×

We use cookies to help make LingQ better. By visiting the site, you agree to our cookie policy.


image

20.000 Mijlen onder Zee door Jules Verne, 7 Een vreemdsoortige walvisch

7 Een vreemdsoortige walvisch

Hoewel ik door dien overwachten val geheel uit het veld was geslagen, wist ik toch bijzonder goed wat mij overkwam.

Eerst zonk ik ongeveer twintig voet diep in zee, doch daar ik goed zwemmen kan, zonder daarom nog zoo'n held er in te zijn als b.v. Byron, die de straat van Konstantinopel over zwom, verloor ik den kop niet, en door een paar ferme slagen kwam ik weder boven. Mijn eerste werk was om eens naar het fregat rond te zien. Had de equipage mijne verdwijning opgemerkt? Had de Abraham Lincoln bijgedraaid? Had de kapitein een sloep in zee gezet? Kon ik hoop op redding koesteren? Het was verschrikkelijk donker; ik zag nog even een zwarte massa, welke zich naar het oosten verwijderde, en welker lichten langzamerhand verdwenen; het was het fregat, ik voelde dat ik verloren was.

“Help! help!” riep ik, terwijl ik een wanhopige poging aanwendde, om naar de Abraham Lincoln te zwemmen. Mijn kleeren hinderden mij; het water plakte ze vast aan mijn lichaam; mijne bewegingen werden er door verlamd; ik zonk; ik stikte. “Help!” het was mijn laatste kreet; mijn mond kwam vol water; ik worstelde en zonk naar den afgrond....

Plotseling werd ik door een krachtige hand bij mijn kleeren gegrepen; ik voelde mij naar de oppervlakte slepen, en ik hoorde—ja waarachtig ik hoorde mij de volgende woorden in het oor roepen:

“Als mijnheer zoo goed wil zijn om op mijne schouders te leunen, zal hij veel gemakkelijker zwemmen.”

Ik greep den arm van mijn trouwen Koenraad.

“Hoe, zijt gij het?” vroeg ik.

“Ik zelf mijnheer,” antwoordde Koen, “tot mijnheers dienst.”

“Heeft die schok u te gelijk met mij in zee geworpen?”

“Neen mijnheer, maar daar ik in mijnheers dienst ben, ben ik mijnheer gevolgd.”

De brave jongen vond dit zeer natuurlijk.

“En het fregat?” vroeg ik.

“Het fregat,” antwoordde Koenraad, terwijl hij zich op den rug draaide, “ik geloof dat mijnheer er maar niet meer op rekenen moet.”

“Wat zegt gij?”

“Ik zeg dat op het oogenblik dat ik in zee sprong, ik de stuurlui hoorde zeggen: “de schroef en het roer zijn stuk....”

“Stuk?”

“Ja!

door den tand van het monster verbrijzeld; het is geloof ik de eenige averij, welke het schip gekregen heeft; maar het is ongelukkig voor ons, omdat er geen stuur meer in zit.” “Dan zijn wij verloren.”

“Misschien,” antwoordde Koenraad bedaard; “maar wij hebben toch nog eenige uren voor ons, en in eenige uren kan er heel wat gebeuren.”

De onwrikbare kalmte van Koenraad beurde mij wat op.

Ik zwom met meer kracht, maar daar mijne kleeren zoo zwaar als lood waren geworden, kon ik mij bijna niet boven houden. Koenraad merkte het. “Als mijnheer mij veroorlooft ze los te snijden,” zeide hij, en hij sneed met zijn mes mijne kleeren over hunne geheele lengte open; daarop trok hij ze mij handig uit, terwijl ik voor ons beiden tegelijk zwom. Op mijne beurt bewees ik hem denzelfden dienst, en wij zwommen daarna weder naast elkander voort. Onze toestand was echter met dat al vreeselijk; misschien had men onze verdwijning niet gemerkt, en al was dit het geval, dan kon het fregat toch tegen den wind in niet naar ons toekomen, daar het van zijn roer beroofd was; wij konden dus slechts op de sloepen rekenen. Koenraad redeneerde kalm voort, en maakte dienovereenkomstig zijn plan; zonderling karakter! die flegmatieke jongen praatte alsof hij thuis was! Daar onze eenige kans op levensbehoud gelegen was in de sloepen van de Abraham Lincoln, besloten wij dus pogingen in het werk te stellen om ons zoo lang mogelijk boven water te houden, ten einde ze af te wachten.

Ik stelde dus voor om onze krachten te verdeelen, ten einde ze niet gelijktijdig uit te putten, en ziehier wat wij besloten: terwijl een van ons beiden onbeweeglijk met over elkander gekruiste armen en gestrekte beenen op den rug zou liggen, zou de ander zwemmen en hem voorwaarts duwen. Wij zouden elk niet meer dan tien minuten die rol van sleper vervullen, en als wij elkander aldus aflosten, zouden wij nog uren lang, misschien wel tot den morgen toe kunnen boven blijven. Het was eene geringe kans, maar de hoop is in het menschelijke hart zoo diep ingeworteld; en ik beken het, hoewel het onwaarschijnlijk lijkt, dat als ik mij alle illusie trachtte te benemen, of als ik aan ons behoud wilde wanhopen, ik het niet kon.

De ontmoeting tusschen het fregat en het monster had omstreeks elf uur 's avonds plaats gehad; ik rekende er dus op, dat wij tot zonsopgang acht uur moesten zwemmen, dit was wel te doen als wij elkander aflosten; de zee, die vrij kalm was, vermoeide ons weinig door den golfslag; soms beproefde ik door de dikke duisternis heen te zien, welke door niets werd afgebroken dan enkele malen door het lichten der zee vlak voor ons; ik zag die lichtende golven, welke op mijn lichaam braken, en die dan eenigermate schitterden; men zou gezegd hebben, dat wij in een bad van kwik lagen.

