car? Então eu estarei na escola dentro de quinze minutos Quem virá de carro? 15 Eerst zwijgt iedereen, maar dan steekt Boris zijn vinger in de lucht. 15 At first everyone is silent, but then Boris puts his finger in the air. Hij is de enige. He is the only one. - Ik, meneer. Ik heb sinds kort een auto. I recently got a car. Neem je liever de auto dan de trein of de bus? - Ja, dan hoefik nooit op de bus of de trein te wachten. - Sim, então eu nunca tenho que esperar pelo ônibus ou trem. Met de auto ben ik sneller waar ik moet zijn. By car I am faster where I have to be. Com o carro, estou mais rápido onde preciso estar. Alleen als er een file is op de weg - 's ochtends vroeg en laat in de middag 20 - gaat het niet zo snel. De bus en de trein hebben nog een nadeel: ze zijn vaak erg vol Als er geen lege plaatsen zijn, moet je staan. In m'n auto heb ik altijd plaats. Dat is waar, maar de bus en de trein zijn wel goedkoop, zeker als je studeert. Isso é verdade, mas o ônibus e o trem são baratos, especialmente se você estuda.