Tegen éen uur 's morgens was ik erg vermoeid; mijne leden verstijfden door hevige krampen; Koenraad moest mij ondersteunen, en nu rustte de zorg voor ons behoud op hem alleen. Ik hoorde den armen jongen hijgen; zijn ademhaling werd kort en gejaagd. Ik begreep dat het niet lang meer duren kon. “Laat mij los, laat mij los!”

“Mijnheer los laten?

nooit,” riep hij, “ik hoop nog vóor mijnheer te verdrinken.” Op dat oogenblik kwam de maan tusschen de wolken, welke de wind naar het oosten joeg, te voorschijn.

De zee schitterde door hare stralen; dit weldadige licht deed onze krachten herleven. Ik richtte mijn hoofd weer op; ik keek naar alle kanten rond en zag het fregat; het was vijf kilometer van ons af, en vertoonde slechts een somberen, nauw merkbaren klomp. Maar geen enkele sloep! Ik wilde roepen; wat zou dit op zulk een afstand helpen! Mijne opgezwollen lippen lieten geen enkel geluid door; Koenraad kon eenige woorden stamelen, en ik hoorde hem eenige malen: “help! help!” roepen. Wij hielden ons een oogenblik stil en luisterden. Was het misschien het suizen in mijn oor, veroorzaakt door het bloed dat mij naar het hoofd joeg, of hoorde ik inderdaad een kreet, die op Koenraads geroep antwoord gaf? “Hebt gij het gehoord?” stamelde ik.

“Ja, ja!” en Koenraad riep nogmaals op wanhopigen toon.

Ditmaal vergisten wij ons niet; eene menschelijke stem gaf ons antwoord; was het de stem van een ongelukkige of eenig ander slachtoffer van den schok, dien het fregat ondervonden had? Of was het wellicht eene sloep van de Abraham Lincoln, die ons in de duisternis zocht? Koenraad spande eene laatste poging in; hij richtte zich op mijne schouders op, terwijl ik hem met inspanning mijner laatste krachten ondersteunde, hij hief zich ten halvenlijve uit het water op en viel toen uitgeput weer neer.

“Wat hebt gij gezien?”

“Ik zag,” stamelde hij, “ik zag ... maar laat ons niet praten ... laten wij al onze krachten bewaren?”

Wat had hij gezien?

Toen kwam, ik weet niet hoe, het monster mij voor de eerste maal in de gedachten.... Maar die stem dan? De tijden waren toch voorbij dat een Jonas in den buik van een walvisch zat. Koenraad stiet mij altijd voor zich uit; nu en dan lichtte hij het hoofd op, zag voor zich uit en riep, waarop eene andere stem, welke ons hoe langer hoe meer naderde, het antwoord gaf.

Mijne krachten waren uitgeput; mijne vingers waren verstijfd; ik kon niet meer op mijn handen steunen; mijn mond, dien ik zenuwachtig opende, liep vol zeewater; ijskoude overviel mij; eene laatste maal lichtte ik het hoofd nog eens op, en toen zonk ik in de diepte.... Op dit oogenblik stiet ik op een hard voorwerp; ik klampte mij er aan vast; toen voelde ik dat men mij optrok en uit het water haalde; ik haalde ruimer adem en viel in zwijm....

Ik kwam spoedig weer tot mijn bewustzijn, omdat men mij duchtig wreef; ik opende de oogen....

“Koenraad!” fluisterde ik.

“Heeft mijnheer mij gebeld?” antwoordde Koenraad.

Op dat oogenblik bemerkte ik bij het licht der reeds ondergaande maan een gelaat, dat niet van Koenraad was, maar hetwelk ik aanstonds herkende.

“Ned!” riep ik uit.

“Hij zelf, mijnheer, en ik loop mijne premie na,” antwoordde Ned Land.

“Zijt gij door den schok in zee geworpen?”

“Ja mijnheer de professor, maar gelukkiger dan gij ben ik bijna onmiddellijk op een drijvend eiland neergekomen.”

“Een eiland?”

“Ja of beter gezegd op uw reusachtigen eenhoorn.”

“Verklaar u duidelijker Ned.”

“En nu begreep ik aanstonds waarom mijn harpoen hem niet heeft getroffen, en op zijn huid is afgesprongen.”

“Waarom dan Ned, waarom?”

“Omdat dit beest, mijnheer de professor, van stalen platen gemaakt is.”

Ik moest een oogenblik tot mijne zinnen komen en mijn herinneringsvermogen te hulp roepen, ik moest mijne eigene beweringen nog eens nagaan.

De laatste woorden van Ned hadden een plotselingen omkeer in mijne hersens te weeg gebracht. Ik kroop naar het hoogste gedeelte van het wezen of het voorwerp, dat half in zee was weggezonken en waarop wij eene toevlucht hadden gevonden. Ik stampte er met den voet op; het was klaarblijkelijk een hard, ondoordringbaar voorwerp en niet die weeke zelfstandigheid waaruit de massa der groote zeedieren is samengesteld. Maar dit harde lichaam kon een beenachtig schild zijn, zooals dat van voorwereldlijke dieren, en ik zou het monster misschien kunnen rangschikken onder de kruipende dieren, zooals schildpadden en alligators. Welnu, dit was niet het geval; de zwartachtige rug, waarop wij zaten, was glad, gepolijst, ongerimpeld; als men er op stampte gaf hij een metaalklank van zich, en hoe ongeloofelijk het ook schijnen moge, hij scheen van ijzeren platen gemaakt en met nagels in elkander geklonken te zijn.

Er was geen twijfel meer mogelijk; het dier, het monster, het wonderlijke verschijnsel dat de geheele wereld in spanning had gehouden, dat de verbeelding der zeelieden van de beide halfronden had opgewonden en getroffen, was, ik moest het erkennen, een nog veel wonderlijker verschijnsel, namelijk een wonder door menschenhanden gemaakt. De ontdekking van het fabelachtige wezen uit de mythologie zou mij niet zoo verbaasd hebben. Dat al wat wonder heet uit des Scheppers hand komt is dood eenvoudig, maar dat men plotseling iets onmogelijks voor zijne oogen ziet, dat op geheimzinnige wijze door 's menschen hand tot iets wezenlijks geworden is, dat was om iemand geheel uit het veld te slaan! Wij behoefden evenwel niet te aarzelen, wij bevonden ons boven op een soort van onderzeesch vaartuig dat voor zoover als ik er over kan oordeelen, den vorm had van een metalen visch.

Ned Land had er zijn meening reeds over gevormd; Koenraad en ik konden er zoo spoedig niet toe komen. “Maar dan bevat dit toestel,” zeide ik, “een werktuig om het in beweging te brengen en eene equipage om er mede om te gaan?”

“Natuurlijk,” antwoordde de harpoenier, “en toch heeft dit drijvend eiland gedurende de drie uur dat ik er op zit, nog geen teeken van leven gegeven.”

“Heeft het schip zich dan niet bewogen?”

“Neen mijnheer Aronnax; het laat zich door de golven voortwiegelen, maar het beweegt zich niet.”

“Wij weten toch zonder er aan te mogen twijfelen, dat het met groote snelheid vooruit kan komen; en daar er eene machine noodig is om die snelheid voort te brengen, en een machinist om de machine te besturen, zoo houd ik het er voor, dat wij gered zijn.”

“Hm!” zeide Ned, zonder zich verder uit te laten.

Op dat oogenblik, als om mijne bewijsvoering te bevestigen, begon het water aan de achterste punt van dit zonderlinge werktuig heftig op te borrelen, zoodat de beweging zeker door eene schroef moest worden voortgebracht.

Het schip stoof vooruit, wij hadden slechts den tijd om ons aan de bovenzijde, welke ongeveer tachtig centimeter uit het water stak, vast te klampen. Gelukkig was de snelheid niet zoo buitengewoon groot. “Zoolang het ding horizontaal doorvaart,” mompelde Ned Land, “heb ik niets te zeggen; maar als het de aardigheid heeft om eens te duiken, dan geef ik geen twee dollars voor mijn huid.”

Ned had er nog wel minder voor kunnen geven; het werd dus noodzakelijk om ons in gemeenschap te stellen met de wezens, van welke soort ook, die in dit ding zaten opgesloten; ik zocht aan de oppervlakte eene opening, of een luik, maar de rijen bouten, welke vast aan de randen der platen waren ingeklonken, waren allen hetzelfde.

Bovendien verdween de maan, en liet ons in volslagen duisternis. Wij moesten den dag afwachten om op middelen te peinzen, hoe wij binnen in dit onderzeesche schip zouden doordringen. Derhalve hing ons behoud alleen af van een gril der geheimzinnige stuurlieden, die dit vaartuig bestuurden, en als het dook waren wij verloren. Behalve in dit geval twijfelde ik er geen oogenblik aan of wij konden ons met hen wel in gemeenschap stellen; en inderdaad, als zij zelven geen lucht vervaardigden, moesten zij van tijd tot tijd wel op de oppervlakte komen om hun voorraad versche lucht te vernieuwen; er moest dus eene opening zijn, welke het binnenste van het vaartuig met de buitenlucht in gemeenschap stelde. Wij moesten de hoop geheel opgeven om door kapitein Farragut gered te worden: wij werden naar het westen medegesleept, en ik berekende, dat onze snelheid zoo wat twaalf kilometer in het uur bedroeg.

De schroef bewoog zich met wiskunstige regelmatigheid in het water, en deed enkele malen als zij boven kwam het lichtende zeewater met groote kracht opspuiten. Tegen vier uur in den morgen nam de snelheid toe, en het was moeielijk om ons bij die snelle vaart vast te houden, vooral als de golven onze lichamen zweepten.

Gelukkig ontmoette Ned's hand een grooten ankerring, die aan het bovenvlak was vastgemaakt, en waaraan wij ons stevig vastklampten. Eindelijk ging de lange nacht voorbij. Mijne herinnering roept mij alle indrukken niet meer voor den geest, maar éene bijzonderheid valt mij nog in. Als zee en wind eens voor een oogenblik zwegen, meende ik verscheidene malen, een vaag geluid, een soort van vluchtige harmonie, van verwijderde akkoorden te hooren. Wat was dan toch het geheim van die onderzeesche vaart, naar welker verklaring de geheele wereld te vergeefs zocht! Welke wezens leefden er in dit zonderlinge vaartuig? Welk werktuig zou het met zulk eene verbazende snelheid in beweging brengen? De dag brak aan.

Morgennevels omhulden ons, doch begonnen weldra te scheuren. Ik wilde beginnen om het bovenvlak, dat eene soort van horizontaal plat vormde, nauwkeurig te onderzoeken, toen ik het vaartuig langzamerhand voelde wegzinken. “Duizend duivels,” riep Ned Land, terwijl hij met zijn voet op het dof klinkende metaal stampte, “opent dan, ongastvrije schippers!”

Maar het was moeielijk om zich bij het verdoovende geraas van de schroef te doen verstaan; gelukkig zonk het vaartuig niet dieper.

Plotseling hoorde ik een gekraak van sterk knarsende sloten binnen in het vaartuig; eene plaat werd opgelicht, een man verscheen, gaf een zonderlingen kreet en verdween oogenblikkelijk. Eenige oogenblikken later verschenen er acht sterke klanten met bedekt gelaat, en sleepten ons in hunne vervaarlijke machine naar beneden.


7 Een vreemdsoortige walvisch 7 A strange-looking whale

Hoewel ik door dien overwachten val geheel uit het veld was geslagen, wist ik toch bijzonder goed wat mij overkwam. Although I had been completely blown away by the unexpected fall, I knew very well what happened to me.

Eerst zonk ik ongeveer twintig voet diep in zee, doch daar ik goed zwemmen kan, zonder daarom nog zoo’n held er in te zijn als b.v. At first I sank about twenty feet deep in the sea, but since I can swim well, without being such a hero in it as eg Byron, die de straat van Konstantinopel over zwom, verloor ik den kop niet, en door een paar ferme slagen kwam ik weder boven. Byron, who swam across the street of Constantinople, I did not lose my head, and with a few firm blows I recovered. Mijn eerste werk was om eens naar het fregat rond te zien. My first job was to take a look around at the frigate. Had de equipage mijne verdwijning opgemerkt? Had the crew noticed my disappearance? Had de Abraham Lincoln bijgedraaid? Had the Abraham Lincoln been added? Had de kapitein een sloep in zee gezet? Had the captain put a sloop in the sea? Kon ik hoop op redding koesteren? Could I cherish hope for salvation? Het was verschrikkelijk donker; ik zag nog even een zwarte massa, welke zich naar het oosten verwijderde, en welker lichten langzamerhand verdwenen; het was het fregat, ik voelde dat ik verloren was. It was terribly dark; for a moment I saw a black mass, which moved away to the east, and whose lights gradually disappeared; it was the frigate, I felt that I was lost.

“Help! "Help! help!” riep ik, terwijl ik een wanhopige poging aanwendde, om naar de Abraham Lincoln te zwemmen. help! ”I cried, making a desperate effort to swim to the Abraham Lincoln. Mijn kleeren hinderden mij; het water plakte ze vast aan mijn lichaam; mijne bewegingen werden er door verlamd; ik zonk; ik stikte. My clothes bothered me; she stuck the water to my body; my movements were paralyzed by it; I sank; I choked. “Help!” het was mijn laatste kreet; mijn mond kwam vol water; ik worstelde en zonk naar den afgrond.... "Help!" It was my last cry; my mouth was full of water; I struggled and sank to the abyss ....

Plotseling werd ik door een krachtige hand bij mijn kleeren gegrepen; ik voelde mij naar de oppervlakte slepen, en ik hoorde—ja waarachtig ik hoorde mij de volgende woorden in het oor roepen: Suddenly a powerful hand grabbed my clothes; I felt myself dragging to the surface, and I heard — yes indeed, I heard the following words ringing in my ear:

“Als mijnheer zoo goed wil zijn om op mijne schouders te leunen, zal hij veel gemakkelijker zwemmen.” "If Mr. wants to be so good to lean on my shoulders, he will swim much easier."

Ik greep den arm van mijn trouwen Koenraad. I grabbed the arm of my married Koenraad.

“Hoe, zijt gij het?” vroeg ik. "How are you?" I asked.

“Ik zelf mijnheer,” antwoordde Koen, “tot mijnheers dienst.” "I myself, sir," answered Koen, "at my service."

“Heeft die schok u te gelijk met mij in zee geworpen?” "Has that shock thrown you into the sea with me?"

“Neen mijnheer, maar daar ik in mijnheers dienst ben, ben ik mijnheer gevolgd.” "No, sir, but since I am in service, I have followed sir."

De brave jongen vond dit zeer natuurlijk. The good boy found this very natural.

“En het fregat?” vroeg ik. "And the frigate?" I asked.

“Het fregat,” antwoordde Koenraad, terwijl hij zich op den rug draaide, “ik geloof dat mijnheer er maar niet meer op rekenen moet.” "The frigate," Koenraad replied, turning his back, "I believe that Mr. can no longer count on it."

“Wat zegt gij?” "What are you saying?"

“Ik zeg dat op het oogenblik dat ik in zee sprong, ik de stuurlui hoorde zeggen: “de schroef en het roer zijn stuk....” "I say that at the moment I jumped into the sea, I heard the mates say" the propeller and the rudder are broken .... "

“Stuk?”

“Ja!

door den tand van het monster verbrijzeld; het is geloof ik de eenige averij, welke het schip gekregen heeft; maar het is ongelukkig voor ons, omdat er geen stuur meer in zit.” shattered by the tooth of the monster; I believe it is the only damage the ship has received; but it is unfortunate for us because there is no longer any steering wheel in it. ” “Dan zijn wij verloren.” "Then we are lost."

“Misschien,” antwoordde Koenraad bedaard; “maar wij hebben toch nog eenige uren voor ons, en in eenige uren kan er heel wat gebeuren.” "Maybe," Koenraad answered quietly; "But we still have a few hours ahead of us, and a lot can happen in a few hours."

De onwrikbare kalmte van Koenraad beurde mij wat op. The unwavering calm of Koenraad lifted me up.

Ik zwom met meer kracht, maar daar mijne kleeren zoo zwaar als lood waren geworden, kon ik mij bijna niet boven houden. I swam with more power, but since my clothes had become as heavy as lead, I could hardly keep up. Koenraad merkte het. Koenraad noticed it. “Als mijnheer mij veroorlooft ze los te snijden,” zeide hij, en hij sneed met zijn mes mijne kleeren over hunne geheele lengte open; daarop trok hij ze mij handig uit, terwijl ik voor ons beiden tegelijk zwom. "If sir allows me to cut them loose," he said, and with his knife he cut open my clothes over their entire length; He then pulled them on handy, while I swam for both of us at the same time. Op mijne beurt bewees ik hem denzelfden dienst, en wij zwommen daarna weder naast elkander voort. In my turn, I did the same service to him, and we then swam along again. Onze toestand was echter met dat al vreeselijk; misschien had men onze verdwijning niet gemerkt, en al was dit het geval, dan kon het fregat toch tegen den wind in niet naar ons toekomen, daar het van zijn roer beroofd was; wij konden dus slechts op de sloepen rekenen. Our situation, however, was already terrible with that; perhaps we had not noticed our disappearance, and if this were the case, the frigate could not come to us against the wind, since it had been robbed of its helm; so we could only count on the sloops. Koenraad redeneerde kalm voort, en maakte dienovereenkomstig zijn plan; zonderling karakter! Koenraad reasoned calmly, and made his plan accordingly; odd character! die flegmatieke jongen praatte alsof hij thuis was! that phlegmatic boy talked as if he were at home! Daar onze eenige kans op levensbehoud gelegen was in de sloepen van de Abraham Lincoln, besloten wij dus pogingen in het werk te stellen om ons zoo lang mogelijk boven water te houden, ten einde ze af te wachten. Since our only chance of survival was in the sloops of the Abraham Lincoln, we therefore decided to make efforts to keep us afloat as long as possible, in order to await them.

Ik stelde dus voor om onze krachten te verdeelen, ten einde ze niet gelijktijdig uit te putten, en ziehier wat wij besloten: terwijl een van ons beiden onbeweeglijk met over elkander gekruiste armen en gestrekte beenen op den rug zou liggen, zou de ander zwemmen en hem voorwaarts duwen. So I proposed to divide our forces, so as not to exhaust them at the same time, and here what we decided: while one of us would lie immobile with arms crossed and legs stretched on one another, the other would swim push it forward. Wij zouden elk niet meer dan tien minuten die rol van sleper vervullen, en als wij elkander aldus aflosten, zouden wij nog uren lang, misschien wel tot den morgen toe kunnen boven blijven. We would each have no more than ten minutes to play that role of tug, and if we thus relieved each other, we could stay up for hours, perhaps until the morning. Het was eene geringe kans, maar de hoop is in het menschelijke hart zoo diep ingeworteld; en ik beken het, hoewel het onwaarschijnlijk lijkt, dat als ik mij alle illusie trachtte te benemen, of als ik aan ons behoud wilde wanhopen, ik het niet kon. It was a small chance, but hope is so deeply rooted in the human heart; and I confess, though it seems unlikely, that if I tried to take away all the illusion, or if I wanted to despair, I could not.

De ontmoeting tusschen het fregat en het monster had omstreeks elf uur 's avonds plaats gehad; ik rekende er dus op, dat wij tot zonsopgang acht uur moesten zwemmen, dit was wel te doen als wij elkander aflosten; de zee, die vrij kalm was, vermoeide ons weinig door den golfslag; soms beproefde ik door de dikke duisternis heen te zien, welke door niets werd afgebroken dan enkele malen door het lichten der zee vlak voor ons; ik zag die lichtende golven, welke op mijn lichaam braken, en die dan eenigermate schitterden; men zou gezegd hebben, dat wij in een bad van kwik lagen. The encounter between the frigate and the monster had taken place around eleven o'clock in the evening; I therefore counted on us that we had to swim for eight hours until dawn; this was possible if we relieved each other; the sea, which was fairly calm, did not bother us much because of the waves; sometimes I tried to see through the thick darkness that was broken by nothing but a few times by the light of the sea in front of us; I saw those luminous waves that broke on my body, and which then sparked to some extent; it would have been said that we were in a bath of mercury.

Tegen éen uur 's morgens was ik erg vermoeid; mijne leden verstijfden door hevige krampen; Koenraad moest mij ondersteunen, en nu rustte de zorg voor ons behoud op hem alleen. By one o'clock in the morning I was very tired; mine members stiffened by violent cramps; Koenraad had to support me, and now he was solely responsible for our preservation. Ik hoorde den armen jongen hijgen; zijn ademhaling werd kort en gejaagd. I heard the poor boy pant; his breathing became short and hunted. Ik begreep dat het niet lang meer duren kon. I understood that it could not be long. “Laat mij los, laat mij los!” "Let me go, let me go!"

“Mijnheer los laten? “Let go of Mr?

nooit,” riep hij, “ik hoop nog vóor mijnheer te verdrinken.” never, "he cried," I hope to drown before sir. " Op dat oogenblik kwam de maan tusschen de wolken, welke de wind naar het oosten joeg, te voorschijn. At that moment the moon appeared between the clouds, which led the wind to the east.

De zee schitterde door hare stralen; dit weldadige licht deed onze krachten herleven. The sea shone with its rays; this beneficial light revived our powers. Ik richtte mijn hoofd weer op; ik keek naar alle kanten rond en zag het fregat; het was vijf kilometer van ons af, en vertoonde slechts een somberen, nauw merkbaren klomp. I raised my head again; I looked around in all directions and saw the frigate; it was five miles from us, and showed only a gloomy, closely visible clog. Maar geen enkele sloep! But not a single sloop! Ik wilde roepen; wat zou dit op zulk een afstand helpen! I wanted to call; what would this help at such a distance! Mijne opgezwollen lippen lieten geen enkel geluid door; Koenraad kon eenige woorden stamelen, en ik hoorde hem eenige malen: “help! My swollen lips didn't let any sound through; Koenraad could stammer a few words, and I heard him a few times: “help! help!” roepen. help! ”. Wij hielden ons een oogenblik stil en luisterden. We paused and listened for a moment. Was het misschien het suizen in mijn oor, veroorzaakt door het bloed dat mij naar het hoofd joeg, of hoorde ik inderdaad een kreet, die op Koenraads geroep antwoord gaf? Was it perhaps the ringing in my ear caused by the blood that drove me to the head, or did I indeed hear a shout that answered Koenraad's call? “Hebt gij het gehoord?” stamelde ik. "Have you heard?" I stammered.

“Ja, ja!” en Koenraad riep nogmaals op wanhopigen toon. "Yes, yes!" And Koenraad called again in a desperate tone.

Ditmaal vergisten wij ons niet; eene menschelijke stem gaf ons antwoord; was het de stem van een ongelukkige of eenig ander slachtoffer van den schok, dien het fregat ondervonden had? This time we were not mistaken; a human voice answered us; Was it the voice of an unfortunate or other victim of the shock the frigate had experienced? Of was het wellicht eene sloep van de Abraham Lincoln, die ons in de duisternis zocht? Or was it perhaps a sloop of the Abraham Lincoln who was looking for us in the darkness? Koenraad spande eene laatste poging in; hij richtte zich op mijne schouders op, terwijl ik hem met inspanning mijner laatste krachten ondersteunde, hij hief zich ten halvenlijve uit het water op en viel toen uitgeput weer neer. Koenraad made a final attempt; he stood up on my shoulders, while I supported him with the effort of my last powers, he half-raised himself from the water and then fell down exhausted again.

“Wat hebt gij gezien?” "What have you seen?"

“Ik zag,” stamelde hij, “ik zag ... maar laat ons niet praten ... laten wij al onze krachten bewaren?” "I saw," he stammered, "I saw ... but let's not talk ... let's keep all our powers?"

Wat had hij gezien? What did he see?

Toen kwam, ik weet niet hoe, het monster mij voor de eerste maal in de gedachten.... Maar die stem dan? Then, I don't know how, the monster came to mind for the first time .... But what about that voice? De tijden waren toch voorbij dat een Jonas in den buik van een walvisch zat. The days were over when a Jonas was in the belly of a whale. Koenraad stiet mij altijd voor zich uit; nu en dan lichtte hij het hoofd op, zag voor zich uit en riep, waarop eene andere stem, welke ons hoe langer hoe meer naderde, het antwoord gaf. Koenraad always thought of me; now and then he raised his head, looked ahead, and called, to which another voice, which was approaching us more and more, gave the answer.

Mijne krachten waren uitgeput; mijne vingers waren verstijfd; ik kon niet meer op mijn handen steunen; mijn mond, dien ik zenuwachtig opende, liep vol zeewater; ijskoude overviel mij; eene laatste maal lichtte ik het hoofd nog eens op, en toen zonk ik in de diepte.... My powers were exhausted; my fingers were stiff; I could no longer lean on my hands; my mouth, which I opened nervously, was full of sea water; freezing cold struck me; one last time I raised my head again, and then I sank into the depth .... Op dit oogenblik stiet ik op een hard voorwerp; ik klampte mij er aan vast; toen voelde ik dat men mij optrok en uit het water haalde; ik haalde ruimer adem en viel in zwijm.... At this moment I came across a hard object; I clung to it; then I felt that they pulled me up and pulled me out of the water; I took a wider breath and fell into a swoon ....

Ik kwam spoedig weer tot mijn bewustzijn, omdat men mij duchtig wreef; ik opende de oogen.... I soon regained consciousness because I was so rubbed; I opened the eyes ....

“Koenraad!” fluisterde ik. "Koenraad!" I whispered.

“Heeft mijnheer mij gebeld?” antwoordde Koenraad. "Did Sir call me?"

Op dat oogenblik bemerkte ik bij het licht der reeds ondergaande maan een gelaat, dat niet van Koenraad was, maar hetwelk ik aanstonds herkende. At that moment I noticed a face in the light of the already setting moon that was not of Koenraad, but which I soon recognized.

“Ned!” riep ik uit. "Ned!" I cried.

“Hij zelf, mijnheer, en ik loop mijne premie na,” antwoordde Ned Land. "He himself, sir, and I am checking my premium," Ned Land replied.

“Zijt gij door den schok in zee geworpen?” "Have you been thrown into the sea by the shock?"

“Ja mijnheer de professor, maar gelukkiger dan gij ben ik bijna onmiddellijk op een drijvend eiland neergekomen.” "Yes, sir, the professor, but happier than you, I almost immediately landed on a floating island."

“Een eiland?” "An island?"

“Ja of beter gezegd op uw reusachtigen eenhoorn.” "Yes or rather on your giant unicorn."

“Verklaar u duidelijker Ned.” "Declare you more clearly Ned."

“En nu begreep ik aanstonds waarom mijn harpoen hem niet heeft getroffen, en op zijn huid is afgesprongen.” "And now I soon understood why my harpoon did not hit him and jumped on his skin."

“Waarom dan Ned, waarom?”

“Omdat dit beest, mijnheer de professor, van stalen platen gemaakt is.” "Because this beast, Mr. Professor, is made of steel plates."

Ik moest een oogenblik tot mijne zinnen komen en mijn herinneringsvermogen te hulp roepen, ik moest mijne eigene beweringen nog eens nagaan. I had to come to my senses for a moment and call to mind my capacity for recollection, I had to check my own statements again.

De laatste woorden van Ned hadden een plotselingen omkeer in mijne hersens te weeg gebracht. Ned's last words had caused a sudden reversal in my brain. Ik kroop naar het hoogste gedeelte van het wezen of het voorwerp, dat half in zee was weggezonken en waarop wij eene toevlucht hadden gevonden. I crawled to the highest part of the creature or object, half sunk into the sea and on which we had found refuge. Ik stampte er met den voet op; het was klaarblijkelijk een hard, ondoordringbaar voorwerp en niet die weeke zelfstandigheid waaruit de massa der groote zeedieren is samengesteld. I stamped my foot on it; it was apparently a hard, impenetrable object and not that week of independence from which the mass of great marine animals is composed. Maar dit harde lichaam kon een beenachtig schild zijn, zooals dat van voorwereldlijke dieren, en ik zou het monster misschien kunnen rangschikken onder de kruipende dieren, zooals schildpadden en alligators. But this hard body could be a bone-like shield like that of pre-world animals, and I could perhaps rank the monster among the crawling animals, such as turtles and alligators. Welnu, dit was niet het geval; de zwartachtige rug, waarop wij zaten, was glad, gepolijst, ongerimpeld; als men er op stampte gaf hij een metaalklank van zich, en hoe ongeloofelijk het ook schijnen moge, hij scheen van ijzeren platen gemaakt en met nagels in elkander geklonken te zijn. Well, this was not the case; the blackish back on which we sat was smooth, polished, wrinkled; when one stamped on it he gave a metal sound of himself, and however incredible it may seem, he seemed to be made of iron plates and riveted together.

Er was geen twijfel meer mogelijk; het dier, het monster, het wonderlijke verschijnsel dat de geheele wereld in spanning had gehouden, dat de verbeelding der zeelieden van de beide halfronden had opgewonden en getroffen, was, ik moest het erkennen, een nog veel wonderlijker verschijnsel, namelijk een wonder door menschenhanden gemaakt. No more doubt was possible; the animal, the monster, the wonderful phenomenon that had kept the whole world in suspense, which had excited and affected the imagination of the sailors of the two hemispheres, was, I had to acknowledge, a much more wonderful phenomenon, namely a miracle by human hands made. De ontdekking van het fabelachtige wezen uit de mythologie zou mij niet zoo verbaasd hebben. The discovery of the fabulous creature from mythology would not have surprised me so much. Dat al wat wonder heet uit des Scheppers hand komt is dood eenvoudig, maar dat men plotseling iets onmogelijks voor zijne oogen ziet, dat op geheimzinnige wijze door 's menschen hand tot iets wezenlijks geworden is, dat was om iemand geheel uit het veld te slaan! That everything called miracle comes from the Creator's hand is dead simple, but that suddenly something impossible is seen before his eyes, which has become mysteriously made by man's hand into something essential, that was to completely knock someone out ! Wij behoefden evenwel niet te aarzelen, wij bevonden ons boven op een soort van onderzeesch vaartuig dat voor zoover als ik er over kan oordeelen, den vorm had van een metalen visch. However, we did not have to hesitate, we were on top of a kind of submarine vessel that, as far as I can judge it, had the shape of a metal fish.

Ned Land had er zijn meening reeds over gevormd; Koenraad en ik konden er zoo spoedig niet toe komen. Ned Land had already formed its opinion about it; Koenraad and I could not get there so soon. “Maar dan bevat dit toestel,” zeide ik, “een werktuig om het in beweging te brengen en eene equipage om er mede om te gaan?” "But then this device contains," I said, "a tool to set it in motion and an equipment to handle it?"

“Natuurlijk,” antwoordde de harpoenier, “en toch heeft dit drijvend eiland gedurende de drie uur dat ik er op zit, nog geen teeken van leven gegeven.” "Of course," replied the harpooner, "and yet this floating island has not given a sign of life during the three hours that I have been on it."

“Heeft het schip zich dan niet bewogen?” "Didn't the ship move?"

“Neen mijnheer Aronnax; het laat zich door de golven voortwiegelen, maar het beweegt zich niet.” “No, Mr Aronnax; it makes the waves wobble, but it doesn't move.

“Wij weten toch zonder er aan te mogen twijfelen, dat het met groote snelheid vooruit kan komen; en daar er eene machine noodig is om die snelheid voort te brengen, en een machinist om de machine te besturen, zoo houd ik het er voor, dat wij gered zijn.” “We know without doubting that it can get ahead at great speed; and since a machine is needed to produce that speed, and a machine operator to control the machine, I hold that we are saved.

“Hm!” zeide Ned, zonder zich verder uit te laten. "Hm!" Said Ned, without saying anything.

Op dat oogenblik, als om mijne bewijsvoering te bevestigen, begon het water aan de achterste punt van dit zonderlinge werktuig heftig op te borrelen, zoodat de beweging zeker door eene schroef moest worden voortgebracht. At that moment, as if to confirm my argument, the water at the rear end of this strange tool began to bubble up vigorously, so that the motion must surely be produced by a screw.

Het schip stoof vooruit, wij hadden slechts den tijd om ons aan de bovenzijde, welke ongeveer tachtig centimeter uit het water stak, vast te klampen. The ship rushed ahead, we only had time to cling to the top, which protruded about 80 centimeters from the water. Gelukkig was de snelheid niet zoo buitengewoon groot. Fortunately the speed was not that fast. “Zoolang het ding horizontaal doorvaart,” mompelde Ned Land, “heb ik niets te zeggen; maar als het de aardigheid heeft om eens te duiken, dan geef ik geen twee dollars voor mijn huid.” "As long as the thing passes horizontally," Ned Land muttered, "I have nothing to say; but if it's nice to dive, I don't give two dollars for my skin. "

Ned had er nog wel minder voor kunnen geven; het werd dus noodzakelijk om ons in gemeenschap te stellen met de wezens, van welke soort ook, die in dit ding zaten opgesloten; ik zocht aan de oppervlakte eene opening, of een luik, maar de rijen bouten, welke vast aan de randen der platen waren ingeklonken, waren allen hetzelfde. Ned could have cared less for it; it thus became necessary to put ourselves in communion with the beings, of whatever kind, who were locked up in this thing; I was looking for an opening on the surface, or a hatch, but the rows of bolts that were fixed to the edges of the plates were all the same.

Bovendien verdween de maan, en liet ons in volslagen duisternis. Moreover, the moon disappeared and left us in complete darkness. Wij moesten den dag afwachten om op middelen te peinzen, hoe wij binnen in dit onderzeesche schip zouden doordringen. We had to wait for the day to ponder on how we would penetrate into this submarine ship. Derhalve hing ons behoud alleen af van een gril der geheimzinnige stuurlieden, die dit vaartuig bestuurden, en als het dook waren wij verloren. Therefore, our salvation depended only on a whim of the mysterious mates who controlled this vessel, and if it did, we were lost. Behalve in dit geval twijfelde ik er geen oogenblik aan of wij konden ons met hen wel in gemeenschap stellen; en inderdaad, als zij zelven geen lucht vervaardigden, moesten zij van tijd tot tijd wel op de oppervlakte komen om hun voorraad versche lucht te vernieuwen; er moest dus eene opening zijn, welke het binnenste van het vaartuig met de buitenlucht in gemeenschap stelde. Except in this case, I did not doubt for a moment whether we could communicate with them; and indeed, if they themselves did not produce air, they would have to come up from time to time to renew their supply of fresh air; there must therefore be an opening which communicates the interior of the vessel with the outside air. Wij moesten de hoop geheel opgeven om door kapitein Farragut gered te worden: wij werden naar het westen medegesleept, en ik berekende, dat onze snelheid zoo wat twaalf kilometer in het uur bedroeg. We had to give up all hope to be rescued by Captain Farragut: we were dragged to the west, and I calculated that our speed was about twelve kilometers per hour.

De schroef bewoog zich met wiskunstige regelmatigheid in het water, en deed enkele malen als zij boven kwam het lichtende zeewater met groote kracht opspuiten. The propeller moved into the water with mathematical regularity, and several times as she came up she sprayed the shining seawater with great force. Tegen vier uur in den morgen nam de snelheid toe, en het was moeielijk om ons bij die snelle vaart vast te houden, vooral als de golven onze lichamen zweepten. Toward four o'clock in the morning the speed increased, and it was difficult to hold onto that fast speed, especially when the waves whipped our bodies.

Gelukkig ontmoette Ned’s hand een grooten ankerring, die aan het bovenvlak was vastgemaakt, en waaraan wij ons stevig vastklampten. Fortunately, Ned's hand met a large anchor ring, which was attached to the upper surface, and to which we clung firmly. Eindelijk ging de lange nacht voorbij. Finally the long night passed. Mijne herinnering roept mij alle indrukken niet meer voor den geest, maar éene bijzonderheid valt mij nog in. My memory no longer reminds me of all impressions, but one peculiarity still occurs to me. Als zee en wind eens voor een oogenblik zwegen, meende ik verscheidene malen, een vaag geluid, een soort van vluchtige harmonie, van verwijderde akkoorden te hooren. When the sea and wind were silent for a moment, I thought several times, a vague sound, a kind of fleeting harmony, of distant chords. Wat was dan toch het geheim van die onderzeesche vaart, naar welker verklaring de geheele wereld te vergeefs zocht! Welke wezens leefden er in dit zonderlinge vaartuig? Which beings lived in this strange ship? Welk werktuig zou het met zulk eene verbazende snelheid in beweging brengen? What tool would move it at such an amazing speed? De dag brak aan. The day arrived.

Morgennevels omhulden ons, doch begonnen weldra te scheuren. Morning mist enveloped us, but soon began to tear. Ik wilde beginnen om het bovenvlak, dat eene soort van horizontaal plat vormde, nauwkeurig te onderzoeken, toen ik het vaartuig langzamerhand voelde wegzinken. I wanted to begin by carefully examining the upper surface, which formed a kind of horizontal flat, when I gradually felt the vessel sink. “Duizend duivels,” riep Ned Land, terwijl hij met zijn voet op het dof klinkende metaal stampte, “opent dan, ongastvrije schippers!” "A thousand devils," Ned Land shouted, stamping his foot on the dull sounding metal, "then opens, inhospitable skippers!"

Maar het was moeielijk om zich bij het verdoovende geraas van de schroef te doen verstaan; gelukkig zonk het vaartuig niet dieper. But it was difficult to get to know the deafening roar of the screw; fortunately the vessel did not sink deeper.

Plotseling hoorde ik een gekraak van sterk knarsende sloten binnen in het vaartuig; eene plaat werd opgelicht, een man verscheen, gaf een zonderlingen kreet en verdween oogenblikkelijk. Suddenly I heard a crack of strong creaking ditches inside the vessel; a record was lifted, a man appeared, gave a strange cry and disappeared instantly. Eenige oogenblikken later verschenen er acht sterke klanten met bedekt gelaat, en sleepten ons in hunne vervaarlijke machine naar beneden. A few moments later, eight strong customers with covered faces appeared and dragged us down in their dangerous machine.